N°. 12231 Zaterdag 6 Januari. A0. 1900 ff $eze <Qo\irant wordt dagelijks, met uitzondering van (Zon- en feestdagen, uitgegeven. Feuilleton. IDSCH •PELTS DEZER COUBAKTl Voor Leldon P» 8 maanden.- i I.IÖy «"K 1.40a 0.05a Franco per post ri> Afzonderlijke Nommer9 PBUS DEB ADVEBTEHTDSiliB Van I—O rogels 1.05. Iedere regel moer f 0.17$. QrooSsro letters naar plaatsmimte Voor het incasseeren buiten do et&é wordt f 0.06 berekend. Derde Blad. Financieel© Kroniek. "Wij schrijven dan nu 1900! Wat zal dit nieuwe jaar, of, als men wil, deze nieuwe eeuw ons gevon? Wjj weten het niet en dat is wellicht zeer geluk kig, want wie weet, welke teleurstellingen het ons baren zal. Dit is althans zeker, dat het einde der negentiende eeuw ons het bewijs heeft geleverd, dat wij nog niet zeer veel in de beschaving zijn vooruitgegaan. Moge men al ver gevorderd zijn op bet gebied van kunst, werktuigkunde en indus trie, reeds voor eeuwen was men ook zeer ver ge vorderd op dit gebied, al is de kunst dan ook voor een tijd verloren gegaan en de monsch terugge keerd tot een tijd van barbaarsebbeid. De getuigen van die vroegere beschaving zijn zeer vele. Aan schouw de piramiden van Egypte en de opgegra ven kunstwerken van Herculanum en Pompeji, om van zeer vele andere niet te spreken. Doch wat de meer edelo beschaving des geestes betreft, zjjn wij helaas niet veel beter dan de menscb onder gunstige omstandigheden ten allen tijde ge weest is. Laat ons echter hopen, dat deze nieuwe jaarkring ons ook daarin vooruit mag brengen De geldmarkt hoeft, als men hot goed beschouwt, ook tnog niet veel verandering ten goede ondergaan, al was het ook, dat men, door het vrijkomen van groote bedragen van de Januari-coupons, op wat meer gemakkelijkheid rekende. Geld blijft schaarsch, hetgeen men een vreemd verschijnsel mag heeten, daar er toch zooveel goud en zilver wordt gevonden en aangemunt. Sommige bevoegden beweren zelfs, dat deze aan munting overeenkomstig de behoefte geschiedt. Men moet dus tot de conclusie komen, dat deze achaarschte schijnbaar is, hetgeen zeer waar schijnlijk wel de rechte conclosie is. Doch wan neer wij de oorzaak hiervan eens zouden willen nagaan, en deze weder aan de gevolgen toetsen, dan zouden wij daarvoor meer dan do ons beschik bare ruimte noodig hebben en wellicht toch een weinig dankbaar werk hebben verricht. Wij blij ven dus voor het feit staan, dat geld nog duur is, en het heel waarschijnlijk nog wel een poos zal blijven en zijn invloed op de fondsenmarkt doen geldon. Dit zal nog erger zijn, indien, wat wij niet hopen, do arbitraire wijze van handelen van de Engelsche scheepsbevelhebbers er toe gaat leiden, dat het Britsche rijk in conflict zal koinen met Europeesche mogendheden. Wij hopen het niet, doch eorlijk gezegd, wij zien er in, dat dit op den duur onvermijdelijk zal zijn. Hoe meer ioch do Engelschon met tegenspoeden te kampen hebben in Zuid-Afrika, hoe meer hun trots ge prikkeld zal worden en hoe meer zij, ook langs ODgcoorloofdon weg, hnn doel zullen trachten te bereiken. Men is dan ook in Engeland niet kieskeurig; laat de geschiedenis getuigen, en getuigen ook de artikelen in de Globe" en de .Standard" met betrekking tot de Delagoa-baai en het opbrengen van do „Bnndesrath". Het zal niet lang meer duren, of Engeland zal ook ter zee daden van ruw geweld gaan plegen, en dan, ja dan zal de tijd daar zijn, dat de brand, in Zuid-Afrika ont stoken, zal overslaan op gansch Europa. Er is echter nog dén hoop, nl. dat do weidenkenden onder de Britsche natie, niet verblind door kwalijk begrepen patriotismo, te vinden zullen zijn tot het sluiten van een vrede, welke, zoowel voor beide strijdende volken als voor