N°. 12209 Maandag 11 December. A". 1899 feze gourant wordt dagelijks, met uitzondering van (Zon- en feestdagen, uitgegeven. PERSOVERZICHT. Feuilleton. De geest van den overledene. LEIDSCH DAGBLAD. PELTS DEZKB COTTRAJïTl Voor Lelden per 8 maanden; j Franco per post Afzonderlijke Nommers i.IO. r 1.40, 0.05; PELTS DEE AIWKRTHN'l'l MM> Van 1—0 regels f 1.05. Iedere regel meer f 0.17|. Grooter» letters naar plaatsruimte Voor hot mcasseeren tasten do stad wordt f 0.06 berekend. Tweede Blad. In het Weekblad van het Nederl. Tijd schrift voor Oenceskunde d8elt de heer J. C. Th. SchefiFer bijzonderheden mede omtrent nieuwe onderzoekingen, door hem aan het physiologisch laboratorium te Utrecht ingesteld, over den invloed van alcohol op spierarbeid. De slotsom, waartoe hem dit onderzoek geleid heeft, omschrijft de heer S. aldus: .Matige giften alcohol hebben ton gevolge, dat gedurende kortoren of langeren tyd het arbeidsvermogen van het motorische apparaat eerst wordt verhoogd en daarna verminderd. Deze vermeerdering, resp. vermindering van het. arbeidsvermogen komt voornamelijk tot stand door een aanvankelijke toeneming, ge volgd door een afneming van de prikkelbaar heid der motorische zenuwen, maar mag niet worden toegeschreven aan een invloed van den alcohol op de spieren zeiven. Volkomen in overeenstemming met hetgeen ons bekend is omtrent den invloed van den alcohol op de ademhaling, den bloedsomloop en de functiën van het centrale zenuwstelsel, geeft deze uitkomst een vastere basis aan de meening van die pharmacologen en clinici, die door waarneming en ervaring tot de over tuiging kwamen, dat alcohol moet worden beschouwd als een opwekkend middel voor betrekkelijk korten tijd, dat steeds een stadium van depressie ten govolge moet hebben, omdat zfln invloed zicb, evenals die van alle ons be kende narcotica, voornamelijk doet gelden op het zenuwstelsel, waarvan de prikkelbaarheid aanvankelijk verhoogd, doch na kortereo of langeren tyd verminderd wordt." In De Voorzorg, populair orgaan voor Levensverzekering, Philanthropie en alles, wat daarmede in verband staat, werd onlangs in het licht gesteld, op welke practische wijze de Regeoring van de Z.-A. Republiek gezorgd heeft voor de belangen harer onderdanen, door in haar concessie-voorwaarden voor toe lating van Maatschappijen van Levens verzekering te bepalen, dat het risico van overiyden ten gevolge van een oorlog niet van de op haar grondgebied te sluiten verzeke ringen mag worden uitgesloten. Thans vermeldt het blad de proclamatie van' president Steyn, waaruit blijkt, dat ook in den Oranje-Vrijstaat dergelijke bepalingen gelden. Daarby teekent het aan; „Die domme Boeren 1? In geen land der wereld bestaat op het gebied der levensverzekering zulk een wel dadige wetgeving als in de beide Booron- Republieken. Wel wordt door de meeste regeeringen de wenschelykheid erkend, dat van hooger hand zorg gedragen wordt voor de belangen van .verzekerden, doch de daartoe getroffen maat regelen beperken zich steeds tot voorschriften, welke strekken moeten om de soliditeit van bestaande of op te richten instellingen te verzekeren; nergens vinden wy, dat door den wetgever opgekomen wordt voor de belangen der verzekerden voor het geval, dat zy genoodzaakt mochten worden zich in dienst van het vaderland zelf aan levensgevaar b'oot te stellen. En juist dan toch