NM222S
A°. 1899
feze fourant wordt dagelijks, met uitzondering
van (iZon- en (feestdagen, uitgegeven.
Vierde Blad.
Feuilleton.
Zondag; 3t December.
LEIDSCH
DAG-BLAD.
PBJJS DEZER CQURAUT*
Voor Lddoo pér 8 maanden, j i 1.10.
Franco per post •••>%- rr P l .40.
Afzonderlijke Nommers r 0.05>
PRUS DER ADVERTENTEEITs
Van 1—6 regels f 1.05. Iedere regel meer f 0.17J. Oróoterq
lottere naar plaatsruimte Voor bet incasseoren buitoD de stad
wordt 0.06 berekend.
Vereeniging tot beiordering der
Bouwkunst te Leiden.
Een-en-dertigste vergadering, gehouden in het
üutsgebouw.
Aanwezig waren 26 leden en één introducé.
Door de bekwame hand des heeren W. Van
Vcïu was het gezellige Nutszaaltje voor deze
laatste vergadering des jaars wederom keurig
versierd met fraaie plantengroepen, terwgl de
heer J. P. De Koning door het welwillend
afstaan van het prachtwerk „La Brique ordi
naire au point de vue dócoratif' er voor
gezorgd had, dat de aanwezigen ook op kunst
gebied konden genieten. Wegens uitstedightid
van den heer C. R. Van Royven, vervulde de
heer L. v. d. Laan diens plaats als voorzitter
en opende met een hartelijk woord deze ver
gadering. De notulen werden, behoudens een
kleine opmerking van den heer P. Da Wilde Pz.,
goedgekeurd.
Het momentvan den avond bestond in
het feit, dat de architect Jan De Quack, van
'e-Gravenbage, een boeiende en schoone voor
dracht hield. Hoewel deze spreker reeds
onderscheidene malen in de Bouwkunstver-
eeniging heeft gesproken en dan steeds be
handelde wetenschappelijkeleerrijke onderwer
pen op practisch en theoretisch gebied, dit
maal verga»tte hi) zg'u talrijk gehoor op
twee 7iovellen van zgn welversneden pen
polderjongens''' en B Bureau-spoedwerk"twee
mooie en goedvertolkte grepen uit het volle
menschenleven; uit het leven van den een
voudigste en uit dat van den meer ont
wikkelde.
Ja, by had ze mooi en knap getypeerd zgn
sujetten. Zyn polderjongensdie hg reeds
in de verte in het kille morgenuur ziet aan
komen, op weg naar hun werk, beschrijft by
als volgt:
„Ze wisselen geen woord, zg, op weg naar
hun heiwerk 1 Stram, bot, zielloos staren
ze recht-vooruit; 't hoofd vóórover, nauwelijks
achtgevend op hun eigen voetstap; elk voor
zich onbewust met hoevelen zo zijn.
„De ruige handen, groot, breed en sterk
gespierd, hangen over de spade nog juist als
toen ze er een uur geleden overheen gegooid
waren.
„De ochtendkoude heeft geen invloed op
het bruinruwe oppervel er van.
„Zóó zwoegen ze voorwaarts, vermoeid van
tred, éven vermoeid als die zyn zal, wanneer
de avondzon hunne lange schaduwen zal af-
teekenen; want zoo ze al gerust hebbeD, zoo
zyn ze nog vermoeid van den vorigen dag en
zullen morgen weer vermoeid zyn van het
beden.
„De rust schenkt hun geen veerkracht.
Alle spanning is eruitl Zo zijn gelijk een
dommekracht, mathematisch bewegend onder
den druk van een enkele hand Ze bestaan]
maar dat bestaan is als ondanks henzelf.
Ze liepen tien jaar geleden juist zooals nu
ze dachten tieh jaar geleden, óvenals nu
aan niets. Zóó toonen ze zich zóó schui
ven ze, schokkend, dóórzalend, voorwaarts,
totdat de poort des werks zich voor hen ont
sluit, en ze werktuigiyk als één man, spade,
drinkbus en boterhammenzakje Döarviyen aan
den voet van de aannemerskeet.
„Daar gaat de bel
D^n volgt een mooi brok leven, rijk aan
kleur en goed geteekend in boeiende trekken
hier en daar dramatisch dan weer hilarisch
in het geheel mensch- en zielkundig juist.
