H°.122C9
Maandag 11 December.
A0. 1899
$eze gomant wordt dagelijks, met uitzondering
van (Zon- en feestdagen, uitgegeven.
Van en over liet oorlogstooncel.
I^euilletorj.
De geest van deu overledene.
LEIDSCH
DAG-BLAD
PRIJS DEZER CQURAÜTl
Voor Laidan por 8 maanden. 3 3
Franco per postv
Afzonderlijke Nommers
1.10.
1.40.
0.05,
PRUS DER ADVERTEETIËN:
Van 1—0 regels f 1.05. lodore regel meer 0.17J. Grootere
tetlers naar plaatsruimte Voor het incasseeren bui ton do stad
wordt f 0.06 berekend.
Derde Blad.
ORloiëele Rennisgovlngcn.
Hamer van Arbeid voor de
Textf cl-ny verheid.
Burgemeester en Wethouders van Leiden;
Gezien de Wet op de Kamers van Arbeid en
bet Kon. besluit van 6 Januari 1898(Stsbl. No. 20)
tot vaststelling van een kiesreglement voor die
Kamers;
Herinneren de hoofden of bestuurders van do
navolgende bedrijven: do spinnerijen, weverijen,
ververijen, bleekerijen cn drukkerijen van wol,
katoen of linnen; de katoenvlechterijen, de netten-
makerijen, de brcierijen, de watten-, kapok- of
veere/jbereideriien, de zadelmakerijen, de vellen-
blooterijen, do leerlooierijen en de zeemlederfabrie
ken; het vervaardigen van kleederen, hoeden of
echoenen; de wasch- en de strijkinriclitingen en
de kleederververijen, aan hunne verplichtingen
om vóór 15 Januari a. s. een lijst of zoo noodig
lijatea op te maken van de namen en voornamen
der inaunelijke of vrouwelijke personon, die in hun
bedrijf binuen het gebied der bovengenoemde
Kamer van Arbeid (welk gebied zich alleen uit
strekt over de gemeente Leiden) als patroons of
in hun dienst als werklieden werkzaam zijn ge
weest gedurende het laatstverloopen kalenderjaar,
en om die lijst of lgsien vóór 15 Januari a s. aan
bun collego m te zenden.
Onder patroons verstaat de wet de hoofden of
bestuurders van eon bedryf, waarin ten minste
één persoon boven de twintig jaren tegen gonot
van loon werkzaam is, en allen, die op het beheer
der hoofden of bestuurders toezicht houden, be
nevens de personen, die bij ontstentenis van het
hoofd of den bestuurder van het bedrijf, dat hoofd
of dien bestuurder vervangen.
Onder werklieden verstaat de tcet alle anderen,
die tegen genot van loon in een bedrijf werkzaam
zijn, behalve degenen,' die geheel of gedeeltelijk
gezag over anderen uitoefenen.
Op de lijsten mot/en niet vermeld worden zij, die
gedurende liet laatstverloopen kalenderjaar niet
binnen het gebied der bovengenoemde Kamer van
Arbeid bij lietzeltde hoofd of deuzelfden bestuurder
zijn werkzaam geweest.
Op de lijsten behoeven niet vermeld te worden
zij, aic geen ingezetenen de3 Rijks of geen Neder
landers zijn of op den 15den Februari a s. den
leeftijd van 25 jaren niet zullen hebben bereikt.
Zijdie gedurende het laatstverloopen kalenderjaar
niet in het bedryf van hetzelfde hoofd of deuzelfden
bestuurder zijn werkzaam geweest, en die aan
spraak kunnen maken om op een kiezerslijst voor
bovengenoemde Kamer van Arbeid te worden ge
plaatst, zijn bevoegd daarvan vóór 15 Januaria.8.
aaDgifte to doen bij Burgemeester en Wethouders
voornoemd.
De formulieren dezen' aangiften, zoomede die der
lijsten, zijn kosteloos voor belanghebbenden ter ge
meente-secret ar ie verkrijgbaar.
Burgemeester en Wethouders van Leiden,
Leiden, F. WAS, Burgemeester.
