MENGELWERK.
Oudejaarsavond op !Ze©.
Het was donker op de uitgestrekte water
vlakte, waarop de statige driemaster laDgzaam
voortdreef. Een vochtige, koude mist hing
over het water. Het was nauwelijks te zien,
dat het schip zich voortbewoog. Het wiegelen
op de bolle golfjes was de eenige beweging,
die m3n kon waarnemen.
In den mast staat eenzaam en onbeweeglijk
een scheepsjongen. Hij staart en tuurt over
het watervlak om te kunnen waarschuwen
zoodra een schip of boot in de nabijheid komt
en men het mistslgnaal moet doen hooren.
Het is eenzaam en somber daar boven in den
mast bij het mistige en donkere weder, maar
nog somberder zijn de gedachten van den
scheepsjongen, die op den uitkijk staat.
Het is oudejaarsavond, doch op zee bemerkt
men daar niet veel van.
Geen plechtig klokgelui noodigt hier de
menigte om op den laatsten dag des jaars in
het bedehuis den verloopen tijdkring met dank
aan God te besluiten.
Geen vriendelijke, gezellige huiskamer biedt
daar plaats aan alle leden van den familie
kring, die zich om het vrooltjk flikkerend
haardvuur vereenigen.
Het eenige, wat de scheepsjongen in den
grooten mast van den oudejaarsavond be
merkt, is, dat het onder de matrozen en het
scheepsvolk wat rumoeriger toegaat dan op
andere avonden.
Droevig staart hij voor zich uit. De ge
dachte aan de kleine, gezellige en vroolyk
verlichte huiskamer zijner ouders, waar op
dien avond altijd een knappend vuurtje brandde
en waar na thuiskomst uit de kerk meestal
iets heerlijks om to eten en te drinken door
moeder op tafel gezet werd, deed hem het
gure en onaangename van dezen laatsten avond
des jaars in den mast dubbel gevoelen.
Ofschoon er geen tranen vloeien langs zijn
wangen, toch doet de sombere uitdrukking
van zijn gelaat veronderstellen wat er in zijn
gemoed omgaat.
Hoe gaarne zou hjj dien avond ODgemerkt
even in den gezelligen kring zijner familio
zijn binnengeslopen. Het kleinste hoekje bij
het gezellig knappend vuur zou hem welkom
zijo geweest.
In een vroolijke, bijna opgewonden stem
ming bad hij weinige maanden te voren hot
ouderlijke huis verlaten. Slechts noode hadden
zijn ouders hem zien vertrekken. Menigmaal
had zjjn moeder hem vriendelijk en dringend
verzocht, hem bijna gesmeekt, om toch aan
wal te blijveo, maar niets had gebaat. Hjj
moest en zou naar zee. Bijna ruw en onvrien
delijk had bij zich bij het vertrek uit de teedero
omarming zijner moeder losgerukt. Ternau
wernood had hij naar de vermaningon zijns
naders geluisterd en nu zwierf hij reeds veel
weken op zee. Yeel van zijn illusiën waren ver
loren gegaan en met onweerstaanbare macht
werd hij met zijn gedachten naar de ouderlijke
woning getrokken.
In de ouderlijke woning zag het er juist
zoo uit als hy het zich voorstelde. Vriendelijk
en licht was het in do kleine buiskamer en
de oude kachel snorde en braDdde, dat het
een lust was om het te hooren en te zien.
Nieuwsgierig en vol van goede verwachting
richtten zich de blikken van zijn broertjes
en zusjes naar de dampende lekkernij, die op
tafel stond; doch vaders gelaat stond ernstiger
dan gewoonlijk en moeder wischte zoo nu en
dan, als ze meende, dat vader en de kinderen
het niet opmerkten, een traan van de wangen.
Het was voor haar geon gewone oudejaars
avond, nu baar oudste lieveling er niet was,
en ze zag het wel aan vader, dat ook zijn
gedachten bij hun oudsten jongen toefden.
Het was goed, dat ze haar Hendrik niet kon
zien bij dat sombere, mistige weder boven in
den mast. Zij zou hem te veel beklaagd heb
ben; het zou het moederhart pijn gedaan
hebben.
Voor Hendrik was die plaats op oudejaars
avond echter nog zoo kwaad niet. Hy had
nu gelegenheid om na te denken, om eens
met zichzelf te spreken, om eens recht tot
zichzelf te komen.
