N®, 12203
Maandag 4 December.
A°. 1899
feze iffonrant wordt dagelijks, met uitzondering
van (Zon- en feestdagen, uitgegeven.
PERSOVERZICHT.
Feuilleton.
Van het eene schuitje in het andere.
PEIJS DEZEB COURANT 1
Voor Leiden pér 8 maanden.1.10.
Franco per post..it. 1.40.
A.fzondoriybo Nommers 0.05.
PRUS DER AllVKitb'EN'i'J b'lPTt
Van 1—6 regels f 1.06. Iedere regel meer f 0.17J. Grootere
letters naar plaatsruimte Voor hot incasseeren buiten de etad
wordt f 0.06 berekend»
Tweede Blad.
De Arnhemsche Courant meent, dat er eenige
aanvulling noodig ia van de inlichtingen, door
den Minister van Buitenlandsche Zaken in
zijn Memorie van Antwoord gegeven over de
onderlandelingen in zake de Vredes-Con-
ferentie, speciaal met het oog op het uit
sluiten van de Zuid-Afrikaansche Republieken.
Zoo zou gevraagd kunnen wordeD, of de
uitnoodiging van do Russische Regeering den
25sten Januari plotseling uit de lucht is komen
vallen, zoodat zy voor onze Regeering, op die
uitnoodiging geheel onvoorbereid, was pren
dre ou laisser? De Minister heeft immers
zelf medegedeeld, dat aan het bijeenroepen
der Conferentie in verscheiden hoofdsteden
van Europa „vertrouwelijke besprekingen" zijn
voorafgegaan, en hebben die nu alleen niet
plaats gehad in Den Haag?
Do Russische Regeeriog zal toch wel niet
reeds van te voren hebben geweten, dat de
Nederlandsche Regeering zóó happig was op
de eer om de Conferentie in haar residentie
te ontvangen, dat met haar „vertrouwelijke
besprekingen" geheel overbodig waren! Dit
zou al zeer weinig met „de waardigheid der
Nederlandsche Regeering hebben gestrookt".
Trouwens, het is bekend, al is het ook nog
niet officiéél bevestigd, dat naast en zelfs vóór
NedorlaDd door de Russische Regeering de
eer, om de Conferentie te ontvangen, aanvan
kelijk ook toegedacht was aan België of
Denemarken, maar de Regeeringen dezer lan
den, om welke redenen dan ook, daartegen
bezwaar gemaakt hobbeD. Daarvan is dan ook
gebloken vóór de offlciüele uitnoodiging
immers, zoo neen, hoe dan te verklaren, dat
zij het toch wel met haar waardigheid heb
ben kunnen overeenbrengen, zich desniettemin
op de Conferentie te doen vertegenwoordigen?
Men mag dus wel aannemen, dat er aan
de officiëele uitnoodiging ook met onze Regee-
ring „vertrouwelijke besprekingen" zijn voor
afgegaan, en om over 'a Ministers beleid te
kunnen oordeelen, zal de Kamer ook daarom
trent behooren te worden ingelicht. Dat bier de
fout schuilt, waarvan don minister Da Beaufort
door do openbare meening in Nederland een
grief is gemaakt, mag worden afgeleid uit
hetgeen de Minister verder in z|jn Memorie
van Antwoord mededeelt.
De Middelburgsche Courant vindt, dat bi)
de quaestie der Zuid-Afrikaansche Republieken
door de bedillers van onze Regeering met
heelwat overdrijving wordt gestreden. Toch
erkent het blad, dat er grond is voor ernstige
bedenking, al beaamt het niet het gevoelen
van hen, die daarom den Minister hun ver
trouwen zouden willen ontzeggen.
„De grooto fout, door dezen begaan, schuilt,
dunkt ons, hierin, dat by, en met hem de
Regeering, niet, vóór zy onze Koningin advi
seerde het verzoek dor Russische Regeering,
om de Yredes-Conferentie te 's-Gravenhage
te doen plaats hebben, in te willigen, zich
vergewiste, dat ook de Zuid-Afrikaanscho
Republieken zouden worden genoodigd."
