N°. 12234
Woensdag ÏO Januari.
A0. 1900
$eze gourant wordt dagelijks, met uitzondering
van (Zon- en feestdagen, uitgegeven.
Tweede Blad.
PERSOVERZICHT.
Feuilleton,.
LBIDS.CH
DAGBLAD.
PRIJS DEZER CQURAUTa
Voor Leiden par 8 maanden, s s l.iÖ.
Franco per post 1,40*
Afzonderlijke Nommers d 0.05a
PRIJS DER ADVERTERTLËNt
Van regels f 1.05. Iedere regel meer f 0.17J. •»- Orootere
letters naar plaatsruimte Voor het incasssoren buiten d& stad
wordt /"O.Oo berekend.
OfüClëele Kpinnl^Piyln^OTi,
Bargemeeator en Wethouders vaa Leiden roepen
bjj deze op allo leveranciers, werkbazen odz., welke
Over het afgcloopen jaar 1899 ton laste der ge
meente eenige vordering hebbon, die uiterlijk vóór
tilt. Januari e. k. ter Gemeente-Si-oretarie (Afdeeling
Pin&nciëD) in te leveren.
Burgemeester en Wethoaders voornoemd,
Leidon, F. WA8, Burgemeester.
8 Jan. 1900. VAN HEYST, Seoretaris.
Burgemeester cn Wethouders van Leiden brengon
ter kennis van belanghebbenden, dat ingevolge art. 2
der Verordening, regelende de invordering der plaatse
lijke belasting op de Honden, ieder hoader van écn
of méér hondeD, die aan diè belasting onderhev g
zijn, verplioht is daarvan ja'arlyks vóór of op den
Sisten Januari a. e. bij den Gemeente-OotvaDger
aangifte to doen, door inleveriüg van een behoorlijk
ingevuld en door den aangever ondertoekend biljet
en dat bedoelde inschrijvingsbiljetton voor het dienst
jaar 1900 kosteloos ten kantore van den Gemeente-
Ontvangor verkrijgbaar zijn.
Burgemeester en Wethouders voornoemd,
LeideD, F. WAS, Burgemeester.
3 Jan. 1900. VAN HEYST, Secretarie.
ïn het Januari-nummer van Vragen des
Tyds heeft dr. G. "NV. Bruinsma een artikel
over het ontwerp van wet tot regeling van
het Staatstoezicht op de volks
gezondheid geschreven.
Er wordt, merkt by allereerst aan, in dat
ontwerp een Centrale Raad ingesteld. Maar
dat ia iets anders dan de generale directie,
zooals hij die wenschen zou. Deze zou nl.
gevestigd moeten zijn in de nabijheid der
ministerieel© bureaux; de zetel van den Cen
tralen Raad zal eebter nader worden aange-
"wezdn, in verband waarschijnlijk mot de "tot
lid te benoemen personen .en een laboratorium
van onderzoek. Dr. Bruinsma zou tot de taak
der leden Diet willen doen behooron zelf
wetenschappelijke onderzoekingen te doen
anders dan ter vermeerdering van eigen ken
nis, maar ben alleen in de gelegenheid stellen
noodige onderzoekingen aan speciaal deskun
digen op to dragen en de resultaten te be-
oordeelen.
Verder bevreemdt het hem, dat de geheel
op zichzelf staande organisatie met toezicht
doot afzonderlijke ambtenaren, die de Veilig
heidswet heeft voorgeschreven, niet evenals
die der Woningwet in het kader der nieuwe
Gezondheidswet ls ingevoegd.
Vervolgens betoogt by o. a., dat zoo de
arbeid van het Geneeskundig Staatstoezicht
voor do volksgezondheid weinig vruchtdragend
is geweest, gelijk de Regeering te recht zegt,
dit voor een groot deel mede hieraan te wijten
',is, dat van Regeeringswege to weinig acht is
geslageD op dien arbeid' en geon gebruik go*
maakt van krachten,. waaröVer, ook in de
'Geneeskundige RadeD,*dit Staatstoezioht kon
/beschikken. Maar hij 'erkent tevens, dat de
meeste porsoneD, aan het Staatstoezicht ver-
bonden, niet steeds hebben gedaan wat er
gedaan kon worden, en dat ook sommigen
geneeskundigen inspecteurs vaak de rust het
liefste was.