Met zichzelf spreken, tot zichzelf komen is
stilstaan op den weg, en dat kan nooit kwaad.
"Wij hebben dan gelegenheid den blik eens te
richten op het doel van onzen tocht.
Lezer, laat die gelegenheid nooit ongebruikt
voorbijgaan en vergewis u af en toe er van
of uw levensscheepje den rechten koers houdt.
Vooral: Vergewis er u van op den oude
jaarsavond 1
Ondejaarsavond.
Lüidt, klokken, luidt bij 't buiig weer,
En onder noordervlagen, luidt!
Het jaar ligt op zrjn sterfbed neer;
O, laat het stcrvon! Luidt hot nit!
Luidt uit het onde, en 'tnienwe weor in!
'tJaar sterve vrij, zoo 't sterven moet
Luidt van do hooge torentin
Wat kwaad is nit, en in al 't goed'I
Lnidt nit den strijd, die vrede bant,
En weerzijds 'thart in vlammen zetl
Lnidt in een eedier levenstrant,
Met zachter zede en milder wet!
Lnidt nit bederf en smet en vlek,
Met zonde-kweekende eigenmin!
i Lnidt nit dit rijmen vol gebrek,
En luidt een beter zanger in!
Luidt nit do drift naar goud en geld,
Met wat ze al kwaads ontkiemen deê!
Luidt nit des oorlogs wreod geweld;
Luidt duizend jaren in van vreè!
Lnidt in den vrijman, kloek en braaf,
Wiens hart den dienst der deugd behoort!
Lnidt uit den boozen zondeslaaf;
Luidt in den Christen naar Gods Woord!
Gemeenteraad vaa Zoetenvoude.
Lnidt nit den trots bij heer en knecht,
Do kwade tong met booze roênl
Lnidt in den zin voor wet en recht,
Deo lust voor 1 goede in iedereen!
De Voorzitter opent de vergadering in tegen
woordigheid van 10 leden. Afwezig de hoerA.
RjjDsburger.
De notalen der vorige zitting worden gelezen
•n onveranderd vastgesteld.
Ter tafel worden gebracht:
Een schrijven van Ged. Staten, toezendende een
uittreksel uit het Koninkl. besluit, houdende goed
keuring van het Raadsbesluit tot beffing van
Secretarioleges; van hetzelfde college een schrijven,
waarbij de begrooting voor het dienstjaar 1900
door ben is goedgekeurd in outvang9t en uitgaaf
•p 29004.62alsmede een schrijven inhondende
dat op beden 30 Dec., voor deze gemeente als
4de termijn van 1899 zal worden betaalbaar gesteld
het verschil tusschen het over 1899 verschuldigde
ingevolgo art. 1 der wet van 24 Mei 1897 (Stbl.
166) en het over do eerste drie kwartalen van het
jaar vooiloopig uitgekeerde bedrag, zijnde voor
deze gemeente 2938.28*.
Een schrijven van Ged. Staten, toezendende een
uittreksel uit het Kouinkl. besluit van 11 Dec.
1899, waarbij Rijkssubsidie is toegekend in do ver
pleging van do krankzinnige J. M. v. d. Mark,
terwijl tevens door Ged. Stuton een provinciaal
subsidie is toegekend.
Een missivo van Burg. en Weths. van Leidon
in zake bet opheffen van banwerken, den afkoop
van bottingen enriemtalen eu erfpacht der Vronwon-
vaart, inhoudende dat het treffen van nadere
maatregelen in doze wegons de daaraan verbonden
kosten, niet wenschelijk is, omdat deze gemeento
door de betaling der afkoopsom van 1692.66* in
zake erfpacht van de Vrouwonvaart en de interessen
der bottingen en riemtalen aan de gemeente Leiden,
ten allen tijde kan bowijzen, dat aan die besluiten
uitvoering i3 gogeven.
Een rapport van nu wijlen den heer Van Rijn,
gemeente-opzichter, hetwelk hij dus nog Yoor zijn
overlijden had ingediend, betreffende het maken van
een losplaats in don Vliet, hetzij aan het zooge
naamde „bankje" hetzij aan den Vlietweg hij Lam-
mebrug, waaruit blijkt, dat zeer weinig van de
losplaats wordt gebruik gemaakt, zoodat 13. en W.
den Raad adviseeren, vooralsnog geen losplaats
te maken, omdat de noodzakelijkheid daarvan hun
nog niet is gebleken.
