Een brief over den slag bij Elandslaagte middelen zoodanig in boelag nemen, dat dit Ryk in den eersten tyd In de Europeesche Staatkunde geen voorname rol kan spelen. Nu zyn Nederland en België, volgens schr., als een lamp hangende aan drie koorden, t. w. Frankrijk, Groot-Britannié en Duitsch- land. Breekt er een, dan valt de lamp om. Schr. acht het dus zeer noodig, dat Nederland en Belgiö elkander steunen, ook met het oog op Frankrijk of Duitschland. Dan wijst schr. er verder op, dat, als de Regeering gaat ingrijpen in do verhouding van werkgever tot werknemer, zooals byv. door het arbeidscontract e. d., het vrijhandel- stelsel, dati gegrondvest is op vrijheid van alle takken van bedrijf, niet kan blijven bestaaD. Neemt men de inmenging in het bedrijf van het buitenland over, dan zal men ook tot een verhoogd tarief van invoerrecht moeten komen. België gaat denzelfden weg en dit zou tot een tarieven-oorlog tusschen de twee kleine Staten kunnen leiden. Verder betoogt schr., dat de financiëele toestand hier te lande niet vooruitgaat. Wel gestelde menscben verlaten het land, de "Waarde der Nederlandsche schuldbrieven daalt. Scür. meent, dat wy te kiezen hebben tus schen het voortdurend verhoogen der accijnzen en het onbezwaard laten binnenkomen van buitenland8che goederen, dan wel het aangaan \an een tolverbond met België, mot wat booger invoerrechten dan wij nu hebben en lager accijns. Wat in vraagstukken als het onderhavige laet zwaarste weegt en het moeilijkst te be strijden valt, zegt schr., zijn de argumenten van het vooroordeel. Men zegt: „De beide natiën houden niet van elkaar, het karakter loopt te veel uiteen." Het feit is overdreven, maar aangenomen, dat zulks in zijn geheel waar is, wat doet er dat toe? Is een Tolver bond niet een handelszaak, een manage de Taison" Zal eenig koopman terugtreden een voor- deelige handelstransactie te sluiten, omdat de man, met wien hy te doen moet hebben, een andere kleur van jas draagt dan de zijne, of op een ander uur wakker wordt en zich te ruste begeeft dan hij gewoon is te doen? Weet Wel, dat die verwijdering van karaktc-r hoe langer hoe grooter lijkt, naarmate wy verder van elkaar af blijven staan. Wie in staat kunde zich laat leiden door haat of vriend schap, door iets anders dan belangen, is een verloren man. Ziehier dus de slotsom dezer beschouwingen. De Nederlandsche Regeering noodige die van Belgiö uit, een gemengde- commissie te be noemen, om de uitvoerbaarheid te onderzoeken van het stichten van een Tolverbond. Als de Nederlandsche Regeering dat doet, verbindt zij zich tot niets, maar dan heeft zij ten minste haar verantwoordelijkheid gedekt tegen- sver de vraag, welke zich altijd luider en met meer kracht aan de Nederlanders zal opdrin gen, om een Tolverbond te sluiten met Duitsch- and, wat het begin van het einde zou zijn voor Belgiö zoowel als voor Nederland. De uitslag van de eindstemming over de Ongevallenwet zal wel niet twijfel achtig zijn, zegt De NederlanderHet blad meent, dat dit wel gebleken is uit de volg- ïaamheid der Kamer, telkens als de Minister het non possumus uitsprak. Het is het gevolg van „de politiek". Of een wet onze Industrie zwaar belast, zwaarder dan noodig is en zwaarder dan *i) kan dragen; of een wet, als men het gevoelen der leden, mis schien zelfs dat der Ministers zei ven, indivi- duoel nagaat, slechts zeer weinig stemmen zou halen, ziedaar een vraag, die volstrekt onbeteekenend is tegenover de overweging, dat het Kabinet moot worden gesteund. Dit is natuurlijk een argument, aldus brengt het Handelsblad hiertegen in dat met evenveel recht tegen de oppositie kan gericht worden. Als deze, gelijk het Rotter- damsch anti-rev. blad hoopt, „als één man tegen de wet" stemt, zal men dit kunnen beschouwen als een