Europa, een zegen zou zijn. De Beurs verkeerde onder den indruk van de verschillende berichten, welke achtereenvolgens tot ons kwamen. Was Londen eerst zeer willig op de tijding, dat generaal French succes behaald had te Colesberg, wat ten slotte niet zulk eon groot succes bleek te zijn, al spoedig deden de geruchten van dreigende Europeesche verwikke lingen, haar oorsprong vindend in het opbrengen van Dnitsche mail- en koopvaardijschepen door de Engelschon en het bezetten van Herat door de Rassen en het uitbreken van een opstand in Engelsch-Indiö, den toon der Beur3 omslaan. Wy merken echter hierby op, dat de beide laatste berichten nog niet bevestigd zijn. Groote verkoopen voor| Londensche en Duitsche rekening dreven do koersen te Nieuw-York omlaag en men scheen daar tegen dien dubbelen aandrang niet bestand, en het was dus niet te verwonderen, dat wij hier ook onder dienzelfden druk leden. Over het algemeen waren de Europoescho Staats fondsen zwak. Qollandsche Staatsfond sen iets lager. Russen daarentegen waren vast en beter in prys. Spanje was lager en Oosten rijkers werden voor binnenlandsche rekoniDg aaugeboden. De Z u i d-A merikaansche waarden waren bijna alle iets williger. Mexicanen echter lager. In Petroleumwaarden bestond deze week nogal eenigo handel. De opbrengst over do maand December, zoowel van de Koninklijke als van de Sumatra-Palembang, wjjst een grooten vooruitgang aan; respectievelijk 36000 en 19500 Units meer meer dan in Novembor. Van do Mijnaandeelen werden Noord-Celebes en Ned.-Ind. Mijnbouwaandeelcn tot beter prijs ge vraagd, hoewel de Noord-Celebe3 zich op haar hoogstcn koers niet handhaven kon. Eerstdaags Avordt de inschrijviog opengesteld op de aandeelen der Mijnbouw-Maatschappij Granplacer, welke Maatschappij haar ontstaan dankt aan de overneming van een goudhoudend terrein, behoorende tot de coficessio der Maat schappij Suriname. Do A merikaansche Spoorweg- aaudeelen hadden het hard te verantwoorden en hoewel er op oeconomisch gebied geen reden voor bestaat, zal het niet onwaarschijnlijk zijn, dat de drang der politieke omstandigheden een horhaling hiervan nog wel eenige malen te voorschijn zal roepen. Toch komt hot ons voor, dat zij, die hun fondsen behouden kunnen, verstandig doen, niet aan tijdelyko daling te storen, doch stil te behouden wat men heeft. Gevaar voor depreciatie der Amerikaanscbe waarden, uitgaande van toestanden in de Unie zelf, bestaat thans niet, doch slechts de terugslag van verwikkelingen in Europa doet zijn invloed gelden. - ïiijnlandsche Bank. INGEZONDEN. Mijnheer de Redacteur In uw blad van Zondag 31 Dec. komt het verslag voor der uitvoering, gegeven door het „Katwyksche Harmonie-gezelschap". Het is my gebleken, dat de verslaggever dezer uitvoering geen rekening heeft gehou den met den toestand der Vereeniging. Schrijver zegt: Vervolgens bleek, dat de „Harmonie" met den kapelmeester den heer Huppkens krachtiger is, dan bij diens afwe zigheid." Dit toch is zoer begrijpelijk en zal bij ieder corps wel zoo zijn; „dat de „Harmonie" nog geen burgerrecht gekregen heeft, ten gevolge waarvan nog veel zetels onbezet bleven." Dat de Harmonie nog geen burgerrecht heeft verkregen, is waar, maar de schrijver weet ook wel, hoe reeds zeer in hot begin de leden niet als „brave jongens" werden aan gezien. Gelukkig is dit het laatste jaar ver anderd en kon zich de Vereeniging verheugen in een veel grooter aantal bezoekers, dan bij de vroeger gegeven uitvoeringen. Er waren volgens den kastelein 130 a 140 personeD, en kwamen er stoelen te kort. Veel zetels waren dus niet onbezet. Wat hot tooneelspelen betreft, moeten zich, naar het oordeel van sommigen, er