N°. 12243 Zaterdag 2<> «Januari. A0. 1900 $eze gourant wordt dagelijks, met aitzondering van gen- en feestdagen, uitgegeven Feuilleton. LEIDSCH FBIJS DEZER COUEAMTa Voor Lolclan per 8 maanden. 1.10. Franco per post1.40. Afsonderiyke Nommers j0.05. PRIJS DEB ASVERTEKTIÏiïT Van 1—6 rogels f 1.05. lodoro rogcl moer f 0.17J. Grootero lettors naar plaatsruimte Voor hot incasseeren buiten do stad wordt f O 06 berekend. Derde Blad. Financieel© Kroniek. Hot aanzien der Beurs was, over het algemeen genomen, williger en vaster te noemen. Die gun stige strooming is zonder twijfel in hoofdzaak te danken aan de verlaging van het disconto bij de verschillende circulatiebanken. De Is'ederlandsche Bank verlaagde haar wisseldisconto metprocent, zoodat dit nu 4Vs pCt. is, en de Bank van Enge land heeft, na eerst 11 Docomber 1 procent te hebben laten vallen, haar disconto nu weer met V, pCt. verminderd, zoodat zij nu met Amsterdam gelijk staat. Dat geld op het oogenblik ruimer is dan eenigen tijd geleden, kan men wel aannemen, doch dat ruimer geld alleen de aanleidende oorzaak is van de verlaging van het disconto te Londen, zijn wij zoo vrij in twijfel te trekken. Het ligt toch voor de hand, dat de oorlog in Zuid- Afrika, ook aUzou hij spoediger ten einde gebracht worden, hetzij door geweld van wapenen of wel door een eervollen vrede voor beide partyen, zulke groole uitgaven heeft veroorzaakt en nog veroor zaken zal, dat de Bank van Engeland daarin op de gewoD© wijze niet zal willen of kunnen voor zien, zonder handel en industrie in groote moei lijkheden to brengen. Dan zal het noodig zijn, een beroep te doen op de openbare markt, tot het onderbrengen van een groote Engelsche leening. Hierin ligt een betere vei klaring voor het ver lagen van het disconto. Is deze eventueele leening eenmaal een fait accompli, dan zal het te bezien staan, of onder de tegenwoordige omstandigheden zelfs de Bank van Eugeland haar rentestand op 4l/o pCt. zal handhaven. Het behoeft geen betoog, dat de toestand der geldmarkt ook voor ons van zeer groot belang is, en zelfs nQg meer de aan dacht verdient dan die ten onzent, voor zoover de Londensche geldmarkt de Beurzen en markten der beschaafde wereld influenceert. De berichten van het oorlogstooneel worden thans ook op do Londensche Beurs met wat minder geloof aanvaard en ook daar is men wat -—voorzichtiger goyvorden. Schoorvoetend kwam dan _ook op onze Beurs eonige verbetering tot stand in de te Londen veel verhandelde Amerikaansche Sporen. Do toestand in Zuid-Afrika is thans zeer kritiek en elk oogenblik kan de telegraaf ons gewichtige zaken melden, nl. óf de thans loopende geruchten, welke van het ontzet van Ladysmith en de totale vernietiging der Boerenmacht melding maken, bevestigen, óf vernietigen. Hoe dit ook zij, voorzichtigheid in het aangaan van verbintenissen, welke ook, is zeer prijzenswaardig, doch zij is noodzakelijk in de tegenwoordige tijdsomstan digheden. Dat echter met het ontzet van Ladysmith te gelijk een algeheelo vernietiging van de krijgs macht der Boeren gepaard zou gaan, vinden wij minstens genomen zeer onwaarschijnlijk, daar deze daarvoor te veel verspreid is en zeker niet te vinden zou zijn, om zoo in eens den kamp op te geven, tenzij er een eervolle en voor hen voor- deelige vrede aan verbonden zou zijn. Daarom kan men zeker zijn, dat van vrede, hoe gewenscht ook, vooreerst nog wel geen sprake zal zijn. Hoewel de verlaagde rente bij de Nederlandsche Bank een algemecne verlaging deed verwachten, bleef de prolongatierente oven vast en rees zelfs nog tot 5 pCt. Daarom kan het ons niet ver wonderen, dat de Integralen en 3 pCt. Ned. "Werk. Schuld meer aangeboden dan gevraagd y. waren. Oostenrijk-Hongaarsche fondsen waren verbeterd. De speech van den minister Goluchowski heeft een gunstigen indruk teweeg