Nu vreest h(j evenwel, dat een nieuwe
wet, die de personen dezelfde laat en even
zeer hun verhouding onderling, zonder bepaalde
verplichtingen en voorschriften aan weers
zijden, niet veel blyvende verbetering zal aan
brengen. Daarom juist wil hy een generale
directie, een college, in staat en verplicht alle
onderwerpen van gezondheidszorg te beetu-
deeren, dat aan den eenen kant den inspec
teurs opdraagt over bepaalde punten inlich
tingen en gegevens te verzamelen of verplichte
maatregelen uit te voeren, en anderzyds ge
regeld voeling houdt met de Regeering.
De schryver keurt het goed, dat in de
Gezondheidswet de plaatselyke gezondheids
commissie met meer macht herleven, omdat
zy reeds lang nuttig werkzaam waren. Hy
zou het echter in de eerste plaats wenacheiyk
achten deze reeds bestaande commission onder
een of anderen vorm op te nemen. Dat zou
by mogeiyk achten door eenige wyziging der
veelomvangryke, gewichtige werkzaamheden,
die aan de officiëelo commission zullen worden
opgedragen, waarvoor de leden geen bezoldi
ging genieten.
Wat dit laatste punt betreft, merkt hy aan,
dat: de eer van tot deze functie te worden
uitgekozen, zeker zou winnen door een be
noeming door de Koningin. Maar dan nog
vindt dr. Bruinsma het gewaagd de geheele
organisatie eener wet te grondvesten op eer
gevoel en een hoog plichtbesef van een niet
onbeduidend aantal burgers. In elk geval wil
hy by zulk een proefneming alle storingen
vermeden hebben, wat vooral geldt voor
commission, samengesteld uit verschillende
gemeenten beneden 15,000 inwoners, die
verreweg de meerderheid zullen vormen.
Het zwakste punt in het ontwerp vindt
hy de omschrïjviog van den werkkring en
van de plaats der inspecteurs, althans wat
de twee „algemeene" betreft. Daar de wet i
duideiyk zegt, dat „de weikkring van een
inspecteur kan beperkt worden tot één of
meer byzondero tukken van gezondheidszorg",
kan het, meent de schryver, niet in de be
doeling liggen dezen arabtenareD, di* zich in
dit onderdeel van Staatszorg hebben ontwik
keld en byzondere kundigheden zich hebben
eigen gemaakt, vroeg of laat weer algemec-no
werkzaamheden op te drageD, en omgekeerd
kan hy zich moeilyk een vasten werkkring
voorstellen voor de algemeene inspecteurs,
die voor alle onderdooien geschikt moeten
zyn, ook om steeds scheikundige, bacterio
logische of experimenteels „onderzoekingen
te verrichten", waarvoor zeker niet geringe
bekwaamheden vereischt worden en verder
in de zetelplaats van den Centralen Raad als
het ware in reserve worden gehouden om als
„Manusje van alles" steeds gereed te zyn
voor byzondere inspecteurs in te springen,
zooals de Memorie van Toelichting te kennen
geeft.
Daar verder, naar de schryver uitrekent,
voor de uitvoeriog der Epideraiewet maar één
Inspecteur beschikbaar zal zyn, vraagt hy, of
die alle voorschriften overal in het boele land
voor zoover de burgemeoster het niet doen
moet zal moeten uitvoeren? Dan zal, gelooft
hy, een kilometerboekje per maand hem zeker
onvoldoende zyn. In de meeste gevallen zal
doelmatig en spoedig handelen tegen uitbrei
ding eener epidemie hoofdzaak zijn; van spoed
kan echter, naar do schryver aanmerkt, met
één inspecteur geen sprake zyn. By besmet
telijke ziekten zal by bovendien, daar
deskundige leiding by het zorgen voor betere
ontsmetting in vool gemeenten niet mag
ontbreken, ook voor die leiding moeten zor
gen. Eén enkelen inspecteur acht de schryver
dus onvoldoende.