Al deze stukken worden daarna voor kennis
geving aangenomen.
Daarna besluit de Raad tot het doen van af-
en overschrijvingen uit den post voor onvoorziene
uitgaven der begrooting voor het dienstjaar 1899
tot een bedrag van 1500 op andere posten dier
begrooting, welko te laag zijn geraamd en waarbij
reeds bij de begrooting zelve machtiging is ver
leend, alsmedo tot betaling uit den post van
onvoorziene uitgaven der begrooting voor 1900
van een bedrag van ƒ1692.665 aan de gemeente
Leiden als afkoopsom der interessen van bottingen
on riomtalen en der erfpacht van de Vrouwen vaart.
Ten slotto besluit do Raad naar aanleiding der
ingediende reclames tegen den aanslag in den
hoofdelijken omslag don aanslag van J. Vellekoop
te brengen van ƒ3.50 op ƒ1.50; dien van H. A.
J. Kruger van ƒ10 op 8, alzoo beiden to vermin
deren met ƒ2, en den aanslag van G. v. d. Nieuwen-
dijk to royeeren.
De Voorzitter sluit daarna de vergadering.
Gemeenteraad van Leiderdorp.
Alvorens de werkzaamheden aan te vangen,
deelt de heer Van Leeuwen mede dat van
den Burgemeester bericht is gekomen, dat
ZEdAo. door ziekte verhinderd is de vergade
ring by te wonen, dat alzoo op hem, als
oudste wethouder, de plicht rust deze ver
gadering ts leiden en spreekt hjj oen wensch
uit, dat de ziekte spoedig zal zjjn geweken,
zoojat do Burgemeester weldra zjjn werk
zaamheden kan hervatten.
Na opening der vergadering mot gebed,
lezing en goedkeuring der notulen, wordt
mededetling gedaan van eenige ingekomen
stukken, die voor kennisgeving worden aan
genomen.
Een ver2oek van de directie dor Koninklijke
Nederl. Grofsmedery te Leiden, om ver
gunning tot het plaatsen van een stoomwerk
tuig in de nieuwe fabriek in de Waard onaer
aeze gemeente, worJt, ter afdoening, gesteld
in handen van Burg. en Wethoujers.
Aan den beer J. C. Spaargaren, visch-
handelaar te Oegstgeest, worafc ondersbands
ln pacht gegeven bet visebwater der gemeento
voor de eerstvolgende vyf jaren tegen be
taling van f 72 per j'aar, behoudens het be
paalde by art. 194e der gemeentewet.
Aan de benoeming van een geneesheer,
belast met do vaccinatie voor bet jaar 1900
(wien B. en Ws. tevens het verrichten van
ce doo'schouw zullen opdragen), gaat een
bespreking vooraf, waaraan byna alle leden
deelnemen.
Op verzoek van don Voorzitter maken de
heeren Van der Stoel en Verkley het bureau
van stemopneming uit.
Na verschillende stemmingen wordt de beer
T. F. Tbyssen, arts alhier, met het lot, daar
voor aangewezen.
Hierna worat tot een bedrag van f 21.65
vastgesteld bet kohier van het schoolgeld
over het 4de kwartaal 1899.
Vervolgens stelt de Voorzitter aan de orde
het onderzoek van den geloofsbrief, ingezonden
aoor den heer T. Rynsburger, die den 21sten
dezer tot lid dezer vergadering is gekozeD.
Tot commissie van onderzoek worden benoemd
do boeren J. Boot en J. Moraal. De commissie
brengt schriftelijk rapport uit en adviseert,
wQ) de stukken in orde zjjn bevonden, tot
toelating, waartoe met algemeene stemmen
wordt besloten.
Op voorstel van den Voorzitter wordt, met
hot oog op de afwezigheid van den burge
er, met algemeene stemmen besloten
niet ln behandeling te nemen de aan
vrage om concessie tot stichting van een
watergasfabriek.
De vergadering wordt daarna veranderd in
een met gesloten deuren.
Na heropening wordt het suppletoir kohier
van den hoofdelyken omslag, dienst 1899,
mbt algemeene stemmen, vastgesteld tot oen
bedrag vaa f 46.46.
De byeeDkomst wordt daarna gesloten.
INGEZONDEN.