poging, om het Kabinet to doen vallöD, dus ook om de politiek 1" De Nederlander hoopt voorts, dat de Kamer leden, die niet meenen, dat het Kabinet in ieder geval moet worden gesteund, zich niet van tegenstemmen zullen laten weerhouden door de vrees, dat de kiezers hen voor mannen ^zonder hart voor den werkman" zullen hou den. Want het is duidelijk, dat een wet, die de industrie te zwaar drukt, zoowel voor den werkman als voor den werkgever nadeelig is. Des werkmans loon moet er door lijden, de werkloosheid er door toenemeo. Dit is werpt het Handelsblad wederom togen niets anders dan een schrikbeeld. Deze gevolgen zijn voorspeld van alle sociale wetten, die de bescherming van de arbeiders ten doel hebben en zonder hooge kosten niet uitvoerbaar zijn. Wie hiertegen opziet, moet al zulke wetten bestrijden, onverschillig op welk stelsel zij gegrond zijn. En het is nog lang niet uitgemaakt, dat het stelsel der Ongevallenwet, waarover nu de eindstemming moet volgen, bezwaarlijker is voor de nijver heid dan eenig ander stelsel, dat verworpen is. Er zijn pogingen genoeg aangewend meent De Ned. om althans die verkeerde werking der wet eenigermate te temperen; inzonderheid door hen, die niet tot de regee- ringspartü behooren. Dat is zoo, antwoordt het Hbld. Maar, voegt het er bij, op wie rust ten slotte de schuld, dat geen enkele dier pogingen is gelukt? Op wie anders dan op dezelfde oppositie, welke, niet geslaagd by haar eigen amendementen, ook dat van de heeren De Beaufort c. 8., dat er zoo dicht hortend on door de Begeerlng niet was afgewezeD, heeft heipon afstemmen? De Ned. meent, dat nu ook alleen de socia- listlsch-radicalo partij, met allen, die zich door haar laten mee3leepen, do eer hebben moet van dit schoone product van sociale wet geving. Neen geeft het Hbld. ten besluite tot bescheid wanneer met alleen „de social is- tisch-radicalo partij" in d9 Kamer, maar nage noeg de geheele linkerzijde ten slotte voor bet ontwerp zal stemmeD, zal dit niet zijD, omdat allen het zoo voortreffelijk vindeD, maar omdat zij niet enkel de afzonderlijke boomen, doch ook het bosch zien. Mot andere woorden omdat zO het beginsel met willen opofferen, waar do toepassing hen niet in alle deelen bevredigt. Omdat z\j in afstemming, dat wil zeggen onbepaald uitstel, grooter nadeel zien dan in de invoering van een maatregel van algémeon erkende sociale rechtvaardigheid, over welks meest wensohelijke inrichting de gevoelens verdeeld zijn. Omdat elke wet gevende arbeid van eenigo beteekenis is een werk van geven en nemen, en men door het betrekkelijk goede te geven meer nut sticht dan door dat werk, ter wille van het voor treffelijkste stelsel, dat niet te verkrijgen is, weder ongedaan te maken. is ook ontvangen door een onzer stadgenooten. Het particuliere er uit weglatende, achten we den inhoud belangrijk genoeg om dien hier te doen volgen: Simonstown, Zondag 5 Nov. '99. Ik weet niet of deze brief terecht zal komen, maar wil het toch probeereD, alhoewel de kans niet groot is. Ik ben krijgsgevan gene van de Engelschen en lig hier in Simons- bai op het schip „Penelope." Goddank ben ik ongewond uit den slag te Elandslaagte (Natal) gekomen, behoudens eenige lichte kwetsuren van uiteengeslagen bommen. Yan begin af aan zal ik je gaan vertellen, hoe het mi) gegaan is. Toen er werkelijk kans voor ging bestaan dat de oorlog tusschen Engeland en Transvaal zoa uitbreken, werd er een oproeping gedaan aan al degenen, die Nederlanders en Oud- Nederlanders waren om een corps bereden manschappen op te richten ten einde de Transvaal by de te voorziene troebelen te helpen. In 't laatst van October kwamen toon ongeveer een 900 a 1000 manschappen op en daar ik door Jameson's inval toch reeds burger van Transvaal geworden was en dus onder