zouden zy bescherming het meest noodig hebben. Het nut van Staats toezicht, zooals dat in Europa en Amerika wordt uitgeoefend, wordt door velen, en terecht, voor zeer twyfelachtig gehouden, daar de Maatschappyen uit eigen belang wel zorgen, zich geldeiyk- zoo krachtig mogeiyk te maken en zich voor verliezen te vry waren, doch juist ten opzichte van de kans van overiyden in een oorlog biedt geen enkele Maatschappy aan haar polishouders de mate van zeker heid, welke de regeering der Zuid-Afrikaan- sche Republieken voor hen bedong. Het zou ona niet verwonderen, indien, nadat de zegenryke uitwerking er van daar ginds door de ondervinding is aangetoond, ook in Nederland stemmen opgingen om de Zuid-Afrikaansche wetsartikelen op het punt van levensverzekering over te nemen. Vooral nu wy ook hier te lande ontegenzegiyk lang zamerhand naderen tot de instelling van een volksleger, zal de wenschelykheid daarvan meer en meer op den voorgrond treden. Wanneer een dergelyke Staatsinmenging wettelijk geregeld werd, zouden wy niet anders kunnen dan het toejuichen, doch nog veel liever zouden wy zien, dat de Maatschap pyen uit eigen beweging, zonder dwang van buiten, er toe overgingen aan haar verzeker den geldigheid der polis onder alle omstandig heden te waarborgen. Dat de bezwaren niet onoverkomeiyk zyD, bewyst het feit, dat verschillende Maatschap pyen zich verantwoord hebben geacht onder de bekende bezwarende voorwaarden bykan- toren in de Zuid-Afrikaansche Republieken te openen en dat er bovendien reeds in Europa enkele Maatschappyen bestaaD, die het oorlogs risico zonder reserve in haar polissen over nemen. By geen enkele vonden wy tot nog toe echter de zoo wyze en voor de waarde van de overneming van het risico onmisbare bepaling (welke de proclamatie bevat), dat de verzekering van kracht moet biyven ook al wordt gedurende den oorlog de premie niet op tyd betaald. Het is duideiyk, dat by gebreke van deze bepaling het grootste deel der verzekeringen geroyeerd zoude kunnen worden, alvorens zy effect konden hebben. Een gezameniyk overleg der verschillende Maatschappyen en een onderlinge overeen komst tot invoering van een geiyke regeliog te dezer zake, schynt ons de beste, zoo niet do eenige weg, om tot het gewonschte doel te geraken, en om te voorkomen, dat de Staat zich te eeniger tyd geroepen mocht gevoelen in te grypen. De Maatschappyen zouden dan elkander onderling voor te zware verliezen kunnen dekken, waardoor de kans op faillissement ten gevolge van den oorlog voor ieder afzonderiyk uiterst gering zou worden. Voor het byna ondenkbare geval, dat de vereenigde Maatschappyen de schade mei kunnen dragen, zou dan de vroeger aan bevolen voorwaarde in de polissen kunnen worden opgenomen, dat by uiterste nood- zakelykheid de verzekerde bedragen van alle polishouders naar evenredigheid konden wor den gereduceerd. Hopen wy, dat in de „Vereeniging voor Levensverzekering", waar op geregelde tyden de Directeuren der voornaamste Nederlandsche Maatschappyen hun gemeenschappelyke be langen bespreken, spoedig dit onderwerp ter tafel Worde gebracht. Wy twijfelen niet, of met medewerking dezer Vereeniging zou een goede algemeene regeling tot stand kunnen komen." Het Handelsblad wees er reeds op, dat een deel der hoogere uitgaven voor de betere bezoldiging der rechters hier te lande kon gevonden worden door een