Oud moedertje.
Leidsch schetsje.
't Is 's morgens om 'n uur of tien. 's Nachts
heeft bet gesneeuwd; de straat ligt overal
vol, terwyi een ploeg sneeuwruimers bezig
i3 haar schoon te maken. Terwyi ik even in
den winkel voor de ramon naar de sneeuw
ruimers sta te kykeD, nadert een paar huizen
vorder oen kleine groep, 't Zyn slechts drie
personen; 'n „minneman", 'n „minnevrouw"
en een suppoost met 'n koperen bus. Da twee
eersten zjjn in 't gewone goed van 't „huis"
gekleed; de laatste zit warm in jas en bouf
fante.
Strompelend naderen de twee oudjes; by
aan den overkant, zy aan deze zjjde. 't Is een
echt besjestyps. Erg schutterig scharrelt ze
tusschen de byeengeschepte hoopjes dool-
sneeuw heen; met hoogopgetrokken, beverig-
koud-krampachtig vastgehouden rokkeD, die
de nat-modderige trypen pantoffels en zwarte
kousen zien en voor den kouden wind
onbeschermd laten. Als ze voorbtjscharrelt,
houden de werklui even op met scheppen en
zeggen iets tegen elkaar. Wat dat is, kan ik
niet verstaaü, maar 't zal wel geen loftuiting
geweest zyn, ten minste naar den blik te
rekeneD, dien ze op den warmgedasten suppoost
werpen. Maar „hartig" was het zeker well
Zoo is ze dan tot aan de stoep (nat, glad
en koudl) genaderd, ze scharrelt naar de deur,
biy, dat ze den deurknop kan vastgrepen. Ik
opsn zacht de deur, ze blijft op de stoep
staan, in haar trypen pantoffels op de koude
steenen.
„Kom maar biDneD, moeder, het is buiten
zo") koud op de stoep 1"
Het mensch kykt even, verwonderd-schuchter
op, als is ze zoo iets niet gewoon, draalt nog
even, maar scharrelt dan toch naar binnen.
My wordt oen gedrukt „wenschje" in de hand
geduwd, en daarna komt er schuchter, als
een van buiten geleerd lesje, dat or eigeniyk
nog niet goed „in" zit een: „Mijnheer, de
mannen en vrouwen uit het Mmnenhuis wen-
Bchen Uwó een zegenrijk nieuwe jaar!"
't Gaat oud moedertje af als een klein
kind, dat voor 't eerst een versje opzegt.
Oud moedertje is dan ook feitelijk nog oon
kind iD haar tegenwoordig leven; baar zyn
van minnevrouwtje. Toen haar minnehuis-
leven intrad, was dat andere, vorige leven
meteen geheel afgesloten.
Nu bedelt moedertjewant wat is het anders,
dat machinaal uiten van den wensch, die (in
hoofdzaak althans) binnen eDkele dagen ook
door allerlei ruwe, naar jenever stinkende,
vieze mannen en vrouwen zal worden uit-
gebazeld?
Maar in dat vorige leven vaD oud-moe
dertje dan?
O, 'tis, als zag ik haar tien, twaalf jaar
vroeger; wel reeds grys, maar toch nog Hink;
als zei ze toen tegen me:
„Met God en met eere, menheer, hebben
me man en ik ODze acht kinderen netjes groot
gebracht. We z\jn nooit onder de lage poort
aan de Nieuwsteeg door geweest, meneer, en we
hebben, GoddaDk, nooit behoeven te bedelen!"
En nu loopt moedertje met zegenwenschen
op trypen pantoffels in de koude dooisneeuw,
ze is tien jaar ouder geworden maar ze
is nu ook miunevrouwtje, ze heeft een ander
leven dan toenl
Komt, jeugdigen onder de heeren predikan
ten; komt, regenten, diakeneD, kerkmeesteren
en wie oios meer zy; komt, trekt gy uw
warme jassen, uw goede, dichte laarzen (geen
trypen pantoffels) aan, doet Uw warme dassen
om, en ga gy nu voortaaa, met dien suppoost
mede en spreekt den wensch uit, uit naam
van de oude menschtnl
Jaagt hen niet als een soort meölywekkend
reclame-artikel de besneeuwde straat op;
hun plaats is, by-goede verzorging, by zulk
een weder, in een lekker warme kamerI
Ge hebt, na zooveel Zondagen preekens en
Iui3teren8, wel wat fnssche lucht noodig;
laat nu op liefde-prediken ook liefde-werk
volgen
Is dit 8om3 Uw decorum to na?
