Op! voor Transvaal. Drieroudige Tergiftiging te Rotterdam. Na het rertaoor .an bekl., de wed. Sörensen, werd een aanvang gemaakt met het getuigen verhoor. Het eerst wordt gehoord do heer J. G. Van Hoytema, te Delft, die bevestigt, dat hy haar f 50 heeft geleen i, waarvan eerst f 15 en later f 36 is terugbetaald. De verdediger doet getuige verschillende vragen, waaruit o. m. blykt, dat de verhouding tusschen de beklaagde en baar dochter altyd uitstekend is geweest. Getuige heeft ook den indruk gekregen, dat bekl. zeer zuinig was. Het is getuige niet bekend, dat bekl. is lastig gevallen om teruggave van de geleende som; de officier van justitie rar. Mazel herinnert er echter aan, dat in de instructie voorkomt, dat de f 15 niet terug is gegeven dan na een brief van mevr. Van Hoytema. De heer Joseph Abrahamson, koop man te Amsterdam, is by beklaagde geweest fio verband met haar schrijven op een adver lentle om agentessen. Getuige hoeft toen een vreemden indruk van bekl. gekregen, wijl zij hem bij bet spreken niet goeJ aanzag en bovendien, omdat zij bem ongevraagd allerlei confidenties deed over haar familie en haar dochter, o. a. omtrent dier ongesteldheid Bekl. ontkent dit. Zy heeft zich geëxcuseerd, omdat zij zelve ongesteli zijnde, den heer Abrahamson moest ontvangen. Uit eeii antwoord op een vra3g van den verJediger blijkt, dat de infor matie omtrent bekl. door getuige van het informatie-bureau ontvangeD, over het alge meen gunstig was. Nathal Samuel Cohen, broeder van deu kostganger Coben, die ten huize van bekl. is gestorven, doelt mede, aat hij z|jn broer het laatst gezien heeft een paar maanden vóór zijn dooi, dat hy toen niet bepaald sterk er uitzag, maar toch nitt ongesteld leek. Zelfmoord acht bij voor zijn broeder bepaald uitgesloten. Getuige heeft wel eens geboord dat zijn broeder iets aan de lever mankeerde, dat heeft by hem ook wel gezegd. Vrouw en kinderen van Coben willen ni?ts meer van hun man en vader weten en getuige erkent ook dat zyn broe 'er tweemaal failliet ia geweest. Beide verklaringen werden afge legd op vragen van verdeaigers, waartegen getuige echter protesteert omdat by meent dat dit met de zaak niets te maken he ft. De president wyst er echter op dat die vragen gedaan worden om te kunnen nagaan of eventueel vermoeden tot zelfmoord kan be staan. Bekl. heeft niets op de verklaringen aan te merken, maar wordt inmiddels door den president weer aangemaaod haar voile in de hoogte te doen. De heer R. C. V a n L e n t, directeur der Z.-Hollandsche Leveasverzekering-maatschy., bevestigt verschillende afsluitingen van ver zekering en uitbetaling. Hy geeft den ver dediger toe, dat het veel voorkomt dat alle leden van een gezin in één fonds verz kerd zyn en ook in meer dan één fonds. Ook erkent hy dat het tot de taak der boden behoort verzekeringen af te sluiten. Die boden iyn dus geldelyk by het afsluiten van ver- jekeringen geïnteresseerd. De heer M. C. W. Van Steeden weet >18 agent van de Algemeene Credietbank te Amsterdam mee te deelen, dat by hem twee polissen ter beleening zyn aangeboden. Voor dat er echter door de directie een beslis?iog hierop was genomen, stierf de dochter en nog terwyl het lyk boven aarde stond, werden de polissen teruggevraagd en ook gegeven. De beslissing duurde zoolang omdat de borgen onderzoek noodig baJden. Er woraen thans nog verschillende