Onze Regeering had meent het blad
de eer der Zuid-Afrikaansche Republieken
moeten hooghouden, uit sympathie, uit w a--
deering en erkenning van hun goed recht. Door
de weigering om zonder de Republieken de
Conferentie in Den Haag te ontvangeD, en
zoo noodig door onze afwezigheid op de Con
ferentie, zouden wy geprotesteerd hebben
tegen de perfide handelwijze van Engeland
en een loyale houding tegenover de Repu
blieken hebben aangenomen.
De Haagsche correspondent van de Nieuwe
Groninger Courant schrijft o. m. over het
Kamerlid Van Kol:
De heer Van Kol ik mag het niet ver
zwijgen verveelt, vermoeit, hindert de
Kamer; zijn ellenlange redevoeringen, met
stentorstem gedeclameerd, doen de zaal als
door kanongebulder schudden; wie hem een
halfuur aanhoort, moet een kompres van koud
water op het voorhoofd leggen; zijn sterk
getinte, gepeperde, om niet te zeggen hatelijke
vertoogöD, stooten zoozeer af, dat men hem
liever niet hoort; en dit te eerder, omdat
alles, wat hy vertelt, in de stukken is te
vinden, en in zijn vroegere redevoeringen
of in de Indische oppositie-pers.
Meestal zijn het „bloemlezingen" uit kran
ten, die hy, met eigen phrasen aangevuld,
ten boste geeft. En dat zonder ophouden by
elke afdeeling, by schier elk artikel. Het is
niet te verwonderen, dat do leden, als hy
opryst, zuchtend de zaal verlaten om in de
koffiekamer of bibliotheek een krant op te
nemen.
Het is de hoer Van Kol, die, door zyn over
maat van belangstelling en liefde voor Indiö,
dq belangstelling der Kamer doodt en dcoL,
Men kan dit betreuren, omdat er „au fond"
dikwyis heel veel goeds en waa s is in het
geen hij zegt; omdat aan de oprechtheid van
zyn overtuiging niet kan worden getwijfeld; hy
is een man van beginsel, van gevoel, van hart
Maar de tactloosheid van zyn optreden bederft
alles en doet hem z(jn doel voorbystreven.
Ik vind dit bepaald jammer voor den onver-
mooiden stryder en voor de zaak, die hy, te
goeder trouw, voorstaat; doch het feit ia niet
weg te redeneeren, dat een man met een
tiende van des heeren Van Kols zeggings
kracht en zucht om zich over alles to laten
hooron, tienmaal meer invloed op de Kamer
zou hebben.
Met opzet zeg ik dit alles eens rondweg,
in het publiek; niet om den heer Van Kol,
om wiens karakter en volhardend y veren voor
zyn beginselen ik allen eerbied koester; niet
ook omdat ik my voorstel, dat hy, op myn
advies, zyn tactiek, uitvloeisel van gansch
zyn aanleg en manier van zyn, zal verminde
ren; maar ik zeg het om de Kamer in het
oog van het volk te verontschuldigen tegen
over het stellig te verwachten en in schyn
niet ongegronde verwyt, dat zy niet genoeg
hart heeft voor het schoone Rijk van Insulinde.
In do Utrcchlsche Courant lezen wy onder
het hoofd „Een hoofdstuk uit het boek
der Dierenmishandeling":
M n vindt in do laatste woken telkens
berichten ontrent het strikken van
lij store. Onlangs werd nog meegedeeld,
dat een boer in Drente omstreeks 1500 strik
ken had uitgezet on dat do lysters 5 a 6
cent3 p9r stuk opbrachten.
Hierbij vei flauwt alle onrecht, dat wy
beesten aandoen. 13 hot nu zoo ver met
ons, menschen, gekomen, dat we dit in koelen
bloede kunnen aanzien en goedvinden 1
Eerstens scbynt die boer mot zyn 1500
strikken nog altyd niet to begrypen, dat de
winst, die by hooft door den verkoop van de
lijsters, hom driedubbel verhaald 'Wordt op
zyn veldvruchten, want elke vogel verdelgt
duizenden insecton, kevers en andere, die
schade doen aan zyn gewas. Verdienen niet
boeren van deze soort, die zoo moedwillig
het evenwicht in de natuur verbreken door
vogels te dooden en zoodoende den schade
lijken torren en kevers gelegenheid geven
zich te ontwikkelen en te vermenigvuldigen,
ten slotte de volle schade, veroorzaakt door
het ongedierte des velds?