8 Dcc. 1899. VAN IIEYST, Secretaris.
De laatste berichten uit Zuid-Afrika zijn
▼oor do Engelschen verre van bemoedigend
en algemeen vreest men in Engeland, dat de
zoogenaamde „vliegende colonne" van Lord
Methuen groot govaar loopt van te worden
afgesneden. De Boeren hebben aan de Modder-
rivier belangrijke versterkingen ontvangen
volgens de telegrammen uit Natal. Dit is
wel^waarschynlyk, daar het terugtrekken der
voorposten achter de Tugela daarmede in
verband kan worden gebracht. Bovendien
beschikken de Boeren over de spoorlijn
Newcastle, JohannesburgBloemfontein en
kan de versterking langs dozen weg naar
Jacobsdal en de Modderrivier z|jn vervoerd.
Ik betwijfel echter of de vijand wel zoo
sterk in aantal is geweest als de Engelschen
het doen voorkomen. Naar Engelsche berichten
moet Lord Methuen tegen 8 a 10 duizend
Boeren hebben gestreden. Indien dit waar is,
moesten van Engelsche zijde de verliezen
veel grooter zijn geweest, want men kan
veilig aannemen, dat er aan den kant der
Boeren geen munitie-verspilling heeft plaats
gehad. Generaal Cronjó heeft, naar mijn
meening, niet meer dan 2 duizend Boeren
onder zijn bevelen gehad en van dit getal
zijn er slechts 700 in het vuur geweest. Een
derde dus; daar men een derde noodig heeft
voor de bewaking van het lager en een derde
bij de paarden moet blijven.
Dat de verliezen van de Engelschen groot
zijn, zal wel aan het Dimmer falende schot
van de Boeren moeten woroen toegeschreven;
bovendien beeft men de aanvals-colonne dit
maal laten naderen tot zy goed onder schot
.was en toen kregen de Engelschen dan ook
de volle laag. De marine troepen en de Guards
zijn b\j die gelegenheid geheel uit elkander
geschoten en de bevelhebber schijnt van zijn
overige troepen geen gebruik te hebben ge
maakt, om de eenvoudige redeD, dat ze niet
tot den stormaanval waren te bewegen.
Het woord „vrees", dat in een soldaten-
vocabulaire niet mag voorkomen, schijnt
daaruit in het Engelsche leger niet te zjjn
verbannen. Verschillende maatregelen bewijzen
toch, dat men zicb niet op z\jn gemak gevoelt.
In de eerste plaats overschat men de getal-
eterkte van den vijand. Dit nu is wel by
moer legers geschied, die in een dergelijken
toestand verkeerden als bet Engelsche 1 ger
nu is. Zoo bijv. het Fransche leger, in het
begin dezer eeuw, in het Pyreneesche Schier
eiland. Napoleon, die zjjn soldaten kende,
schreef over dat onderwerp een langen brief
aan zijn minister van oorlog en gaf daarin
-eenige wenken en bevelen, die thans in het
Engelscbo leger wel eens ter harto mochten
worden genomen.
Ik ontleen uit een dier brieven de volgende
zinsneden: „Den geoefendsten militair kost
h-t, op een dag dat er slag geleverd wordt,
moeite, het getal manschappen te berekenen,
waaruit het vijandelijk leger is samengesteld,
en over-het algemeen drijft het natuurlijk
instinct om den vijand, dien men ziet, talrijker
te schatten dan hy werkelijk is. Doch wanneer
men in het algemeen de onvoorzichtigheid
begaat van denkbeelden in omloop te brengen
en overdreven berekeningen over de sterkte
des viands goed te keuren, dan heeft dit ten
gevolge dat ieder cavalerie kolonel, die op ver
keDning uitgaat, een leger ziet, en ieder volti-
geur kapitein, bataljons".
De maatregelen om de vaandels thuis te
laten en de officieren, in plaats van de sabel,
met een geweer te bewapenen, spreken ook
al niat in bet voordeel van den geest, welke
den troep moet beziefën.
Io de „Graphic" en andere Engelsche
geïllustreerde tijdschriften zien we dikwijls
gravures, waarbij de EoDingio aan het oene
of andere regiment een nieuw vaandel uit
reikt. Deze plechtigheid gaat met veol cere
monieel gepaard en zoo schijnt het daar te
it
Dokter Gesenius haalde de schouders op.
