MENGELWERK. INGEZONDEN. Vereeniging „Oost en West". De Vereeniging „Oo9t en West", die in Juni van dit jaar werd opgericht, heeft by den aanvang van het winterseizoen haar arbeid georganiseerd. O.jdat de veelzijdigheid der omvangrijke taak, die de Vereeniging op zich genomen heeft, niet schade aan haar doel, heeft s(j zich gesplitst in vijf commiasiën, die ieder afzonderlijk zullen werken. Do eerste commissie, voorloopig bestaande uit do dames Ten Bosch—Bosscher,LeClercq Qroote, De VoogtKnel en de heeren N. Van den Brandhof, G. P. H. H. Gonggrijp en dr. H. M. Hijmans, zal zich belasten meff „het geven van raad, wat betreft hotels, pensions, huisvesting, inrichting onderwijs, werkkriog, medische hulp, inkoopen en op verlangen van Indische families, die zich in het vaderland komen vestigen." Er wordt soms beweerd, dat die hulp van wege een vereeniging in den tegenwoordigen tijd minder noodig zou zijn, omdat bijna iedereen hier familie, vrienden of kennissen heeft, die hem wel terecht helpen zullen, maar dit beweren komt dan van den kant der meer welgestelde oud-Indiërs, die in hun kring van het leed, dat ondervonden wordt, niets merken. Het werk der tweede commissie, tot nu toe bestaande uit de dames Elize A. Haigbton, mevrouw KuDSt—Heynneman en de heerea jhr. mr. T. A. J. Van Asch van Wijck, H. C. Van Ruyven en H. Volten, is, om „zich te bemoeien met de „plaatsing van kinderen, die men voor opvoeding eD onderwijs uit Indift naar Europa wil zenden." De commissie, die zich belast met de be hartiging der beide volgende punten: „het desverlangd geven van advies omtreDt reis, uitzet, inrichting en verblijf aan naar Indiö vertrekkenden", en „het behulpzaam zijn in het verkregen van werk hier te lande of elders aun oud-Indiërs of aan hun kinderen' bestaat uit de heeren J. H. Bjjning, W. J. Larive, G. E V. L. Van Zuylen. „Het verspreiden vaa populaire kennis op allerlei gebied, zoowel in woord als in geschrift, omtrent onze Indische bezittingen", wordt het werk van de vierde commissie, die trachten zal een bond te vormen van hen, die op dit gebied reeds werken, en bestaat uit de heeren jhr. mr. T. A. J. Van A8ch "Vin Wyck, R. A. Van Sandlck, G. E. V. L. fan Zuylen. Voor de vijfde commissie is de taak weg gelegd: „het bevorderen der ontwikkeling van Indische nijverheid en kunstnijverheid." Zij worde litfat door velen gesteund! Voorloopig telt zy tot haar leden de heeren G. P. Rouffaer, E. Von Saber, J. Toorop, Pb. Zilcken en de dames H. Van Baak, C. ?an der Hart, De Nerée tot BabbericbVan Houten, TersteegProük en Van Zuylen Tromp. De Vereeniging telt nu ongeveer driehonderd leden. De minimum-contributie is 1. AIIod, die mee willen werken aan dit nat tige doel en zich bij de Vereeniging willen aansluiten, kunnen de statuten en het regle ment ontvangen bij de correspondente der Vereeniging te LeideD, J. Pino, Rapenburg 123. Op! voor Transvaal! Zooals te verwachten was, mocht mijn geachte confrère, de heer J. P. Knapp, vele tewyzen van instemming ontvangen naar aanleiding van zijn algemeen in de Pers opgenomen artikel, waarin hij met veront waardiging wees op de wreedheden, door Engelsche soldaten in Transvaal bedreven, en oproepende hen, die willen medewerken een protest daartegen door de geheele beschaafd© wereld te doen hooren. Met volle instemming heb ik mij bij hem aangesloten, doch bi) het kennis nemen der verschillende brieven kwam de vraag by mi) op: Kunnen wjj behalve protesteeren niet tegemoet komen aan personen, die brieven schrijven als de