gebracht. Russisch o fondsen waren zeer vast en over het algemeen iets hooger. Wat de Russische St&atsspoorwegleeningen aangaat,deze zijn op uitgebreide schaal aan onze markt ver tegenwoordigd. Zien wij de officieele lgst der Beursnoteeriug maar eens na. Hoewel het waar is, dat de schuld van Rusland aan het buitenland onder den vorm van Staats- of gegarandeerde spoorweg-leeningen enorm is, en er zeker mogelijk heid bestaat op ernstige moeilijkheden ter Beurze, indien Rusland eens in oorlog raakte met een of andere groote mogendheid, toch moet men bij deze mogelijkheid en het feit, dat deze Sporon voor een zeer groot deel met krijgskundige oogmerken zijn aangelegd, niet uit het oog verliezen, dat het land zeer rijk is aan allerhaude voortbrengselen en velerlei natuurlijke hulpbronnen bezit, welke nog slechts ten deele of in het geheel niet geëxploiteerd worden. De aanleg echter van deze Sporen, en niet het minst de Frans-Siberische, eischen zeer groote uitgaven en de ontwikkeling van de door sneden streken evenzeer. Niette verwonderen dus, dat men in Rusland vasthoudend is, wanneer het de vraag naar goud betreft, en dat uit deze vasthou dendheid voor een gedeelte de Beurscrisis geboren werd, waarin Rusland een paar maanden geleden verkeerde en welke daar nog altijd een zeer hoogen rentestand wettigt. Men moet daarom echter niet meenen, dat Rusland arm aan goud is, niettegenstaande de goudproductie der paar laatste jaren achteruit is gegaan. Volstrekt niet. De Russische Staatsbank is zeer ruim voorzien van goud, zoo ruim zelfs, dat de goudreserve het bedrag der in omloop zijnde bankbiljetten met 333,955,000 roebels op circa 63-pCt. overtreft. Wanneer men nu in aanmerking neemt, dat vol gens de wet de helft van de in omloop zijnde bankbiljetten door goud moeten gedekt zijn, indien geen grooter bedrag dan zeshonderd millioen roebels circuleert, en alles, wat meer aan papier in omloop is, geheel door goud moet gedekt zijn, en de Bank slechts 529,720,000 roebels in circu latie heeft gebracht, dan blijkt daaruit, dat de bovengenoemde 333,955,000 roebels een spaarpotje is, om voor eventueele politieko doeleinden te gebruiken, of daarmede, zooals de heer Kozenraad, aan wiens speech, voor de Royal Statistical Society gehouden, deze cijfers ontleend zijn, het uitdrukte, om in het verre Oosten als baukier of kassier op, te treden. Wij komen tot deze conlusie, dat Rnsland zeer sterk is, steeds een hoog krediet gehad heeft, en dit ook waardig is, wanneer het tegenover haar schuldeischers bljjft, wat het ge durende oen eeuw geweest is, ook al heeft het het leven der aandeel- en obligatiehouders der spoorwegen wel een beetje verbitterd met con versies. Portugeezen waren ook weder iet9 hooger. Wij veronderstellen, dat dit zijn oorzaak daarin vindt, dat zij nu met slechts weinig rente ver handeld worden, want dat dit in verband zou staan met de geruchten, dat een Engelsch bankiers huis op aandringen der Engelsche regeering zich bereid heeft verklaard, een Portugeesche leening van 6,000,000 pd. st. te garandeeren, komt ons met het oog op de vele zoogenaamde plannen en geruchton, welke geen werkelijkheid zijn geworden, wel wat onwaarschijnlijk voor- Men zou zich bijna gaan schamen, iets omtrent Portugal medegedeeld te hebben. Van de overige Europeesche fondsen valt niets bijzonders te melden. De Tabaks en Petro- leumwaarden bleven tamelijk hetzelfde; ook hier niets nieuws. Van do Mijnbouwwaarden waren do Noord-Celebes meer gezocht, op grond, dat de verwachtingen, welke de ingenieur had, dat de Zuid-ader der Soemalata zich op de concessie der Noord-Celebes zou voortzetten, verwezenlijkt werd. Men heeft een ader gesneden, een breedte heb bende van twee voet op een groote diepte en een doorsnee-gehalte gevende van 2 ounces per ton. Suriname en Granplacer waren in reactie. De Amerikaansche sporen waren hier williger, doch dit hield geen stand, omdat men hier niet aan de voor de Engelschen gunstige geruchten geloofde. Wat echter den algemeenen toestand der sporen betreft, deze blijft nog steeds gunstig. in verband met de reorganisatio der Kansas City Pittsburg en Gulfspoor kan het in het belang der houders van die waarden zyn, te weten, dat de Omaha St.