onder de leden bevinden, die hun rollen kranig gespeeld hebben. Men moet niet vergeten, dafc, het jongens ziln, die als het ware zoo van den akker worden opgeraapt, en dan moet men den heer T. bewonderen, dat deze het den jongens zoo netjes kan inpompen. Ook de muziek, in aanmerking nemende dat do uitvoering door 12 nieuwe leden voor het eerst werd meegemaakt, was goed. Vooral No. 7 „Doux Mystères", waarover slechts drie weken werd gestudeerd, was voor hen uit stekend. Het verslag was dan ook geenszins be moedigend en tevens onrechtvaardig. Wil men ergens verslag van_geven, dan moet men toonen daarover te kunnen oordeelen. De Verslaggever heeft getoond dit niet te kunnen, anders waren al deze omstandigheden in aan merking moeten genomen worden. Da „Katwyksche Harmonie" verzoekt daarom beleefd van zulk een criticus verschoond te blijven. Dankzeggend voor de door U verleende plaatsruimte, M. de Redacteur, Katwijk, J. v. Beelsn, 2 Jan. 1900. oud-lid dor Harmonie". Gaarne maak ik onder dankzegging gebruik van de aangeboden gelegenheid om in zake het bovenstaande eenige inlichtingen te ver schaffen en wil daartoe het togezónden stuk op den voet volgen. lo. maakt de inzender de opmerking, dat ieder corps zwakker is zónder dan mèt den directeur, iets wat ik gaarne toegeef; is dit echter overal in diemate als'by de.„Harmonie", dan behoefde zy zich dit niet aan te trekken; 2o. noemt by als reden, dat het gezelschap nog geen burgerrecht verkregen heeft en de loden in het begin niet als „brave jongens" werden aangezien. Zyn ze dit nu wel en vroeger niet, iets wat mü onbekend is, dan zyn ze vooruitgegaan en zouden zich in ieders belangstelling mogen en kunnen verheugen. Da inzender zal echter weten, waarom de „Harmonie" in de allereerste plaats nimmer de gegoede iDgezetonen onder haar geboor zal aantreffea by uitvoeringen, (ten minste wan neer zy in deze geen anderen weg inslaat); weet hy dit niet, dan behoorde by in dezen te zwygen; 3o. verzekert hy, dat er 130 a 140 personen waren; ik heb ze niet geteld, maar zyn ze er geweest, wat ik geen reden heb in twyfel te trekken, dan biedt de zaal ruimte voor ver over de 200 personen en handhaaf ik myn bewering, dat vele zetels onbezet waren 4o. zegt by, dat by het toonoelapel, naar het oordeel van sommigen, enkele leden hun rol kranig hebben gespeeld; ik zou liever zeggen „aardig". Anderen, waaronder ook ik, verzekeren, dat er nog o zooveel aan ontbrak. Ik wil de „Harmonie" niet afbreken, anders zou ik hier een andere uitdrukking gebruiken. Zyn de leden zoo vau den akker opgeraapt en moet de heer T. (niet door my genoemd) bewonderd worden, voor zyn inpompen, dan kan men toch niet zeggen, wanneer er veel ontbreekt, ook by goeden wil: „het ging best"; öo. wil hy in aanmerking genomen zien, dat de uitvoering door 12 nieuwe leden voor het eerst is medegemaakt; eerlyk verklaar ik, dat dit getal 12 mij wel wat hoog voor komt; doch dit daargelaten, vraag ik den inzender op den man af: wa3 de muziek van dien aard, dat iemand, die nu niet komt om waar zulks niet gevoegiyk is, pluimpjes uit te deelen, een verslag kon geven, zonder aan merkingen te maken als voorkomen in het nummer van jl. Zondag. Dat het verslag geenszins bemoedigend was, zie ik nog niet in. Of is do inzender een vijand van het welbekende spreekwoord: „een vriend die my myn feiten toont enz."