N°. 12243
Zaterdag 2<> «Januari.
A0. 1900
$eze gourant wordt dagelijks, met aitzondering
van gen- en feestdagen, uitgegeven
Feuilleton.
LEIDSCH
FBIJS DEZER COUEAMTa
Voor Lolclan per 8 maanden. 1.10.
Franco per post1.40.
Afsonderiyke Nommers j0.05.
PRIJS DEB ASVERTEKTIÏiïT
Van 1—6 rogels f 1.05. lodoro rogcl moer f 0.17J. Grootero
lettors naar plaatsruimte Voor hot incasseeren buiten do stad
wordt f O 06 berekend.
Derde Blad.
Financieel© Kroniek.
Hot aanzien der Beurs was, over het algemeen
genomen, williger en vaster te noemen. Die gun
stige strooming is zonder twijfel in hoofdzaak te
danken aan de verlaging van het disconto bij de
verschillende circulatiebanken. De Is'ederlandsche
Bank verlaagde haar wisseldisconto metprocent,
zoodat dit nu 4Vs pCt. is, en de Bank van Enge
land heeft, na eerst 11 Docomber 1 procent te
hebben laten vallen, haar disconto nu weer met
V, pCt. verminderd, zoodat zij nu met Amsterdam
gelijk staat. Dat geld op het oogenblik ruimer is
dan eenigen tijd geleden, kan men wel aannemen,
doch dat ruimer geld alleen de aanleidende
oorzaak is van de verlaging van het disconto te
Londen, zijn wij zoo vrij in twijfel te trekken.
Het ligt toch voor de hand, dat de oorlog in Zuid-
Afrika, ook aUzou hij spoediger ten einde gebracht
worden, hetzij door geweld van wapenen of wel
door een eervollen vrede voor beide partyen, zulke
groole uitgaven heeft veroorzaakt en nog veroor
zaken zal, dat de Bank van Engeland daarin op
de gewoD© wijze niet zal willen of kunnen voor
zien, zonder handel en industrie in groote moei
lijkheden to brengen. Dan zal het noodig zijn, een
beroep te doen op de openbare markt, tot het
onderbrengen van een groote Engelsche leening.
Hierin ligt een betere vei klaring voor het ver
lagen van het disconto. Is deze eventueele leening
eenmaal een fait accompli, dan zal het te bezien
staan, of onder de tegenwoordige omstandigheden
zelfs de Bank van Eugeland haar rentestand op
4l/o pCt. zal handhaven. Het behoeft geen betoog,
dat de toestand der geldmarkt ook voor ons van
zeer groot belang is, en zelfs nQg meer de aan
dacht verdient dan die ten onzent, voor zoover
de Londensche geldmarkt de Beurzen en markten
der beschaafde wereld influenceert.
De berichten van het oorlogstooneel worden
thans ook op do Londensche Beurs met wat
minder geloof aanvaard en ook daar is men wat
-—voorzichtiger goyvorden. Schoorvoetend kwam dan
_ook op onze Beurs eonige verbetering tot stand
in de te Londen veel verhandelde Amerikaansche
Sporen. Do toestand in Zuid-Afrika is thans zeer
kritiek en elk oogenblik kan de telegraaf ons
gewichtige zaken melden, nl. óf de thans loopende
geruchten, welke van het ontzet van Ladysmith
en de totale vernietiging der Boerenmacht melding
maken, bevestigen, óf vernietigen. Hoe dit ook zij,
voorzichtigheid in het aangaan van verbintenissen,
welke ook, is zeer prijzenswaardig, doch zij is
noodzakelijk in de tegenwoordige tijdsomstan
digheden. Dat echter met het ontzet van Ladysmith
te gelijk een algeheelo vernietiging van de krijgs
macht der Boeren gepaard zou gaan, vinden wij
minstens genomen zeer onwaarschijnlijk, daar deze
daarvoor te veel verspreid is en zeker niet te
vinden zou zijn, om zoo in eens den kamp op te
geven, tenzij er een eervolle en voor hen voor-
deelige vrede aan verbonden zou zijn. Daarom kan
men zeker zijn, dat van vrede, hoe gewenscht
ook, vooreerst nog wel geen sprake zal zijn.