-Louis, Omaha Kansas City en Eastern, de Kansas City en Northern onder receivers zijn gekoraon op verzoek van de Gulfroad als voor naamste aandeelhoudster en van de Missourri Railway Construction Co., wegens insolventie. Het doel van deze aanvraag is, deze lijn te consolideeren en onder controle te brengen van de Gulfspoor. Het vertrouwt, deze maatschappijtjes zoo te reorganiseeren, dat zij steeds in staat zullen zijn, de rente op haar obligatiën en dividend op de aandeden te verdienen. Daartoe willen althans alle belanghebbenden medewerken. Tot deze belanghebbenden behoort ook de heer Barriman, en dit doet ons wel eenigszins vermoe den, dat de Union Pacific niet geheel en al vreemd is aan dit belang. En als men nu het streven deij- grooto spoorwegsj'stemen in het oog houdt, welke er tegenwoordig terecht op uit zijn om verschil lende kleinere en grootere systemen zoo te ver eenigen dat de sporen der Unie weldra slechts uit enkele groote systemen bestaan zullen, dan zou een vereeniging van do Gulfspoor met de Union Pacific niet tot de onmogelijkheden behooren. Rijnlandsche Bank. Hazcrswoude. Gisteravond hield ds. J. W. H. Kalkman, van Woerden, op uitnoodiging van de Car. Jongel. Vereen. „Eere zy God", voor een talryk publiek, in „Salvatori", een lezing over „Eigenwilligen gofsaienst". Niet tegenstaande het ruwe weer, waren velen uit andere gemeenten gekomen om den be gaafden sprtker te booren en zy hebben zich zeker niet over hun tocht te beklagen gehad. Na het zingen van Ps. 19 vers 5: „Des Heeren vrees is rein", enz., opende ds. K. de vergadering met gebeden sprak vervolgens ongeveer in dezer voege: De 17de eeuw beleed, de 18Je eeuw twijfelde en de 19de eeuw ontkent. In de 17de eeuw bezegelden velen hun geloof met den dood; in de 18de eeuw begon men vraagteekens te plaatsett achter waarheden, die onomstooteiyk vast stonden, en in do 19do eeuw heeft een geest, die all9s ontkent, den troon bestegen. Het gebouw der 17de eeuw wordt door dien geest bouwvallig verklaard. Het geloof gaf kracht, maar het ongeloof maakt machteloos. De Transvalers kunnen thans nog den Scbotschen Covenenters nazeggen: „Wy vree- zen niemand en niets, zelfs den duivel niet; want we vreezen God." De 17de eeuw beeft manntn gekweekt, waarvan we in de 19de eeuw geen begrip meer hebben. Hun hoog gewelfd voorhoofd sprak van een edelen geest en van verstand; hun lippen van veerkracht en hun oogen tintelden van geestdrift om een moeilyks taak te volbrengen. Een ongeloovig man zeide eens van hen die zeventiende-eouwsche helden spraken tot God, alsof zy n i e t 8 konden, en tot de menschen alsof zij alios konden. Toen Duitschlands keizer te AmsterJam een schuttersmaaltijd bezichtigde, kon bi] niet nalaten te zeggen: „dat waren eerst mannen." De 19de eeuw wordt gekenmerkt dooreen inzinking van krachten, een matheid, een loslaten van God, een vervormen van Zijn dienst naar eigen lust en begeeren. Door dat alles ontstaat er in de ziel een grout tu onheilspellend ledig en om dat leoig weer aan te vullen, dient men de afgoden: genie, rede, geld, ziDgenot en meer andere. Men heeft echter geen kracht om koer3 te zetten op de levenszee, om awars coor stormen, brandiDg en klippen heen te zeilen, maar afscheid genomen hebbende van den God der krachten, is men voor de levenstaak niet meer berekend, en zoekt men ten slotte hulp en troost bij den dood. Een eigenwillige Godsvereering, d. i. een