N°. 12255 Zaterdag 3 Februari, A0. 1900 feourant wordt dagelijks, met uitzondering van (Zen- en feestdagen, uitgegeven Tweede Blad. PERSOVERZICHT. Feuilleton. •PRIJS DEZBH CPtTRATCTe Voor Ldtlen per 3 maanden. s <t i 1.10. Franco per posti> 1.40. Afzondoriyke Nommera 0.05. PRIJS DEE ADVEETEKTTËIft Van 1—0 regels f 1.06. Iedere regel mo9i f 0.17J. Grooterq lettere naar plaatsruimte Voor hot incasseoren buiteD de stad wordt f 0.05 berekend. De Standaard laat zich in een driestar, ge titeld ,Onze middenstand", aldus uit: Niot ten onrechte vestigde de Nieuwe Pro vinciale Groninger Courant er de aandacht op, dat juist onze kleine middenstand door de voorgestelde w^iging van Art. 243 der Gemeentewet weer het gelag zal botaleD. Laat men de kleinste inkomens vrij, en stuit men de progressie reeds bi) een inko men van even twee duizend gulden, dan ligt het accres uitsluitend tusschen die twee in; en juist tusschen het vrijgestelde inkomen en hit inkomen van een twee duizend guldon vindt go de gewone inkomens van den gezeten werkman en van den kleinen burger, de predi kanten, de onderwijzers, officieren en ambte naren van lageren rang. Dat er geen gemeentelijke roof aan de hoogere inkomens, bijwijze van eindelooze progressie, mag plaats hebben, spreekt van zelf. Daarom moet aan de progressie paal en perk worden gesteld. Maar omgekeerd vergete men niet, dat waar progressie wel is toegelaten tot op inko mens van een twee duizend gulden, doch boogerop niet, van die middelmatige inkomens ook dan vergelijkenderwijs het meest gevergd wordt, terwijl juist bij deze middelmatige inkomens do huisvader vaak eiken gulden heoft af te passen, om rond te komen, en elke gulden moer aan belasting, af moet van andere hoog noodige uitgaven. In het voorbeeld, door den Minister gege ven, is de progressie gestuit bij een belast baar inkomen van f 250Q. Daarvan moet dan ƒ117 betaald worden, terwijl iemand, die 9600 belastbaar inkomen heeft, evenzoo naar 6 percent gerekend, met 543 vrijkomt. Staat dit nu gelijk? Is hier met de draag kracht gerekend? Iemand, die met 2500 rond moet komen, ƒ117; iemand, die'sjaars ƒ10,000 to verteren heeft, 543? En al is deze ongelijkheid nooit geheel te voorkomen, zou dan niet, door de stuiting der progressie eerst bij inkomens van 5000 te laten introden, een verplaatsing van lasten verkregen worden, die do billijkheid voor zich had? In het ministeriöele voorbeeld is het thans, by ƒ1000 inkomen, 3.35 pCt. van het be lastbare, by ƒ2000 klimt het tot 4.16 pCt., by ƒ3000 tot 4.74 pCt., by 5000 tot 5.28 pCt., by ƒ10,000 tot 5.66 pCt. Alzoo, van ƒ1000 op ƒ3000 klimt hot van 8.35 pCt. tot 4.74 1.39, van ƒ3000 op 10,000 slechts van 4.74 tot 5.66 0.92 pCt. Hoe men hot wende of keere, hier blijft een onbillijkheid schuilen; en het is beden- keiyk, juist op den kleinen middenstand deze onbillijkheid het zwaarst te doen drukken. De Delvenaar had een artikel over de Roeping der Overheid. De Ongevallenwet geeft aan in welke rich ting de Regeering denkt voort te gaan, een richting, die de onze ni9t ia. Der liberaliaten tooverwoord, zoo zegt het blad: „Der liberaliaten tooverwoord was langen tyd de leuze „volk86ouvereiniteit". Het volk zolf, de souvereio. Geen natie van onderdanen en knechteD, een vry volk, dat zichzelf bestuurt. Desnoods een koning er by; om koning tezijn, niet om te regeeren; een ornament, hoogstens het \lhgwiel; het