„Zooals gij wilt. Iedor zijn opvatting. "Wat
mi] betreft, ik zio niet invooral, daar gij
toch zelf verklaart, dat niets minder je be
doeling was
„Om bot even. De mensch moet ook boeten
▼oor hetgeen hij niet gewild heeft. En ik had
immers toch een strafbare bedoeliüg. Ik wilde
hém teekenen. En het vreeselijke onheil was
slechts een gevolg daarvan."
jjMaar ik vraag je I Als men het duel een
maal als oen maatschappelijke instelliog be
schouwt, dan hadt gij toch het recht
„Voor de maatschappij, ja. Maar niet voor
myzelven. Ik voel my schuldig. En daarom
wil ik veroordeeld worden. Alleen zoodoande
kan ik hopen, dat langzamerhand mijn
goo6tölyk evenwicht weer herstel! wordt."
„Daartegen is niets in te brengen."
Monz drukte den ouden schoolkameraad
zuchtend de hand.
„Vergeef mij, dat ik je als getuige medo
in de zaak betrokken heb....!"
„Tob daar niet over. Ia het ergste geval
neem ik een paar weken inkwartiering op den
Königstein dankbaar in het belang mijner
literarische ontwikkeliog aaD. Thuis komt
men immers niet zoo tot lezer. Bovendien
hebben wy pro forma toch ernstig getracht,
de zaak in der minne te schikken. Daarmee
zal men zeker rekening houden."
VII.
Nog dien zelfden dag gaf Willibald zich bij
het gerecht aan. Van zijn gevangenneming,
welke hy had verondersteld, werd mot het
oog op dit vrijwillig aanmelden afgezien.
In het begin van April vond de openbare
terechtzitting plaats. Willibald Menz werd
wegens uitdaging tot een tweegevecht met
pistolen, waarbij de bezwarende omstandigheid
in aanmerking werd genomen, dat zijn vijand
gevallen was, tot twee jaren vestingstraf
veroordeeld. Zijn secondanten, Adolf Gesenius
en Hugo Von Steub, W9rden met het oog op
bun pogingen tot verzoening vrijgesproken.
Misschien had de Dresdener gerechtszaal
nog nooit een veroordeelde gezien, di9 zijn
lot oogenschijnlijk met zooveel innerlijke vol
doening opnam.
In al dien tusschentyd was Willibalds
gemoedstoestand allertreurigst geweest. Halve
nachten had hy slapeloos met het bewustzijn
geworsteld, dat by een teedere moeder haar
eenigen zoon, een liefhebbend meisje het geluk
van baar leven ontvangen had. En vond hy
eindelijk voor een paar uren slaap, dan
kwelden hem de vreeselijkste droomen.
By een droom, die byna eiken nacht terug
keerde, brak bem het angstzweet uit. Hy zag
zich zei ven aan den rand van een gapenden
afgroad.
lanue gebruikelyk, dat de regiments-comman
dant knielend, den eed op het vaandel aflegt.
Nu zal toch iedereen my wel willen toegeven,
dat zoo'n kleinood in de gelederen thuis hoort
en boven de bajonetten mo9t uitwaaien.
Het vaandel vertegenwoordigt het laud en
houdt, vooral in den vreemde, de herinnering
aan den geboortegrond leveDdig. In de ure
des gevaars volgt de soldaat zyn vaandel en
hy laat zich liever dooden en in stukken
houwen dan zyn vaandel over te geven. In
kritieke oogenblikkeo is het vaandel het
vereeniging8punt en geeft het de impulsie
tot den aanval. Een regiment, dat zonder
vaandel uit den stryd wederkeert, heeft z\jn
eer verloren en bet strekt den soldaat tot
schande in die oogenblikken tot zoo'n corps
te hebben behoord.
De vaandel-vereering dateert uit het tijd
perk der eerste Fransche revolutie, doch het
is vooral Napoleon geweest, die aan het
vaandel de hooge waarde heeft toegekend,
welke het tegenwoordig in alle Europeesche
legers het Engelsche uitgezonderd nog
h^elt.
Ziehier een voorbeeld, hoe de Fransche
Keizer de militaire deugden by zyn soldaten
wist aan te kweeken: Het vierde linie-regi
ment van de infanterie had by Austerlitz in
een attaque van de Russische cavalerie zyn
vaandel verloren; het was zonder dit symbool
uitgerukt ter revue; en nu hield de Keizer
de volgeDde toespraak tot de soldaten: „Waar
is uw vaandel?