Maar bet is niet alleen tegen de onna
denkende vogelvangers, vinkenbazen of wat
dan ook, dat myn verontwaardiging is ge
richt, aldus do Winschoter Couranthet is
m6er togen de consumenten, die er de oor
zaak van z'fio. Het is nog erger dan het
dooden en eten van patrijzen en korhoen
ders. Deze vogels vei sieren wel het bosch-
ryke landschap, maar loven in het wild en
ver van de menschen verwyderd (ik kan
ze hierin geen oagelyk geven), maar lysters
zooken bot gezelschap van menscben, nestelen
zich in hun tuinen,, onthalen hen op haar
mooi, zicht gefluit eD.op hetzelfde oogen
blik worden dis argelooze dieren opgehangen
in strikken van. paardenhaar, om door de
m&nsehen te worden gegeten, die zich den
biard lekken als ze goed vet zyn.
H-.t schieten van loopend of vliegend wild
v«.reischt ten minsto nog een goed oog en
zekere vaardigheid, die in alle tydon als een
verdienste heeft gegolden (zooals men het
nog in de Boeren waardeert), maar in het
strikken van lysters is iets geniepigs, dat
het bedryf zoo valsch en gemeen maakt.
Ik zou willen voorstellen, dat een ieder,
die zich pleegt te vermeien in het genot van
een vette lyster, voortaan het besluit neme
nimmer weer aan zyn vulgaire genoegens
toe te geven, dan zal het vangen vanzelf
ophouden, want men bedenke, dat bierdoor
de natuur geschonden en arm gemaakt wordt
en dat hierin een hemeltergende beleedigiDg
gelegen is voor de wonderschoon© eenheid
van boomen, bloemen en vogels by een mooien
lentedag.
Er wordt door enkele menschen veel ge
daan om de vogels te beschermen, verschil
lende bonden yveren er voor. Sommigen
waarschuwen by herhaling tegen den vogel-
moord in massa, byna uitsluitend bestaande
ter wille van onze dames, die behagen scheppen
in den wansmaak van vogellyken op haar
hoeden te steken, alsof de dieren in hun
vryo vlucht niet veel mooier waren dan op
oen dameshoed. Do statistieken waarschuwen
met cyfers om van te duizelen. De wetgevende
macht in Frankrijk neemt maatregelen tegen
het gevaar voor ondergang, waarmede de
landbouw wordt bedreigd. D.t alles is zeker
zeer lofwaardig, maar nog boter ware het,
wanneer alle ouders, onderwyzers, predikanten
on andere opvoeders de kinderen leidden in
een richting, die liefde, geen sentimenteels,
maar gezonde liefde, en waardeering predikt
jegens de dierenwereld in het algemeen. Velen
doen dit natuuriyk, maar lang niet allen
rekenen hot zich tot een plicht. Kindoren
zyn van nature wreed, dat is bekend; een
kleine jongen ziet er niets in een dier te
pyoigeo, voelt het eenvoudig niet, als hy
een vlieg de vleugels en daarna éón voor
één de pooten uitrukt; dat kan die jongen
niet helpen, maar als hem dan niet door
ouderen geloord wordt, dat dergeiyk bedryf
ongeoorloofd is, zal hy opgroeien in onge
voeligheid en mettortyd het zyne bydragen
tot het groote onrecht, dat dagelyks door
den met rede begaafden mensch tegenover
het redelooze dier wordt gepleegd.
In De Tijd zyn van de hand van den heer
F. J. H. Evers drie artikelen over de Marine-
begrooting opgenomen.
Schr. begint met er op te wyzen, hoe veel
te nauw verband wordt gezocht tusschen
een marine-minister en diens collega's aan
de groene tafel. Naar zyn meeniDg zou een
minister van Marino by ontslagaanvrage van
h9t Kabinet zeer goed in een volgend ministerie
kunnen zitting nemen. Zulk een Excellentie
heeft toch niets te maken met politieke kleur,
godsdienst, enz. En geen ministerie lydt zoo
onder het verwisselen van hoofd als juist het
Ministerie van Marine.