Da verwikkeling geeft aanleiding tot het
optreden van een zeer welgesteld familielid
van een der polderjongens, die hem en zija
kameraden aardig vooruithelpt. Dit familielid
was Oom Willem. De geheele strekking
der novelle ligt als 't ware in 't slot opge
sloten, waar de begaafde spreker zegt:
„Oom Willem had véél pleizier van het
door hem verrichte goede werk. Eq dat
pleizier beleefde hg aan Polder j on geris
Zeker 1 in die eenvoudige, onontbolsterde
zielen, in die gemoederen, waarin zoo menig
plat en triviaal h6i-mopje een zanger had
gevonden, om weergaloos materialistisch to
worden vertolkt ten aanhooren van de geheele
wereld; in die harten niet bezwangerd
met den vunzen geest van speculatie en
bijoogmerk, eenvoudig te voorschyn tredend
met een: „hier zyn m'n handen, hier mijn
kracht, hier myn gereedschap, wat betaal je
voor myn arbeid!?' in die meDSchen
bleef by voortduring óóo groote waardeering
en één innige dankbaarheid"."
„Hoeveel „oom Willem'a" bestaan er, die
honderdmaal rgker dan onzen oom Willem,
oen honderdste doen, van 'tgeen hij deed?"
Maar hij, ook hij had reden tot dank en
vreugd. Hg had voldoening van zyn gave!
Hy had gegeven aan weinig bekende harten
aan onbeschaafden aan polderjon
gens!"."
Do tweede novelle „Bureau-Spoedwerk"
was een aardige episode uit het Bureauleven
een stukje van wangunst, van werkkracht
van bureauverhoudingen ook héél mooi,
als naar '1 leven geteekend!
Staat de heer De Quack bekend als een
zee bekwaam vakman weinigen zullen hem
kennen als schrijver. Het bovengeciteerde moge
een blik doen slaan in zgn helder waarnemings
vermogen en op zyn talent van het te vertolken.
Waarlgk, waar de eeno gave zóó aan de
andere de hand reikt, kan het niet uitblyven
of de technische literatuur zal eerlang ver-
rykt worden met veel origineels en schoons 1
Di voorzitter dankte langdurig en recht
harteiyk don gevierden spreker en een oor-
verdoovend applaus van alle aanwezigen moge
den heer De Quack bewezen hebben, dat ook
hij heeft gesproken voor dankbaren.
De hoer J. A. Verhoog gaf, mede namens
den heer W. Kok, verslag van den toestand
der financiën en van het gehouden beheer en
bracht hulde aan den penningmeester, den
heer I. v. d. Kamp. De hoer Verhoog knoopte
aan zgn verslag nog de moening vast, dat
bet wenscheiyk zal zgn den penningmeester
voortaan in Februari af te doen treden om
zoodoende een zuiver overzicht over de reke
ning van het afgeloopen jaar te hebben. Dit
punt zal in de Januari-vergaderlng ter sprake
komen.
By de begrooting voor 1900, die nu volgde,
maakten enkele heeren de opmerking om
den post, uitgetrokken voor den Arbeidsraad,
te doen vervallen en liever nog een leerling
op „M. S. G." te plaatsen.
De heer De Quack doelde mede, dat er nog
verscheidene Vereonigingen de Arbeidsraden
steunen, alhoewel het Rgk deze zaak in han
den begint te nemen. Ook dit punt zal in de
Januari-vergadering nader worden besproken.
De heeren H. J. Jesse en J. A. Verboog
werden als bestuursleden gekozen, terwyi de
heeren I. v. d. Kamp en L. v. d. Laan de
gelederen moesten veriaten en van den secre
taris een hartelgk afscheidswoord medekregen.
Op voorstel van den heer P. De Wilde Pz.
werd onder luid applaus by acclamatie tot
voorzitter benoemd de heer C. R. Van Ruy ven.
Voor het lidmaatschap bedankten de heeren
K. De Boer, J. Engels en H. Paul, terwyl
als donateur toetrad de heer J. De Lange.
De secretaris zal trachten te doen exposeeren
de ontwerpen, ingekomen op een prysvraag
van een gebouw voor de Levonsverzekerings-
bank „Rotterdam".
De heer J. A. Verboog wekte nog op tot
een trouwer bezoek der vergaderingen, waarna
de heer v. d. Laan de vergadering sloot.