dienen van Goü naar eigen zin en lust, voert tot geheele loslatiog van God. In oe geschiedenis van oer Israëlieten koning, Saul, vinden we daarvan een waar schuwend voorbeeld. Spreker schetste vervolgens koning Saul als nederig, bescheideD, dapper en vol voor treffelijke eigenschappen, maar met een ongeheiligl hart; een man, die God verwerpt en daarom door God verworpen werd. Er was geen band tusschen Saul en GoJ; by leefde niet met do vromen van zyn tyd mee en hy eerde zelfs niet den ouden godzaligen Samuel, die hem in Gods naam tot koning had gezalfd. Te Gilgal lag Saul met zyn leger den profeet af te wachten, die hem beloofd had, binDen zeven dagen tot hem te komen, om te offeren, waarna de koniüg met zyn soldaten mocht optrekken tegen den vyand. Maar de profeet vertoefde te komen. De eeno dag verliep na den anderen en het volk werd moedeloos, omdat hun koning werkeloos bleef wachten. Toen nam Saul zelf het offer en stak het aan. Daar nadert de profeet aan het einde van den zevenden dag, dus nog opd<n afgesproken tyd. Donderend klinkt den koning te gemoet: „Wat hebt gy gedaan?" Sommigen hebben den vorst om deze daad geprezen, anderen hebben gezegd: „Alles begrijpen is alles vergeven", maar de profeet sprak: „Die God wil dienen, moet Hem dienen naar Gods wil; niet naar eigen wil." „Gehoorzaamheid is beter dan slachtofferen". Men kan van God niet maken, wat men wil. Velen, in onzen tyd, maken van God, zooals onze Duitsche naburen het uitdrukken: „een bloote gedachte". Dat is echter afgodery. Onze vaderen beantwoordden de vraag: „Wat is afgodery?" aldus: Afgod ry is in plaats van God, iemand of iets anders versieren (uit denken). Een ongtloovig Franschman zeide: „Men kan met den hemel schikkingen maken". Dat deed ook koning Saul. Tegen Gods uit- arukkelyk bevel spaarde hy Ameliks koning en vee, zooals hy zeide, alleen om het vee aan den Heere God te offeren. Hy durfde eindeiyk zelfs de hand uitsteken naar den gezalfde des Heeren, naar David. Wat God wilde, dat verkoos Saul niet te doen en wat Saul verkoos te doen, dat wilde God niet. Ten slotte werd de machtige koning een toonbeeld van ellende. Wie de vuist tegen den hemel balt, verbryzelt met die vuist zyn eigen levensgeluk. Door een eigenwilligen godsdienst worot men ongeschikt om te leven en evenzoo ongeschikt om te sterven. Men hakt eindoiyk de laatste vezel door, die het schepsel aan zyn S.hcpper verbindt. Het social en het nihilisme zyn cia-r, om bet te nev<-sti*;en. Ten slotte li^t men met zicbzelven overhoop, het hart wordt steeas onrustiger, het 1-ven moeilijker, cindeiyk ondraaglijk en tot een last. Van jaar het pessimisme van onz-n tyd. Nog eenmaal zal Saul tegen de Filistijnen stryd-n. Zyn kracht is verlamd* zijn moed vergaan, hy beeft als een riet. Goi is van hem geweken. Hy is stom voor Saul en antwoordt niet. In het holst van den nacht gaat hy raad vragen aan een waarzegster te Endor. Samuel wordt opgeroepen uit zyn graf en roept hem toe: „Morgen zult gy en uw zonen by my zyn." Zoo gaat het met hen, die God wegredeneeren. Buiten geloof kan men niet. In onzen eigen tyd ziet m n daarvan de treffendste bewyzen. In plaats van het geloof vindt men hier eu daar bygeloof in allerlei vormen. Niet in de dorpen van Drente, maar in het vorsteiyk 's-Gravenhage en in de twee grootste Bteden van ons land wor :en de waarzeggers en waarzegsters het m^est ge raadpleegd. Daar ryat men met equipages voor hun deur en vraagt er in de toekom t te lez-n. Zoo lei t ongeloof tot Hjz loof. Maar het is beter den by eel by ie vail n dan de bedriegeryen van waarzeggende geesten te geloovcn. Den volgenden dag dronken de Filistynsche legerbenden het bloed van Sauls mannen en nu geen uitkomst meer zionde, vóór hem de zegevi rende vyanden eo boven hem geen God, klinkt hem de stem nogmaals