Vervolgens stelt schr, by zyn bespreking
op den voorgrond, dat het voor ons land een
gebiedende noodzakeiykheid is, een vloot te
bezitten tot handhaving der neutraliteit en tot
verdediging van het Vaderland en de Koloniën;
dat de kosten dier vloot in evenredigheid
moeten zyn met de financiöele draagkracht
van ons volk; dat het optreden van die vloot
een zuiver defensief optreden zyn zal en dat
een vloot uit zoo weinig mogeiyk verschillende
typen van schepen moet bestaan.
Schr. kan volkomen samengaan met hetgeen
de Minister van Marino in de toelichting tot
zyn nu te behandelen begrooting zegt over de
pantserschepen. Zy moeten de kern eener
oorlogsvloot uitmaken, waarop do kruisers
kunnen steunen. Zoowel hot aangovraagdo
aantal als het type dragen schr.'s goedkeuring
weg. Alleen zou hy, indien het mogeiyk ware,
twee kanonen van 15 cM. snelvuur, midscheeps
op een kleinen uitbouw geplaatst, aan de
bewapening toegevoegd willen zien.
Voor het kruiseratypo had men echter, vol
gens schr., een betere keuze kunnen doen.
Schr. noemt de „Don Carlos" van Portugal, die
dikker pantser hoeft dan de „Utrecht" en
twee mijlen sneller loopt en beter bewapend is.
Voor de kleine schepen voor den binnen-
landschen dienst acht schr. het een voordeel,
dat zy gepantserd zullen zyn. Dat zij dairdoor
minder snelle vaart dan de monitor „R.inier
Claessen" zullen hebben, acht schr. geen
nadeel; by hen komt bet meer op bewaponing
en bescherming aan.
"Waartoe de kanonneerbooten moeten diensn
is schr. een raadsel. Niet gepantserd, geheel
onvoldoende beschermd, zullen zy by elk raak
schot reddeloos verloren zyn. Schr. zon in
plaats van die booten liever zeven torpedo
booten of een vierde klein pantierscbip ver
vaardigd willen zien. Schr. acht verder, even
als de Minister, een groot aantal torpedobooten
zeer noodig. Het gekozen groot-modeltype
komt hem zeer goed voor.
De drie ongepantserde monitors zou schr.
gaarne vervangen zien door twee kleine
pantserschepen voor den binnenlandschon
dienst.
Die monitors en de kanonneerbooten vormen
z. i. het zwakke punt der MarinobegrootiDg on
hy zou alle monitors en minstens tien kanon
neerbooten gaarne daarvan afgevoerd zien.
Zondert men de kanonneerbooten en moni
tors uit, zoo besluit schr., dan moet blyde
erkend worden, dat, wordt de marine-organi
satie door ODze Kamers in beginsel goedge
keurd en aangenomen, wy na een tiental jaren
in het bezit zullen zyn van een uitmuntends
vloot, die ons als koloniale en zeevarende
mogendheid past.
Ten slotte schryf ik hier nedor twee zoor
lezenswaardige opmerkingen van den luit. ter
zee 1ste kl. J. M. W. Kuyl uit zyn interes
sante „marine-studio":
1. „De Marinebegrooting bevat elementen,
die feitelijk door andere takken van Dienst
behooren bekostigd te wordenvan do
uitgaven voor Marine in 1899 had minstens
ƒ1,440,000 ten laste van andere Departomon-
ten moeten komen."
2. „Aanschaffing van flottieljevaartuigen be
hoort voor de eerstkomende jaren gestaakt te
wordenin stede daarvan is grooter en kleiner
(?E) torpedobootmateriëel gewenscht, wo'xo
vaartuigen het verbiyf van een vijandelijk
Eskader altyd onveilig kunnen maken, en dio
veel meer schrik-inboezemend zjjn voor don
aanvaller dan een flottielje-vaartuig. Zy kun
nen ia den vorm van torpedobootjagers van
400 M*. watervorplaatsing ook geschikt
zyn voor de handhaving van ons gezag tegon-
over de inlandscho Vorsten, eveneens voor
het zoo noodig verrichten van kondschaps
diensten in den zoo uitgestrekten Indischen
Archipel, en geven aan de marineschepelingen
het groote voordeel steeds te dienen op oen
modern schip, waardoor hun geoefendheid on
opleiding vooral voor het machine-kamerper-
soneel en dat der torpedisten ten allen tyde
gebaat worden."