F. A. W.
Noordwyk. Uitgaande van de R. K Kie3-
vereeniging „Kiesrecht is Kiesplicht" werd
op twee achtereenvolgende avonden (Woens
dag en Donderdag dezer week) dcor haar
voorzitter, dr. A. Kervel, in café „Flora" oen
lezing over Transvaal gehouden. De belang
stelling was groot: men schat het aaotal
aanwezigen op belde avonden op ruim 400.
De zeereerw. pator R. De Groot S. J., van
Oudenboscb, had -bereidvaardig op zich ge
nomen, de fraaie lichtbeelden te vertooneD,
die de platen waren, zooals reeds gemeld
is, cie van den heer J. A. Wormser door
Drumonds-kalklicht verlicht, een uitstekend
effect maakten. Voorts had de spreker zich
verzekerd van ce welwillende medewerking
van de dames J; Kortmann (alt) en C. Düllmann
(sopraan), uit Leiden, en de heeren Spenoel
bas) en Ots (viool en piano), uit Katwijk. De
krachtige stem van den heer Spondel opende
den avond met het Ouo-Wilhelmua en daarna
het Transvaalsche volkslied, cie staande wer
den aangeboord en op verzoek later door het
publiek werden meegezongen. Op dezelfde
vaderlandsche wyze werd aan het slot ook
bet Wien Neeriandsch Bloed ten gehoorege
bracht.
Nu de lezing, de eigenlyko Transvaal avond
Spreker had ze in twee deelen gesplitst: in
het eerste gedeelte schetste hy ons de wor
dings en lydensgescbiedenis van de zuster
republieken, onze stamverwanten aan gene
zgde der linie; In het tweede maakten wy,
geleid door sprekers vaardige hand en tyge-
licht door de duidelijke beelden, een rondreis
door Zuid-Afrika, van uit Lorengo-M rquez
door de Transvaal en den Vrystaat tot Natal,
met bier en daar een uitstapje links of rechts.
Dit allGs, voorgebracht op de eigen, flinke
wfize, die wy van onzen dokter kennen,
vooral wanneer hy voor de een of andere
goede zaak in vuur komt, sleepte allen mede
en dat ook veel platen en uitdrukkingen
(waaronder treffende anekdoten ei bijzonder-
heden niet vergeten mogen worden) luide
geestdrift verwekten, behoeft wel niet gezegd
evenmin, dat menigeen getuigde, thans eerst
iets eigeniyks omtrent „land en volk", zijn
bestaan en bezigheid te weten gekomen te
zyn. Ook een op groote schaal geteekende
kaart van Z.-Afrika bewee3 daarbij goede
diensten.
Spreker sloot met «en herinnering aan Paul
Krugers vertrouwvolle belofte: „Alles aal reg
koml" en met een variant op de Monroe leer,
den kreet: „Afrika voor de Afrikaanders!"
beide in groote letters op het doek geworpen.
De rede werd herhaaldelgk door gejuich
onderbroken en aan 't slot met daverend
handgeklap beloond.
Eu nu.... nu mogea de dames zangeressen
bet ons vergeven, dat wy haar niet eerder
noemden, maar de overvloed van stof dwong
ons geleideiyk te werk te gaan. Ook zy echter
mogen zich beroemen op een groot gedeelte
van het succes van dien avond, en welver
diend waren de bloemruikers, die haar door
de jongedames Adr. De Groot en A. Van der
Meer werden aangeboden. Heerlyk hebben
we genoten van die frissche stemmen, van
een zang, als waarmee wy bier niet verwend
zyn. Vooral noemen wy we spreken thans
enkel van het programma van den tweeden
avon i cn zonder den anderen Dummers te kort
te willen doen Avond en Morgen, van R.
Hol (alt), Sérónado du passant, van Massenot
(sopraan), Waldandacht, van Sieber (duo), ter
wyl de heer Spendel nog gaf Van een Konings-
vrouwe en Vereenigd Afrika van Am Spoel,
en het aardige Gloeiend gesmeed, van dr. E.
Peizel We mogen ook niet vergeten de fraaie
Romance, voor viool, door den heer Ots, ge
accompagneerd door mej. Kortmann.
