N». 12255 Zaterdag 3 I^et>ru.ari. A°. 1900 Seze gourant wordt dagelijks, met uitzondering van (Zonen feestdagen, uitgegeven. Derde Blad. Gemeentelijke hoofdelijke omslagen. Feuilleton. LEIDSCH DAG-ELAD. PRIJS DEZER CUTJRAST» Pooi Leltton per 8. maanden: ti( tisliitf 1.10. franco per postmr, 1.4 Afzonderlijke Nommerp 0.05 PRIJ.r "DVERTENTTËÏTt Van 1—rogels f 1.05. ledora regol meer f 0.17J. Grootere letters naar plaatsruimte Voor hot incasseeren buiten do 6tad wordt f 0.06 berekend. JL L Zooals w(j reeds meldden, is bö deStaten- Generaal een Regeringsvoorstel ingediend tot wijziging der artikelen 240c en 243 der Gemeentewet. Waar wij naar aanleiding van dat ontwerp eenige beschouwingen willen geven, herinne ren wü er vooraf aan, dat do genoemde wetsbepalingen nog maar sinds 1897 in l^aar tegenwoordige gedaante bestaan, en laten, tot recht verstand, den vroegeren en den tegen- woordigen tekst hier volgen. Art. 240 oud. Tot dekking der plaatselijke uitgaven kunnen de gemeentebesturen: 1. enz. 2. do volgende belastingen hoffen: opcenten enz. hoofdelijke omslagen of andere plaatselijke directe belastingen. Art. 240 nieuw. Tot dekking der plaatselijke uitgaven kunnen de gemeentebesturen de volgende belastingen heffen a. eni. c. een hoofdeljjken omslag naar het inkomen of naar de vertering, hetzij volgons schatting of Massificatie in eens, hetzij berekend naar grond slagen ontleend aan den uiterlijken staat. Art. 243 oud. Hoofdelijke omslagen en andere plaatselijke directe belastingen worden geheven naar grond slagen, die voor een redelijken maatstaf van het inkomen der belastingschuldigen te houden zijn. Enz. Art. 243 nieuw. Bij het heffen van een hoofdelijken omslag naar het inkomen mogen geen inkomsten buiten be rekening worden gelaten of Lager dan haar wer kelijk zuiver bedrag worden berekend of geschat, behoudens bij wisselvallige inkomstenberekening van een gemiddelde over twee of meer jaren, en wordt voorts aangenomen, dat de belastingschul dige zijn gewone vertering uit zijn inkomen be strijdt. Het bedrag der aanslagen in elke belasting als onder c van art. 240 bedoeld moet percentsgewijze gelijkelijk worden berekend over het totaal van het- inkomon of de vertering of, bij indeeling in klassen, over het aanvangscyfer of het midden- cijfer der klasse, een en ander na aftrek van een bij de belastingverordening to bepalen, voor alle aanslagen op gelijken voet berekend, bedrag voor noodzakelijk levensonderhoud. De oorzaak dor wetswijziging van 1897 was gelegen in de omstandigheid, dat van het recht om hoofdelijke omslagen te heffen, en daarbij het inkomen tot grondslag te nemen, een ruimer gebruik werd gemaakt dan men meende, dat met de bedoeling der wet strookte. Men had bij het ontwerpen der Gemeentewet het oog gevestigd op een aan slag volgens bepaalde kenteekenen van maat- schappelijken welstand, die een redelijken maatstaf van het inkomen opleverden; doch aangezien dit tamelijk ondoenlijk bleek, trad er voor in de plaats een classificatie naar eigen aangifte of volgens taxatie en ging men hier en daar een stap verder, door niet streng aan het inkomen als maatstaf van heffing vast te houden. Het beginsel van evenredigheid werd losgelaten, het progressieve stelsel daar voor in de plaats gesteld, met andere woordeD, gelegenheden werden gevonden om de meer- gegoeden betrekkelijk meer te laten betalen dan de minder gegoeden. In 1897 werd dus beslist of, en zoo ja in hoeverre, het proportioneele of evenredige beginsel mocht worden losgelaten en, hetzij door onderscheid te maken tusschen de bronnen van inkomst, hetzij door progressieve heffing, hetzij door vrijstelling van eenig bedrag van elk inkomen, gelegenheid mag worden gegeven om de verschillende klassen en lagen der bevolking in verschillende mate te treffen. De uitslag was, dat Regeering en Kamers de onderscheidend middelen om de zuivere inkomsten aan een andere dan voor alle bronnen van inkomsten gelijke en evenredig werkende heffing te onderwerpen, als