Evenzoo do óéne inspecteur voor do artse-
nybereidkundige wet. Deze kan onmogelijk
de 868 apotheken en de nog zooveel meer
apotheken van geneeskundigen jaarlijks visi
teeren, wat nu de op to keffen commission
uit de Geneeskundige Raden doen. Toch
golooft de schryver, dat deze ondoelmatige
jaariyksche visitatie wel achterwege zou kun
nen blijven. Hy zou aan één pharmaceutisch
inspecteur door de wet het recht willen heb
ben toegekend om op onbepaalde tijden iedere
apotheek, zoowel van den apotheker als van
een geneesheer, bifinen te treden en een
monster tot onderzoek van don aanwezigen
voorraad geneesmiddelen te verzegelen en tot
onderzoek mede te -nemen en tevens na te
gaan of de inrichting van de apotheek nauw
keurig voldoet aan de eischen, door de wet
en de pbarmacopoe* voorgeschreven, betref
fende alles, wat verplichten voorraad, bewa
ring en afsluiting Van sommige geneesmid
delen aangaat. En by Diet voldoen aan de
eischen zou deze terstond proces-verbaal
moeten opmaken. Dan is er, meent de schrij
ver, zeker meer kans, dat by nalatigen de
inrichting in den regel beter in orde zal
wordon gehouden dan tegenwoordig, nu een
deugde!yke~*contro}3: biet mogelijk is en voor
de minder beduidende overtredingen, daarby
geconstateerd, toch hoogst zelden vervolging
wordt iDgestela. Doch, voegt hy er by, zulk
een pharmaceutisch inspecteur behoort niet
direct in de Gezondheidswet thuis, maar inge
voegd te worden in en ten laste to komen
van een andere reeds bestaande organisatie,
regelende do uitoefening van de artsenybe-
reidkunst.
De schryver komt tot de slotsom, dat alle
voorgestelde byzondere inspecteurs kunnen
geschrapt worden en de twee „algemeene"
inspecteurs vindt by te veel of te weinig.
Hy zou de volgende nieuwe regeling willeD,
waarbij zooveel mogelijk gebruik gemaakt
moet worden van het ontwerp der Regeering.
lo. Een opperste college, generale directie of
centrale gezondheidsraad, samengesteld uit 5
a 7 leden, gezeteld te 's-Gravenhage, staande
onder het onmiddellijk gezag van den Minister
van Binnenlandsche Zaken en benoemd door
do Koningin. Alle inspecteurs of andere amb
tenaren, benoemd krachtens een wet, regelende
©enigen tak van gezondheidszorg, zijn verplicht
dezen Centralen Raad inlichtingen te ver
schaffen, medewerking te verleenen en te
handelen volgens diens instructies. De nadere
werkkriDg dezer inspecteurs wordt geregeld
door de (ingediende) Woningwet, de (bestaande)
Veiligheidswet, de (gewijzigde) wet, regelende
de uitoefening der artseny-bereidkunst, de
(aanbevolen) wet, regelendo het toezicht op
levensmiddelen, de (verwachte) wet ter voor
ziening in goed drinkwater on houdende toe
zicht op de verontreiniging van openbare
wateren, de (noodige) wet, regelende de zieken
fondsen en nog meer andore wetten, die in
de toekomst noodig zullen blyken te zijn en
die door een centraal gezag in onderling ver
band moeten gehouden worden. 2o. Gezond-
heidscommissiöD, in de gomeenten met meer
dan 15,000 inwoners verplichtend gesteld, in
dio van 10,000 tot 15,000 facultatief. Het
aantal leden is onverschillig, doch moet ten
minste 5 bedragenzy worden benoemd door
den Gemeenteraad; ter gemoetkoming in de
onkosten wordt aan de gemeente een Ryks-
sub8idie verleendde voorzitter wordt benoemd
door de Koningin en heeft zitting in den
provincialen Gezondheidsraad. De werkkring
en plichten van deze commission worden
grootendeols reeds in het ont werp der Regee
ring omschreven. 3o. De provinciale Gezond
heidsraad. Het aantal leden in iedere provincie
is 10 15; zy wordon door de Koningin be
noemd; zy nemen hun betrekking kosteloos
waar, doch genieten reis- en verblijfkosten
en vacatiegeld. De voorzitter draagt den titel
van inspecteur, wordt door den Koningin be
noemd en geniet een vast salaris, benevens
vergoeding voor reis- en verblyfkosten. De
werkzaamheden van de leden en van den
inspecteur zijn reeds in het ontwerp om
schreven, doch zullen gewyzigd en uitgebreid
moeten wordon, zooals hierboven i8 aango-
geven.