Het was in 't geheel een succesvolle avond,
of liever avonden, en wanneer het totaal der
gehouden inzamelingen, gevoegd by de op
brengst der toegangskaarten, bekend zal zyn,
dan zal wel biyken, dat hot doel: ook wat
te doen voor de strydende of betor de lydende
Boeren, en voor liefdadige instellingen onzer
eigen gemeente, bereikt is.
Met een hartelgk woord van dank, door
den heer C. J. L. Van der Meer, als president
van de Centrale Kiesvereeniging en het St.-
Jeroensgilde on door wien de zaal een passende
versiering had ontvangon, gericht tot den
spreker en tot allen, die tot het welslagen
van deze lezingen hebben bijgedragen, werd
de zeer geanimeerde byeenkomst gesloten.
Aangaande de lezing, die op denzdfden
Donderdagavond in het „Hof van Holland"
gehouden werd door den heer H. J. Moll,
oud-onderwijzer in de Transvaal, ontvingen
wy eenigo mededeelingen, waaraan wy htt
volgenle ontleenen. Alle beschikbare plaatsen
waren verkocht, zoodat de zaal een gezelligen
aandik bood, bovendien door de goede zorg
van den weleerw. heer ds. S. Verboeff op kwis
tige en keurige wyze versierd met groen en
gedrapeerd met de vaderlandsche, Transvaal
sche en „Vereenigd Afrikaansche" vlaggen en
verdere trope ën en attriouten. De lezing was
meer een causerie over het onderwerp, oio,
voorgedragen door iemand, met die landstre
ken van naby bekend, en opgeluisterd door
lichtbeelden, een voorstelling gaf van toe
standen, bedryven, enz. der Boerenbevolking.
Het gescbi-.d- en aardrykskuodige goaeelt®
werd daardoor niet zoozeer op den voorgrond
geplaatst. De spreker had de medewerking
verkregen van de dames J. Weys, uitLeino
(sopraan), en B. Baart de la Faille, uit Amstal-
veen, die het overige van den avond met haar
irachtige voordrachten aanvulden. Er waa
8ltchts één roep over den zang oer eersto,
over de heerlijke pianotonen der tweede dame.
Da uitgebreidheid van het program.ua laat
niet toe in bijzonderheden te treden. Ook
dezen dames werden bloemruikers aangetogen
coor ce jonge dames Veruoeff. De opbrengst
voor de Zuid-Afrikaansche Veree; iging oeoroeg
am totaal (toegangskaarten, verkoop pro
gramma's en geboudtn collecte) de som van
ruim 152.
Donderdag werd ten gemeentehuize aan
besteed het verrichten van eenige vernieu
wingen en herstellingen aan en het onder
houden van gemeentewerken gedurende bet
jaar 1900. De uitslag daarvan was:
Perceel I (timmerwerk enz. te Noordwyk
aan Zee): Jb. Verloop ƒ223. A. Verloop
ƒ141. N. Den Hollander ƒ119.80; A. B.
Van der Boon ƒ117.— (gegund).
Perceel II (schilderwerk te Noordwyk aan
Zee): J. Baaluergen ƒ60; H.'Meyers 44.90;
M. Van der WeyJen 36; C. Admiraal 26.
(gegund).
Perceel III (smidsw6rk te Noorlwyk aan
Zee): J. Van Kan ƒ46; A. Mooyekinl 44
(gegund).
Perceel IV (timmerwerk enz. te Noordwijk-
Binnen): J. Passctiier Nz. ƒ318.50; A. B. Van
der Boon 239.50; A. De Bes 160 (gegund).
Perceel V (idem): A. B. Van der Boon 80;
J. Passchier Nz. ƒ68.50; A. De Bes 55.—,
(gegund).
Perceel VI (schilderwerk te Noordwyk-
Binnen): C. Admiraal ƒ112.50; M. Van der
Weyden ƒ44 50 (gegund).
Perceel VII (smidswerk te Noordwyk-Bln-
nen): J. W. Verstege 132; F. J. Versteeg®
126.50; G. F. A. Van Went 125.25.
Perceel VIII (loodgieterswerk enz.): B. A.
Eymer 108; H. Reekers 107.
Hollandercorps.
Te Sneek is naar men aan de „Zw. CL"
meldt onverwacht gearriveerd de heer L.
De Waard, commandant van het Hollander
corps te Pretoria.