onbillijk beschouwde, behoudens éón uitzondering. De belastingheffing mag eerst aanvangen waar aan de eischen van levensonderhoud is voldaan. Een voor alle aanslagen gelijke aftrek voor levensonderhoud mocht de eenige oorzaak van onevenredigheid wezen. Het was er echter ver van verwijderd, dat de nieuwe redactie van art. 243 zonder strijd tot stand kwam. Er werden integendeel ver schillende pogingen aangewend om meer progressie, of, beter gezegd, om wezenlijke progressie bij de heffing der gemeentelijke belasting toe te laten. Inderdaad kan het geen progressie genoemd worden, wanneer een som voor noodzakelijk levensonderhoud van alle inkomens wordt afgetrokken en van het overblijvende een evenredig en voor allen even hoog percentage wordt vastgesteld. Wanneer men de geschiedenis der belasting- heffing raadpleegt, dan blijkt het, dat die aftrek voor noodzakelijk levensonderhoud meer in het belang van den fiscus dan van de bevolking geschiedt, Zoo begint ook de be drijfsbelasting eerst bij een zeker inkomen te werken, inderdaad omdat de moeiten en kosten, die met de inning der belasting van lagere inkomens noodwendig gepaard gaan, te groot zfin in evenredigheid van de werkelijke op brengst. Een progressieve of opklimmende belasting heffing is in werkelijkheid dan aanwezig, wanneer het grootere inkomen niet alleen naar evenredigheid, maar ook betrekkelijk meer betaalt dan het lagere. Is A aangeslagen naar een inkomen van f 1000, B naar een van f 5000, en betalen beiden 1 dan is er geen progressie. A be taalt ƒ10, B betaalt f 50. Naar evenredigheid betalen beiden evenveel. Neen, wordt hiertegen aangevoerd, in wer kelijkheid betaalt B minder dan A, want, van een inkomen van f 5000 kan gemakkelijker f 50 betaald wordeD, dan f 10 van een inkomen van f 1000. Feitelijk is er onevenredigheid en, om die onevenredigheid weg te nemen, daartoo dient de progressieve heffing. Laat nu B b. v. l!/i%» dU8 f76 betalen, en in werkelijkheid zal by nu nog maar evenveel te dragen heDoou als A, ofschoon htJ betrekkelijk meer betaalt dan deze. Oogen8chijnlijk is er voor deze redeneering niet alleen veel, maar zelfs alles te zeggen, en toch kost het zeer weinig moeite om duidelijk aan te tooneD, dat, wil men de progressie als beginsel aannemen, daarmede zeer voorzichtig moet worden omgegaan. De behoeften van een persoon toch worden bepaald door een aantal omstandigheden, die ten deele van zijn wil geheel onafhankelijk zijn. Die behoeften worden beheerscht door geboorte en opvoeding, door stand en fortuin, door maatschappelijke positie en ontwikkeling. Cremengd Nieuws. In de Croeselaan te Utrecht werd gisteren een jonge man, doordat hfi zich boos maakte, door een beroerte getroffen. Bijna onmiddellijk daarna overleed de ongelukkige. Te Strombeek, bij Laeken, rede- twistten twee kroegbezoekers Woensdag-avond over een kleine zaak en óón hunner, een klompenmaker, wond zich daarbij zóó op, dat hy den ander met een sikkel een diepe wonde toebracht, volgens sommigen zelfs den linker arm afsneed. Omtrent een avontuur, drie Duit- Bchen dames aan de Nederlandsche grenzen overkomen, meldt de ,Köloische Volkszei- tung" het volgende: Drie dames uit Keulen wilden haar kinderen bezoeken in een pensionaat ia de nabijheid van Echt, en namen voor die reis ieder een fiesch wijn mee en enkele broodjes met vleesch. Daar zfi niet tot het eindo met den spoortrein kondon reizen, namen zy voor nog ongeveer vier uren, die zy moesten afleggen, een wagen. In den wagen zittend, wilden zij het ontbjjt' gebruiken; maar pas sprong de eerste kurk vau de fiesch, of daar maakte een Nederlandsche commies het portier open en riep „aangeven 1" Tegeiykertyd daagden in de nabijheid twee andere en later nog twee beambten op, zoodat zy vyf man sterk waren. De dames verklaarden, niets by zich te hebben, waarvoor zy belastingschuldig waren mocht evenwel iets van dien aard voorhanden zyn, dan waren zy geneigd de belasting te betalen. Ondertusschen nam men haar de