volgende: 1. „Ik sympathiseer ten volle met het door ÜEd. bekendgemaakte protest, niet alleen met woorden, doch wil dit ook trachten te bewijzen met daden. Redenen waarom ik zoo vrij ben dit schrijven aan UEd. te richten. Ik zal maar hier schrijven, zooals ik tegen L"E 1. zou spreken." „Wij zi)n met zjjn Sen jongelingen, allen goed gebouwd, respectievelijk 20, 20 en 21 jaar. Wy hebben allen gedurende 2 jaren achtereen op de Beurs te Amsterdam de vrijwillige oefeningen medegemaakt en zjjn dus geheel op de hoogte van den dienst en van het geweer. Wy zijn jongens uit den gewonen burgerstanö en hebben een gewone betrekking, nl. vleeschhouwersgezel. „Daarom komen wjj tot a met een beleefd verzoek of u niet weet bij wien wy ons kunnen meldeD, teo einde liefst zoo spoedig mogelijk naar Transvaal te vertrekken om ons aan de zijde der Boeren te vervoegen. „Wij zijn niet bi) machte om de reiskosten van Amsterdam naar Transvaal te betalen, anders hadden wy al lang in Zuid Afrika geweest. Mocht u een adres voor ons weten, dan zoudt UEJ. ons daarmede zeer verplichten." 2. „Ik zal beginnen met te vertellen, dat mijn vriend en lk vrijgezellen zijn en gaarne naar Transvaal willen, om ons daar aan te bieden bij onze broeders, welke ons misschien wel kunnen gebruiken. Maar aangezien Trans vaal niet werft en wij geen geld voor overtocht hebben, zoo hebben we reeds hemel en aarde bewogen om daaraan te komen, zelfs door het plaatsen eener advertentie, doch ook daarop niets ontvangen. „Nu was mijn of beter gezegd onze vraag: zoudt UEd. ons daaraan niet kunnen helpen, of door uwe bemiddeling. „Gaarne zouden wjj het later, indien we gespaard bleven en daar werk konden vinden, teruggeven." Wie zich bij my aansluiteo wil tot vorming van een comité tot beheer van bovengenoemd fonds of wie de bijdragen daarvoor reeds wil storten, of een bewijs van instemusifc» met het plan zenden, adresseere zich aan W. P. NOÊLS VAN WAGENINGEN, Directeur-President van „Db Bataapschb Bank." Amsterdam, 7 December '99. Lieve Heer, straf mi) niet te hard. O, barm hartigheid, Heere; heb medelijden met mi). O, dat wachten; ik houd het bijna niet meer uit.'' Op het oogenblik, dat de arme vrouw zoo bad, was de 'zaak van den knaap aan de beurt. Een bleeke man schoof den bovenden jongen tot voor de tafel der rechters. Het gevecht bij de Talana-Heuvel. De troepen moesten de rotsen beklimmen voor dat tot een bajonet-aanval kon worden overgegaan. 3. „Het als plicht beschouwend van elk Hollander, die niet door huisgezin of betrek king verhinderd wordt, onze Transvaalsche stamverwanten te helpen, heb ik getracht naar Pretoria te komeD, doch het is mg niet gelukt de benoodigde som bjjeen te krijgen. „Na den oorlog zou my dit minder moeilijk valleD, doch vind ik dat hulp thans meer gewaardeerd zal worden dan later. „Het is daarom, dat ik de vrijheid neem een beroep te doen op U. „Mocht ik sneuvelen, dan zal mijn familie U dit bedrag terugbetalen. „M\jn leeftijd is 81 jaar." Deze voorbeelden zijn een greep uit vele. Wat die personen willen is daadwerkelijke en persoonlijke hulp brengen aan de Boeren. Er zijn reeds vele Comité's en Vereenigin- gen gevormd, doch een voor dergelijk doel nog niet. De Boeren kunnen o. a. rekenen op onder steuning van weduwen en weezen, hetgeen zeer nuttig en noodig, wellicht het meest noodige is, doch waaraan zich de behoefte eerst nè. den oorlog zal doen gevoelen. Wat zjj thans noodig hebben is in de eerste plaats mannenbruikbare mannen, en die zi)n in ons land by honderdtallen