Waarlyk, dat geloof ik toch niet! Uw daad
zou eeu daad van liefde zyn, en daarvoor zyt
ge toch, waar ge zyt? Laat oud-moedertje on
oud-vadertje het volgende jaar thuisblyven,
heuach, de opbrengst der collecte zal er niet
minder om zynl Silenroo.
Nleawjaarsvcrzoek.
De ondergeteekendon komen met een drin
gend verzoek tot al hun medeburgers: op
Nieuwjaarsdag geen alcoholhoudende of be
dwelmende dranken aan te bieden en te
gebruiken.
Waar men op 1 Januari elkander te gemoet
treedt met heil en zegenwenschen voor het
begonnen jaar, daar behoeft dat niet vergezeld
te gaan met het aanbieden van een drank,
die zoo onnoemeiyk veel onheil teweegbrengt.
Wil men op Nieuwjaarsdag meer dan anders
gastvry zyn en gul, boe veel middelen staan
008 buiten den onheilbrengenden drank daartoe
niet ten dienste.
In bet belang van zooveel Jonge menschen,
voor het welzyn van zooveel zedeiyk zwakken,
volwassenen, mannen en vrouwen, vragen
wy u, geen bedwelmend vocht op 1 Januari
te schenken, niet te schenken aan uzelf en
aan uw medemenschen.
Laat ons onze verantwoordeiykheid voor
elkander op 1 Jan. 1900 eens dieper dan
anders boseffen en door oas toedoen niemand
in gevaar komen. Hot behooft geen betoog,
dat by het nalaten van het gobrnik, het mis
bruik niet kan komen.
Mogen velen aan onze roepstem gehoor
geven en 1 Januari 1900 niet zooveel toonee-
len van liederlykheid en dronkenschap te aan
schouwen geven als anders. Het klinkt hard,
maar het blyft waar, dat de matige drinkers
de verleiders zyn; dit geldt van aanbieders
en drinkers.
Namens de Zuid-Holl. Prop. comm. der
Nod. Ver. tot a. v. St. dr.
K. Sijtsma, Voorz,, Leiden.
D. Hos, Söcrt., Doa Haag.
De oorlog tussclion Engeland en Transvaal
De „Köln. Zt." wyst er op, dat het verreweg
belangrijkste bericht van de laatste dagen is,
dat de Zuid-Afrikaansche paardtnziekte ls uit
gebroken ondor de paarden te velde. De eer-
ets telegrammen sproken weliswaar van een
soort van influenza, maar do „Times" heeft
waarschyniyk geiyk met te vermoeden, dat
men met ce Zuid-Afrikaanscbo paardenziekte
(oeiema mycosis) te doen heeft. Volgens do
jaarverslagen van het bacteriologische instituut
te Grahamstad, waar uitgeoreiie onderzoe
kingen zyn ingesteld over deze verwoestende
ziekte, i6 de oorzaak van ae ziekte een microbe
in den vorm van een tonnttje, die men
onder den microscoop in het bloed van het
zieke oier kan waarnemen. De ziekte is niet
rechtstreeks besmettelyk; zy ontstaat by
paarden, die in de open lucht overnachten en
voor zonsopgang blootgesteld z(jn aan de uit
wasemingen van den bodem of die bedauwd
gras eten. Overdag maakt de zon en 's win
ters de vorst de ziektekiem onschadelyk; de
ziekte breekt meeBt uit tegen Nieuwjaar en
auurt tot begin Mei. Het meest zyn de dieren
er aan blootgesteld, die in valleien en pannen
weiden, terwyi hoogvlakten zooveel veiligheid
bieden, dat ce Boeren in die maanden slechts
hooggelegen weideplaatsen uitzoeken.