? Onrechtvaardig was het nog minder, en zal door ieder onpartydig beoordeelaar moeten worden beaamd. Wenscht de Katwyksche Harmonie ver schoond te biyven van criliak, zy houde dan geen uitvoeringen, die voor het publiek toegankeiyk zyn, of spele zóó, dat geon ge gronde aanmerkiügon kunnen worden gemaakt. Eindigende maak ik de woorden van den inzender gewijzigd tot de myne: "Wil men ergens op antwoorden, dan moet men toonen te kunnen lezen; de inzender heeft getoond dit niet te kunnen, anders was het ingezonden stuk door hem niet geschreven. Hoogachtend, Uw dw. Dn. Katwijk. De Verslaggever. Gemeenteraad Tan Zoetermeer. Tegenwoordig zyn alle raadsleden. Na lezing der notulen van de vorige ver gadering, welke worden goedgekeurd, wordt mededeeling gedaan van de volgende inge komen stukken: Brief van Ged. Staten, waarby goedgekeurd wordt teruggezonden het kohier van het schoolgeld over het 3de kwartaal 1899. Brief als voren, waarby wordt goedgekeurd het in de vorige vergaderiog genomen besluit tot ondeihandsche verhuur vaQ gemeonte- eigendom. Brief, waarby goedgekeurd wordt terug gezonden de begrooting dezer gemeente voor het dienstjaar 1900. Bericht dat over het laatste kwartaal van 1899 aan deze gemeente door het Ryk zal worden uitgekeerd een bedrag van f 798 21. Proces-verbaal van kasopneming, waaruit blykt dat op 3 Jan. 1900 in kas was een bedrag van f 55,68.75s. Al deze stukken worden voor kennisgeving aangenomen. Hierna wordt vastgesteld het kohier van de schoolgelden over bet vierde kwartaal van 1899, bedragende f 37.10. Daarna wordt aangeboden een ontwerp- raadsbesluit tot wyziging der gemeente-be grooting voor 1899, hetwelk met algemeens stemmen wordt vastgesteld. Niets meer te behandelen zynde, sluit do voorzitter de verga ering. Gremengd Nieuws. Te '8-Gravenhage zyn gestolen verschillende antieko voorwerpen, waarvan een deel in beslag is genomen. De verkooper er van is vermoedeiyk een Belg, ongeveer 40 jaar. Hy geeft op te wonen te Leuven en handelaar te zyn in schilderyen. HQ geeft blyken van geen verstand te hebben van antiquiteiten. Hy spreekt Hollandsch met een Vlaamsch accent. De commissaris van politie der 2de afd. te 's-Gravenhage verzoekt op sporing, aanhouding en opzending. Te Veenhuizen werd een kot, voor de slachtbank bestemd, hoorn woo t en daar men het beest, d t zich losgerukt had, niet wist te vangen, besloot men het neer te schieten. Een der omstanders, zekere M. Koot, posteerde zich achter een deur, ooch werd daar ongelukkigerwyze door den kogel in den schouJer getroffen. Aanvankelijk vreesde men voor het leven van den getroffone, die veel bloed verloren had; thans is bet levensgevaar geweken, hoewol do patiënt veel pyn lydt. Een ingezetene van Ne w-Haren (V. S.) is bezig op Noach's voorbeeld een ark te touwen op een heuvel by de stad. Hy beweert een openbaring te hebben ontvangen, volgens welke er een nieuwe zondvloed wegens de ongerechtigheden der menschheid aanstaande is en met hem slechts een twintigtal personen zullen behouden blyven. Zyn ark zal echter den vorm hebben van een bedendaagscb jacht. Of en welke dieren hy inscheept meldt het bericht evenmin ala wie do bevoorrechte twintig zyn, of hoe de man zyn „openbaring" met de twee laatste verzen van Genesis VIII doet rymen. Ver moedelijk heeft men hier met een onachade» lyken krankzinnige te doen of met een april visch, even vooriyk als de dezer dagen vermeLe Heemsteedsche ooievaar. Eerst kook cn koffie. Op eon boutverkooping te Knype (Fr.), waar veel koopers aanwezig waren, vro;g de oudste boutbaas na bet voorlezeu der verkoop-voor- waardon „of naar oud gebruik de verkoop^ra niet tracteerden op koffie en koek". De notaris antwoordde ontkennend. De oudste hontbaas verliet daarop de herberg on de andore hout- bazeo eveneens. Zy gingen nu naar een nabu rige horberg en t leven daar afwachten d« dingen, die komen zouden. De oproeper van dea notaris kwam na ruim een uur roededeelen, dat koffie en koek verstrekt zouden worden. Maar de boutbazen hadden ieder een dubbeltje iu de herberg verteerd en met Friesche etyfkopplgheid eischten ze ook dit terug. De notaris verklaarde zich ook daartos geneigd en toen gingen do houtbazen naar het verkoop! okaai, waar spoedig koffie en kook op tafel kwamen. Het oude gebruik werd dus gehandhaafd. Een Eogelscliman over de Kaap en de Kapenaars. 