niot slechts te vinden, neen, bieden zich vol geest drift aan, doch wat hun ontbreekt is: geld voor den overtocht. Voor dit doel geld te verzamelen is niet vereeDigbaar met het plan van den heer Knapp, dit geef ik volkomen toe; dat men dus naast de bestaande Comitó's en VereeDigingeD een nieuw vorme, als Fonds tot daadwerkelijkere steunt ten einde die Hollandsche jongens, welke hun broeders aan gene z|jde van den aardbol daadwerkelijke hulp willen verleenen, na des kundig onderzoekdaartoe financieel in de gelegenheid te stellen. Late niemand zich door onmannelijke vrees weerhouden; laten wy binDen de perken der wet zooveel doeQ als in ons vermogen is om de Boeren te steunen in hun roemruchtig verzet tegen Engelscho aanmatiging en over- heerscbing. Dat wy aan Jongens van Jan De Wit" do gelegenheid geven naar de Oud-Hollandsche Republieken in Zuid-Afrika te trekken kan niemand ons verwijten; wij geven hun geen opdracht tot iets en laten de Boeren vri) hen «oor die fonctiën te gebruiken, waarin zy b«a auttig toooflo sQn. Op dus, Nederlanders 1 Op, voor Transvaalt dat, In zijn worsteling voor de vrijheid, ons de schoonste dagen van ons Vaderland uit vorige eeuwen voor oogen brengt. D© trots der ouders. Het was een koude, regenachtige dageen gurë" wind maakte het weder nog naargeestiger en ieder repte zich om voort te komen, naar de warme kachel. De vrouw, die daar eenzaam en bibberend by het Gerechtshof stond, had reeds menigen duw van de haastige voorbygangers gekregen, doch zy bleef staan en koek verlangend naar de groote deur. Zy wachtte op haar zoon, haar eenigen zoon, haar vreugd, haar trots; op den begaafden, flinken knaap. Hoe dikwyis had de onderwyzer niet ge zegd: „Van hem, moeder, groeit nog wat groots." En zy, zfj had veel nachten gezwoegd en gewerkt, opdat de beste scholier er toch maar fatsoeniyk uit zou zien. De vader, die al sedert lang niet meer rookte, zeide: „Dat is elk jaar toch wel een paar schoenen voor hem." Aan tafel werd aan hem het beste gegeven: hy moest toch zoo hard leeren; zy bonden het wel met minder doen. Telkens en telkens weder hadden zy hun verwondering te kennen gegeven over zyn kunde, zyn vlyt, in alles en altyd de eerste als by was, en dan het kind van zulke geringe menschen. „Hy kan alles wat hy wil," zeide dan de vader; en moeder voegde er by: „Wat zal er nog van hem worden!" En nu, daar stond hy voor het gerecht, de dertienjarige knaap, en hid zich te verant woorden wegens diefstal, en zy, de moeder, stond al sedert twee uren daar en wachtte, en telkens kwamen haar de tranen in de oogen, als zy aan de woorden van haar man dacht: „Zijn geheele leven blyft hy een veroor deeld mensch, nooit kan er iets goeds meer van hem worden." „Nooit, nooit," zuchtte zy. De eerlijke naam, het eenige, wat zfin vader hem mede kon geven, was weg voor altyd; de groote toe komst, die voor hem was weggelegd, is ver speeld, de schoone droom zyoer ouders ver vlogen I „Misschien nemen zy hem op school niet eens meer aan," had vader gezegd, „en hy kan niets anders dan sjouwerman worden;" nog minder dan zyn vader. Haar tranen vloeiden steeds meer en meer, nu zy alles overdacht. Reeds werden enkele winkels verlicht en kwam de lantaarnopsteker zyn werk ver richten «n oog aftDd stond sQ daar. „Lieve Heer in den Hemel," had sQ, terwyi sy haar sidderende handen vouwde, „ik heb misschien misdaan, dat ik zoo trotsch op hem was. „Het is myn zoon, mynheer de rechter,'' kwam zachtjes over zyn lippen. „Ga daar maar zitten; gy kunt hier blyven," zei