MENGELWERK.
GoTrounen cn vorlorea.
„Neen, de beschuldigde is onschuldigl"
sprak de rechter met ernstige stem.
Een blijde glimlach verhelderde het gelaat
van Michel Norbert, die op de bank der ver
dedigers gezeten was.
De waarheid zegevierde: Cécila Braume,
zijn cliënte, was in vrijheid gesteld.
De menscben stonden op
om heen te gaan. Micbel
Nortort trad op de vrjjge-
sprokene toe en zeide:
„Ge weet niet, hoe geluk
kig ik ten."
Een somber vuur lichtte
in de mooie zwarte oogen der
jonge vrouw. Ze antwoordde
droevig:
„Dank, mijnheer de advo
caat, ik ben u zeer dank
baar
„SliJ," vervolgde de advo
caat glimlachend, „of bewijs
mij die dankbaarheid door
meer vreugde aan den dag
te leggen."
Cécile Braume schudde
het hoofd.
„Mijn leven ie gebro
ken
„Zwijg toch, ik ga mgn
gewaad uit doenwacht mfj
hier."
Hij verwijderde zich sneL
Bij de kleedkamer ontmoette
hi) zfja tegenstander, den
advocaat, die tegen Cécile
gepleit had.
„Ik wensch u geluk, sprak
deze, „en beklaag u, want
ge bemint Cócdo Braume."
Michel antwoordde niet
op het bfjna ironisch, droe
vig gezegde van den advo
caat. Een oogenblik siond
hij in somber gepeins. Vrij
gesproken en toch scheen
men algemeen vast overtuigd
van haar schuld I H{j had
nog nooit een schuldige vrij
gepleit ize was onschul.
dig. Het kon niet anders
Nog hoorde bij haar stem,
toen ze trachtte baar on
schuld te bewijzen.
Men had movrouw Card,
haar weldoenster, geworgd
en ook haar een strik om
den bals gedaan. Cécile Brau
me was bewusteloos gewor
den en in den morgen bad
men baar gevonden nog met
den strop om den hals.
Men had baar geloofd, tot
zoover ten minste; waarom
niet? Het verhaal was dui
delijk genoeg; ook zelfs ge
loofwaardig. Maar toen het
testament der oude dame
geopend werd en Cécile
Braume als eeDige erfgename
nosmde, werd baar verhaal
als een verdicbtsel beschouwd
sn gingen er stemmen tegen
haar op: Haar kwam de
Visdaad ten goede.
En de tegenstander sprak
het uit„Gjj zijt de schuldige.
Gij zijt de dievegge en ver
moordde uw weldoenster.
Na eerst mevrouw Card
geworgd te hebben, deedt
ge zelve den strop om den
hals en vielt flauwten
minste tegenover de dienst-
10100."
Zo had machtelooa ge-
Btaan, de arme. En bij had
haar gered; had baar recht
doen wedervaren I
Weer glimlachte bij. Cécila
door bem gered I O, het leed
geen twijfel: by beminde
baarl
Hij spoedde zich naar haar
terug.
„Ik zal u vergezellen;
mijn moeder, die evenzeer
uw vrijspraak wenschte ala
ik, zal gelukkig zijn u te
ontvangen."
Cécile dankte met een
glimlach.
„Cécile, ik bemin u en
zoo mijn genegenheid als advocaat uw vrij
spraak wenscbte, mijn hart verlangde er
naar om u dan te bezitten
„Micbel I Michel 1 Ga niet verder. Ik ljjd
reeds zooveel," stamelde het jonge meisje.
„Waarom? Z(jt ge niet integendeel dubbel
gelukkig?"
„O, om gelukkig te kunnen zijul Om bet
te kunnen 1"
Ze was dood8ble3k. Micbel moest baar on
dersteunen.
„Wat is er?", vroeg hij. „Wat hebt ge?"
„Ik zou me bier in tegenwoordigheid van
al die monschen aan uw voeten willen werpen
en u om vergeving smeeken. Ik bob u lief,
maar ik ben uwer onwaardig. O, Michell Ik
ben schuldig. Gij hebt mij vrijgepleit. Ik heb
mijn weldoenster vermoordl"
„Cécile, wat zegt ge?"