„Qy zyt het eenige regiment der Fransche
armee, waaraan ik dit most vragen. Liever
had ik myn linkerarm verloren, dan myn
vaandel. Men zal het in triomf naar St-Peters
burg brengen en nog na honderd jaren
zullen de Russen het met trots vertoonen.
De veertig vaandels, dis wy hun hebben
ontnomen, zyn samen niat zoo veer waard als
uw éóne. Hebt gy dan vergeten, u tegen de
ruitery te verdedigen? Wie voerde het regi
ment aan? Welke maatregelen heeft hy
getroffen, toen hy zich zag aangevallen? Waar
waren uw officieren; uw grenadiers? Hidt
gy allen niet liever moeten sterven dan uw
vaandel verliezen? Ik heb zooeven een aantal
regimenten gezien, die byna geen officieren
of tyha geen manschappen meer ba den,
maar allen hebben zy hun vaandel, hun eer
gered. En gy? Uw compagnieën zyn stork en
talryk, maar ik vind in uw ryen myn stan
daard niet terug.... Wat zult gy doen om
dezen smaad uit te wisschen, om uw ouden
kameraden van de armee het zwygen op te
leggen, wanneer zy by uw aanblik zeggen:
dat is het regiment, dat zyn standaard heeft
verloren?.... By de eerste gelegenheid do
beste moet uw regimeDt my vier vaandels
van den vyand brengen; dan zal ik zi.n, of
ik u het uwe zal teruggeven."
Met luider stemme en in groote drift werden
deze woorden gesproken. Zy maakten op allen,
die ze boorden, een onbeschryfelyken indruk.
Een rilling, zegt Chomons aan wiens
„mémoires" dit ontleen! is liep my over
de leden; bet koude zweet brak my uit. Indien
men dit regiment een oogenblik liter in het
vuur had gebracht, zou het wonderen van
dapperheid hebben verricht. Een jaar later,
by een revue te Berlyn, kreag het regiment
een nieuw vaandel.
Met zoo'n voorbeeld voor oogen komt my
het opbergen der vaandels in de rustkamers
nota bene I al zeer onoordeelkundig voor. Vrees,
dat het in de handen der Boeren zou kunnen
vallen, heeft tot dien maatregel geleid, doch
oit bewyst tevens, dat de commandeerende
officieren weinig vertrouwen in hun man-
schappan stellen.
Een slechten indruk moet het ook op den
troep maken, dat men den officieren bun
sabels heeft ontnomen. Is het alleen om hen
in het gevecht nog minder in het oog ta
doen vallen? Dan is het zeker verkoera, want
den afstand in aanmerking genomen, waarop
de Boeren hun vuur afgeven, kon men nog
heel goed de aanvoerders en hen die bevelen
geven, onderscheiden. By het laatste gevecht
aan de Modderrivier geschiedde dit op 200 a
300 yards; een afstand, die zoo ongeveer
overeenkomt met de lengte der Breestraat
van het midden van deo gevel der Stads
gehoorzaal tot aan de trap van het Stad
huis. Bovendien is een officier altyd een leider
en neomt hy zelden deel aan het vuurgevecht.
Ieder officier, die in het vuur is geweest,
weet daarvan mee te spreken en zou dan
tevens kunnen vertellen met welke vragende
blikken hy dikwyls wordt aangezien en hoe
door hem het teeken tot den aanval wordt
gegeven of het bemoedigend woord by den
terugtocht moet woraen gesproken.
Vraagt men nu: Kan dat alles niet even
goed als een officier een geweer in zijn han
den heeft? dan is het antwoord volmondig
„Neen". Het wapen van een officier is de sabel
en het geweer behoort aan den 6oldaat. Ik
hoop ten minste, dat men den Nederlandschen
officier dozen wyzen, voorzichtigen maatregel
zal besparen; ook in ons Indisch leger begaan
wy zulke dwaasheden niet, maar rukken we
steeds met onze vaandels uit en laten wy
den officieren hun sabels behouden.
Leidbn, 8 December '99. C. J. L.
Bodegraven. Hot aantal te leveren man
schappen voor de lichting der nationale militie
voor het jaar 1900 is door Gedep. Staten
van de provincie Zuid-Holland voor deze ge
meente bepaal! op 9.