de rechter. De man volgde het bevel, terwyi hy een schuwen blik door de zaal liet glyden, maar de banken der toeschouwers waren leeg; niemand had met dit weder lust naar zulke gewone zaken te gaan luisteren. De rechter zag den armen, maar met de grootste netheid gekleeden knaap een oogen blik zwygend aande kleine zondaar weende niet, maar het doodsbleeke gezicht, de blauwe kringen onder zyn oogen, de samengeperste lippen gaven te kennen wat er in bem omging. „Gy zyt dertien jaar oud?" vroeg de rechter. De beklaagde knikte. „Wat doet je vader?" „Arbeider, mynheer." „Heeft by je niet gezegd, dat ge niet moogt stelen? Hebt ge dat niet op school geleerd?" „Jawel, dat weet ik zeer goed," sprak hy zachtjes. „En weet je ook waar de menschen komen, die stelen?" „In de gevangenis," kwam zachtjes van zyn lippen. „En je hebt heb toch gedaan?" „Ja, mynheer." „Waarom hebt ge dat gedaan? Wilde je die appelen opeten?" „Neen, ik wilde myn makkers laten zien, dat ik alles kan." „Dat je alles kunt?" sprak de rechter, maar hy werd door den vader van den knaap in de rede gevallen. Deze was by de laatste woorden van zyn zoon verschrikt opgestaan en streek met de hand over zyn gezicht, alsof hem plotseling een licht opging, en nu trad by voor den rechter en verzocht hem te mogen spreken. Mynheer de rechter, het is onze schuld, de onze alleen. Wy, zyn ouders, zyn de schuldigen. Wy waren zoo dom, mynheer, o zoo dom; wy hebben bem altyd voorgepraat, dat hy alles kan. Wy zyn niet geleerd, mynheer de rechter, en wy bewonderen hem zoo, onzen jongen. Wy waren zoo trotsch op hem." De rechter sprak tot den knaap, die met gebukt hoofd daar stond: „Zie my eensfliiik in de oogen. Je zegt de mand weggenomen te hebben alleen om je kameraden te laten zien, dat je alles kunt; maar je hebt toch ook van de appelen gegeten. Vertel my nu oeoa jout hoe bet gegaan la.® De knaap zag den rechter aan met vaste stem: „Zy hebben mfl Ik had 's morgens weer het hoogste cy^p gekregen voor het opstel, als altyd natuurlek had de onderwijzer gezegd. Op weg naar huia hebben wy gevochten en ik heb het gewonnen; „Ik kan ook alles wat ik wil", zeide ik; en zy wedden met my, dat ik iets niet kon by de appelenvrouw op klaarlichten dag eeu mand met appelen wegnemen, daar had ik den moed niet toe. En ik ben heengegaan en ik heb het gedaan od," voegde hy er stotte rend by, „wy hebben de appelen gedeeld: ik had er drie." „Ja," sprak de rechter, „zoo is de zaak gebeurd, „ik heb zoowel uw onderwyzer als uw makkers er naar gevraagd. Wat je deedt was heel onverstandig. Gy zult ditmaal nog wel niet in de gevangenis komen, daar de schade vergoed is, maar met een boete blyft ge toch een veroordeeld man, die niets meer kan worden." De vader zuchtte diep, tranen rolden over zyn wangen en de knaap moest zich vast houden, om niet te vallen. „Wat dunkt n," zei de rechter tot de andere heeren; „het ventje ziet er zoo schrander uit," en nu volgden een fluisterend gesprek en een zoeken in de papieren. Toen wendde de rechter zich weder tot den knaap en sprak: „Wilt ge my op uw woord van eer beloven, dat gy uw handen niet meer zult uitstrekken naar het goed van anderen, en dat gy uw trots, die u verleidde door het domme geloof, dat gy alles kunt, zult bekampen?Beloofmtf een flinke man te worden, de vreugde en steun uwer ouders, die u zooveel liefde toonen." „Ik beloof het u," sprak de knaap plechtig. „Kom, geef my dan de hand daarop." De knaap strekte zyn kleine hand over de tafel en gaf den rechter een flinken