De schryver rekent uit, dat, in weerwil
van do door hem voorgestelde aanzienlijke
verhooging van den post voor den hoogsten
Gezondheidsraad zyn plan nog ruim ƒ14,000
minder zou kosten, dan het voorstel van do
Regeering.
Ten slotte zegt hy ongewyzigde aannemiog
van het ontwerp niet wenscheiyk en ook niet
waarscbyniyk te achten. Maar hy zou het
gaarne d&-«aDleiding en het begin zien worden
van radicale wyziging van het geneeskundig
Staatstoezicht.
Het feit, dat mot 1 Januari in Duitschland
het nieuwe Burgerlijk Wetboek in wer
king trad en dat daarmee binnen 30 jaren
na de herrijzing van het Duitscho Ruk de
nationale wetgeving is voltooid en naast de
staatkundige eenheid ook do eenheid van
wetten bereikt is, geeft hot Weekblad van
het Recht aanleiding to wyzen op do tegen
stelling tusschon deze merkwaardigo wet
geving met die van ons land.
Wy bezittoD reeds sedort 1838 een natio
nale wetgeving, behalve wat het strafrecht
betreft, dat eerst sedert 18S6 door eon natio
naal wetboek is geregeld. Maar die wetboeken
van 1838 zyn voor een goed doel verouderd.
Sedert 1880 reeds is men bezig met do her
ziening, zonder dat in dis 20 jaren iets anders
tot stand is gekomen dan een nieuwe wet
op hot Nederlanderschap, een nieuwe faillis-
sementswet en enkele kleinero wijzigingen.
Do herziening van het burgerlyk procesrecht
is, zooals men weet, door een lid der Kamer,
mr. Hartogh, ontworpen; niet door do
Regeering.
Van het werk der Staatscommissiën is het
overgroot© gedeelte ongebruikt gebleven. Een
herziening van het eerste boek van het Burg.
Wotb. is reeds meer dan 10 jaren geloden
gereedgekomen en had afzonderlijk kunnen
zyn ingevoerd; maar geen Min. van Justitie
heeft die taak aangedurfd. Voor het Wetboek
van Koophandel zijn mede van belangryko
deeien (o. a. over de firma, over de vennoot
schappen, over handelspapier) door een Staats
commissie herzieningen ontworpen, die echter
eveneens in het stof aan het departement
blyven rusten.
Wy gaan dus in dit opzicht den nieuwen
tyd met weinig room in. Het zal al heel
fraai zyn, als het doa Minister van Justitie
gelukt z(jn wetsvoorstel over ouderlijke macht,
enz. afgedaan te krygea.
De Tijd is er aanstonds by om munt to
slaan uit do critiek, die de gep. gen.-maj.
jhr. A. W. Van der Wyck uitbracht over
den toestand van het cavalerie-wapen.
Hy schreef o. a., gelijk mon zich van ons
uittreksel herinnert:
„Men heeft nu alleen militie, die 12 maanden
blyft, terwijl het gehalte er van hoegenaamd
niets is verbeterd".
En bij allo pleidooien voor do afschaffing
der plaatsvervanging zegt De Tijd n. a.
van dezo woorden was schering en inslag
do verbetering van het gehalte onzer troepen
door do inlijving van meer ontwikkelden by
het leger.
En na de vermelding van eenige middelen
ter verbetering, door gen.-majoor Van dor
Wyck voorgesteld, besluit De Tijd:
„Men ziet waar het heon moet.
Zoo lang do eerste diensttijd der militie
by do cavalerie niet wordt uitgebreid tot
„minstens 2 a 3 jaar", zyn do millioenen, die
jaarlyks by de Begrooting van Oorlog geno
teerd worden, te beschouwen als „zonder
oenig nut" weggeworpen.
De toestand van onze cavalerie, vóór de
afschaffing der plaatsvervanging nog drageiyk,
is daarna van dien aard geworden, dat geen
„halve maatregelen" meer kunnen helpen,
maar dat alleen van het boven aangegeven
radicale middel baat te verwachten Is.
Aldus generaal Van der Wyck over zyn
wapen, de cavalerie.