Hoewel de verlaagde rente bij de Nederlandsche
Bank een algemecne verlaging deed verwachten,
bleef de prolongatierente oven vast en rees zelfs
nog tot 5 pCt. Daarom kan het ons niet ver
wonderen, dat de Integralen en 3 pCt. Ned.
"Werk. Schuld meer aangeboden dan gevraagd
y. waren. Oostenrijk-Hongaarsche fondsen
waren verbeterd. De speech van den minister
Goluchowski heeft een gunstigen indruk teweeg
gebracht.
Russisch o fondsen waren zeer vast en
over het algemeen iets hooger. Wat de Russische
St&atsspoorwegleeningen aangaat,deze
zijn op uitgebreide schaal aan onze markt ver
tegenwoordigd. Zien wij de officieele lgst der
Beursnoteeriug maar eens na. Hoewel het waar
is, dat de schuld van Rusland aan het buitenland
onder den vorm van Staats- of gegarandeerde
spoorweg-leeningen enorm is, en er zeker mogelijk
heid bestaat op ernstige moeilijkheden ter Beurze,
indien Rusland eens in oorlog raakte met een of
andere groote mogendheid, toch moet men bij deze
mogelijkheid en het feit, dat deze Sporon voor een
zeer groot deel met krijgskundige oogmerken zijn
aangelegd, niet uit het oog verliezen, dat het land
zeer rijk is aan allerhaude voortbrengselen en
velerlei natuurlijke hulpbronnen bezit, welke nog
slechts ten deele of in het geheel niet geëxploiteerd
worden. De aanleg echter van deze Sporen, en
niet het minst de Frans-Siberische, eischen zeer
groote uitgaven en de ontwikkeling van de door
sneden streken evenzeer. Niette verwonderen dus,
dat men in Rusland vasthoudend is, wanneer het
de vraag naar goud betreft, en dat uit deze vasthou
dendheid voor een gedeelte de Beurscrisis geboren
werd, waarin Rusland een paar maanden geleden
verkeerde en welke daar nog altijd een zeer hoogen
rentestand wettigt. Men moet daarom echter
niet meenen, dat Rusland arm aan goud is,
niettegenstaande de goudproductie der paar laatste
jaren achteruit is gegaan. Volstrekt niet. De
Russische Staatsbank is zeer ruim voorzien van
goud, zoo ruim zelfs, dat de goudreserve het
bedrag der in omloop zijnde bankbiljetten met
333,955,000 roebels op circa 63-pCt. overtreft.
Wanneer men nu in aanmerking neemt, dat vol
gens de wet de helft van de in omloop zijnde
bankbiljetten door goud moeten gedekt zijn,
indien geen grooter bedrag dan zeshonderd millioen
roebels circuleert, en alles, wat meer aan papier
in omloop is, geheel door goud moet gedekt zijn,
en de Bank slechts 529,720,000 roebels in circu
latie heeft gebracht, dan blijkt daaruit, dat de
bovengenoemde 333,955,000 roebels een spaarpotje
is, om voor eventueele politieko doeleinden te
gebruiken, of daarmede, zooals de heer Kozenraad,
aan wiens speech, voor de Royal Statistical
Society gehouden, deze cijfers ontleend zijn, het
uitdrukte, om in het verre Oosten als baukier of
kassier op, te treden. Wij komen tot deze conlusie,
dat Rnsland zeer sterk is, steeds een hoog krediet
gehad heeft, en dit ook waardig is, wanneer het
tegenover haar schuldeischers bljjft, wat het ge
durende oen eeuw geweest is, ook al heeft het
het leven der aandeel- en obligatiehouders der
spoorwegen wel een beetje verbitterd met con
versies. Portugeezen waren ook weder iet9 hooger.