de commando-wet van dit Gou vernement viel, vond ik het beter my bij de Oud-Nederlanders aan to sluiten, te meer omdat de Transvaler altijd van meening waren dat als het op waarachtig vechten aankwam, die Hollanders toch zouden achter bleven. Zoo trokken wij met ongeveer 160 bereden manschappen onder speciaal commando van J. Lombard, lid van den Volksraad, op naar 2andspruit, een klein plaatsje aan de grenzen van Transvaal en van Natal. Daar trokken alle troepen zoo wat samen om dan Natal in te vallen. Den derden October gingen wy uit Pretoria en waren geheel uitgerust door het Gouvernement met paarden, zadels, toom, geweren, alles voor een directen aanval. Alleen moesten wij voor acht dagen kost voor ons zelf meenemeD, aangezien de fourage-wagens eeret later zouden komen. Op Zandspruit werden de tenten opgeslagen en een gewoon lager gevormd en daar wachtten wij op nadere orders, die spoedig kwamen met het bericht dat de oorlog verklaard was. Zoodra dit be kend was, was het opzadelen en reden wij te paard naar de grens ongeveer een paar uur verder, 's Avonds werd iedere sectie by elkaar geroepen en sprak onze officier Dr. Coeter ons allen toe, wees er op dat we nu de vijandelijkheden zelf zouden beginnen en raadde een ieder, die zich of zijn paard te zwak gevoelde om den tocht mede te maken, om nu nog zich terug te trekken en bi) de wagens met voer en ammunitie te blijven. Niemand trok zich evenwel terug. Daarna legde Dr. Coster het aanvalsplan voor een gedeelte nit. Onze afdeeling zou optrekken naar Dundee, de eerste groote versterkte plaats van de Engelschen en onderweg zouden wij ons ver eenigen met het commando der Duitachers, onder den bekenden captain Schiel en met het commando Johannesburg en eenige Yrtjstaters: het geheel onder bevel van generaal Koek. Onze troep was zeer zwak, het geheel telde Diet meer dan ongeveer 1200 man en wij hadden slechts 2 kanonnen. De Hollanders trokken het eerst de grenzen over en traden het dorp Charlestown binnen. Geen levende ziel waB daar meer te bekennen; alles was gevlucht en wel in groote haast. Het plan was om door Botha*s-pas te gaan en daar de anderen te vin den. Wij trokken evenwel dwars over de Drakensbergen heen, een tocht te paard dien ik nooit vergeten zal: ontoegankelijk door de reusachtige bergen: zoo styi dat op tallooze plaatsen de paarden bij de hand op en af moesten geleid worden. Yooral met den wagen met ammunitie ging dit soms met de grootste moeite gepaard, 's Morgens waren we opge trokken en 's avonds sliepen we voor 't eerst in een verlaten boerenwoning. Ongeveer 14 dagen hadden we er kou en regen, soms op den grond en in 't veld geslapen, doch gelukkig geen zieken gekregen. Onderweg werd goed voor kost gezorgd, leder had al gauw een paar eenden of kalkoenen doodgeslagen om 's avonds eens te smullen: we hadden tot nog feM allesB getoefd of beschotteen gedroogd vleesch (biltong). Zoo trokken we al verder en verder, dooh nu meerendeels 'e nachts; over dag werd het te warm. Nog hadden wij niemand van de anderen ontmoet, hoe ook de patrouilles vooruit reden. Eerst op de eerstvolgende plaats, New-Castle, ontmoetten wfi ze. Ook te New-Castle waren wij de eerste die binnentrokken. Ook hier hadden de meeaten de vlucht genomen. Hier hebben we eventjes huis gehouden. Zoo'n plundering heb je nog nooit gezien, 't Is wonder dat het beelewdorp niet afge brand is. De TransvaaUcho vlag werd ge- heschen en het dorp geproclameerd. Buiten hadden wjj gekampeerd en op een Zondag morgen brak er in ons kamp grasbrand uit, waardoor veel goed verbrandde. Gelukkig geen ongelukken, daar de ammunitie gered werd: alleen ontploften verscheiden losse patronen uit de bandeliers. Te New-Castle kregen wy order om niet naar Dundee, doch naar Lady- smith te