handdruk. Een vochtige glans kwam in zyn oogen. „Houd je woord," sprak hy, „dat je fout je ten zegen strekke en je een braaf mensch worde. Je kunt gaan; je bent vry." De vader begon luid te weenen. De knaap zag den rechter dankbaar aan, maar was niet in staat een woord te zeggeD. Eenige oogenblikken later stonden zy buiten, vader en zoon, zonder recht te weten boezfj er gekomen waren, en vódr heD, koud en sidderend, stond de vrouw, met oogen, die als in doodsangst gloeiden. „NeeD, moeder, neen," stamelde de mar, „wees gerust. Hy is vry. Hy is geen veiv oordeelde." Dat was te veel voor de moeder. Op het ergste was zy voorbereid, niet op dtze oaver- wacht© vreugde. Zy viel bewusteloos in de armen van haar man. Het Hollandercorps. Van betrouwbare particuliere zyde ontving het gezantschap der Zuia-Afrikaausche Repu bliek een naamiyst van personen, die, zoover hem bekend, zich by het üollandercorps in de Zuia-Afr. Republiek hauden aangegoten. Velddienst Hollandsch corps. Jan Lombard, L. E. V., hoof commamant; V. De Witt Hamer, command<int; er. Costar, De Jonge, K. Goldman, Ki viet, Vaa Rysse, sectie-commandanten; dr Kakeueeke, De Wildt, Rumling, Groskamp, v. Bosse, K. v. B rg, Frans Soff, P. Kraobendam, Rietooff, Moe- driaan, De Graaff, Doeleman, Duyk rs, Siev- rs, Fred. Sievers, Swaters, Adelaar, D9 <;roe»», Jochems, Ten Bosch, v. d. Berg, v Gri tbuyzen, Ter Linden, IJzenbrand, P. Pyi, Oosteroroek, Nies Swi rstra, Hartog, Van Vleuten, Engel- berts, Bylevtldt, G. Ht-tyink, Breyer Jr., Sic- mtrink, Van Nock, John Browm, Herman Browne, Gerritsen, Theysaen, Kissing, WjjtTc, v. d. Stadt, Bruin, dr. Sohil huys, Van Tyen. De Bruyn, (telegr. depart.), commandant. Heori Weygers, J. Hildeoraud, Coerman, Van Someren, De Rooy, Van Marle, sectie commandanten. P. Hoogland, Cor. Swierstra, Dalmeyer, Anderson, Struo'oach, B. Van Erkom, M. Artz, Callenbach, Van Elden, Tromp, Muntz, B. J. De Graaff, Nagel, A. Brakke, M. G. Muien- broek, Jan Schuurman, Solzer, K. Twaalf- hoven, O. Muller, 9. Van Foreest, Plantenga, J. Smith, J. A. Vaa Lsersum. Dokter van het Rcode Kruis was „te Pre» toria" dr. Kolff. Velddienst. W. Kroon, P Lanting, H. Dijkman, K; Holtz, P. De Boer, Ouobofï, Vt-roruggen Kerckhoff, Bisschof, J. n. Van Zuylen. Depeche Ryders. Wolmarans, De Gier, H. C. Th. W. Kok. Ambulance. Heeren: P. J. Spruyt, dr. v. d. Horst, J. v. Lier, Brooger; darnts: A. Dynems, A. Coltfn, M. Oosteroroek, A Hartog. 8 Deocmber. Ter ar^ ..erdoa n3uvn taa- evoora: iJtiereu 14 eiake ƒ65 flüO. half-en eik- oe.er- 100 state ƒ110 a ƒ220. Varekoet r, 130 stal e ƒ96 a 190. Vette ueseu uu Koeien 149 e u.a 120 a f 246. Gras alTeren 49 at a e 2o - 62. h iveren (.ette.i 28 stake 39 ƒ86.Kalveren (mgcre) 26 stuks ƒ8.18amele tte) atn .u f a flamele oagore) etik» a Sohapen (?e ie) 626 atuk» ƒ16.— a ƒ29.Schapen (weidoj 346 etuks 11.— a 18.— Lammeren (magere) etuke a Varkens (magere) 133 etuke 14.a /25.— Varkens (vette) BtIlk8ƒ a per KG. Varken® 1 ibiggea, 297 etake ƒ8.a ƒ13..Paarden etaka a Youlers atuia a beuken of Geiten 4 etuke ƒ2.60 a 6.— Ter markt aaagetotra 442 runderen, 64 kal v.-ren, 971 schapen lammereD, 183 varkens. 297 tiff-i ^en, paarden veulen, 4 boeken of geiten. Ter «rekei.j eohe Kaasmarktaan^e. oer- 3 t'ar'ijen» esteed werd voor Goudaohe eaas van ƒ18.tot ƒ28.Derbj-kaas vaa -.tot LeideohM. haaa do 150 K i. tot Edamuief Kaas 2de qual. tot Aan do Stadswaag gewogen 27 partijen, 1080 etok% Mogende £329 KG,

Historische Kranten, Erfgoed Leiden en Omstreken

Leidsch Dagblad | 1899 | | pagina 6