rei8tasscben af, zocht onder de boterhammen en verklaarde ten slotte een der dames voor gearresteerd. In dien tyd was men bet pensionaat ge naderd, waar de dames door de overste haar identiteit wilden doen vaststellen. Doch niets hielp, ternauwernood kondon zy baar kinde ren grotten, terwyi de beambten buiten op wacht stonden. Tweo dames werden trots alle tegenstrib belen naar Echt gebracht onder geleide van vyf beambten; een dezer bad zich zelfs in het rytuig gezet, opdat de dames niet ont vluchten zouden. In Echt vermoeid en hongerig aangekomen men had den dames zelfs niet toegestaan iets van de medegebrachte boterhammen te gebruiken moesten zy oeu long.iurig verhoor ondergaan. Daarin ver klaarden zy nogmaals, dat ieder van haar een fiesch wfln voor eigen gebruik had medege bracht en dat zy geen vermoeden hadden gehad, dat deze moest worden aangegeven. En om -de kroon op het werk te zetten, werden de bei je paarden en het rytuig in beslag genomen, met de bemerking aan <-en eigenaar, dat deze zaken verkocht werden, indien by den volgenoen dag geen 1000 Mark borgtocht stelde. Eindeiyk werden de dames vrijgelaten en stonden nu in bet donker in een haar volkomen onbekende streek. Ten slotte bracht men haar naar het station. Van daar reisden zy over Sittard, Herzogen- ratb, Aken naar huis, waar zy tegen midder nacht halfdood van opgewondenheid en afmat ting aankwamen. Wy kunnen er niet voor instaan, dat alles zoo in zyn werk is gegaan ais is meegedeeld, maar laten de verantwoordelykheid voor het verhaal aan de „Köloische Volkszeitung", die zegt, dat aan het departement van Buiten- lanosche Zaken van het geval reeds mede- deeling is gedaan. Donderdag is ten gevolge van het schrikken van het paard een rytuig met drie jongelieden in het kanaal van Willeoroek (Brussel) te water geraakt. Het drietal, de koetsier en het paard zyn verdronken. De „Anti-alcoholbond" te Brus sel zal eerstdaags ter viering van zyn zeven den jaardag een optocht en andere feesten houden. De oud-minister Le Jeune en anderen zullen redevoeringen houden en er zal ook een leerzaam stuk worden vertoond. Te Debreczin is een cadet, J o- seph Zadadoscb, die een moord had gepleegd, uit zucht naar geld, door den krijgsraad ver oordeeld tot twiotig jaren gevangenisstraf. Ten einde die te ondergaan, is hy naar Peterwarain overgebracht. Te Clamart (Frankrijk) is de heer Hunèbelle overleden, die daar meer dan veertig jaren burgemeester was geweest. Hy laat der gemeente 400,000 franken na voor een hospitaal, 150,000 franken aan het bureau van onderstand, 30,000 franken aan de Kerk, enz. In het geheel heeft hy zoo byna een millioen franken besproken. Te Londen is deze week wederom een bokser overleden ten gevolge van oen slag, dien hy by een pryskamp in de National Sportiog Club ontving. Hy heette Michael Riley en was bokser vsq beroep; zyn tegen stander, Matthew Recions, eveneens bokser van beroep, en het bestuur van genoemde Club zullen zich wegens het gebeurde voor den rechter te verantwoorden hebben. Te Singen in Baden is eergisteren een muur ingestort van een in aantouw zynd huls. Acht arbeiders werden onder de puinhoopen bedolven. Vyf er van werden gedood, drie zwaar gewond. Het proces tegen den beruchten rooverhoofdman Athanas of Anasias heeft een onverwachte wending genomen. Men zal zich wellicht berinneren, dat deze man in 1891 een geheel reisgezelschap in den Oriënt- impress by Tsjerkeskol heeft overvallen en in de wouden van Kirkkelisse heeft gesleept. Twe9 jaar geleden werd een persoon gevangen genomen, dien men voor den rooverhoofdman hield, en te Sofia in voorarrest gestela. Thans is deze uit dat arrest ontslagen, omdat meo hem Diet overtuigend kon bewyzen, dat by ae rooverhoof man was, dien men zocht. Men heeft hem echter 15,000 fr. borgstelling laten beloven, die verzekerd zyn door zyn onroerend goed. De man die echter door het publiek voor den rooverhoofdman gehouJen wordt is thans naar zyn dorp teruggekeerd om daar verder aan