in het oor: „Morgen zult gij en uw zonen by my zyn." Hy vraagt zyn wapendrager hem te dooden, maar doze wil geen konings- moorder worJeD. Nu steekt by zyn eigen zwaard met het gevest in den grond en badend in zyn blood, bluscht by met eigen han i zyn levenslamp uit In zwarte duisternis. De be minnelijke jongeling van weleer eindigt zyn leven aldus te Gilioa. Die het zi-t, die merko er op. Zyn geschiedenis is een beeld van de 19de eeuw, waarin het aantal zelfmoorden ver bazend toeneemt. Men vindt allerlei middelen en medicynen uit om bet leven te rekken en toch zoekt men aan den anderen kant den dood. Hoe geheel an Iers ia het meteen mensch, die door het Licht der wereld wordt beschenen. Hy reist het eeuwige loven tegen, hetwelk Gojs vrienden eenmaal genieten zullen. Welk een zegen is het, den Heer toe te vallen. Als het donkerder en donker.er wordt voor hem, die God verlaat, daagt bet vrooiyk licht voor de oprechten van harte. Gedurende deze toespraak beerschte in de zaal een aiemlooze stilte. De spreker eindig ie met dankgebed, wa; rin hy vooral Gods zegen afsmeekte voor de Christelyke Jongelings- vereeniging en haar voorzitter. De collecte bracht op f 8.88. Oudshoom. Alhier zal gelegenheid gegeven worden tot kostelooze inenting en herinenting op Woensdag 24 Januari a. s. van des namid dags 2-3 uren in het weeshuis. Het aant 1 kinderen, dat op 15 Jan. jl. de openb. lagere school alhier bezo.bt, bedroeg 147, nl. 75 jongens en 72 meisjes. Droeve dagen. u> „NeeD." „Waarom niet?" „Wat geeft dat eeuwigdurend gozwets! My berouwt steeds do tyd, dien ik met bet aanhooren van lange redevoerii. jen ver beuzel." „Gisteren zoudt ge u zeker niet verveeld hebben." „Wat was er dan?" „Vergniaud heeft weder een moorddadigen - aanval tegen den Berg gedaan." „Ik dacht het wel. Nauwelyks laat ik my eenige dagen niet onder hen zien, of zy steken de hoofden samen en kakelen met elkander als waschvrouwen. Waarover sprak Vergniaud?" „Over oen geschiedenis, die ergens in Fran che Comtó moet voorgevallen zyn. Er moet weder iemand onschuldig gevangengenomen zyri." „Het oude liedje. Als Vergniaud zyn zip kreeg, moe3t alles by het oude blyven, werd hot volk nog als vroeger uitgezogen en ten bloede geslagen. Dat was by de Gironde van vroeger ook zoo. Ze zyn allen verkapte aristocraten. Ik ken ze. Ik herinner my de zittingen nog zeer goed, die aan den dood van Lodewyk Capet voorafgingen. Hoe stelde de Gironde alles in het werk, om den Koning te redden! Indien ik er niet was geweest, leefde Lodewyk Capet heden nog." „Ja, maar gisteren was het toch niet geheel en al h6t hetzelfde liedje, zooals gy meent. Vergniaud betoogde, dat het slot van den gevangene door de nationale gardes, aan wie de inhechtenisneming was opgedragen, is geplunderd, en sprak zelfs van een cassette met geld, die gestolen is. Aldus beschuldigde by de regeenngstroepen van openbaren dief stal." „Lastir." „Mogelykmaar de wyze, waarop Verg niaud de zaak voordroeg, was bepaald be- wonderenswaard. Hy betoogde niet minder dan dat de Conventie roovers bezoldigde en de gansche regeering het land in ongeluk en ellende gestort heeft; dat in het byzonder het Comité vaD Openbaar Welzyn met zyn inhechtenisnemingen en doodvonnissen het zwaard van Damocles boven de hoofden van alle andersdenkenden deed zweven." „Dat zal het ook! De gelykheid der men schen zal niet alleen op het papier staan, maar in de nieuwe republiek werkelijkheid worden, en waar ik een hoofd zie, dat zich boven andere verheft, sla ik het af." Het was wonderlyk, hoe die kleine, bleeke man over de macht van het woord beschikte, zoodra hij in vuur geraakte. De woorden, die hy zooeven sprak, kwamen koud, lang zaam en snydena scherp over zyn lippen, maar de groote, geweldige St.