2) De Kaap8cbe Hollander of Boer, zooals we hem noemen, is een langzaam, goedgehumeurd man, die niet veel aan politiek doet, die zich meer bezighoudt met zyn godsdienst en zyn byzondere zaken, en die, als hy, met wat toe geeflijkheid voor zyn gewoonten en meoDingen, aan zichzelf overgelaten was, sinds lang zyn onafhankeiykheid zou hebben vergeten, in het onvermydoiyke zou hebben berust en do meest conservatieve en de minst revolutionnaire van Barer Majesteits onderdanen zou geworden zyn. Eq het Ministerie van Koloniën zou, als het vry kon handelen, reeds lang een ver zoenende politiek gevolgd hebben. Maar Ministers van Koloniën moeten denken aan hun party in het Parlement, on leden van het Parlement moeten denken aan hun kiezers en aan do publieke opinie. De emancipatie der slaven was de speciale glorie vin het Engelsche volk en er was geen zekerder weg tot de politieke gunst dan degenen, die in deze grootste van alle quaesties niet „zuiver" waren, te behandelen als waren zy de aandacht niet waard. De Boeren hadden of meenden te hebben een lyst van grieven, groote en kleine, even lang als do Ieren, en zij, die onrecht ïyden, hebben beter geheugen dan zy, die onrecht toebrengen. Ongeduldig over een juk, dat de laster ondraagiyk maakte, pakten veel duizenden in 1835 en 1836 hun goederen in hun wagens, verzamelden hun kudden en trokken naar de onbekonde wilder nissen ten noorden der Oranje-rivier. De verhuizing deed de familiebanden niet breken. Iedere familie zond éón of meer vaD haar jongere leden. De geschiedenis van deze emigranten is de herhaling van onze eigen geschiedenis, waar wy ons ook gevestigd hebben, en moet do geschiedenis zyn van alle landverhuizers in nieuwe landstreken, die reeds door een lager ras bewoond zyn. Vóór zij gingen, traden zy in onderhan deling met verschillende stammen, die er in toestemden hen te ontvangen. Zy waren welkom by sommige, niet welkom by andere. Er ontstonden twisten over land en gestolen vee. Er kwamen botsingen en verraderlyk genoemde bloedbaden, gewroken door oorlogen, en nieuwe aankoopen van grond, tot zy de bezitters werden van al het land, nu bekend als de Oranjo-Vrystaat, Transvaal en Natal. In Engeland werd het voorgesteld alsof zy de onschuldige inboorlingen te vuur en te zwaard vernietigden. Als andere stammen verdrukt werden, vonden wy het jammer, maar konden stilzitten. Maar in de slechte behandeling van eon neger is iets, dat Engelsch bloed in vuur zet. Wy besloten, dat de Boeren onze onderdanen bleven, al gingen zy uit de Kolonie. Wy vervolgden ze, verdreven ze uit Natal, vielc-n in den Oranjo- Vrystaat, leverden gevechten met onvoldoende rosultaten, kregen zeiven twist met de inboorlingen, in het byzonder met de Basuto's, waardoor wy de ondervinding opdeden, dat deze stelsellooze expedities geen voordeel opleverden en govaarlyk konden zyn. Ten slotte kregen wy genoeg van ondernemingen, die noch tot eer noch tot vrede leidden, en besloten in 1852 Boeren, Kaffers, Basuto's en Zoeloe'8 aan zichzelven over te laten en de Oranjerivier te maken tot de grens van Britsche vorantwoordelykheid. Wy sloten formeele verdragen met de twee Hollandsche staten, verbonden ons niet meer tusschenbeide te komen tusschen hen en de inboorlingen, en lieten ze aan zich zelven over, hetzy om ze te hebben als een slagboom tusschen