getuigen gehoord, bedienden op kantoren die zich met verzekering en begrafenisfondsen bezighouden. Het belangrykste dat bierby biykt, is dat verklaard werd door beklaagde, dat zy op haar eigen leven niet kon afsluiten, wyi haar gezon beid belette, dat zy daarvoor werd goed gekeurd; vandaar dat zy op haar dochters leven afsloot; alleD, die met haar gesproken hadden, kregen den indruk dat bekl. niet erg bedroefd was over het sterven van haar dochter. Zelfs heeft zö er op aangedrongen dat de begrafenis zoo zuinig mogeiyk moest plaat6 hebben, niettegenstaande de bedienaar der begrafenissen baar nog wees op den stand der dochter, onJerwyzeres, die eenige meerdere praal noodzakelyk maakte. Bekl. persisteerde er echter by, dat het zoo zuinig mogeiyk moest gaan. Bekl. zegt nu dat niet zy, maar baar zuster die zaak geregeld heeft, waarop de president doet opmerken, dat die zuster dan ook ver- moedelyk niet heeft geweten dat bekl. 2000 gulden binnen kreeg door het sterven van die dochter. Bekl. doet opmerken, dat hy, die inwendig lijdt, meer lydt dan by, die met zyo smart te koop loopt. Een verhoor van etn dienstmeisje, dat by beklaagde bteft gediend en als zijnde beneden 14 jarigen leeftyJ, niet ondereede wordt gehoord, is alleen merkwaardig, omdat dit meisje zich absoluut niet6 meer herinnert van hetgeen zy in de instructie heeft ver klaard en naar de vragen van den president te oordeelen, nogal bezwarend voor den bekl. is geweest. Ook dit meisje meent, dat bekl. niet erg bedroefd was over den dood der dochter. Bekl. gevraagd, of zy op de verklaringen Iets heeft op te merken, acht het beter oit niet te doen. „Waarom dat?" vraagt de president. „Omdat, als men toch niet gelooft, het beter is niet te spreken." Alleen wil zy zeggen, dat zl1 het meisje self op het hart heeft gedrukt, altyd de waar heid te zeggen, als haar door de heeren iets werd gevraagd. Het meisje wordt intusschen zoowel door den rechter Van der Lek de Clercq als door htt O. M. scherp ondervraagd. Het laatste weet haar de verklaring te ODtlokken, dat het meisje van bekl. last bad, dat een be paalde plank in de keuken, de bovenste, niet door haar mocht worden „gedaan". Eenig6zios interessanter wordt het verhoor, als binnenkomt Ev er t Cornelis Huisman die door beklaagde vry wel als do eigenlyke schul ige is aangewezen. Deze getuige is een weinig hardhoorend. Hy heeft by bekl. op kamers gewoond en ook te zamen met Cohen daar eenigen tyd vertoefd. te antwoorden op zeer besliste verklaringen. Bekl. persisteert er echter by, dat wat Huisman verklaart, alles leugen is, waarop zy niets te zeggen beeft, omdat men haar toch' niet gelooft. De president: Het is dus alles leugen, wat Huisman heeft gezegd? Bekl.: Althans voor minstens 3/%. De president maakte getuige nu opmerk zaam op het gewicht zyner verklaringen, onder eede afgelegd. Deze zeide echter, dat zy niets dan de waarheid bevatten. Bekl. beweerde alsnu, dat de get., evenmin doof als de president, te lui was om te werken. De president maakt aan baar woorden vloed een einde en geeft het woord aan den ver- getobd, en er nooit iemand bygeroepen had, vóór dien laatsten dag. Daarna vraagt de pres. deze getuige een en ander over de ziekte van Catharina. Zy heeft vernomen van de bekl. dat haar dochter 's nachts is ziek geworden; zy zou hebben gebraakt; anders sliep zy boven, maar nu