trekken. Dit is de stelling der Engelschen. Een paar dagen daarna kwamen wij te Elandslaagte en kampeerden daar aan don voet van een berg. Dit was Vrijdagavond 20 October, 's Morgens waren we vroeg op en zaten ons breakfast klaar te maken. De paar den liepen rustig te grazen ongeveer op een kwartier afstand en niemand dacht aan eenig gevaar. Daar komt opeens een depecbe- rtjder aangereden en roept oos toe: „Op zoal, jongens, die rooibaadjes is net achter die koppiel" Niemand wou het gelooven. De commandant echter wel; nog geen 2 minuten daarna een vreeseiyke knal en daar rolde de eerste bom, gelukkig te kort. Je kunt be grepen dat ons eerste werk was de paarden te vangen en op te zadelen. Alles ging in volmaakte orde steeds onder het gebulder der kanonnen van de Engelschen. De projec tielen vielen tot op 10 pas van odzo tenten. Toen we opgezadeld wareü, reden wij rond den berg, vlak bij, en stelden ons daarop bij de anderen met onze twee kanonnen, die ook gingen vuren. Dit was ODgeveer 8 uren. Het vuren ging door tot ongeveer 11 uren. Niemand der onzen werd gewond. Het vuren begon minder te worden en zweeg eindelijk geheel. Daarop gingen wtf een verkenning doen en zagen op een afstand van eenige mijlen een trein staan, die manschappen en kanonnen aflaadde, juist op de plaats, waar ik den vorig en dag met 20 anderen op last van onzen com mandant, op 8 plaateen de rails had opge broken. Dit Is ons geluk geweest, zooals je later zult zien. Hadden wy toen mo9r kanon nen gehad, dan zou die trein, met de twee anderen die achter deze kwamen, prachtig mooi plat geschoten zijn geworden, doch helaas, ze waren er niet en wij moesten met ongeveer 800 weerbare mannen aanzien, dat alles zoo kalm gelost werd, nog niet ver moedende dat er zoovelen waren. Er stonden nl. ongeveer 4000 Engelschen met 16 kanon nen en 2 maxims (soort van mitrailleuses) tegenover ons. Hadden wy dit geweten, dan hadden wij natuurlijk naar het hoofd- lager teruggetrokken. Wel werd er om ver sterking gestuurd naar generaal Joubert, doch deze kwam te laat of in 't geheel niet. 't Was toen ongeveer 1 uur en wij vorm den ons lager achter den berg. Daar buldert om 2 uren ongeveer weer het eerste kanon schot van den vijand. Direct weer te paard en opgereden naar den kop om daar stelling te nemen. Wy Hollanders lagen voorop den krans. Ik had de 2 kanonnen van ons rechts van me en dit was een gevaarvolle positie, daar de meeste bommen op die gericht waren. Mijn vriend, waar ik reeds meer dan 4 jaren mee omga, lag naast me, steeds nog wachtende, dat ze onder het bereik van onze geweren (repeteer-Mau8ere) kwamen. Het vuur der Engelschen was goed gericht, alleen wat hoog; de meeste bommen spatten boven de artillerie van ons uiteen. Mfin regenjas werd onder- tus8chen op verschillende plaatsen stuk ge schoten, dus Is 't een wonder, dat ik er daar 't hachje niet bi) ia sohoot. Zoo hevig werd het op 't laatst, dat wij terug moesten. Do Engelschen avanceerden intusschen. Toen beu ik eerst naar den voet (achter me van den berg) gegaan om te zien of mijn paard nog in orde was. Verscheiden stomme dieren waren daar door de granaten doodgeschoten, doch het mijne was ongedeerd. Toen klom ik weer naar den kop. De vijand was al zoo nabij gekomeD, dat het al regende van de geweerkogels. Kruipende en achter rotsblok ken kwam Ik boven. Overal langs me vielen de onzen, 't Was toen ongeveer halfvier. De schrik voor de kogels was verdwenen: alleen oen gevoel van wraak voor degenen, die ge vallen waren, bleef over. Zoo kalm alsof ik op een schfif stond te schieten, richtte ik, dooh zag spoedig genoeg, dat ze nog bulten ons bereik waren, daar wij Karabijn Mausers (korte) en zij lange Lee-Metford-geweren hadden. Ik lag naast twee oude Boeren, een beetje van me af