-Just kromp verschrikt ineen, toen hy ze hoorde. Hy wi3t, dat Robespierre daarmee een verschrikkeiyke waarheid uitsprak, waarvan hy zich terstond overtuigen kon, zoo hy het venster uitzag, waar dag aan dag de karren voorbyredeD, die de veroordeelden ter gerechtsplaats voerden. Zevenhonderd drie en negentig terechtstel lingen bad men in de vorige maand geteld en de gevangenissen waren nog alle vol. „Wie sprak voor den Berg?" vroeg Robes pierre verder. „Danton." „Wat zei hy?" „Niets. Hy nam do troepen en hun aan voerder in bescherming. Hy kende den be schuldigde, een kapitein Nadet, persoonlyk en bleef borg voor diens plichtsbetrachting. Hy beval een streng onderzoek aan, wat ook aangenomen werd." „Danton wordt zwak. Hy had met een houw moeten antwoorden, niet met een ver dediging. Die Gironde is een biyvend gevaar voor de Republiek. Zy had liever weer oen koning.- Da Gironde moet vernietigd wordeD, anders vernietigt zy de Republiek." Zulke 8trydwoorden, die Robespierre menig vuldig ten dienste stonden, hadden steeds een ontzettende uitwerking. Ingrypende be sluiten en wetten dankten hun ontstaan aan zulk een ban, dien Robespierre met een enkel krachtig strydwoord over de vergadering wist te werpen. Het was, alsof by het kalme overleg zyner toehoorders daarmee verlammen kon. In zyn dweepzucht meende hy zich geroepen de menschheid te vernieuwen, en wist de anderen tot zwijgen te brengen of mee te sloepen. Er ontstond een lange stilte. Nadenkend liep Robespierre in de eenvoudige kamer op en netr, terwyi St. Just onwillekeurig verge- lykingen maakte tusschen de byna armoedige woning, waarin Robespierre, trots zyn invloed en macht, leefde, en de weeldige spilzucht van een Danton, een Marat en andere leiders der Republiek. De laatsten voerdeD, ondanks hun nederige afkomst, een staat, dien slechts vorsten kennen. By hen vloot do wyn by stroomen en volgde de oene feesteiykheid op de andere. Zy omgaven zich met pracht en praal en brachten hun tyd door in het theater en de boudoirs van schoone vrouwenterwyl Robespierre rustig in zyn kamer zat en met de koortshitte des geestes werkte aan het nieuwe staatsgebouw, dat het hoopte te kuünen stichten. „Hos laat is het?" vroeg Robespierre ein- deiyk. „Byna zes uur." „Goed. Ik wil my naar do zitting van de Commune, op het stadbuis, begeven. Zeker zal daar gesproken worden over de gisteren gehouden byeenkomst der Conventie, en ik wil W6ten, wat men van de vermetelheid vaQ Vergniaud zegt." „Wilt gy, dat ik met u ga?" „Neen! Gy gaat naar de Jacobynenclub, St. Just, en kondigt aan, dat ik hedenavond daar zal spreken. Myn onderwerp zal zyn: De Gironde en de Republiek." De officier zag hem eenigszins verrast aan. „Gy wilt eindeiyk ernst met hen maken?" „Het is hoog tyd." „En toch nog gevaarlyk." „Ik vrees Diets, zelfs niet den dood." „Ik weet het, maar wy vreezen dien. Uw dood zou thans een onherstelbaar verlies zyn. Daarom, Robespierre,, raad ik u: nu geen I halfheid! Hebt ge eenmaal toegegrepen, doe het dan met volle kracht. Een halve slag is j onze ondergang." „Ba! Verdenkt ge my van lafheid?Ik weet wat ik inzet, en verlang van myn togenstan* der een geiyken inzet. Overigens is de zaak reeds lang voorbereid. Ik wachtte nog slechts op eon aanleiding, en thans scbynt het, dat Vergniaud die gegeven hoeft." By deze woorden bracht by eenige orde op zyn werktafel, stak eenige papieren, waar aan hy gearbeid had, in zyn borstzak en kreog een pistool, dat aan don wand gehangen had en thans ook in een zak van zyn jas verdween. „Gaat ge zonder geleido?" vroeg St. Just bezorgd. „Noen. De sansculotten van het stadhuis wachten my reeds." „Vaarwel dan! By do Jacobynen zien w« elkaar weerl" „Vaarwel." Met dit woord verliot Robospiorro l:et ver trek en terstond daarop ook het huia. {Wc dl vervolgd,)

Historische Kranten, Erfgoed Leiden en Omstreken

Leidsch Dagblad | 1900 | | pagina 9