was zy 's ochtends in het kamertje vóór gelegd. De beklaagde krygt een flauwte eenigen tyd waggelt zy heen en weer in haar bank, en zakt dan bewusteloos weg. De veldwachters spreken haar toe, zy blyft buiten bewuatzyn. De pres. schorst de zitting. Er wordt in bet gebouw naar een dokter gezocht, doch er is er geen. De acht genees EEN VOORVAL UIT HET BELEG VAN LADYSMITH. Het 18de regiment huzaren was, ten einde voor het granaatvnur der Boeren beveiligd to zyn, geplaatst aan den voet van een steilen heuvelrug. Maar de Boeren wisten spoedig hun juiste schuilplaats uit te vinden en richtten hun granaatvuur daarop. De derde granaat kwam tn de veldkeuken terecht en vernielde een groote plank, waarop vier van de koks zaten; de mannen werden links en rechts gegooid. Een werd ongelukkig in den rug geraakt, zoodat men vreest, dat hy levenslang verlamd zal blyven, terwyl een ander het dybeen bad gebroken. De twee anderen kwamen er met lichte verwondingen af. Deze getuige heeft o. m. bekl. aangeraden om de vrouw van Cohen te waarschuwen, dat de laatste ziek was, wat bekl. heeft ge weigerd. Hy zelf beeft Cohen nooit iets te eten gegeven of toegereikt. Coben beeft tegen over getuige te allen ty Je verklaard te be treuren de scheeve positie die tusschen hem en zyn familie bestond. Nooit heeft Coben ook iets ten naaeele van zyn vrouw gezegd h) presentie van geuige. Coben maakte op bet laatst een testament, waarin f 50 aan juffrouw Sórensen werd vermaakt voor de gooae verpleging. Getuige zelf heeft bekl. gevraagd, of Cohen in het bezit van geld was, waarop bekl. mede deelde dat zyn bezit zeker 200 moest zyo. Ondervraagd over de ziekte der dochter zegt getuige dat by 's avonds dikwyls haver mout gebruikte, doch altyd alleen, hy beeft nooit iets geboord of gezien van katten in huis- Getuige heeft geholpen om Catharioa, die in den loop harer ziekte ineengezakt was in da gang, weer op het bed te brengen wat hy trouwens ook meer heeft gedaan, doch hy is Dooit met Catharina alleen geweest. Hy heeft wel getracht haar eens alleen te spreken om te vragen wat zy scheelde, doch telkens was de beklaagde achter hem. Deze getuige is verbazend nauwkeurig en minutieus in zyn verklaringen byv. in de be schry ving hoe het meisje lag by baar ziekte en oven voor haar overlijden. Hy heeft den indruk gekregen dat be klaagde gevoelloos was en zich van den dood der dochter niets aantrok, zich in één woord niet gedroeg als een moeder, die een beminde dochter te betreuren heeft. Zy lachte zelfs, zich onbespied wanende, toen zy den krans zag, door het hoofd der school gezonden om op het overschot harer dochter neer te leggen. Toen zy getuige evenwel ontdekte, veranderde dadeiyk haar gelaatsuitdrukking. Bekl. gaf getuige haar voornemen te kennen om na de begrafenis eens naar Gelderland to gaan om „op haar verhaal" te komen. Na haar terugkeer zou zy weer heeren op kamers oemeo, wat getuige haar afgeraden bad, zeggende dat toch niemand komen zou in eon huis, waaruit binnen zoo korten tyd zooveel ïyken waren ge ragen. Getuige erkent intusschen voor bekl. borg to zyn gebleven voor eon som van f 200, ten einde een theehandeltje te beginnen. Aan bekl. gevraagd zyn ie of zy nog iets had aan te merken op de verklaring van ge tuige, antwoordde zy, dat zy niet antwoordde op de verklaringen van iemand, aie baar in 3 maanden was gebleken een