mfin vriend, allen op één l(jn. Eindelijk waren ze dicht genoeg bjj ons en daar ging ons vuren. Zoo iets moet je bijgewoond hebben om daarvan een begrip te vormen. Een reusachtige ratel, die vliegend snel ronddraait, is een klein denkbeeld van de snelheid der aohteropeenvolgende knallen van repeteervuur, afgewisseld door gewone kanonschoten en bommen. Eén bom viel zoo dicht naast me, dat ik haar zonder op te staan naar me toetrok; sty was niet afgegaan en nog gloeiend-heet. Op dit plaatsje heb lk mijn best gedaan. Ik had reeds een paar jaar een Mauser-geweer in mjjn bedt en schoot daarmede uitstekend je kunt dus wel begrepen, dat er velen ge- vallea aftytoeom oogeveereen paar honderd pas van ons af waroD. Nog hoor ik het geels en gefluit, als lk er om dook. Nog lagen wij met ons vieren ongedeerd. De eerste die viel, was mijn vriend, getroffen in zijn voorhoofd. Met een schreeuw sloeg htJ achter over. Yóór me, achter me, overal hoorde ik gekerm en geschreeuw. Ik zag een Boer, die een kogel had gekregen onder zyn oog in en achter ztjn wang uit, aan deDzelfden kant, bedaard opstaan en naar de ambulance loopen; anderen kropen weg, sommigen doodelijk, anderen licht gewond. Onze officier, Dr. Coster, werd met een schot door den nek doodge schoten; een andere luitenant, De Jong, stierf eerst na nog 2 lanssteken gekregen te hebben. Toen werd het ons te benauwd;'de Schotsche Hooglanders trokken op z\J van ons op en schoton ons in de flanken. Een kogel van do artillerie kwam onder hen. Zo kwamen in dichten drom op zy van ons aan. 87 gewonden en ongeveer 50 dooden bleven liggon (dit vernamen wy natuurlijk later). Daarop volgde iets anders. Nog hadden wy kans genoeg. Een gedoelte uit do Engelsche courant, de „Natal "Witness" schrjjft hierover: „Allo Engelschen, van welken rang of stand ook, zijn eenstemmig in hun lof over den moed der Boeren, zoowel Duitsche als Hollandscbe. Doze lof geldt evenwel niet diengenen van het uitschot, dat deel uitmaakt van het Joh.umesburger contingent, die de eersten waren, dio de vlucht namc-n, toen zy werden aangevallen door do Light Horses en do Gordons. To9n dia mannen de vlucht namen, was de toostand hopeloos." Waren zy niöt gevlucht, wie weet was het niet andera afgeloopsn. 't Werd toen reeds donker en terug moesten wy. 't Eerste paard het beste, dat ik zog, greep ik; geen 10 pas verder vi3l hot dood onder me neer. Eindelijk kreeg ik rayn eigen paard te pakken en voort ging het den berg af. Door een kloof heen moest ik om op de vlakte t9 komeD, doch toen wy daarin waren, kregen wd het volle vuur nog "ens van de maxims, die op den kop gekomen wareü, waarop w(j eerst lagen. VersoheideQen vielen naa.it me neer, doch ook hier kwam ik ongodeerd door. Ik dacht al lo betrekkelijke veiligheid te zijn, torn opeens het vuren staakte en achter ons de lanciers im h*t regiment uit Engolsch- Indië kwamen In d«u rog. De patronen waren verschoten, lk had cr Goddank nog 6 over. Die lanciers maakten do mousehen gewoon af met hun lauge speren, 't Was een rit op levon en dood. Ik hield links uit om uit de massa le komen en reed de klippen in, terwijl degenen, die b»j elkaar bleven, door die ellende lingen van 't paard gestoken werden, som migen van on3 met twee steken te gelijk. Ongeveer een paar honderd treden zijwaarts vervolgde ik mijn weg. Een dier lanciers wilde mij daar bepaald uit den weg ruimen. Hi) joeg hard achter me aan, doch toen h\J goed onder mijn schot was, sprong ik als een duivel van 't paard, lag mijn geweer over het zaal en paDgl daar rolde hy, naar ik hoop om nooit weer te zyn opgestaan. Ia den donker ging het nu vliegend vooruit, ongeveer 3 uur verder. Toon werd mijn paard flauw en bereikte ik met moeite oen verlaten kafferkraal, waar ik hot arme beest neerzette, water