ons en het binnenland van Afrika, hetzy, wat als het waarscbynlykste beschouwd werd, zo te zien ondergaan in een ongelyken stryd met de oorlogzuchtige stem men, by welke zy verre minder in getal waren. Van hun zyde beproefden zy niet weer de slaverny in te voeren, en zoo lieten wy ze aan zichzelven over. Mot ééne uitzondering, die ik aanstonds zal vermelden, werden deze verdragen gehouden gedurende zeventien jaar, en „het land rustte" van zyn rampen. Onze eigen grensgeschillen hielden op. Da Kolonie was rustig en bad geen geschiedenis. De nieuwe Staten gingen niet te niet, maar bloeiden. Do Boeren ver spreidden zich over een gebied zoo jroot als Frankryk. Zy beslechtten hun geschillen met de inboorlingen haast zonder vechten. Iu de Transvaal leefde eon mülloen inboorlingen vreedzaam in hun midden, met en voor hen werkende. Verreweg da bloeiendste inboorlingen-neder zetting, die ikzelf zag in Zuid-Afrika, was dicht by Pretoria. De Boeren zyn een 2eer godsdienstig volk, die hun kerken en bun predikanten onderhouden mot buitengewone vrygevigheid. Daar bun huizen wyd uiteen- staan, kunnen zy hun kinderen niet naar school zenden en hebben gewooDiyk huis- onderwyzers voor hen. Godsdienstige voor schriften worden in hun huisgezinnen nauw keurig nageleefd. Van alle menschelyke wezens die nu op deze planeet zyn, beantwoorden de Boereu van Zuid-Afrika het meest aan Horatius' beschryving van de Romeinsche boerensoldaten, die Pyrrhus oq Hannibal ver sloegen. Daar alleen zult ge gehoorzaamheid aan de ouders vinden zooals onder de oude Sabynen; de severa mater, wier zoons halen en brengen op haar verzoek; die, als deze zoons ten oorlog trekken voor hun land, hun de geweren zal ovorhandigen en hun zal ver zoeken met de wapeüs in de hand terug te koeren of - in het geheel niet. Zy regeeren op hun eigon manier. Zy ver bieden ledigloopen en verfoeien landloopery. Zy overreden en, als zy kunnen, dwingen de zwarten om den grond te bebouwen en vlytig te zyn. Zy geven hun geen stem voor den Volksraad. Zy staan hun zelfs niet toe land in eigendom te bezitten, tenzy onder borg stelling van blanken, opdat zy niet weer hun oude levenswyze in stammen zullen invoeren en den Staat ia verwarring brengen. Maar over het geheel is hun behand-ling niet zonder succes geweest. Er zyn geon opstanden vau zwarten tegen blanken geweest in Transvaal. Het gezag is er staande gehouden zonder panieken on zonder strengheid. Tooneolen als de vernietiging van Langalabalele's stam in Natal zyn in de Hollandsch© onafhankeiyka Staten met voorgokomen. Toch konden zy zich het vertrouwen van hot Engelsche Gouver nement niet verwerven. Misschien was hun onverwacht succes oen beleediging. Er werdea verhalen in omloop gebracht onwaar over het algemeen, maar niet geheel zonder grond van Boeun op de Transvaalsche grenzen, die kinderen van inboorlingen stalen of ze kochten van plun derende stammen en ze grootbrachten als slaven zoo het heette als leerlingen. Ge-, streng en met succes onderdrukte het Trans vaalsche Gouvernement deze handelingen. Ik zeg met succes, omdat in de jaren, dat Transvaal weer een Engelsche provincie was, gevallen van dezen aard aan het licht gebracht zouden moeten zyn, als ze hadden bestaan, en geen enkel kind word in den beschreven toestand ontdekt. Toch werden deze praktyken naar Engeland overgebracht als welbevestigda feiten, en getrouwelyk geloofd. Men meende, dat do Boeren hun belofte hadden verbroken, en veel uitstekende manoen onder ons hielden staande, dat we onzen plicht verzuimden, al/ï we ze zonder contróle lieten. (Wordt vervolgd

Historische Kranten, Erfgoed Leiden en Omstreken

Leidsch Dagblad | 1900 | | pagina 9