schapenteelt to doen. Over heel Spanje woeden hevige sneeuwstormen. Vele schepen zyn op de kusten vergaan. Een zekere luitenant Döring, van de Pruisische infanterie, die verleden jaar omstreeks Pinksteren een student in een duel heeft doodgestoken en deswege tot een vesting straf van 2'/2 jaar werd veroordeeld, is thans, nadat zes maanden van zyn strcfeyd zyn verloopen, door den Duitschen keizer be genadigd en overgeplaatst by een ander regiment. Uit Macedonië komen weder verontrustende berichten. Akaneezen zouden in Prisrend een formeele jacht op Serviërs hebben gehouden. Moordend en plunderend zyn zy door de stad en omstreken getrokken; verscheiden Serviërs, oen Turk, die verdacht werd van geheim Servisch agent te zyn, en een zoon van den prefect van politie werden ge jood. De prefect zelf, die de Serviërs wilde beschermen, werd zwaar gewond. Lisso. Het aantal ingeschrevenen voor do Nationale Militie, lichting 1901, bedraagt in deze gemeente 40. Ier-Aar. Het getal ingeschrevenen voor de nationale mililie lichting 1901 bedraagt voor deze gemeente 23, waarvan door 8 redenen van vrystelliog wogens broederdienst is opgegeven, terwijl 2 vrystelling hebben door te zyn eenige wettige zoon. Tot postbode te Langeraar is benoemd A. Blyieven, woonachtig te Bodegraven. Dat deze po3t veel vacant is, blykt uit ae benoe ming voor de vyfde maal binnen een tyavak van 4 jaren. Gedurende de maand Januari zyn er aan het Rykstelephoonkantoor alhier behanaeld 70 telegrammen, namelijk ontvangen 47 en ver zonden 23. Zoeterwoudo. De heer A. Van Tilburg, aan wien onlangs de betrekking van directeur der brandweer in deze gemeente word aan geboden, heeft deze aanvaard, onder voor waarde, dat hy ook zyn tegenwooroige functie van brandmeester van spuit No. I mag blyven waarnemen. De uitkomsten der meting en schatting van gebouwde eu ongebouwde eigenJommen in deze gemeente gelegen liggen gedurtnd* 30 dagen, dat is tot en met 2 Maart a. s., voor een ieder ter gemeente-secretarie ter inzage. Droeye dagen. 33) Ook de anders nooit ontmoedigde burgeres Rialmont was ten einde raad. Toen zy Madeleine te bed had gelegd en burger Trucbon haar naar den stand der zaken vroeg, antwoordde zij.Allee is verlorenI" Madeleine was weer tot zickzelve gekomen; maar het scheen, of haar verstand beneveld wae. Do geroepen arte had den toestand der zieke voor uiterst bedenkelijk verklaard. Het stond to vreezen, dat de overspanning een blijvende storing in haar geestvermogens ten gevolge zou hebben, tenzy baar een groots vreugde bereid, een wensch haars harten vervuld werd. „Hoe ter wereld dit te verkrijgen?" had burgerea Rialmont wanhopig uitgeroepen. Jacques Beauchëne dacht aan den dag, waarop hy zyn heer in do gevangenis go* sproken had. „Wilt ga myn kind beschermen?" had deze hem gevraagd, en Jacques had geant woord: „Zoo goed ik kan." „Nu, goed," zei Jacques tot zichzelf, „gy zyt een schurk, een ellendige kerel, als gy niet tot haar bescherming doet, wat ge kunt." üren lang bad Jacques reeds op die wyzo met zichzelf overlegd, toen hy burgeres Rialmont, die even uit de ziekekamer kwam, riep. „Burgeres," vroeg by, en zü'n stem klonk minder ruw dan gewooniyk, „wilt gy van nacht by Madeleine blyven?" „Zeker. Wie zou het ook anders?" „Wilt gy bier blyven, totmynheer terugkomt „Tot mynheer terugkomt? Wien meent ge, burger Beauchëne?" „Ik meen, tot burggraaf Etienne terug komt." „GÜ weet niets, burgeres I Ik weet alleen, dat de dokter geiyk heeft: Madeleine moet een groots vreugde bereid worden. Of dit mogeiyk zal zyn, weet ik niet. Maar ik zal alles beproeven. Wilt ge my beloven, bur geres, tot morgenochtend acht uron hier te wachten? Dan kom ik zelf, of indien dat niet meer mogeiyk is zend ik een ander, meer welkom dan ik. Wilt ge het my be loven, burgeres Rialmont?" „Maar, Jacques, wat scheelt u toch? Wat zyt ge vau plan? Gy ziet er zoo ontzettend bleek uit." „Wilt ge bet my beloven niet van Made leine weg te gaan, vdór ik ofoen ander komt?" „Nu, als daar