De beer De W. verblyft in ons land 3 maan
den en hoopt dien tyd zich bier ten nutte te
maken in het belang, naar men zegt, van zyn
gouvernement.
Aan allen in den lande verzoekt De W. mee
te doelen, dat hy zich gaarne disponibel stelt,
om inlichtingen te verschaffen betreffende de
personen, die by zyn corps dienen.
Uit de herinneringen van een Franscli
scheepskapitein.
1, i
Vi)t en twintig jaren lang had ik op 09n
Oost-Indie-vaarder gediend, en gedurende de
laatste tien jaren had ik het commando over
de „Belle", een zoo mooie bark, als er destUd3
maar één de golven doorkliefde. Den 20sten
October 1851 kreeg ik bevel, mU gereed te
maken, om naar Cayenne uit te loopen. Ik
zou 75 soldaten en een tot verbanning daar
heen veroordeelden politieken misdadiger
transporteeren. Den laatste moest ik, volgens
een uitdrukkelijk bevel, onderweg heel goed
behandelen, en in den brief van mUn supe
rieuren, waarin mU dit bevel werd mede
gedeeld, was nog oeo tweede, met oeo zeer
groot, rood zegel gesloten brief, dien ik echter
oerst tusschen den 27aten en 28sten graad
■Westerlengte d.w.z. kort voordat wU den
.equator zouden passeeren mosst openen.
In elk geval moest ik dezen brief goed
bewaren, daarom bevestigde ik bem onder het
glaa eener oude, kleine klok, die aan den
wand myner kajuit aangebracht wae. Ik was
daar juist mee bezig, toen de balling mot zgn
rrouw, wie men toegestaan had, hem te
vergezellen, myn kajuit binnentrad. De vroirtv
kon ongeveer zestien jaar oud zUn en was
schoon als een engel.
De man had een verstandig uiterlgk en was
o.n zoo voorname verschUning, dat men hem
eer voor alles andera dan voor een „misda
diger" zou hebben gehouden.
Om bet maar dadeljjk te zeggen, zjj ver
meld, dat zUn „misdaad" bierin bestond, dat
hg honderd jaar te vroeg tor wereld gekomen
wae. Met eenige andere geestverwanten had
hy getracht iete op touw te zetten, wat de
wetten „hoogverraad" noemen en mot dood
straf bedreigen. Het verwonderde my dus niet
weinig, dat hy onder myn byzondere bescher
ming gesteld werd; doch hierover later.
Nog voordat de eerste maand voorbygogaan
was, beschouwde ik bet mooie paartje reeds als
mgn kinderen. Eiken morgen baalde ik hen
in myn kajuit. Op een goeden dag, toen wy
weer zoo by elkaar zaten, zeideik: „Vindt gg
niet, jongelui, dat wy bier een heel lief familie-
tooneel vormen? Ik zal geen onbescheiden
vragen doen, maar ik zou byna willen bewereD,
dat gU beiden ook niet veel geld over hebt.
Ook is bet voor u, naar myn meening, te
j immer, om in do brandende zon van Cayenne
te graven en op bet veld te arbeideo, gelyk
menig ongelukkige véér u moest doen. Het ie
een slecht land, gU kunt my gerust gelooven,
en heel slecht land. Ik, die in mUn leven in
wind en weer, regen en zonnescbyn zoo ver
bard ben, dat myn huid zoo taai ale die van
een rhinoceros geworden is, zou het daar wel
kunnen uithouden, maar gy?Ik heb werkelyk
medelijden met u."
Zy antwoorden er niet op, maar keken
elkandc ernstig aan. Eu na een pauze sloeg
het vrouwtje haar armen om myn hal. en
schreide als een kind.
„Maar," riep zy eensklaps uit, „u hebt nog
niet eens naar den brief met bet groote, roode
zegel gekeken."
„Ja, de duivel hale hem," riep ik uit, ,dat
beb ik geheel en al vergeten 1"
Verschrikkelyk opgewonden ging ik naar de
kajuit, om te zien, waar wy waren. Ik vond,
dat wy nog een paar dagen moesten reizen
voordat wy den lengtegraad bereikten, waarop
ik den brief moest openen.
Wy waren nu tn de nabyheïd der Kaap-
verdische eilanden; de „Belle" liep met een
snelheid van tien myien in het uur. Wy
hadden een van die prachtige nachten, zooals
men ze alleen in de tropen beleeft.