eind te maken aan de bevoorrechting, welke thans nog altyd de griffiers genieten uit de emolu menten, die na aftrek der griffie-onkosten in hun zakken vloeien, in plaats van in de Staatskas. Thans vindt het blad dezelfde opmerking terug in een ingezonden stuk van denLeidschen hoogleeraar mr. P. A. Tichelaar in het Week blad van het Rechtdie het volgende schryft: „Sedert eenige weken is de betrekking open van griffier by de Arrond. Rechtbank te Am sterdam. Het is bekend, dat de inkomsten, aan deze en enkele andere griffiersbetrek- kingon verbonden, een misstand vormen iD de regeling van de bezoldiging onzer rechter- lyke macht. Het is bekend, dat, wanneer in de plaats dier inkomsten worden gesteld be zoldigingen, evenredig aan de andere trakte menten van de leden der rechterlijke macht, men de beschikking krygt over den som, voldoende om gevolg te geven aan een zeker door ieder jurist - gekoesterden wenscb, dat de traktementen van verschillende andere recbterlyke ambtenaren worden verhoogd. Ik behoef hier niet nog eens te wyzon op de wenschelykheid dier verhooging. Ik behoef hier ook niet te wyzen op de eigenaardige gevolgen van bedoelden misstand, die vooral de aandacht trekken, wanneer een dier be trekkingen is opengevallen. Ik wil hier alleen uiting geven aan myn overtuiging, dat de eer en het belang van onze rechterlyke macht eischen, dat zoo spoedig mogeiyk, en liefst by een gelegenheid als deze, die misstand worde opgeheven." Onder den titel „Intransigeant?" schryft De Standaard omtrent de door de anti-revo lutionaire party aan te nemen houding tegen over de Ongevallenwet de volgende driestar: Er wordt door De Nederlander geraden, om tegenover de Ongevallenwet een volstrekt intransigente houding aan te nemen. Onzerzyds is in de Kamer verklaard, dat dit ons standpunt niet was, en reden ge geven waarom niet. IS.echts dén zou die houding ons gabonen worden, zoo het niet gelukte door enkele amendementen eenige verbetering aan te brengen. Verbetering nu is aangebracht. De Raden van Beroep geven recht van critiek en correctio aan do bclanghobbondo werkgevers en werklieden. De commissiën zullen by de geneeskundige verplegiog beteekenis kunnen erlangen. De Staten-Generaal zal, nu de helft der salarissen uit de publieke kas komfde bureau cratie by elke begrooting tot -de orde kunnen roepen. Voor een deel is het autocratisch karakter dus metterdaad gebroken. Bovendien houde mén in hot oog, dat er by deze wet tweeërlei beginsel in het spel ishet m a t e r l o 1 e beginsel, waar mede wy van harte instemmen, en het f o r- m e e I e beginsel van regeling, waartegen ons protest staat. Gemengd Nieuws* Onder bet opschrif-t „Aange worven" schryft Z. aan het „Vaderland": 1 Dac. in den trein van Keulen Daar Gouda zittende, bad ik een ontmoeting, die myns inziens wel de moeite waard-is, bekendgemaakt te worden. Ik reisde 3de klasse en had behalve een myner ondergeschikten tot reisgenooten een paar jonge mannen Duitschers waarmede ik spoedig in gesprek raakte. „"Waarbeen gaat de reis, vrienden?" „Naar Londen." „Ahl" werd door my gekscherend daarop gezegd: „zeker aangeworven om tegen de „Boertjes" te vechten, hó?" Helaas, het antwoord van de jongelieden luidde bevestigend. Men bemerkte waarschyniyk, dat ik dit op zyn zachtst uitgedrukt vreemd vond, en een der a. s. Boerenbestryders vervolgde: „Ja, mynheer, wat