gaf en zelf in mijn eentje me te slapen legdo in mijn zadel, waar ik heerlijk sliep tot 's morgens 4 uren. Ik was door de Engel sche linie heen op weg naar den Yrijstaat, en was van plan om dien kant uit bevriende Boeren-commando's te zooken. Had ik dit maar gedaaD, nooit hadden ze mij gevangen genomen. Ik dacht evenwel om mijn vriend, misschien leefde hy nog, en besloot terug te ryden om hem te zoekeD. Ongeveer na een paar uur rydens, dus weer dicht by het slag veld, zag ik over den rand van den berg my opeens tegenover die vervloekte lanciers. Weer er vandoor, doch nu kon het paard niet moer. Het struikelde, maar stond weer op, en hier moest ik me overgeven. 't Was ongeveer 6 uren 'a morgens. Alles werd me afgenomen en op een ander paard weggebracht naar Ladysmith, waar ik 's mid dags om 2 uron aankwam, dood af van den rit, doch gelukkig niet alleen; 30 andere Hollanders, die ook tot 't laatst in den slag bleven, doelden mijn lot, ook Boeren en Duitechers, samen ongeveer 190. Hoeveel dooden en gewonden wij In 't geheel hebben, weten wy niet, evenmin hoevelen or ontsnapt zyn. Wy werden allen in dentroDk (gevangenis) gestopt, kregen eten en drinken en konden gaan Blapen, alles zoo treurig mogelyk. Die vervloekte roodbaadjes waren zeker bang, dat de Boeren ons zouden komen verlossen, ten minste den anderea dag 's nachts werden wy allen per trein naar Pietermaritz- burg gezonden om daar in de central goal ons ▼erbiyf te houden. Ook daar bleven wy slechts twee dagen en werden weer 's nachts naar Durban gestuurd, om daar op het troepenschip „Putalia" te worden opgesloten. Daar hadden wy het allerellendigst. Slechte voeding, slaap* plek tn8schendeks op den grond enz. Na twee dagen ongeveer in de baai voor Durban gelegen te hebben, kwam het oorlogs schip „Partridge" aan en dat begeleidde ons naar Simonstown, een plaatsje by Kaapstad, en daar liggen wy nu in de baai. Wy worden hier uitstekend behandeld, hebben goeden kost en goede ligging en de zeelucht zal ons allen goeddoen. Wat se met ons voorhebben, weet ik niet en zullen wy maar afwachten. Gepas- eeerden Donderdagmorgen zyn wy aangekomen. Op weg van Durban naar hier hebben w^j vreeseiyk zwaar weer gehad; vandaar ook dat wy vyf dagen onderweg waren. H9t was een ongeladen boot, die zoo rolde dat 's nachts alle menschep, die opjlea grond sliepen» ge-^ durig van den eenen kant naar den andereD geslingerd werden. Een brak hlerby zyn been, arme kerel l En als je dan opgesloten bent, dan verkies ik nog liever geweervuur. Do Boeren trekken, of liever liggen, nu rond Ladysmith. Als dat gewonnen wordt, winnen wy veel en zal er misschien verandering in onzen toestand komen. Was dat maar gauw l Zoodra ik losgelaten word, sluit ik me weer aan by de commando's, want ik heb myn portio nog niet beat. De Fransclie afstamming van generaal Joubert. Dezer dagen kon men telkens in de dag bladen de bewering zien, dat de kranige opperbevelhebber van Transvaal ten onrechte beschouwd wordt als een van de afstamme lingen der Fran8che Hugenoten. Bedoel ie bewering berustte op de ver zekering, dat „de maagschap Joubert van ouds en nog heden ten dage gezeten (is) in het Vlaam8cbe visscbarsdorp Sint Pol" by Duinkerken. Wel is dat dorp in 1669 ty den Pyreneeschen vrede door SpaDja aan Frankrijk afgestaan, maar een Groot Nederlander, die anachronistisch ce bevolking van Europa ook. nu als vóér duizeni jaar in gouwen en stammen vtr eelt, deert cit ntot, gelyk onze stadgenoot mr. Co. M. Dozy in Uo „N. R. C." schrijft. De oude Joubert, die zyn woonplaats om des gtloofs will* verliet, was cn tieef als St. Pclnj, ir een Nederlander, al werd de greDSlyn ten noorden en ni-.t meer ten zni.en van zyn doip getrokken; met uo Franschen hoeft 2yu nazaat dus niets uit te staan. Ook zyn naam brenge niet op het dwaalspoor Op zyn Holiandsch uitgesproken kl nkt hy wat io.rscb, maar dat is juist echt. Iotegemtel had die naam nut zyn Friesch a klmk reeds .eerder het juist*.) spoor moeten wijzen. Do zaak is deze. Voor ec-oigon tyd reeds bevatten de couranten een bericht uit St.