De heer A. L. H. Obreen is in het week
blad De Amsterdammer nog eens op het
denkbeeld van een tolverbond met
België teruggekomen en dat wel om de
volgende redenen:
Da gebeurtenissen in Zuid-Afrika, hoe het
einde ook moge zyn, zullen Engelands hulp»
3)
Hy haalde de riemen binnen, legde ze
op zyn knieën en staarde voor zich uit op den
bodem van het schuitje. „Uw galant voldoet
natuuriyk ook aan de andere eischen, die u
hem stelt. U moet in hem iets bijzonders
zien, hy moet u ontzag en een groote mate
van achting kunnen inboezemen, m. a. w. in
elk opzicht ,uw meerdere" zyn. Dat hebt
u immers gezegd?" voegde hy er bittor-
sarcastisch by.
„Neen. Aan die eischen kan, geloof ik, geen
man voldoen: daarom ben ik totaal omgekeerd
en heb ik een man gekozen, wiens meerdere
ik denk te zyn en die zich alles van my
laat welgevallen."
„Ea kunt u zoo iemand liefhebben?"
„Steek uw riemen maar weer in het water,
luitenant; we moeten naar huis. Het wordt
frisch!" antwoordde Anka.
II ij keerde het schuitje met een paar flinke
slagen om en terwyl zy het vaartuigje naar
de landingsplaats toe stuurde, neuriede zy de
melodie van een liedje, dat zy eens op een
partytje by haar tante had gezongen. Hoffmann
was er toen ook.
By het aanbrokon van den dag kwam hot
geschut aanryden, dat den ballon moest ver-
vooren. De ballon was 's nachts gevuld en het
woei 's morgens zoo hard, dat het geverniste
taf ruischte. Hoffmann had zelf en met de
meest mogelijke zorg het schuitje van den
ballon vastgemaakt. Hy hielp Anka by het
uitstappen en klom er dan zelf ook in. Het
losse eind van het touw werd door de soldaten
aan het voorste gedeelte van het geschut
vastgemaakt.
Anka was zeer welgemoed, ofschoon het
schuitje als gewoonlijk erg schommelde, en
riep haar familie, die op haar gemak in den
landauer zat, allerlei gekheidjes toe.
Nu gaf Hoffmann het teeken, de soldaten
lieten langzaam en voorzichtig de touwen
glippen en de ballon steeg omhoog; de wind
duwde hem wel een beetje op zy en deed hem
ronddraaien, maar het zorgeloozo jonge meisje
lachte er om.
Toen de ballon hoog genoeg was, gingen
de soldaten op het geschut zitten, dat nu vry
langzaam voortrolde op den straatweg en den
ballon meetrok. De landauer van Siller volgde;
het echtpaar Siller wuifde het dappere jonge
meisje met zakdoeken toe, welke groet Anka
beantwoordde door snippertjes papier naar
beneden te gooien.
Ondanks den wind, liep alles zeer goed van
stapel. Ze waren al in de nabyheid van het
terrein der manoeuvres aangekomen. De voor
posten waren ze al voorby en wie goede oogen
had, «kon in de verte een donkere massa
zien de artillerie-soldaten, die den ballon
moesten beschieten. De eenige moeilykheid,
die hun nog wachtte, was het oversteken van
de rails van telegraafdraden.
In een dergeiyk geval wordt de ballon zoo
ver mogelyk naar beneden getrokken, waarop
de „luchtscbipper" een touw uit bet schuitje
werpt en wel zóó, dat het aan den anderen
kant van de telegraafdraden neervalt. Het
eind van dat touw wordt door de soldaten
opgevangen en aan het kaDon vastgemaakt,
waarna het eerste touw losgemaakt en door
den luchtschipper naar binnen gehaald wordt.
De ballon stygt dan weer omhoog en de tocht
kan voortgezet worden.
Wat vandaag gebeurde was alleen te wyten
aan de overijldheid der soldaton. Ze hadden het
eerste touw al losgemaakt voordat het twoede
stevig vast zat en daar op hetzelfde oogenblik
de wind den ballon oen duw gaf, schoot hot
touw geheel los. Wel is waar grepen r min
stens twaalf bandon te gelyk naar de Uuwen,
maar deze lieten zich niet tegenhouden en
veroorzaakten zooveel pyu, dat zy ze mot een
gil loslieten. Op hetzelfdo oogenblik vloog de
ballon mot groote snelheid omhoog.