Wij veronderstellen, dat dit zijn oorzaak daarin
vindt, dat zij nu met slechts weinig rente ver
handeld worden, want dat dit in verband zou
staan met de geruchten, dat een Engelsch bankiers
huis op aandringen der Engelsche regeering zich
bereid heeft verklaard, een Portugeesche leening
van 6,000,000 pd. st. te garandeeren, komt ons
met het oog op de vele zoogenaamde plannen en
geruchton, welke geen werkelijkheid zijn geworden,
wel wat onwaarschijnlijk voor-
Men zou zich bijna gaan schamen, iets omtrent
Portugal medegedeeld te hebben.
Van de overige Europeesche fondsen valt niets
bijzonders te melden. De Tabaks en Petro-
leumwaarden bleven tamelijk hetzelfde; ook
hier niets nieuws. Van do Mijnbouwwaarden waren
do Noord-Celebes meer gezocht, op grond, dat de
verwachtingen, welke de ingenieur had, dat de
Zuid-ader der Soemalata zich op de concessie der
Noord-Celebes zou voortzetten, verwezenlijkt werd.
Men heeft een ader gesneden, een breedte heb
bende van twee voet op een groote diepte en een
doorsnee-gehalte gevende van 2 ounces per ton.
Suriname en Granplacer waren in reactie. De
Amerikaansche sporen waren hier williger, doch
dit hield geen stand, omdat men hier niet aan de
voor de Engelschen gunstige geruchten geloofde.
Wat echter den algemeenen toestand der sporen
betreft, deze blijft nog steeds gunstig.
in verband met de reorganisatio der Kansas
City Pittsburg en Gulfspoor kan het in het belang
der houders van die waarden zyn, te weten, dat
de Omaha St.-Louis, Omaha Kansas City en Eastern,
de Kansas City en Northern onder receivers zijn
gekoraon op verzoek van de Gulfroad als voor
naamste aandeelhoudster en van de Missourri
Railway Construction Co., wegens insolventie.
Het doel van deze aanvraag is, deze lijn te
consolideeren en onder controle te brengen van
de Gulfspoor. Het vertrouwt, deze maatschappijtjes
zoo te reorganiseeren, dat zij steeds in staat
zullen zijn, de rente op haar obligatiën en dividend
op de aandeden te verdienen. Daartoe willen
althans alle belanghebbenden medewerken. Tot
deze belanghebbenden behoort ook de heer
Barriman, en dit doet ons wel eenigszins vermoe
den, dat de Union Pacific niet geheel en al vreemd
is aan dit belang. En als men nu het streven deij-
grooto spoorwegsj'stemen in het oog houdt, welke
er tegenwoordig terecht op uit zijn om verschil
lende kleinere en grootere systemen zoo te ver
eenigen dat de sporen der Unie weldra slechts uit
enkele groote systemen bestaan zullen, dan zou
een vereeniging van do Gulfspoor met de Union
Pacific niet tot de onmogelijkheden behooren.
Rijnlandsche Bank.
Hazcrswoude. Gisteravond hield ds. J. W.
H. Kalkman, van Woerden, op uitnoodiging
van de Car. Jongel. Vereen. „Eere zy God",
voor een talryk publiek, in „Salvatori", een
lezing over „Eigenwilligen gofsaienst". Niet
tegenstaande het ruwe weer, waren velen
uit andere gemeenten gekomen om den be
gaafden sprtker te booren en zy hebben zich
zeker niet over hun tocht te beklagen gehad.
Na het zingen van Ps. 19 vers 5: „Des
Heeren vrees is rein", enz., opende ds. K.
de vergadering met gebeden sprak vervolgens
ongeveer in dezer voege:
De 17de eeuw beleed, de 18Je eeuw
twijfelde en de 19de eeuw ontkent.
In de 17de eeuw bezegelden velen hun geloof
met den dood; in de 18de eeuw begon men
vraagteekens te plaatsett achter waarheden,
die onomstooteiyk vast stonden, en in do
19do eeuw heeft een geest, die all9s ontkent,
den troon bestegen. Het gebouw der 17de
eeuw wordt door dien geest bouwvallig
verklaard.