hoofd en hart van de natie." Dan zet het blad de socialistische ide9 aldus uiteen „Zy ziet niet het volk als de optelsom van alle individuen aan; maar de maatschappy, de menscheD, geiyk ze door hun aanleg, hun behoeften zich organiseeren. Ideaal is, dat het gansche volk op maat- schappeiyke wyze georganiseerd zij en dan moet die Maatschappy-Staat zichzelf weer regeeren. Daaruit vloeit dan onmiddeliyk voort, dat die overheid ook voor alles te zorgen en alles onder haar vleugelen te nemen heeft. Heeft eenmaal die Overheid-Maatschappy de band aan eenigen arbeid geslagen, dan moet elk ander zich terugtrekken. Waar de overheid aan het werk gaat, moet alle concurrentie zyn uitgesloten, geiyk weer duideiyk bleek by de Ongevallenwet." Deze idee, zoo herinnert De Delvenaaris niet bepaald nieuw; men vindt hetzelfde stelsel in het oude Griekenland terug; en na dit aangetoond te hebben, teekent het blad als volgt dor anti-revolutionairen stand punt: „Souvereioiteit in eigen kring met die teekenende woorden gaf onze leider jaren geleden éón onzer beginselen aan. Onder Gods leiding komon in de maatschappy allerlei kringen tot ontwikkeling. De kriDg van bet huisgezin in de eerste plaats; de Kerk daar by; de wetenschap; de kunst; het onderwijs; en tallooze kringen meer. En nu is do overheid om der zonden wille van God ingesteld. Zonder zonde, dan leefden die kringen naast en met elkander zonder strijd. Maar met do zonde is stryd en vyandschap in de wereld gekomen. Die kringen in de maatschappy trachten elkanders terroin te veroveren; elkaar te ver dringen. En daartoe is nu de overheid van Gods wege geroepen om recht en gerechtigheid tusschen die kringen te bandhaven. Niet om aan het huisgezin voor te schrijven hoe het leven er zich ontwikkelen zal. Wèl om toe te zien,dat het eenehuisgezin het recht van het andere huisgezin niet zou krenken. Niet om aan de verschillende standen oen wet voor te schryven, waarnaar zy hebben te levenw 1 om te verhinderen, dat de eene stand zich ten koste van den anderen verryke of den anderen van zyn vryheid beroove. De overheid heefc geen zeggenschap iu de kringen; w 1 gezag over de betrekking der verschillende kringen onderling." De Hollatider had het over eon met het bovenstaande verwant onderwerp, en wUst er op, dat van allerlei zijden klacht opgaat over de toeneming der Overheids bemoeiing. Door de Leerplichtwet wordt nu zelfs de souvereiniteit van het huisgezin aangetast. Doch het blad meent, dat allen, die klagen, geen recht tot klagen hebben, en doelt daarmee op de „Christelyk-Historischen" en op de Vry-antirevolutionairen. Het blad zegt: „Het is toch zoo klaar als do dag, dat, zoo by de stembus van 1897 alle christelijke partyen schouder aan schouder gestaan hadden, het liberalisme stellig in de minderheid zou zyn geweest. Zeker, we hadden dan hoogst- waarschyniyk een Ministerie vorkregen, waarin wellicht óók een calvinist en oen rcomsch- katholiek zitting zouden hebben gehad. Maar het land zou gevrywaard zyn geweest voor een Ongevallenwet als nu door de Tweede Kamer is aangenomen en voor een Leerplichtwet als straks zal worden bekrachtigd. En daar tegenover had men verkregen meer vryheid van beweging voor de scholen met den Bijbel. Niemand, die dat zal kunnen tegenspreken, daar toch de a.-r. party en voor de over- groote meerderheid ook de r.