Hoe lang zal het nog duren vóór wy van
specialiteiten omtrent de bereden artillerio, de
vosting-artillerie, de genie, enz., hetzolfde ver
nemen? Ea dan zal ook wel de tegenwoordige
diensttyd by het hoofdwapen, de infanterie,
geheel onvoldoende gaan heeten. De persoon-
ïyke dienstplicht is nog to kort geloden ingo-
voord, om aan hot volk alle illusiën to ont
nemen omtrent de daaraan verbonden gevolgen
on lasten.
Men hebbe slechts geduld 1"
Een Engelscliman over de Kaap en de
Kapenaars.
6)
Lord Carnarvon besloot een poging tot
vreedzame oplossing te doen. Het was nist
gemakkelijk voor bet Ministerie om te erkou-
nen, dat het gedwaald had.
Als er oen verdrag gebroken was, waren
er misschien exceptioneels redenon voor het
te breken. Maar dat het onpolitiek was bet
moerendeel dor bewoners van een kolonie, die
pa3 zelfbestuur bad ontvangen, van ons te
vervreemden en te verbitteren, was duidelijk.
Er waa m(j aan de Kaap gezegd, dat een
conferentie van vertegenwoordigers der belang
hebbende Staten gemakkelijk een oplossing
kon vinden. Lord Carnarvon meende, dat de
eonvoudigate oplossing zou z(jn oen confede
ratie van alle Zuid-Afrikaansche, Hollandsche
en Engelsche streken, evenals Canada. De
kleinere verschillen zouden daardoor verdwij
nen. Ik dacht niet, dat de Hollanders, bi) de
thans bestaande prikkelbaarheid, aan dit voor
stel gehoor zouden geven. Toch was het voor
het Ministerie van Koloniën de gemakkolijkste
weg om zich terug te trekken. Lord Carnarvon
zond een schrijven af, ter uitnoodiging van
oen conferentie, die de verschillende quaesties,
waaronder de positie der Diamantvelden, zou
behandelen, en zinspeelde tevens op een con
federatie, maar dwong er niet toe.
Veertien dagen na den brief volgde ik met
instructies, dat, als de conferentie samenkwam,
eerst de quaestio met den Vrijstaat mosst
behandeld en afgedaan worden vóór iets anders
in discussie werd gebracht. Te gelijk met den
brief van Lord C. had ik zelf aan Mr. Molteno
geschreven, ondor den indruk, dat Lord C.'s
voorstel hem welkom zou zijn als een middel
om zijn eigen uitgedrukte wenschen uit te
voeren. Sinds de in-bszit-neming van Zuid-
Afrika had geen Minister van Koloniën zooveel
zorg getoond voor de Hollandsche bevolking
ale Lord Carnarvon nu deed, en ik twijfelde
er geen oogenblik aan of Mr. Molteno zou
z(jn plannen ontvangen met de hartelijkheid,
die zij verdienden.
De geheime historie van wat er volgde
weet ik niet. Ik veronderstel, dat er personen
waren, die er belang bij hadden, dat de twist
met de Vrije Staten voortduurde; die wensch-
ten, dat deze, met behulp van de inboorlingon,
zouden onderworpen wordoD. De ministerieels
boodschap werd aan het Kaapsche Parlement
voorgelegd met commentaren, die, als de
bedoeling wa3 ieder verschil nog bitterder te
maken, de verdienste hadden van vernuftig
gevonden te zijn. Zy werd voorgesteld ale
een sluwe poging om de Kolonie te verwik
kelen in verantwoordelykheden, die zy van
zich had geworpen; als een verraderiyk plan
om de Vrye Staten onder Eogelsche vlag te
brengen; als een tusschenkomen in de byzon
dere aangelegenheden der Kolonie, dat men
onmiddeliyk moest tegengaan. Do voorgestelde
conferentie werd overijld en zelfs op beleo
digende wyzo vorworpon. Het bespottelyke
misverstand van Lord Carnarvon's bedoelingen
werd door de pers in hst land verspreid, en
toen ik aankwam, vond ik alles in gisting
en de Hollanders woedender dan ooit.
Ik wendde my tot den Premier om ver
klaring en herinnerde hem wat by my had
gezegd. Tot myn verwondering trok by zyn
eigen woorden terug. Hy zeide nu, dat we
met de Vrye Staten konden doen wat we
wilden. Hy had er niets tegen. Ik zei hem,
dat hy ten minste Lord Carnarvon's bedoe
lingen moest duidelyk maken. De Gouverneur
had het idee geopperd, dat ik tot hem een
brief van verklaring zou richten, dien hy het
Parlement zou kunnen voorleggen. Maar Mr.