Het geloof gaf kracht, maar het ongeloof
maakt machteloos.
De Transvalers kunnen thans nog den
Scbotschen Covenenters nazeggen: „Wy vree-
zen niemand en niets, zelfs den duivel niet;
want we vreezen God." De 17de eeuw beeft
manntn gekweekt, waarvan we in de 19de
eeuw geen begrip meer hebben. Hun hoog
gewelfd voorhoofd sprak van een edelen geest
en van verstand; hun lippen van veerkracht
en hun oogen tintelden van geestdrift om
een moeilyks taak te volbrengen.
Een ongeloovig man zeide eens van hen die
zeventiende-eouwsche helden spraken tot God,
alsof zy n i e t 8 konden, en tot de menschen
alsof zij alios konden. Toen Duitschlands
keizer te AmsterJam een schuttersmaaltijd
bezichtigde, kon bi] niet nalaten te zeggen:
„dat waren eerst mannen."
De 19de eeuw wordt gekenmerkt dooreen
inzinking van krachten, een matheid, een
loslaten van God, een vervormen van Zijn
dienst naar eigen lust en begeeren. Door dat
alles ontstaat er in de ziel een grout tu
onheilspellend ledig en om dat leoig weer
aan te vullen, dient men de afgoden:
genie, rede, geld, ziDgenot en meer andere.
Men heeft echter geen kracht om koer3 te
zetten op de levenszee, om awars coor
stormen, brandiDg en klippen heen te zeilen,
maar afscheid genomen hebbende van den
God der krachten, is men voor de levenstaak
niet meer berekend, en zoekt men ten slotte
hulp en troost bij den dood. Een eigenwillige
Godsvereering, d. i. een dienen van Goü naar
eigen zin en lust, voert tot geheele loslatiog
van God. In oe geschiedenis van oer Israëlieten
koning, Saul, vinden we daarvan een waar
schuwend voorbeeld.
Spreker schetste vervolgens koning Saul
als nederig, bescheideD, dapper en vol voor
treffelijke eigenschappen, maar met een
ongeheiligl hart; een man, die God verwerpt
en daarom door God verworpen werd. Er
was geen band tusschen Saul en GoJ; by
leefde niet met do vromen van zyn tyd mee en
hy eerde zelfs niet den ouden godzaligen
Samuel, die hem in Gods naam tot koning
had gezalfd.
Te Gilgal lag Saul met zyn leger den
profeet af te wachten, die hem beloofd had,
binDen zeven dagen tot hem te komen, om
te offeren, waarna de koniüg met zyn soldaten
mocht optrekken tegen den vyand. Maar de
profeet vertoefde te komen. De eeno dag
verliep na den anderen en het volk werd
moedeloos, omdat hun koning werkeloos bleef
wachten. Toen nam Saul zelf het offer en
stak het aan. Daar nadert de profeet aan het
einde van den zevenden dag, dus nog opd<n
afgesproken tyd. Donderend klinkt den koning
te gemoet: „Wat hebt gy gedaan?" Sommigen
hebben den vorst om deze daad geprezen,
anderen hebben gezegd: „Alles begrijpen is
alles vergeven", maar de profeet sprak: „Die
God wil dienen, moet Hem dienen naar Gods
wil; niet naar eigen wil." „Gehoorzaamheid
is beter dan slachtofferen". Men kan van
God niet maken, wat men wil. Velen, in
onzen tyd, maken van God, zooals onze
Duitsche naburen het uitdrukken: „een bloote
gedachte". Dat is echter afgodery. Onze
vaderen beantwoordden de vraag: „Wat is
afgodery?" aldus: Afgod ry is in plaats van
God, iemand of iets anders versieren (uit
denken). Een ongtloovig Franschman zeide:
„Men kan met den hemel schikkingen maken".