zal ik u zeggen. Goen werk, geen brood; dus we hebben het aanbod „vrye overtocht naar Afrika en 10® thalers ^>er maand" gretig aangenomen." „Maar, jongens, ik dacht, dat Duitsche jongelingen liever de zyde der Boeren zouden kiezen." „Ach, mynheer, den llden dezer gaan we eerst scheep, dan is de oorlog zeker al af- geloopen, als we in Afrika aankomen, en is dit niet bet geval, welnu, dan loopen we over naar do Boeren." Ik was te verontwaardigd om het gesprek voort te zetten, maar dacht by myzelven, dat de Boertjes met zulke sujetten zeker niet gediend zouden zyn. Toch had ik, vooral met een der twee Duitschers, diep medeiyden. Men kon het den knaap aanzien, dat werkeiyk de nood nypende was, by leek me heusch niet het type van het Germaansche ras; een schamele kleoding dekte een tenger lichaam. Ik kon dan ook niet nalaten om den miniatuur-Duitscherj toe te voegen „maar jongens, je zult spoedig als mikpunt voor de kogels dor zekenrtneude Boeren vallen." Wat in vredesnaam moet Engeland met zulke soldaten doen? Geen van beiden r stond een enkel woord Engelsch, daarby biykens het bovenstaande lichamelijk en zedeiyk zwak. „Maar wat nooil Engeland heeft sc! -ten noodig. Het gehalte doet er niet toe: Nog meer kanonnenvleesch dusl" Zelfs uit de ge vangenissen worden er thans gebaald. Spoorwegafstanden in Zuid-Afrika. Het „Hbl." geeft het volgende iy3tje van spoorwegafstanden in Zuid-Afrika, vermeld in kilometers, met bijvoeging van den overeenkomstigen NederlaDdschen Spoorweg afstand: Kaapstad De Aar 806 kilometerJ (4-maal Haarlem Middelburg 812). Do Aar Mafekiog 593 kilometer, (3-maal GroniDgen Roermond 576). De Aar-Kimberley 235 kilometer, (Amsterdam Vlissingen 229). Kimberley Vryburg 204 kilometer, (Haarlem Vlissingen 210). Vry burg Mafeking 154 kilometer, (Arnhem Maastricht 153). De Aar Nauwpoort 113 kilometer, (Nymegen Sittard 111). Port Elisabeth-Nauwpoort 434 küom., (2-maal Haarlem Vlissingen 420). Nauwpoort Colesberg 56 kilometer, (Utrecht Arnhem 57). Colesberg Springfontein 92 kilometer, (Amsterdam Apeldoorn 90). East-London -Queenstown 248 kilom., (Meppel Maastricht 257). Queenstown Spriogfontein 257 kilom., (Meppel Maastricht 257). Springfontein-Bloemfontein 141 kilom., (Rotterdam Vlissingen 141). Bloemfontein Johannesburg 426 kilom., (2-maal HaarlemVlissingen 420). Johannesburg Pretoria 43 kilometer, (Amersfoort Apeldoorn 43). DurbanJohannesburg 779 kilometer, (3 maal Meppel Maastricht 771). Durban Pietermaritzburg 114 kilom», (Nymegen Sittard 111). Pietermaritzburg -Estcourt 121 kilom., (Nymegen Maastricht 132). Estcourt Colenso 43 kilometer, (Amersfoort-Apeldoorn 43). Colenso Ladysmith 27 kilometer, (Haarlem Leiden 28). Ladysmith Volksrust 190 kilometer, (Leiden Vlissingen 182). Volksrust Johannesburg 283 kilometer, (Groningen Roermond 288). Lorenqo-Marquez Pretoria 561 kilom., (2-maal Groningen Roermond 576). L.