zooveel aan gelegen is, wil ik dat wel beloven. Wat wilt ge dan toch, Jacques?" „Het is goed, burgeres; gy zult zeker aan my denken." Hierop verliet Jacques het huis van den Blotenmaker, zonder omtrent zyn voornemen eenige nadere opheldering te geven. XIX. Burger Jacques Beauchëne droeg thans natuuriyk zyn dierenvel niet meer, maar kleedde zicb, evenals het grootste deel van het Paryeche volk, met een kiel. Men wierp dit gomakkelyke kleedingstuk over het hoofd, schoot door de armsgaten en knoopte het aan den bals diebt; dat was alles. De kiel bedekte het grootste deel van het licbaam en diende tevens om wapens, drankflesschen en aüdere dingen, die liefst verborgen moesten blyven, aan de blikken der nieuwsgierigen te onttrekken. Toen Jacques het buis van den sloten maker verliet, nam hy niet zyn gewonen weg naar „De roode Haas", maar naar do Conciergerie. Zoo kwam by voorby een drankwinkel en koebt daar een fleschje „eeuwig vuur", een toenmaals zeer geliefde, sterk bedwelmende dranksoort. Toen hy nu by de Conciergerie kwam, liep hy halverwege om het gebouw en kwam zoo by een lange, overdekte gang, die by wist, dat op de gevangeniszaal uitliep, en waar door de gevangenen gevoerd werden, die naar het schavot moesten. De gang was donker en liep een weinig krom; aan den anders vryen ingang stond een schildwacht. Het was by'na middernacht, toen Jacques hier aankwam. Ofschoon by den gebeelen dag niets bad gedronken, begon by tocb, toen hy den post naderde, onzeker te loopen. Daar hy nogal veel dronken was, speelde by zyn rol zeer goed, toon hy, als in dronkenschap, tegen den soldaat aanrolde en terstond daarop neerviel. ,0, ol" riep hy, zich verontschuldigende. „Leve de Republiek, burger 1" De soldaat zag hem aan. „Wie zyt gy? Wat wilt gy hier?" vroeg hy. „Niets. Laat my bier maar liggen, burger." De soldaat glimlacbte. Jacques baalde zyn fleschje te voorschyn en nam een flkschen slok. Toen gaf hy de fiesch aan den scbild- wacht, die ook dronk. Deze vermoedde niets kwaads, toen hy, do fiesch willende terug geven, bemerkte, dat Jacques ingeslapen was. Hy kon haar alzoo niet meer kwyt worden en beschouwde dit als een buitenkansje. Hy dronk en dronk nogmaals. Toen bet tegen den morgen liep, sliep de soldaat half en half en wachtte met ongeduld op zyn aflos sing. Op dit oogenblik bad Jacques geloerd. Langzaam kroop hy den soldaat voorby en kwam zoo stap voor stap vorder in de gang. Toon de soldaat in do schemering nog eenmaal slaapdronken de oogen opende, zag hy den persoon, die naast hem geslapen bad, niet meer. Hy bekommerde er zich niet om en troostte zich met de gedachte, dat de man zeker weer vertrokken was. Jacques Beauchëne stond thans in de gang. Ongeduldig verbeidde hy het opkomen der zon, ofschoon hy by zichzelf dacht: „Dit is de laatste maal". Eindeiyk hoorde hy, dat het ln de gevangenis levendig werd. Er weerklonken commando's; de gevangenon, die heden aan de beurt waren, werden afgeroepen. De wacbt aan den ingang werd afgelost. Jacques wist, dat er nu niemand stond, die hem niet kende. Eindeiyk hoorde by het ratelen van de kar. Nu brak het oogenblik aaD, nul Jacques trok zyn kiel uit, ging in een nis van den muur staan, zoodat men bem niet kon zien, en wachtte. Daar werden de deuren der gevangenis geopend en by hoorde namon aflezen. „Jean Baptisto Da Monil" hoordo hy roe- peD, cn deze antwoordde: „Hier ben ik. Eiodeiyk ie het myn beurt 1" „Daar aan het oind van de gang staat de kar." Terstond daarop gingen er zes soldaten voorbyDe Mënii volgde in zyn guillotine; toitet: bet lange, roode hemd. „Jéröme Goursoult," klonk het weder. „Marie Denervant." „Bartbolomée Arnaud." „Clément d'Anbique." De geroepenen antwoordden terstond on trokken hem dan voorby. Allen droegen het roode hemd. Eindeiyk hoorde hy: „Etienne Do Lett- ronsac." Jacques sidderde hevig. „Nu, Jacques, toon js een man; houd jo beloitel" {Wordt vervolgd.)

Historische Kranten, Erfgoed Leiden en Omstreken

Leidsch Dagblad | 1900 | | pagina 9