-k. partij zeer beslist zich tegen do socialistische richting der sociale wetten en tegen de Leerplichtwet hebben verklaard. Maar do leiders der bladen, die nu zoo schrikkelijk klagen over do wetten en maatregelen van het Ministerie Pierson, hebben zeiven het optreden van oen dergelijk Kabinet veroorzaakt. Z y zijn de schuldigen in do eerste plaats. De „christeiyk-historischen" schetterden tegen Rome en tegon dr. Kuyper en stemden nog liever op een liberaal dan op oen anti revolutionair; terwyi ten slotte de vry-antirevolutionairen zich by de „christeiyk- bistorischen" aansloten". Teekenen we hier nog bij aan een opmer king van De Twee Provinciën, die de aan dacht vestigt op hot verzet, door doVereeni- ging van Nederlandsche werkgevers tegen de Ongevallenwet begonnen. Het Hilversumsche blad kan zich dat verzet bogrypoD, doch had het van de Nederlandsche werkgevers wèl zoo goed gevonden, als dezen de kom9t van dit coo8ervatief-liberaal-radicaal-socialiatisch ministerie niet hadden bovorderd. Dan ware dit verzet niet noodig geweest. Onder het opschrift „De politieke positiö" betoogt Het Vaderlanddat het Kabinet gesterkt uit de begroolingscampagne is te voorachyn getreden, zonder dat men hieruit echter mag opmaken, dat het vroeger zwak was, daar, men zulk een conclusie immers ook niet trekt, wanneer gezegd wordt, dat onze Transvaalsche broeders uit eiken stryd ge sterkt te voorschijn komen. Het blad bespreekt dan enkele waarschu wingen, dia dezer dagen aan het Kabinet z.ju gegeven van liberale zjjde. De Provinciale Groninger Courant heeft geklaagd over te veel administratieve beslis singen in stryd met het advies van den Raad van State en over hot „flirten" van minister Borgeeiu8 met de voorstanders van het by- zonder onderwijs. Da eerste grief die ook voorkomt in het afdeelingsverslag der Eerste Kamer deelt het blad niet. Dat is toch geen zaak, zegt het blad, waarin de cljfersstatistiek beslissend moet zynMen kan derhalve niet volstaan met aan te toonen, dat het percentage der afwij kende beslissingen grooter is dan het gemid delde over vroegere jaren. De Regeering is verantwoordelijk voor do beslissing, die zy noemt, nitt de Raad van State, en gegronde critiek zou dus moeten berusten op een ver wijt van politieke partijdigheid of gemis aan juridischen zin by de afwijkende beslissingen. Hiervan is echter geen sprake. Ook de grief van het „flirten" deelt Het Vaderland niet. „Dezelfde grief was reeds op voel grover wijze den Minister van Binnenlandsche Zaken in het aangezicht geslingerd in een brief van den heer Van Houten, waarin de Minister Borgosius als een afvallige en verkapt clericaal aan den schandpaal werd genageld. Nu is het zeker een opmerkeiyk teeken dos tijds, dat het pogen om met deze leuze beproefde oud liberalen en meer geavanceerde clericalen- vreters tegen het Kabinet byoen te trommelen, volstrekt zonder resultaat is gebleven, en dat zelfs de zachte waarschuwing van meer bevriende zyde in de Eerste Kamer geen weerklank hooft gevonden. Zeker zyn er nog wel liberalen, die voor de beginselen der onderwijswet van 1889 niet gewonnen zyn, maar het verzet is vrijwel algemeen opge geven en de tegemoetkomende houding, door den Minister Borgesius in de schrifturen by de leerplichtwet tegenover de voorstanders der byzondere school aangenomen, toont vol dingend aan, dat, als mon in verantwoordelyke positie is geplaatst, de partyleuzen van voor heen een gansch ander aanzien