onbeschaamde leugenaar en een gemeene oplichter te zyn. De president meende, dat het niet aanging op dergelyke wyze, met beleedigiDgen dediger, die getuige enkele vragen doet, uit wiens antwoord valt te vermelden dat ge tuige ook voor het overlyden der dochter niet den indruk heeft gekregen van een bijzonder vriendscbappeiyke verhouding tus schen haar en haar dochter, dat by echter by de aanvraag om voorschot op de polissen zelf heeft verklaard, dat beklaagde eeriyk en nauwgezet was en het volste vertrouwen waard was en aan haar geldeiyke verplich tingen altyd voldoet. Getuige zelfs verklaarde niet stipt in het betalen zyner kamerhuur geweest te zyn. Twoede dag. De aandrang van publiek is even groot als den eersten dag. E rst werd gehoord mejuffrouw S. H. Zee- meling, huisvrouw van H. Goor, die verklaart de beklaagde te kennen, ornaat zy woonde op de eerste verdieping van het huis in de Oranjeboomstraat, waar bekl. de tweede ver dieping bewoonde. Bekl. heeft haar verteld, dat baar man, die overleden was, in zyn on gesteldheid zóó had gebraakt, dat do alkoof heelemaal moest worden overgeverfd. Ook had zy verteld, dat haar man verzekerd was geweest, en dat zy de polis kort vóór zyn ziekte nog wat had verhoogd. Het bedrag heeft zy echter niet genoemd. De ziekte van den commensaal Cohen heeft deze get. bygewoond. Zy en haar man zyn nog eens op een dag boven gekomen, op het gestamp van bekl., toen deze zieke op het privaat machteloos ineengezakt is. En getuige en haar man hebben hem naar bed gebracht. Hy had erg gebraakt, klaagde zeer over pyn in den buik, was zeer onrustig, en raakte bloed kwyt. Den tweeden dag kon hy niet meer loopen; by kreeg ook nog wat cham pagne, maar kon het haast niet binnenkrijgen. Zondag is zy er den heelen dag bygeweest; om vier uren ging zy even naar beneden. Toen zu terugkwam zei de jongejuffrouw Sórensen: „moe is nu net even by meneer Cohen, ik zou maar niet binnengaan." Get. deed eebter tóch de deur openzy had immers den heelen dag geholpen. By het binnenkomen zat bekl. dicht by Coben, die bezig was zyn laatsten wil te schry ven. Zy heeft gezien, dat Cohen voortdurend zyn sleutels by zich hield, in bed eD op de canapé, en dat hy later, op handslag aan dr. Post heeft gevraagd zyn sleu ls te bewaren. Getuige heeft niet aan Coben gezegd dat by iets aan weSórensen moest vermaken. Maar by had dat al in zyn laatsten wil ge schreven, toen get. 's middags benedenkwam. Get. vond dat trouwens wel biliyk, omdat de bekl. zoo heel alleen met Cohen had op- heeren, die als deskundigen gehoord moeten worden, zouden eerst heden weer voor komen. De zaal wordt ontruimd, de getuige wordt huilende weggeleid. De officier van justitie telephoneert naar het ziekenhuis om een dokter. Inmiddels worot haar met koud water het hoofd gebet. Twee studenten in de medicyhen, een semi-arts assisteeren basr voorloopig. Weiara komt de politiearts, or. Mees, ver gezeld van den hoofdinspecteur van politie Yuyk. De beklaagde ligt uitgestrekt op de mat vóór de groene tafel. Zoodra ha^r kleeren wat losgemaakt zyn, wordt zy bygebraebt met Hofman'B-druppel8. De dokter vindt bet geval niet verontrustend. De polslag was bevredigend, zyns inziens is het bewustzyn niet geheel weggeweest. De bekl. zit nu op een stoel voor het open raam in de rechtzaal. Een half uur later werd de zitting weer hervat en gaf