De vereeniging „Ziekenvoeding", alhier
brengt ter ktnnis van belanghebbenden, dat zy
zal aanbesteden de levering van 2500 liter
melk voor het jaar 1900. De gunning wordt
uitdrukkeiyk voorbehouden. De briefjes behoo-
ren vóór of op 15 Dec. a. s. ingeleverd te
worden by den secretaris den heer J. L. F.
De Meyere.
In de op Donderdagavon! gehouden ver
gadering van ons Nutsdepartement is als
secretaris gekozen de heer C. Dekker, in de
plaats van den heer J. A. Van Gbe3tl Grothe,
cie als zoodanig bedankt beeft.
Ter-Aar. Don Jerdag-morgen had in deze
gemeente een droevig ongeval plaats kunnen
hebben. De schoenmaker J. d. H. albier
zou in den nacht van Woensdag op Donderdag
een bloedverwant gaan halen op verzoek vaa
een zieke, wonende in zyn naaste omgeving.
Aan den Aardam gekomen, liep hy links oen
langs hat Jaagpad en onverwachts ging door
den wind het licht van zyn lantaarn uit.
Hierdoor eenigszina het goede spoor byster
geworden, kwam hy te kort aan het water
en in een tyd van een oogenblik lag hij in
de Aar. Door bet waakzame oog van den
brugwachter M., die do verdwyning van htt
licht bemerkte, is redding mogelyk gewoest.
Deze brugwachter hoorde iemand in het water
kreunen en meende, dat deze dezelfde persoon
wel zou zyn, dien hy had zien passeeren, omdat
de brandende lantaarn voor zyn oog niet meer
zichtbaar was. Da brugwachter heeft hem
direct nog kunnen grypon en met meer hulp,
welke door geroep was komen opdagen, op
het droge gebracht.
Waddings veen. De collecte voor de Nieuw-
jaarsbedeeling, deze week gehouden, bedraagt
f 200.27»/».
Het fanfarecorps „Concordia" geeft Woens
dag a. 8. een uitvoering aan heeren donateurs
en aandeelhouders, terwyi WoeDsdag 2u Dec.
osn volksuitvocring zal worden gehouden tegen
f 0.20 entróe.
In de plaats van den heer Bremmtr, die
voor de betrekking van diaken in de Geref.
Kerk had bedankt, is gekozen dr. Blanken.
De rekening over 1899 van de Dan:e3-
vereeniging „Tabitha" sluit met eon voor-
deelig saldo van f 0.90. Aan ontvangsten wa3
genoteerd f 224.05, uitgegeven werd de som
van f 223.15.
Er is hier een lotery vereeniging opgericht.
De verplaatsing van de directie der
Artillerie-inrichtingen.
In „De Avondpost" schryft de generaal-
majoor, directeur der artillerie-inrichtingen te
Delft, P. W. Pfeiffer:
In de 26*te vergadering van de Tweede
Kamer der Staten-Generaal, heeft de hoer
Seret gezegd: „Uit zeer vertrouwbare bron
is my medegedeeld, dat de directeur der
artillerie-inrichtingen gekant was tegen de
overbrenging."
Het vorenstaande noopt my te verklaren,
dat mynerzyds noch machtiging, noch aan
leiding is gegeven tot de vorenvermelde mede-
deeling aan den heer Seret en dat die medo-
deeling dus geheel voor rekening biyft van
de „zeer vertrouwbare bron."
Myn gevoelen in deze aangelegenheid is
nedergelegd in de ter zake gevoerde correspon
dentie met den minister van oorlogeen ander
gevoelen ten deze heb ik nimmor gehad.
Ik acht my niet gerechtigd over het in de
Tweede Kamer over deze aangelegenheid be
handelde in beschouwingen te treden, noch
mijn gevoelen ter zake hier openbaar te maken,
maar wensch to constateeren, dat by de be
striding van den overgang van de directie
naar Amsterdam een mededeeling omtrent
myn meening is gedaan zonder machtiging
of aanleiding mynerzyds.