Molteno weigerde positief de zaak weer voor
bet Parlement te brengen. Ik hield het er
voor, dat zyn weigering bedoelde, dat er geen
verklaring gegeven mocht worden, en dat
myn lippen gesloton moesten blyven.
Myn positie scheen my op deze wpze
unfair toe on ik gevoelde my door de leugens,
die rondverteld werden, ernstig beleedigd. Ais
ik zweeg, zou het den schyn hebben, alsof
ik de juistheid dier praatjes erkende. De
Hollanders ten minste behoorden te weten,
wat Lord Carnarvon had bedoeld, en daar het
een quaestie was tusschen de Vrye Staten
en het Britsche Gouvernement, kon ik niet
inzien, dat ik eenig constitutioneel principe
schond door de waarheid te zeggen.
In twyfelachtige gevallen is waarheid da
veiligste politiek. Ik woonde een diner by iu
Kaapstad en sprak toen eenige woorden. Het
gevolg was een geheels verandering in de
gevoelens van de vrienden der Vryo Staton,
voel laster aangaande myn persoon io ministe-
riëelo bladen, een agitatie, die zich over de
geheele Kolonie verspreidde, en ten slotte
een weor byeenroepen van het Parlement, dat
in den tusschentyd verdaagd was, zoodat de
Kolonie er in toestemde om het Britsche
Gouvernement te helpen om den twist by te
leggen.
Dit was alles, wat ik wenschto.
Er kon geen oorlog ontstaan nu de Kaap
kolonie party gekozen had in den twist, en
een regeling, die beviel aan de HollandBChe
bewoners der Kaapkolonie, kon niet onaan
genaam zyn aan gene zyde der Oranjerivier.
Ik ging naar buis.
Mr. Brand, do President van den Oranje-
Vrystaat, kwam kort daarna in LoDden. In
algemeene termen werd door het MiDisterie
van Koloniën toegegeven, dat er niet fair
gehandeld was in zake de Diamantvelden, en
een som van 96,000 pond werd als schade
loosstelling toegekend. Het geld was niets:
de erkenning van ongelpk was alles. De
Hollanders van Zuid-Afrika, ofschoon koppig
als mnilszels, zyn gevoelig en licht bewogon.
Het echeen hun toe, dat hun slechte dagen
voorby waren, dat een Eogel8ch Bestuur toch
ook rechtvardig kon zyn, en dat een Voroenigd
Afrika mogelyk was onder Engelands vlag.
Had Lord Carnarvon, toen hy dit óéne goede
werk voltooid had, zich hiermee tevreden
gesteld, óf had hy met de Transvaal een even
rechtvaardige schikking gemaakt als met den
Oranje-Vrijstaatmeer nog, bad hy dien Staat
geholpen in zyn moeilykheden met de inboor
lingen, er zou ten minste kans geweest zyn
op de confederatie, die by begeerde. Wy waren
den Hollanders van Transvaal wel iets schul
dig. Bechuana's, Matabelen, Amaswazies,
Zoeloe's, allen hadden wapens ontvangen of
waren aangemoedigd van uit da Diamant
velden de Boeren te vernietigen. Een weinig
hulp in gold aan de Transvaal, eenige vriende-
ïyko woorden, het toestaan van een flinke
westelyko grens, en een bekendmaking aan
ds grensstammen, dat de Hollanders en wy
voortaan vrienden waren en dat een beleedi-
ging, hun aangedaan, zou gelden als een
beleediging aan het Engelsche Bestuur en
iedere Hollander zou de bladen uit zyn grieven-
boek geschourd hebben en ze voor altyd hebben
vergoten. Maar Lord Carnarvon vergiste zich
in den aard van het warme gevoel, dat hy
bad opgewekt. Hy veronderstelde, dat het
was ten gunsto van zyn confederatieplan,
waarmoe het direct niets te maken had; hy
gotoelde, dat het tot-stand-brongon van een
„Soutb-African Dominion" in Engeland zou
begrepen on bewonderd worden als een
schitterende en vruchtbare politieke daad.
(Sol volgt.)