Ik zat in dezen heerlyken nacht op het dek,
rookte myn eigaar en liet myn blikken over
de zee waren. Alles was stil en alleen de
voetstappen van den wachthebbenden officier,
die op het dek op en neer ging, verbraken
de nachtelyke rust.
Ik houd van rust en orde ik haat alarm
en verwarring. Op dit uur moesten alle lichten
op het schip uitgemaakt zyn; maar toen myn
blik op een gegeven oogenblik op het scheeps
dek viel, meende ik een smalle hchtlyn juist
onder mgn voeten te herkennen. In elk ander
geval zou ik daarover vertoornd zyn geworden,
maar daar ik wist, dat bet licht uit de kajuit
myner lievelingen kwam, nam ik my voor te
zien, wat zy zoo laat nog uitvoerden.
Ik behoefde slechts naar beneden te kyken;
door het lichtvenater kon ik heel goed in de
kajuit zien.
Daar zaten zg, elkander teeder omstren
gelend als duiven, en praatten op zachten toon.
„Ach, lieve Laurette," zeide de jonge maD,
,ik kan het niet helpen; hoe dichter wy by
Amerika komen, des te angstiger word ik.
Ik weet niet waarom maar ik vermoed,
dat deze reis de gelukkigste tyd van ons
leven was."
„Ook Ik heb doze gewaarwording," ant
woordde zy. ,Ik wou, dat de reis eeuwig
duurde."
De kleine sloeg haar ronde, blanke armen
om zyn hals, streelde zyn voorhoofd, zyn
oogen, lachte daarby verrukkelijk en fluisterde
een menigte lieve woorden.
„En bovendien zyn wy altijd nog zeer ryk,"
zeide zy, terwyl zy in een bartelyken lach
uitbarstte. „Zie eens in myn beurs, nog een
heele gouden Louie d'or, myn geheel aardsch
bezit."
Ook hy moest lachen.
„Ja, lieve, ik heb myn laatsten frank uitge
geven. Ik gaf hem aan den man, die onzen
koffer aan boord bracht."
„Ach, arme! Maar wat kan het schelen.
Niemand is zoo vrooiyk als hy, die in bet ge-
heel niets heeft. En ik beb bovendien nog
twee diamanten ringen, die myn moeder my
gaf; ze zullen hun dieneten wel bewyzen. Als
het jou goed is, kunnen wy ze verkoopen, en
ten slotte ben ik ook overtuigd, dat de kapitein
het goed met ons meent, en ik geloof ook,
dat hy heel goed weet, wat er in den brief
staat."
„Waarschgnljjk een aanbeveling aan den
gouverneur van Cayenne."
„Misschien! Wie kan het weten?" ging ds
schoone, jonge vrouw voort. „Onmogeiyk is
het niet. Jy bent zoo goed, dat ik overtuigd
ben, dat de regeering je maar voor oen korten
tyd verbannen heeft ik weet, dat men jon
niet slecht gezind is."
Het was intusschen boog tyd geworden, dat
de lichten uitgeblazen moesten worden; ik
stampte op den vloer en liet de lampen uit
maken.
Toen ik, weinige dagen daarna, des morgens
ontwaakte, was ik zeer verwonderd niet ds
geringste beweging van bet schip te bespeu
ren. Verschrikt ijlde ik naar het dek, om daar
to con8tateeren, dat het volkomen windstil
was. Het schip bevond zich toen op 1 graad
Noorderbreedte en tusschen 27 en 28 graden
Westerlengte.
Ik wachtte tot den avond, ging toen in
myn kajuit en opende daar den brief. Ik hield
den adem in, terwyl ik het groote, roods
zegel verbrak, en lae:
„Kapitein Lafontaine. De balling Antoins
Sinclair is veroordeeld wegens hoogverraad
tegen het keizerryk. De regeering beveelt
daarom, dat by op open zee zal worden dood
geschoten, en gy zyt aangewezen er voor
te zorgen, dat dit bevel stipt uitgevo3rd wordt"
Ik las den brief van voren en van achteren
en ylde toen naar het dek. Hier vond ik ze,
zy de zee aanschouwend en hy met onuit-
sprekelyke teederhoid zyn vrouw bewakend,
(Sief volgt)