Er weerklonk één algemeene kreet van
schrik, Anka was do eenige, die vrooiyk in
haar handen klapto.
„Hoo aardig! De ballon is losl Nu maak
ik ook eens een luchtreis meel Een housche
luchtreis 1 "frat ziükt do aarde langzaam in
het niet, wat wordt alles klein I D9 dorpen,
de bosschen en de velden 1 Die kleine zwarte
stippen daarginds, zyn dat de soldaten, die
den ballon wilden beschieten? Nu, die zullen
nu ook een verbaasd gezicht trekken, als ze
zien, dat hun mikpunt er van door iel"
En ze begon weer te lachen.
Wat klonk die lach gek! Zoo hol, zoo bord-
papiorachtigl En wat was hot hierboven stil!
Men hoorde nog net even het doffe rollen van
deu trein. Daar kroop hy voort, zoo langzaam
als een slak of als een lange rups, die witten
rook uitadomt.
„Wat is het bier boven stil en plechtig!"
zei Anka. „Mon zou bier bang kunnen
worden. Waarom voel je hier niet het
geringste zuchtje, torwyl het beneden zoo
hard woei?"
„Omdat de ballon tosu mot de aardo ver
bonden was, en hij nu rondzweeft in de atmos
feer, alsof hy eon gehool was met die
atmosfeer. Hy boweegt zich even snel voort
als de wind en daarom voelt men dien ook
niet. Kyk maar oons hoe snol do dorpen en
bosschen ondor ons verdwynen; de wind, die
ons voortstuwt, is zelfs vry sterk," ant
woordde Hoffmann.
Anka had byna niet naar hem geluisterd,
zoozeer viol haar do klank zyn9r stom op,
die bier bovon in de yla lucht heel zw .k en
dun klonk. Zyn geziebt was zeer bleek en
ernstig; hy maakte zich blykbaar ongerust.
„Liove hemel!" riop Anka uit, „ik verheug
my op dat tochtje, en sla allerlei onzin uit
zonder te bedonken, dat u djor dit voorval
in ongelegenheid zult komen. Laten we
dadeiyk dalen, ik smeek er u om."
Hoffmaon glimlachte flauwtjes.
„Ja, als dat mogolyk was! De oude
„Phoebus" was niet voorboroid op zoo'n
luchtreisje; er is geen anker, geen ballast, er
z jn geen instrumenten. In het gehoel niets."
Anka keek den officier ontsteld aan. „Wan
neer komen we dan weer op de aarde?"
„Als de ballon zooveel gas heeft verloren,
dat hy ons niet meer kan dragon."
„Zou dat nog lang duren?"
„Wel een paar uur. Is u bang?"
Anka greep zyn hand, keek hom en
zei: „Neenl Als u or by is ben ik niet baug."
Ze zwegen een poosje. De aarde onder ben
hulde zich langzamerhand in een soort va*
nevel; men kon niets meer duideiyk onder
scheiden alleen eon smal glinsterend lint, dat
zich door de donkere vlakte kronkelde, zag
men nog duidelijk. Het was de rivier. Er
hoer8chte een griezelige stilte, men hoorde
niet eens meer het schrille fluiten der
locomotief, het laatste geluid, dat de lucht
scbipper met do aarde verbindt.
Ze stonden band in hand in het schuitje;
Anka's hart klopte heel snel, ze baalde met
moeite adorn en vlijde zich in haar angst dicht
tegen den officier aan.
„Dalen wy al?"
Hoffmann scheurde een blaadje uit zyn
notitieboekje en gooide liet naar beneden. Het
verdween weer in de diepte alsof het oen
kogel was.
„We stygon nog."
sl3 er gevaar?"
„Niot den moed verliezen 1" zei by ontwij
kend. „Ik geloof, dat we al wel drie duwend
meter bovon de aarde zyn. Veel Jw>o?»r zal
do oudo „Phoobus" ons niet meer kunsea
brengen."
fSUt volgt.)