M^n onoerscheidt twee soorten van de
ziekte: by oe esrste, die de Boeren eenvou
dig paardziekte noemen, woruen boofd-
zakelyk de longen aangedaan; de andere:
dikkopziekte, onderscheidt zich in de eerste
plaats door bet opzetten van het hoofd, de
keel en de tong. In beide gevallen valt na
ongeveer acht dagen sterke verbooging waar
te nemen, en na 12 tot 14 oagen volgt do
dood; de dieren blyven echter tot weinige
minuten voor hun dood eten. Door inentlog
roet het bloed van gestorven of genezen
diereu beeft men geen immuniteit kunnen
verkrygen; wel kan men door inenting met
besmet ezelbloed een zacbteron vorm van de
ziekte veroorzaken, en door herhaalde inen
tingen van dezen aard scbynt men den
dieren een voldoend weerstandsvermogen te
kunnen verschaffen. Paarden, die de ziekte
eens gehad hebben en te boven zyn ge
komen, zyn immuun; de Boeren noemen deze
kostoare dieren „gezouten" paarden. Het
beste voorbehoedmiddel is het kiezen van
hooggelegen weiplaatsen, waarop ae paarden
als in eeu kraal nauw bijeengedreven worden.
Zoowel paarden als muildieren en ezels zyn
aan de ziekte onderhevig, maar terwyi gemid
deld 95 percent van de zieke paarden en
muildieren 6terven, komen do ezels er met
een lichte ziekte af.
Do eer9to epidemie ondor de paarden is in
1768 waargenomen; aan een van de latere
epidemieën stierven niet minder dan 70,000
paarden en muildieren. Men begrijpt, van boe
groottn invloed daarom hei-uitbreken van deze
ziekte op het beloop van den veldtocht kan
wezen. Ongetwyfeld zullen ook de Boeren er
oneer )y en, maar zy zullen zeker bytyds
hun maatregelen genomen hebben door zoo
veel mogeiyk „gezouten" dieren te gebruiken.
De versch aangevoerde en niet aan het kli
maat gewende paarden en muilen van do En-
gelsche tro- pen, dat zich nu reeds zoo sterk
laat gevoelen, zal dientengevolge aldoor toe
nemen; en als de ziekte ditmaal een groote
uiter iding krygt, wat volstrekt niet oowaar
schyniyk is, ten gevolge van ce groote opeen-
hooping van ry- en trekdieren, wordt voor de
Engelscben de afloop van den geheelen veld
tocht hoogst twyfelachtig.
De „Standard and Diggers' News" beeft
een brief uit het lager by Laoysmitb, van
16 November, waarin al melding gemaakt
worat van een typhus-epinemie. De lijken
van gestorven paarden en ossen lagen dagen
lang op straat, omdat zy wegens het vuur
van de Boeren slechts met moeite konden
weggehaald worden. Vier uit Ladysmith ge
deserteerde EDgelsche onderofficieren hebben
onder eede verklaard, dat het grootste ge
deelte van do Engelsche troepen wilde capi-
tuleercn, en zelfs vele officieren, maar generaal
White, dr. Jameson (volgens een nog altyd
niet bevestigd beriebt zit deze reeds in Enge
land), kolonel Rhoces en Sir John Willoughby
verzetten zich er tegen. De gezondheidstoe
stand van de belegeraars ls, volgens den cor
respondent van de „Diggers' News", goed, maar
alleen hebben ze gebrek aan kleeren en
schoeisel, daar de intendance in sommige
lagers te wenschen laat Maar dit is gemak-
kelyk te verklareD, daar de Boeren voor het
eerst op zoo'n groote schaal vechten.
De correspondent van de „Times" te Maftf-
king schreef den llden o. a.:
„In de laatste dagen is de oorlog meer met
pen en inkt gevoerd, dan met kogels en
kruit. Commandant Snyman boschouwt het
feit dat de Baralongs onlangs in een gevecht
op de Boeren geschoten hebben, als een ver*,
raderlyke daad, aangezien de inboorlingerf1!
beloof j hadden zich onzydig te houden. M iar
de Kafferboofden beweren en kolonei 1
Baden-Powell acht die opvatting gerechtvaar
digd dat do Boeren nooit de verplichtingen
der onzydightid ln acht hebben genomen,
maar hun vee geroofd, hun kralen verbrand,
hun vrouwen weggevoerd en hun kinderen
gedood hebben, toen ,üe oorlog uitbrak. De
inboorlingen zeggen, dat zy alleen uit zelf
verdediging gehandeld hebben, en het vee,
dat hun reeds toebehoorde, uit het lager der
Boeren hebben teruggenomen en dat zy hun
stad verdedigd hebben, toen de Boeren Mafekhig
gingen aanvallen. Deze moaning wordt gedeeld
door kolonel Baden-Powell. Op deze brief
wisseling volgde weer een andere, zoudafc
laatsteiyk de parlementaire vlaggen onophou-
deiyk tusschen de twee kampen heen en
weer gedragen werden.