-Marquez Komatipoort 93 kilom., (Amsterdam Apeldoorn 90). Kamatipoort Middelburg 315 kilom.j (Groningen Sittard 313). Middelburg Pretoria 153 kilometer, (Arnhem - Maastricht 153). Pretoria Klarksdorp 262 kilometer, (Meppel - Maastricht 257). Pretoria-Pieterburg 286 kilometer, I (Groningen Roermond 288). VI. Het rytuig, met twee flinke schimmels bespannen, rolde in vliegende vaart door de Altstadt, bereikte den oever der Elbe en sloeg vervolgens de richting naar hot Oostelijk gedeelte van de Dresdener heide in. Hier - tusschen den molen en Ullersdorf lag ile kleine verborgen plek, waar het duel zou plaats vindeD. Beide partyen betraden die byna geiyktydig. Bichard Von Eokenberg had - behalve zyn twee getuigen, luitenant Granzdörfer en een oudoren rogimentskameraad, Qöldner genaamd, - een militair dokter meegebracht. Luitenant Golz nam de rol van den onpartydige op zich. Nad-t de gewone formaliteiten vervuld, de wapenen onderzocht en verdeeld waren, stelden beide partyen zich in postuur. Willlbald Menz bemerkte, dat Richard Von Eokenberg een byna uitdagende koelbloedig heid aan den dag legde. Het gelaat van den officier zag er frisch en blozend in de koude winterlucht uit. Zoo opvallend knap en sym pathiek waren hem de regelmatige trekken van don jongen man nog nooit voorgekomen. Daarby had hy het gevoel alsof bij tegenover dezen zonuwsterken Apol een baklagenswaar» dige rol speelde. Het ontbrak hem zeer zeker Diet aan moed, maar de gejaagdheid, welke zich van hem meester maakte, liet zich door zuiver theoretische zelfgesprekken niet weg- redeneeren. Zoo het een zaak had gegolden, die werkeiyk een offer waard was, Willibald Menz zou zeker dat zenuwachtige gevoel Liet hebben gehad. Toea by indertyd met het grootste levensgevaar de oude boerenvrouw redde, had zyn pols niet sneller geklopt dan by elke normale licbameiyke krachtsinspan ning. Het bewustzyn echter, dat by hier volkomen doelloos in een toestand was ge bracht, welke zeer goed met een droevig einde kon afloopen, dreef hem het bloed onstuimig door de aderen. En met toenemende bitterheid herinnerde hy zich zyn voornemen om den moedwilligen bewerker van dit duel, wien dit alles zoo onverschillig scheen, een flink her- inneringsteeken mede naar huis te geven. „Één l" klonk het commando van den onpartydige. Langzaam werden de pistolen opgeheven. Nu werd Willibald opeens kalm. Het naderen der beslissing gaf hem de heerschappy over zichzelveD weer. Bliksemsnel overzag hy den toestand. Eoken berg had den linker-schouder, die eigenlijk geheel naar achteren moe3t gedraaid wordeD, een weinig naar voren gedraaid. Een goed zittende kogel kon hem een flinke vleesch- wonde toebrengen, waarmede misschien drie of vier weken gemoeid zouden zyn. En Willibald Menz miste immers nooitl „Twee drie!" De schoten knalden. De kogel van den luitenant kwam rechts van Wilbbald Menz in den gladden stam van een beuk terecht. Granzdörfer beweerde later, dat zyn vriend Eokenberg met opzet verkeerd had geschoten. Göldner bestreed dat, maar wellicht slechts uit goedhartigheid, om den wanhoprgen Wil libald te troosten. Luitenant Von Eokenberg viel nameiyk by den knal der pistolen met een doffen kreet van smart achterover op den grond, trok een paar maal krampachtig als een stervend dier met zyn ledematen en lag daarna styf en roerloos op den met sneeuw bedekten grond. De kogel was in zyn rechter oog gedrongen. Willibald Menz zag alles, wat er nu gebeurde, als in een benauwden droom. Hy was als aan den grond genageld. De woorden van den dokter, die het vreeseiyke bevestigde, klonken hem als geluiden zonder zin of beteekenis. Hy effcehtte te twyfelen; hy begreep het niet en toch: het feit was niet uit de wereld te maken. Hy, Willibald Menz, die ae welwillendheid in persoon was, die zonder bedenken zyn jong leven in de waagschaal had