beklaagde als oorzaak van haar toeval op, dat zy zich boos had gemaakt over de onwaarbeden van de buurjuffrouw. De laatste ging daarop voort met haar mededeelingeD, waaronder voorkwam dat bekl. haar gezegd zou hebben, dat zy van de ziek te harer dochter de bevuilde plekken uit lyf- en beddengoed had geknipt. Beklaagde had zich na het sterven jegens haar niet bedroefd ge toond, terwyl zy tegenover getuige na de huiszoeking haar ODrust bad uitgesproken dat een fleschje zou zyn gevonden, waar iets in was en dat vroeger aan haar man bad behoord. Ook omtrent Cohen zou bekl. aan gotuige eenige mededeelingen hebben gedaan, waartegenover beklaagde opmerkte, dat juist deze getuige haar voor Huisman bad ge waarschuwd. Een andere getuige, Keurvorst, deelde mede dat de verhouding tusschen juffrouw Sórensen en haar man altyd goed was ge woest. Alleen hadden zy ruzie gehad toen de man een levensverzekeringspolis bad gevon den die buiten zyn medeweten was verhoogd. Deze getuige, die ten huize van Sórensen had gewoond, had eens voor bekl. parysch groen by den drogist Wulff gehaald em kak kerlakken te verdryven. Bekl. had rattenkruit willen hebben, doch dat had de drogist niet willen geven. Beklaagde hield de onwaarheid van deze verklaring vol en wees getuige er zelfs op, dat hy gevaar liep voor meineed. Getuige hield echter vol. Een paar andere juffrouwen, die daarna gehoor! werden als hebbende met Catharina Sórensen in het onderwys werkzaam geweest, vertelden dat deze een opgeruimd meisje was. Toen zy de moeder kwamen coDdoleeren, was deze minder aangedaan dan zy waren. Ditzelfde verhaalde ook een neef van be klaagde, die haar yzingwekkend kalm voni' Beklaagde heette dit eebter liegen. De zitting werd daarna geschorst. Na heropening der zitting doet de recht bank in do eerste plaats uitspraak op bet verzoek zoowel van den officier als van be- klaagde om alsnog een drietal getuigen te hooren. De rechtbank staat dat verzoek toe, als gevolg waarvan deze getuigen Maandagmorgen a. s. voor de rechtoank zullen bebben te ver- scbynon. Het zyn de juffrouwen Swan torn en Yan Goor, de laatste dochter van de vrouw, die met beklaagde hetzelfde huis bewoonde, 1 benevens Helena Van Duym, de verloofde van getuige Huisman. Johanna Meyer onderwijzeres legt ou- j geveer gelykluidende verklaringen af als vorige onderwyzeressen, doch is alleen iets meur l bepaald in haar verzekering, dat de verhou- cing tusschen beklaagde en baar man en J tusschen beklaagde en de dochter altyd goed j ls geweest; uitstekend noemde getuige haar i zelfs. Getuige, die er veel aan huis kwam, ontkent beslist op de vraag van beklaagde, dat deze een gemeene vrouw zou zyn en haar dochter verkeerdheden zou hebben geleeri. Integendeel was bekl. zeer zorgzaam, ook voor getuige, die zy zelfs 's avonds laat thuis bracht 1 ter geruststelling van getuige's va.er. Beklaagde bedankt getuige voor haar ver» klaringen, die zy overeenkomstig de waarheid, noemt. De heer Cocberet, leeraar aan de Vorm-t school, spreekt tegen, dat hy de leerlingen proeven liet doen met stoffen, die apothekers j of drogisten niet afgeven aan iedereen. De heer Walters, onderwyzer, meent dat Sórensen inoertyd den naam G org Louia j aannam, nadat by van een schip was wegge- loopen. Onder den naam Georg Louis ai<?nda by by de marine en genoot ond-j" di9n naam ook pensioen. Hy heeft