Aan de „Evening News" wordt uit Kaap
stad gemeld, dat men daar een samenspanning
van Boeren op het spour is gokuiuen, dio
ten doel had geuurenue de foestjagen uo
magazynen te vernielen en personages van
iuvlosd te ontvoeren.
Uit Bloemfontein wordt van 7 November
gemeld, dat de rtgeenng de vletscapryzen
als volgt gezet h=elt: ossen van 700 p^nd
18 pd. st. en schapen van 40 ponu 1.3 pd. sU
Aan de „Times" wordt uit ChieveJey go-,
seind, dat oe Boeren dag en nacht waken
aan het verueteren hunner ioepgraven. Z(J
bouwen eveneens een oomvryen gang van
de kopjes ten Nooruon van Coleaso, w.»ar
de meeste kanonnen staan, naar den weg
naar Ladysmith, aio beschut ls voor ons
geschutvuur. Hierdoor verkrygen zy een weg
om er langs terug te trekken van ai hun eerste
vuurlinie.
Behalve dat zy hun versterkingen Oost
waarts aanloggen, heuben ae Boeren nog
kanonnen opgestela op den Hangwau e-neuvol.
De Nieuw-Yorksche bladen verlangen, naar
aanleiding van de in beslag-neming van Ame-
rikaansch meel, aat voa Dolagoaoaai bestemd
was, krachtige maatregelen. De „Sun" en do
„Worla" noüüjea het optreuen van Engeland
geheel on gerechtvaar jigd.
Het lyk van den markies van Winchester,
den majoor der Coljstream-garde, uie to
Magertonteih gesneuveld is, worat naar Enge
land overgebracht.
Boven de slagvelden in Zuid-Arika azen
veel gieren, die in grooten getale van uo
Draktnsoergen in vlakten by Ladysmith en
Culenso zyn neergestreken. Het moec voor
komen dat deze roofvogels zelfs half «,oojo
gewondtn, die m hun knaki uniformen nieb
opgemerkt zyn door de mannen van de am
bulance, als prooi kiezen.
De ramingen van de troepenmacht, die
Engeland Doooig zal hebben om den oorlog
in Zuid-Afrika tot een goed einde te brengen,
zyn steeds klimmenoe.
De „Liverpool Couri6l" komt thans in een
studie over de voor- en nadelige kansen van
de Engelschen en de Boeren in den stryd,
tot de slotsom, dat de Boeren, als men allee
in aanmerking neemt, kansen van allerlei
aard in hun vooraeel hebben, die 't noodig
maken om minstens vier Engelschen tegen
over één Boer te stellen.
Wauneer dus de bei ie Zuid-Afr kaansche
repu lieken 80,000 man in het veld hebban
gebracht, dan heeft Engeland er minstend
320,000 noodig om met eenige kans op ouccea
tegen hen te stryden.
De „Temps," van 23 Dec., schryft:
De nederlagen der Engelschen hebben ook
in Italië een grooten indruk teweeggebracht.
De Italiaansche pers verhief tot heoen hemel
hoog alles wat van Engeland kwam, doch de
rollen zyn thans omgehaald en de bladen
beginnen zich openiyk tegen Engeland te
verklaren.
Zy raden zelfs Engeland aan liefst tot eiken
prys en zoo spoedig mogelyk den vrede to
sluiten en geven te gelyk lucht aan hun ver
wondering, gewekt door overwinningen der
Boeren.
De „Corrioro della Sera," die tot beden
Engelschgezind was, geeft zelfs in dithyram-
bische termen zyn bewondering te k<nnen
voor de Boeren en constateert dat de Engelscho
sympathieën zeer verminderd zyn in Italië.
Byzondere aandacht heeft getrokken een
artikel in de „Mattino," die Engeland herinnert
aan het feit, dat het Italië geweigerd heeft,
door een bekrompen jaloerschheid gedreven,
tfidens den oorlog met Abesslnië, troepen to
ontschepen te Zeila, ten einde het leger vaa
Menelik in de flank te kunnen aanvallen,
waardoor Engeland toentertyd van Italië een
trouw en machtig bondgenoot Bad kunnen
maken.