krygen, dan wanneer men in de hitte van den politiekea stryd zich daardoor en daarvoor laat mee- slaopen. Wy gelooven niet, dat de Mloi3ter, nu hy heeft iDgezien, dat de regeling van 1889 haar consequentiön meebrengt, zich om dit party- kiezen bevreesd behoeft te maken. Heoft men toon bijdragen beloofd in de kosten van het byzonder onderwys, tegenover zekere waar borgen van deugdelykheid, die men van dit onderwijs eischte, de billijkheid brengt mede, dat waar nieuwe oischen gesteld worden, die naar het gevoelen des wetgevers strekken om het onderwijs nog vruchtdragönder te maken, de financieele hulp evenredig moet stygen. De den Minister 't naast staande partyen zullen inzien, dat het door hem ingenomen standpunt niet is een gevolg van de zucht om clericalon te believen, die toch voor de leerplichtwet niet te winnen zyn, maar van het verlangen om recht te doen." Verder bestrydt het blad het afdeelings- vorslag der Eerste Kamfer, waar uil op het Kabinet een remmende kracht tracht uit te oefenen ten aanzien der sociale politiek en hot kiesrecht. De E -rste Kamer steekt, zegt het blad, vaderlijk den wysvinger op mot een: „Jongens, gaat toch niet te hard van stal, woest toch voorzichtig 1" Het blad zoekt nu by het Kabinet „bet besef to verlevendigen", „dat het niet raadzaam is zich daardoor van de wys te laten brengen." „Dat sociale wetgeving haar bezwaren met zich brengt, de Regeering is er waarlyk Diet blind voor, en dat het noodlottig kan worden ook voor den arbeider, als op de industrie te zware lasten worden gelogd, de Eerste Kamer behoeft het haar Diet te leeren. Maar van een hooge mate van eenzijdigheid getuigt het, met dit schrikbeeld reeds een eersten bescheiden stap op het gebied der sociale wetgeving (de Ongevallenwet) af te keuren en voor allo verdere stappen te waarschuwen. Daartegenover voegt de besliste verklaring, dat de R?geering zonder overhaasting, maar geleidelijk en vastberaden op den ingeslagen weg denkt voort te gaan." Wat het kiesrecht aangaat, zegt het blad, het volstrekt niet af te keuren, wanneer de beloofde „technische herziening" der Kieswet ook eenige uitbreiding van het kiesrecht zal inhouden. „Angstvallig verzet tegen elke ver meerdering van kiezers ia een uiting van een conservatisme, dat niot consorveeit". De heer J. B. Yan Loeuen, technisch ambto- naar van Rijnland, beeft er op gewezen, dat een der grootste euvels by en bouw dor huizon is het niet voldoende natmaken dor steenen. De redactie van Architecture!, wyst er echter op, dat men nu niet moet donken in deze waarschuwing den steen der wyzen te hebben gevonden, en dat, als deze waarschuwing nu maar niet in den wind wordt geslagen, er geeu huizen meer zullen iostorten. Zóó eenvoudig acht de redactie de zaak niet, en er zal nog hoelwat tyd moeten verloopen, eer men afdoende gewaarborgd is tegen gevaar, op oen kwaden dag met zyn gozin onder de puinhoopen van een huis be graven te worden. Want dat gevaar bestaat. „Onzes inziens is de oorzaak alleen daarin te zoekoD, dat by de tegenwoordig heerschende wetten en verordeningen, niemand als de verantwoordelyke persoon kan worden aan gesproken en desnoods vervolgd en gestraft. „Wel zegt art. 1645 van het Burgeriyk Wetboek„Indien een gebouw, voor bepaalden prys aangenomen en uitgevoerd, geheel of gedeeltelijk vergaat door een gebrek in do samenstelling of zelfs uit hoofde van ongeschikt heid van den grond, zyn de bouwmeesters on aanoemors daarvoor gedurende 10 jaren aansprakelijk," doch ieder voelt direct, dat zulk een wetsbepaling in de practyk tot slecht® haarkloveryen en niet tot het voorkomen van slechten bouw zal leiden. „De zin „bouwmeesters en aannemers zyu aansprakeiyk" is voor zoo velerlei uitlegging vatbaar, dat met dit wetsartikel in do hand de schuldige wel nooit te vinden zal zyn. Dit blykt trouwens voldoende daaruit, dat straf» Droeve dagen. 