den indruk-gekregea dat beklaagde terneergedrukt was door den dooi barer dochter. Deze getuige, by wi n beklaagde als naaister is werkzaam geweest, heeft ook de borgstelling getaekend, waar door beklaagde g ld kon opnemen by de Algemeene Creiietbank. Getuige heelt aan beklaagde van tyd tot tyd ook eeDige malen geld geleend, het laatste 10 gul jen vóór den dood van Söréftsen. Dit bearag beeft hy na het overlyden teruggekregen, terwyl getuigo tevens op zich nam om ook ƒ16 aan een ander terug te betalen. Op ae vraag van den verdediger zegt ge tuige, dat hy zeker geen bezwaar zou heb- ben gemaakt om beklaagde nog meer geld te leenen en evenmiu om een borgstelling van f 400 te teekenen in plaats van f 200. Hermanus Willeinse, godsdienstonder wijzer, heeft by de begrafenis van Catharina een kleine toespraak gehouden. Bet is get. niet opgevallen dat bekl. daaroy Verstrooid was. Haar geheele zyn was echter eenigszina vreemd, zy praatte later druk, alsof zy zich zelf troost insprak. Bek), had hem later na 1 de ten haren huize gedane huiszoeking ver klaard, aat er niets gevonden was en dat er trouwens ook niets had gevonden kunnen i worden. Get. acht het ondenkbaar dat Cathariua zicbzolven heeft van kant gemaakt. De heer N. Yan der Valk heeft plaatsen aan bekL verhuurd voor ae kroningsleesten op 31 Aug. Haar dochtertje en een aienstr ode hebben daarvan op den Gag gebruik gemaakt. Bekl. is zelf 's avond6 met baar dochtertje naar het vuurwerk komen kyken, doch ver zocht toen slechts een plaats waar zy niet te zeer in het oog viel, in verband met del cro^vige omstandigheid waarin zy door het( overlyden van haar dochter verkeerde. Onder b07?nstaanden oproep verscheen tfi de vorige maand in een 150-tal Ne ^erlandsche nieuwsbladen een uitnoo Jiging, door den heer j W. P. Noóls van Wagoning n gericht tot het I Nederlandsche volk, om met hem te stichten een Fonds, waardoor aan de Zuid-Afrikaansche Boeren-republieken daadwerkelyke steun zon kunnen worden verstrekt, door het uitzenden van flinke jonge mannen die ddar die diensten zoudtn kunnen verrichteD, welke niet in stryd zyn mot de oorlogswetten en daardoor tegeiy- kertyd het Nederlandsche element in dfe republieken te versterken. De heer Noöls van Wageniogen heeft zegen gehad op zyn werk, want het „Fonds tot daadwerkelyken steun" is inderdaad opgericht (zetel: Keizersgracht 258, Amsterdam), dua bestaat èn werkt reeds. Het Bestuur is samengesteld uit een Werk comité van 5 personen, een Financiëele Com^ missie, verder in de verschillende steden sub comitó'6 waarin stoeis een geneeskundigs zitting heeft, en correspondentschappen in da.' plattelandsgemeenten, waartoe by voorkeur notarissen en hoofdonderwyzers zyu uitga- nooaigd. Reeds zyn zy gevestigd in Alblas- serdam, Arnhem, Baarn, Breda, Delft, Gorkum*7 '6-Gravenhage, Groningen, Helmond,'s Herto-' genbosch, Kampen, Katwyk a/d. RLeideiy Monnikendam, Ootmarsum, Serooskerke,/ Utrecht, Westkapelle, Antwerpen, Brussel, Gent, Kopenhagen, Luik, Lissabon, Paterson N. J. (N.-Amerika), Neuchatel, Zurich, terwyl/ het bestuur zich aanbovoLn houdt voor aan-' bieding van heeren in de hierboven nog niet genoemde gemeenten. Voorzitter van het bestuur is de stichter van het Fonds, de heer W. P. Noöls van Wageningen, te Amsterdam*

Historische Kranten, Erfgoed Leiden en Omstreken

Leidsch Dagblad | 1900 | | pagina 10