Dat deed ook koning Saul. Tegen Gods uit-
arukkelyk bevel spaarde hy Ameliks koning
en vee, zooals hy zeide, alleen om het vee
aan den Heere God te offeren. Hy durfde
eindeiyk zelfs de hand uitsteken naar den
gezalfde des Heeren, naar David. Wat God
wilde, dat verkoos Saul niet te doen en wat
Saul verkoos te doen, dat wilde God niet.
Ten slotte werd de machtige koning een
toonbeeld van ellende. Wie de vuist tegen
den hemel balt, verbryzelt met die vuist zyn
eigen levensgeluk.
Door een eigenwilligen godsdienst worot
men ongeschikt om te leven en evenzoo
ongeschikt om te sterven. Men hakt eindoiyk
de laatste vezel door, die het schepsel aan
zyn S.hcpper verbindt. Het social en
het nihilisme zyn cia-r, om bet te nev<-sti*;en.
Ten slotte li^t men met zicbzelven overhoop,
het hart wordt steeas onrustiger, het 1-ven
moeilijker, cindeiyk ondraaglijk en tot een
last. Van jaar het pessimisme van onz-n tyd.
Nog eenmaal zal Saul tegen de Filistijnen
stryd-n. Zyn kracht is verlamd* zijn moed
vergaan, hy beeft als een riet. Goi is van
hem geweken. Hy is stom voor Saul en
antwoordt niet. In het holst van den nacht
gaat hy raad vragen aan een waarzegster
te Endor. Samuel wordt opgeroepen uit zyn
graf en roept hem toe: „Morgen zult gy en
uw zonen by my zyn." Zoo gaat het met
hen, die God wegredeneeren. Buiten geloof
kan men niet. In onzen eigen tyd ziet m n
daarvan de treffendste bewyzen. In plaats van
het geloof vindt men hier eu daar bygeloof
in allerlei vormen.
Niet in de dorpen van Drente, maar in
het vorsteiyk 's-Gravenhage en in de twee
grootste Bteden van ons land wor :en de
waarzeggers en waarzegsters het m^est ge
raadpleegd. Daar ryat men met equipages
voor hun deur en vraagt er in de toekom t
te lez-n. Zoo lei t ongeloof tot Hjz loof.
Maar het is beter den by eel by ie vail n
dan de bedriegeryen van waarzeggende geesten
te geloovcn. Den volgenden dag dronken de
Filistynsche legerbenden het bloed van Sauls
mannen en nu geen uitkomst meer zionde,
vóór hem de zegevi rende vyanden eo boven
hem geen God, klinkt hem de stem nogmaals
in het oor: „Morgen zult gij en uw zonen
by my zyn." Hy vraagt zyn wapendrager
hem te dooden, maar doze wil geen konings-
moorder worJeD. Nu steekt by zyn eigen
zwaard met het gevest in den grond en badend
in zyn blood, bluscht by met eigen han i zyn
levenslamp uit In zwarte duisternis. De be
minnelijke jongeling van weleer eindigt zyn
leven aldus te Gilioa. Die het zi-t, die merko
er op.
Zyn geschiedenis is een beeld van de 19de
eeuw, waarin het aantal zelfmoorden ver
bazend toeneemt. Men vindt allerlei middelen
en medicynen uit om bet leven te rekken
en toch zoekt men aan den anderen kant
den dood. Hoe geheel an Iers ia het meteen
mensch, die door het Licht der wereld wordt
beschenen. Hy reist het eeuwige loven tegen,
hetwelk Gojs vrienden eenmaal genieten
zullen. Welk een zegen is het, den Heer toe
te vallen. Als het donkerder en donker.er
wordt voor hem, die God verlaat, daagt bet
vrooiyk licht voor de oprechten van harte.
Gedurende deze toespraak beerschte in de
zaal een aiemlooze stilte. De spreker eindig ie
met dankgebed, wa; rin hy vooral Gods zegen
afsmeekte voor de Christelyke Jongelings-
vereeniging en haar voorzitter.
De collecte bracht op f 8.88.