- Pol, dat de .Uslanavaacoers aldaar, ten deeld toebehooren 1 aan eun rceder namens Jouiurt, gevlagd had ien ter eere van diens Transvsal- 8chen naamgenoot en vermoenoen bloeder want. Eon öQkola moge uit dit bericht beuben afgeleid, dat zelfs het yzige IJsland ontglo.id was in geestdrift voor de heloenda-ien van zyn antipoden, de lezers van Loti begrepen dat het uit St.-Poi in Bretagnu kwam. Het Fransch-Ylaamsche dorpje zal wel byua nieman i in de gedachte gekomen zyn; reeds a priori Is de vlucht van Hugenoten van daar onwaarschyniyk. Onder Spaanscbe heer- schappy, tot 1669, waren er alleen Katho lieken en toen was het met de uitbreiding van het Protestantisme in Frankryk reeas gedaan. En by gebreke van Protestanten geen réfugiés. Evenwel, ai lag de verwarring van het Kel tische met het Ylaamsche dorp, om mjj ook eens zoo uit te drukken, voor de hand, men kon niet weten, en daarom nam ik de kleine moeite inlichtingen 1q te winnen in laatst genoemde plaats. Officiéél werd my van daar bericht, dat te St.-Pol geen enkele Joubert woonde en de naam daar gansch onbekend was. HelaasI „Es war so schön gewesen Es bat nicht sollen sein." Het doet er natuuriyk weinig toe, waar de voorzaten juist van dezen man gewoond hebben, ik wenschte my evenwel vry te pleiten van het verwyt, ondoordacht oen naam van hom, die zyn volk ter overwinning moge voeren, te hebban gevoegd by die der nakome lingen van de geloofshelden, die ik, beschuldig my van overdry vingen, zoo gy wilt, zou willen noamen de zuurdeesem uer pioniers van Zuid- Afrika. Waar de afstamming van Joubert ook elders ter sprake is gebracht, moge hier nog een enkele opmerking en mededeeling volgen. Die naam is in Frankryk zear algemeen en op zich zelf luwyst het thans voorkomen daarvf.k hier of daar niets. Toch pleit de waarschijn-: ïykbeid voor het Zuiden, waar het Protestan tisme het diepst wortel had geschoten. Ai was do bewering van ce „Figaro"' erg naïef, dat bovenbodoelde reeuer, een streng katholiok legitimist, onmogelyk uit een familie kon spruiten, waartoe één dier „Hugenots irré- ductibles" had behoord, zonder nadere aanwyzing is Bretagne juist niet de streek, aan welke men in deze het eerst denkt. Maar uit het zuiJen, uit St.-Laurent d'Aigouze (Gard) ontviog ik een desbetreffende vraag van Joubert's, die ik evenmin met zekerheid kan beantwoorJen. Een aanwyzing is er echter wel. Den lsten Februari 1688 nl. woonde in Den Briel Pierre Joubert, gecoortig van la Motte d'Aigues in Provence, met Susanne Reyne' de la Roque uit Antberou in Provence, beiden „embarqués dans le vaisseau le Mout de Sinai, faisant voile pour le Cap de Bonne Espórance sous la conduite du capitaine Samuel van Groll". By byzondere vergunning hadden de drie afkondigingen op denzelfden dag plaats. Ik sprak van aanwyzing, die dus twyfel over laat. Immers den 20sten Maart 1688 vertrok van Rotterdam naar de Kaap met het schip. Ohina ook een Pierre Joubert met zyn vrouw Isabeau Richard. Identiteit is moeiiyk aan te nemen, al geiyken de namen der schepen op elkaar en ls er op de lyst van die der Oost- Indische Compagnie geen Berg Sinaï te vinden. De onzekerheid blyft dus bestaan, maai het doet er weinig toe- Onze Joubert is nöcfc Nederlander, n6ch Franschman, maar Afrikaan- der. Zyn afstamming moge hem en ons Interesseeren, het volk, waartoe hy behoort^ is door en ln den stryd gevormd en één geworden. v

Historische Kranten, Erfgoed Leiden en Omstreken

Leidsch Dagblad | 1899 | | pagina 6