gesteld om een oude boerin uit haar brandende hut te halen, hy had nu een mensch gedood, een krachtigen joDgen man in den bloei van zyn leven l Richard Von Enkenberg stond als officier zeer goed aangeschreven, hy was daarby de eenige zoon van een zestigjarige moeder, die hem afgodisch liefhad. En Meta Von Gasny1 Willibald Menz huiverde. Dat hy dezen afschuweiyken afloop gewild noch vooruit gezien had, dat het een volkomen onbegry- peiyk ongeluk was, voor den bekwamen schutter bepaald raadselachtig, dat verzachtte zyn troosteloosheid niet in het minst. Alles, wat hy tegen den doode op het hart had gehad, Enkenbergs onloochenbare schuld, zyn tergende handelwijze, hoe klein en nietig kwam hem dat nu voor by het zien van dat met bloed overstroomd lichaam daar voor het besneeuwde dennenboschjel En hartverscheu rend klonk, door het radelooze gemompel der anderen, het hevig snikken van Granzdörfer, die zich, ondanks alle inspanning, niet meer beheerschen kon. Wat er nu verder gebeurde, hoe Menz op dien rampzaligen dag in het hotel kwam, daarvan wist hy zich later geen rekenschap meer te geven. Hy zag niets anders en dacht aan niets anders dan aan Eokenbergs bleek, misvormd gelaat met de ontzettende wondel Toen hy eindeiyk weer voor indrukken vatbaar was en begreep wat er om hem heen gebeurde, zag hy zichzelf met dokter Gesenius in de kamer van het „Europeesche Ho en byna in denzelfden toestand als dien morgen. Thee, arak, roode wyn stenden op de gedekte tafel en daarby wat keude spyzen. Dokter Gesenius had voor gastheer gespeeld en den vriend spys en drank voorgezet. „Word nu eens verstandigl" zeidedejoDge dokter overredend. „Wat helpt het over gedane dingen het hoofd te laten bangen? Gy hebt dit ongeluk niet gewild; dat moot je voldoende zyn. En laat ons nu eens overwegen „Wat?" stamelde Menz. „Is er nog iets te overwegen, nadatO, het is afschuwelijk l" „Vreeseiykl Dat stem ik toe. Maar dat vreeseiyke wordt niet beter door jouw lamen- teeren. Integendeel. Deze treurigo zelf beschuit diging verlamt je wilskracht. Gy verzuim4, zoo wellicht een kostbaren tyd. Gryp je zeiven aaD, Willibald! Dus in de eerste plaatsWeet gy voor je zei ven, wat je te doen staat?" „Hoezoo?" „Wel, ik bedoel: Wilt gy de gevolgen van dit duel op je nomen? Of houdt gy het voor raadzamer over de grenzen te gaan? In je volkomen onafhankelijke positie zou ik aaa de vlucht de voorkeur geveD. Oberloszberg zal immers niet dadeiyk verwaarloozeD, wanneer gy je een paar jaren in Frankryk of Itali® ophoudt! Mettertijd komt toch zeker eeDs een beUngryke amnestie byv. by het vyf-en- twintigjarig jubileum van den Koning, en een vry willige verbanning is altyd nog aangenamer dan dat vervelende zitten op de vesting." Willibald Menz gaf goen antwoord. Dokter Gesenius keek op zyn horloge. „Ik moet weg. Dus beslis. Ik breng je nog gaarne naar het station. Om halftwaalf gaat de sneltrein naar Praag. Wanneer gy je haast, kunt gy daar nog mee gaan. Je beboeft immer® slechts het allernoodzakeiykste mee te nemend Hot overige zend ik je na „Onmogelykt" antwoordde Menz. „Hoe zoo onmogeiyk?" „Nu, ik ben niet van zins my aan het rechterlijke vonnis te onttrekken. Dan zou Ik in het geheel geen rust meer hebben. Zu'v een geval moet geboet worden." (Wordt vervolgd.)

Historische Kranten, Erfgoed Leiden en Omstreken

Leidsch Dagblad | 1899 | | pagina 5