Oudshoom. Alhier zal gelegenheid gegeven
worden tot kostelooze inenting en herinenting
op Woensdag 24 Januari a. s. van des namid
dags 2-3 uren in het weeshuis.
Het aant 1 kinderen, dat op 15 Jan.
jl. de openb. lagere school alhier bezo.bt,
bedroeg 147, nl. 75 jongens en 72 meisjes.
Droeve dagen.
u>
„NeeD."
„Waarom niet?"
„Wat geeft dat eeuwigdurend gozwets! My
berouwt steeds do tyd, dien ik met bet
aanhooren van lange redevoerii. jen ver
beuzel."
„Gisteren zoudt ge u zeker niet verveeld
hebben."
„Wat was er dan?"
„Vergniaud heeft weder een moorddadigen
- aanval tegen den Berg gedaan."
„Ik dacht het wel. Nauwelyks laat ik my
eenige dagen niet onder hen zien, of zy
steken de hoofden samen en kakelen met
elkander als waschvrouwen. Waarover sprak
Vergniaud?"
„Over oen geschiedenis, die ergens in Fran
che Comtó moet voorgevallen zyn. Er moet
weder iemand onschuldig gevangengenomen
zyri."
„Het oude liedje. Als Vergniaud zyn zip
kreeg, moe3t alles by het oude blyven, werd
hot volk nog als vroeger uitgezogen en ten
bloede geslagen. Dat was by de Gironde van
vroeger ook zoo. Ze zyn allen verkapte
aristocraten. Ik ken ze. Ik herinner my de
zittingen nog zeer goed, die aan den dood van
Lodewyk Capet voorafgingen. Hoe stelde de
Gironde alles in het werk, om den Koning te
redden! Indien ik er niet was geweest, leefde
Lodewyk Capet heden nog."
„Ja, maar gisteren was het toch niet geheel
en al h6t hetzelfde liedje, zooals gy meent.
Vergniaud betoogde, dat het slot van den
gevangene door de nationale gardes, aan wie
de inhechtenisneming was opgedragen, is
geplunderd, en sprak zelfs van een cassette
met geld, die gestolen is. Aldus beschuldigde
by de regeenngstroepen van openbaren dief
stal."
„Lastir."
„Mogelykmaar de wyze, waarop Verg
niaud de zaak voordroeg, was bepaald be-
wonderenswaard. Hy betoogde niet minder
dan dat de Conventie roovers bezoldigde en
de gansche regeering het land in ongeluk en
ellende gestort heeft; dat in het byzonder
het Comité vaD Openbaar Welzyn met zyn
inhechtenisnemingen en doodvonnissen het
zwaard van Damocles boven de hoofden van
alle andersdenkenden deed zweven."
„Dat zal het ook! De gelykheid der men
schen zal niet alleen op het papier staan,
maar in de nieuwe republiek werkelijkheid
worden, en waar ik een hoofd zie, dat zich
boven andere verheft, sla ik het af."
Het was wonderlyk, hoe die kleine, bleeke
man over de macht van het woord beschikte,
zoodra hij in vuur geraakte. De woorden,
die hy zooeven sprak, kwamen koud, lang
zaam en snydena scherp over zyn lippen,
maar de groote, geweldige St.-Just kromp
verschrikt ineen, toen hy ze hoorde. Hy wi3t,
dat Robespierre daarmee een verschrikkeiyke
waarheid uitsprak, waarvan hy zich terstond
overtuigen kon, zoo hy het venster uitzag,
waar dag aan dag de karren voorbyredeD, die
de veroordeelden ter gerechtsplaats voerden.
Zevenhonderd drie en negentig terechtstel
lingen bad men in de vorige maand geteld
en de gevangenissen waren nog alle vol.
„Wie sprak voor den Berg?" vroeg Robes
pierre verder.
„Danton."
„Wat zei hy?"
„Niets. Hy nam do troepen en hun aan
voerder in bescherming. Hy kende den be
schuldigde, een kapitein Nadet, persoonlyk
en bleef borg voor diens plichtsbetrachting.