32) „Bur» .r Beauchène," zei zjj onderweg tot dezen, „gij moet zorgen door niets de ware toedracht te verraden, en u bi) alle mede- deelingen houden aan hetgeen gij mij boort zoggen." „Zeker, burgeres. Wees zonder zorg." Kort daarop stonden zij voor Madeleine, die hen met ongeduld wachtte. „Stel u voor, mijn kind," riep burgeres Rialmont haar toe, „welk oen teleurstelling „Mijn Hemel, er is toch geen ongeluk gebeurd?' „Neen, maar Charles kan ons niet verge zellen, wijl h(j vannacht plotssliog is onge steld geworden en aan een hevige koorts lijdt, waarom de dokter bevolen heeft hem terstond naar het ziekenhuis te brengen." „O, mijn Hemel, dan moet er iemand naar ham gaan zien," „Zeker, zeker, burger Truchon was zoo goed zich die moeite te getroosten, en ik verwacht, dat hjj ons do beste tijdingen zal brengen. Maar w'y moeten ons haasten. Zyt ge gereed, kind?" „Ja, tante. Laat ons gaan." De zaal, waarin het rovolutionnair tribunaal zijn werkzaamheden verrichtte, had den vorm van een langen rechthoek, met kale, witte wanden. Aan het eind er van stond een tafel, waarachter een Vijftal menschen zaten. Zij rookten tabak, spuwden op den grond, maak ten hun halsboord los, wanneer het hun te warm werd, en keuvelden schijnbaar opge ruimd met elkander. Dit was het rovolution nair tribunaal! Aan het andere eind der zaal, tegenover de rechters, zaten de dageiyk- sche toehoorders der zittingen, die den ver oordeelden ruwe schorts toeriopen en hen bespotten. H9t waren meest dikke oude wijven, met roode, van veel drankgebruik getuigende gezichten, met breikousen by zich. Zoodra burgeres Kialmont on Madeleine op de tribune hadden plaats genomen, het was onderwijl reeds elf uren geworden, haalden zy eveneens haar breikous voor den dag. Men kon in zulk gezelschap niet te voorzichtig zyn en daarom deden de beide vrouwen zich zoo eenvoudig mogeiyk voor. Plotseling stond daar een jonge man met verwrongen gelaatstrekken. „Gy heet?" voegde de president hem toe. „Pierre Lamont." „Wat zyt gy?" „Commissaris by don verkoop van staats* goederen." „Wat? En zoudt gy onschuldig zyn?" Burger-president,sprak do jonge man, ,ik ben aan de my ten laste gelegde misdaad even onschuldig als gy, en wanneer „We dulden hier geen praatjes," viel de president in. „Wanneer we hier alle rede voeringen der aangeklaagdon wilden aan- hooren, zouden we tot den jongston dag kun nen luisteren. Gy zyt schuldig. De volgende." De jonge man bezwoer zyn rechters met tranen in de oogen, dat hy onschuldig was, en toen de sansculotten hem wegvoerden, verweerde hy zich met handen en voeten, in wanhopige kreten zyn onschuld volhoudende. „Ei, jongen," riep eon der breisters van de tribune, „wat wilt ge toch? Gy most in den zak niezen en daarmee uit l" Eon aantal jonge meisjes, van achttien tot twee en twintig jaar, werd nu binnen geleid. „Gy z'ijt uit Nantes?" vroeg de president. „Jawel," antwoordde oen van haar voor