Luitenant Von Enkenberg stond diep treurig
naast hem en zeide met een stem, die
vre.md klonk: „Het helpt niets; wy moeten
beiden naar beneden klauteren!" En dat
zeggende reikte hy Menz een groot, dik touw
toe. Menz sloeg het eene eind van het touw
om de heupen en hy het andere. Ea zoo
begon de gemeenschappeiyke, duizelingwek
kende afdaling. Da wand was loodrecht. Met
onbeschryflyke inspanning klemde Willibald
zich aan de vooruitstekende stukken rots
vast, tastte neerdalend met de voeten naar
een steun, klemde do tot bloedens toe ge
schaafde knieën in elke reet, die zich voor
deed, terwyi hem voortdurend de ontz ttende
angst kwelde: straks houden de spleten en
vooruitstekende rotspunten op en wordt de
steenen muur zoo glad als een spiegel.
Plotseling klonk een kreet, die door merg
en been drong. De luitenant was uitgegleden
en hing nu aan het touw tusschen hemel en
aarde. Huiverend klemde Willibald zich vast,
niet in staat verder te klauteren, door het
bewustzyn gefolterd, dat hy slechts nog
maar eenige oogenblikken aan den last, die
hom mot geweld naar beneden trok, weer
stand kon bieden. Eindelyk brak dat met
ontzetting verwachte laatste oogenblik aan. Do
vingers, waarmede hy zich krampachtig vast
hield, lieten los en beide mannen verdwenen
pyisnel in de grondolooze diepte. Mot een gil
werd Willibald dan wakker, nog half twyfelend
of het beleefde een droom dan wel werkelyk-
heid was.
Deze droom dat voelde Mens by de
uitspraak van de rechtbank zou Diet terug-
keeren. Hy had immers nu met het verleden
afgerekend, hy zou boeten voor hetgeen ge
beurd was. Daarom schitterden Willibalds
oogen met zulk een eigenaardigen glans, toen
de voorzitter hem bijna op een toon van
leedwezen het vonnis meedeelde.
Reeds den volgenden morgen ging by zyn
gevangenschap aan. Van nu af voelde hy van
dag tot dag de innerlijke rust terugkeeron
en leefde hy weer geheel op. Ten laatste
kwam hy tot de verstandige opvatting, dat
het in den grond immers niet veel anders
was dan dat hem op de jacht een ongeluk
was overkomen. Van dit standpunt uit kon
hy reeds na verloop van eenige weken aan
de droevige gebeurtenis met oen vry kalm
gemoed deDken. De droom van de afachuwe-
ïyke afdaling kwam niet terug.
VIII.
Toen Willibald zeven maanden op de vesting
Königstein had doorgebracht en zich met zeer
veel yver op do staats wetenschap en land
huishoudkunde had toegelegd, werd het overige
van zyn straftyd hem door den Koning ge
schonken. Zooals hy later hoorde, had hy dit
voornamelyk aan luitenant Golz te dankeD,
wiens vader iemand van veel invloed en de
speciale vriend van twee ministers was. Boven
dien had zich ook de president van de recht
bank voor de zaak geïnteresseerd.
Na oen verbiyf van twee dagen te Dresden,
waar hy Gesenius bezocht en allerlei zaken
regelde, begaf Willibald Menz zich in het
midden van de maand November naar Ober-
loszberg. Hy was vast besloten, om voor-
loopig geheel voor zyn werk te loven en do
stad met al haar genoegens en afleiding te
myden, om zoodoende als het ware de straf,
welke te vroeg was afgebroken, nog voort te
zetten.
Alles ging goed. Hy vond Oberlo3zberg, dank
de zorg on den diensty ver van zyn rentmeester,
iu een schitterenden toestand. Juffrouw Plöhm,
zyn huishoudster, ontving hem met tranen
van vreugde. Zy had hem eenige malen tydens
zyn verbiyf in de vesting geschreven, maar toch
niet den moad gehad, hem de innige deelne
ming, die zy voor hem koestorde, zoo te laten
merken, als haar warm voelend hart dat wel
gewild had. Van dokter Gesenius, die onmid-
deliyk na de veroordeeling tweemaal overkwam,
om op het een en ander in naam van zyn
vriend orde te stellen, wist zy hoezeer Willibald
onder het droevige geval had geleden. Nu kon
zy aan haar doelneming volkomen lucht geven.
Zy was er innig gelukkig over, dat Menz zyn
neerslachtigheid te boven was gekomen, dat
zy hem weer by zich had en hy van plan wae
voorloopig te biyveo, zonder zich om het
afschuweiyke Dresden te bekommeren.
Wordt vervolgd