Hy beval een streng onderzoek aan, wat ook
aangenomen werd."
„Danton wordt zwak. Hy had met een
houw moeten antwoorden, niet met een ver
dediging. Die Gironde is een biyvend gevaar
voor de Republiek. Zy had liever weer oen
koning.- Da Gironde moet vernietigd wordeD,
anders vernietigt zy de Republiek."
Zulke 8trydwoorden, die Robespierre menig
vuldig ten dienste stonden, hadden steeds
een ontzettende uitwerking. Ingrypende be
sluiten en wetten dankten hun ontstaan aan
zulk een ban, dien Robespierre met een enkel
krachtig strydwoord over de vergadering wist
te werpen. Het was, alsof by het kalme
overleg zyner toehoorders daarmee verlammen
kon. In zyn dweepzucht meende hy zich
geroepen de menschheid te vernieuwen, en
wist de anderen tot zwijgen te brengen of
mee te sloepen.
Er ontstond een lange stilte. Nadenkend
liep Robespierre in de eenvoudige kamer op
en netr, terwyi St. Just onwillekeurig verge-
lykingen maakte tusschen de byna armoedige
woning, waarin Robespierre, trots zyn invloed
en macht, leefde, en de weeldige spilzucht
van een Danton, een Marat en andere leiders
der Republiek. De laatsten voerdeD, ondanks
hun nederige afkomst, een staat, dien slechts
vorsten kennen. By hen vloot do wyn by
stroomen en volgde de oene feesteiykheid op
de andere. Zy omgaven zich met pracht en
praal en brachten hun tyd door in het theater
en de boudoirs van schoone vrouwenterwyl
Robespierre rustig in zyn kamer zat en met
de koortshitte des geestes werkte aan het
nieuwe staatsgebouw, dat het hoopte te kuünen
stichten.
„Hos laat is het?" vroeg Robespierre ein-
deiyk.
„Byna zes uur."
„Goed. Ik wil my naar do zitting van de
Commune, op het stadbuis, begeven. Zeker
zal daar gesproken worden over de gisteren
gehouden byeenkomst der Conventie, en ik wil
W6ten, wat men van de vermetelheid vaQ
Vergniaud zegt."
„Wilt gy, dat ik met u ga?"
„Neen! Gy gaat naar de Jacobynenclub,
St. Just, en kondigt aan, dat ik hedenavond
daar zal spreken. Myn onderwerp zal zyn:
De Gironde en de Republiek."
De officier zag hem eenigszins verrast aan.
„Gy wilt eindeiyk ernst met hen maken?"
„Het is hoog tyd."
„En toch nog gevaarlyk."
„Ik vrees Diets, zelfs niet den dood."
„Ik weet het, maar wy vreezen dien. Uw
dood zou thans een onherstelbaar verlies zyn.
Daarom, Robespierre,, raad ik u: nu geen
I halfheid! Hebt ge eenmaal toegegrepen, doe
het dan met volle kracht. Een halve slag is
j onze ondergang."
„Ba! Verdenkt ge my van lafheid?Ik weet
wat ik inzet, en verlang van myn togenstan*
der een geiyken inzet. Overigens is de zaak
reeds lang voorbereid. Ik wachtte nog slechts
op eon aanleiding, en thans scbynt het, dat
Vergniaud die gegeven hoeft."
By deze woorden bracht by eenige orde
op zyn werktafel, stak eenige papieren, waar
aan hy gearbeid had, in zyn borstzak en kreog
een pistool, dat aan don wand gehangen had
en thans ook in een zak van zyn jas verdween.
„Gaat ge zonder geleido?" vroeg St. Just
bezorgd.
„Noen. De sansculotten van het stadhuis
wachten my reeds."
„Vaarwel dan! By do Jacobynen zien w«
elkaar weerl"
„Vaarwel."
Met dit woord verliot Robospiorro l:et ver
trek en terstond daarop ook het huia.
{Wc dl vervolgd,)