allen. „Gy hebt op een bal gedanst, waar Prui sische officieren tegenwoordig waren." „Burger-president, wy wisten het Diet." „Dat kan iedereen wel zeggen. Gy zyt veroordeeld. De volgende." Bleek en sidderend werden de msisjes weggebracht. Zoo ging het uren achtereen. Het rovolu tionnair tribunaal had het dikwijls zoo druk, dat het veertig menschen in één uur schuldig verklaarde. Zoo nu en dan, wanoeer de processen te gruweiyk werden, boog burgeres Kialmont het hoofd naar Madeleine, en wan neer zy bemerkte, dat deze schreide, 11 uieterde zy haar waarechuwend toe: „Wees voor zichtig, verraad ons niot l" Dan bedwong Madeleine met heldenmoed haar tranen en breide voort, Het was ongeveer drie urea 'soamiddage, toen haar vader werd binnengeleid. Hy liep vry en met opgeheven hoofd tusschen eenige sansculotten. Madeleine hield den adem in; haar hart bonsde; het was alsof zo krank zinnig zou worden. „Gy zyt de architect Piron?" vroog de president. „Neen, burger-pre3ident, ik heet Etienne De Leuronsac." „Wel verduiveldI Heb ik goed geboord?" Een zijner medeleden fluisterde hem toe: „No. 763, president. Hier is do akte." De president wierp een blik er op. „In orde. Gy zyt Etienne De Lsuronsao?" „Ja. „Dat is genoeg. Gy zyt veroordeeld." „Burger-president, ik moet tot mün ver dediging aanmerken, dat „Wat, voor den duivel 1" viel hem de pre sident in de rede, „gy hebt bier het woord nietl Uw zaak ie beslist. Samenzwering tegen de Republiek, tegenstand tegon don commissaris der regeoring. Met zulke lieden maken wy korte wetteD. Houd u gereed, morgen om zeven uren de kar te bestygeD. De volgende." Een koude rilling ging burgeree Kialmont door da leden. Nog éénmaal hoorde zy de stem van burggraaf Etienne luid in de zaal weerklinken; toen zeg zU, hoe een paer sansculotten hem aangrepen en wegleidden. Zy kon geen woord uitbrengen en keek vol vrees naar Madeleine. Deze zat daar, de oogen strak naar de deur gericht, waardoor haar vador zooeven was weggeleid. Haar gelaat was marmer* bleek, ale van een lyk. „Madeloine," fiuisterde zy haar toe, „kom. tot uzelve." Toen vernam zy een doordringenden kreei en torstond daarop viel Madeleine ale dood op den vloer der tribune. Nu kwam bet es voor burgeroe Kiaimout op aan, haar nicht, zonder opzien te verwekken, uit de zaal naai huis te brengen. „Hot ie de lacht lriep zy. „Ik heb het al gezegd: zy kan do lucht bier niet verdragen Dat is do oorzaak. Wy zullen haar naar bej nedon brengon." Gelukkig word er voor hot tribunaal juist een belangrijk proces behandeld, zoodat de toeschouwers geen tyd baddon zich om een flauw govallen meisje te bekommeren. Onge. merkt droegen dan ook Jacques Beauchên* en burgeres Kialmont Madoleine naar beneden,' waar zy op bet kleine plein voor de Con- ciergorie een rytuig namen om baar naac huis te brengen. Gedurende don rit staarde Jacques stomp-, zinnig voor zich uit, slechts van tyd tot tyd een schuwen blik werpende op Madeleine, dio bleek op de bank lag. Haar vader had nog maar enkele uren, haar verloofde wellicht nog maar eenige dagen te leven. Wat moest' er van haar worden? En wie droeg van dft' alleB do schuld? vroeg Jacques zich af, Hyzelfl Deels door dierlijken aandrang, deels dcror jaloszie, was hy de kwelduivel geworden va*, haar, dié hy liefhad méér dan zUn leven, fflord'i Vervota£l

Historische Kranten, Erfgoed Leiden en Omstreken

Leidsch Dagblad | 1900 | | pagina 5