„Ik zeg, dat ik baar vermoord heb. De
rechter van instructie had gelijk. Ik heb
mevrouw Card vermoord. Ik ben de schuldige.
Ge kunt mij niet huwen. Hoor my nog eens
aan, Michel. Ik ga mijn leven eindigen in
afzondering, maar ik wilde uw vergiffenis
meedragen op het hart. Laat my spreken.
Verscheidene malen wilde ik alles aan den
rechter bekennen. Het woog my zoo zwaar
op het hart. O! het zou my een genot ge
weest zyn my door een eerlyke bekentenis
te verlagen, maar de gedachte aan n deed
Het was bet eerste pleit, dat by gewonnen
bad enverloren. Cécile was vrygespro-
ken
I >e verkeerde!
Wanneer men een vruchtboompje plant,
zyn wortels drenkt, zyn uitspruitsels afsoydt,
zyn stam ondersteunt en de rupsen van zyn
bladeren zoekt en dan als nog pas do
eerste vruchten u verleideiyk uit do groene
bladeren tegenlachen een geheel onbekend
aanwyst, wien bet zwaar valt, die soort van
logica te verduwen.
Papa Lundstrom was in elk geval daartoe
niet in staat, en de gedachte, dat deze of gene
indringer zyn Elina van bem mocht vragen,
was bem even onaangenaam als warme cham
pagne, zakkenrollers of iets dergelyks.
Doch niemand kan zyn noodlot ontgaan, en
toen zyn kleiue Elina eens van een reisje naar
haar tante was teruggekeerd, kon zy eten noch
drinkeD, piano-spelen noch eenig verstandig
woord sprekeD. In zichzelve gekeerd, de groote
my telkens de woorden op de lippen besterven.
Ik had u lief van hot oogenblik, dat ge mUn
cel binDentradt! Maar o, om te bekennen stond
gelyk met cw achtiog te verliezen. En dan,
ik vreesde uw verdriet, want ik kende uw
gevoelens jegens my. Met geweld heb ik de
bekentenis tegengehouden.... om u. Maarol
ik wist niet, dat ge my zoudt vragen.
Vergeving, Michel, vergeviog
Tranen stroomden haar langs de wangen.
„Vergeving," smeekte ze nog eens.
„Arme, arme vrouw," was al wat hy zeide.
„Ik vergeef u."
Cécile Braume uitte een kreet van vreugde.
„Dank," zei ze. „Ik ga sterven voor het oog
van de wereld. God zegene u, edele man]"
Michel Norbert wreef zich met do hand
langs de oogen; toen h|j antwoorden wilde,
was ze verdwenen.
persoon langs den weg komt en zegt; „Geef
my die vruchten en bezorg my een bord en
een mes, opdat ik er my een schotel van kan
maken 1" zou men dan dien persoon niet
grenzenloos onbeschaamd noemen?
Docb wanneer men een doebtertje bezit,
schoon ais een bellefleur en aanvallig als een
sprookjesprinses, en men beeft het meisje een
zorgvuldige opvoediDg gegeven en bet achttien,
negentien jaar steeds trouw voor alle stormen
behoed en bet met geheel zyn bart liefgehad,
en er komt dan een wildvreemde man en zegt:
„Waarde heer, geef my als bet u belieft het
meisje tot vrouw!" dan maakt men een be-,
leefde buiging en antwoordt: „Zeer veel eer
voor ons, mynheer I Hoeveel linnen, tafellakens,
hoofdkussens, hoeveel geld moet u nog boven
dien hebben?" Neen, het is my volkomen
duideiyk, dat de menschheid menigen vader
blauwe oogen met onbestemde uitdrukking op
het plafond gevestigd, zat zy doorgaans
zwygend en bewegingloos te peinzen. Daar het
plafond echter eerst onlangs opnieuw gewit was
en er absoluut geen vlekje aan te ontdekken
vlei, scheen deze buitengewone manier eer een
naderende ziekte dan esn lastige, overdreven
zucht naar zindelijkheid aan te duiden.
„Moeder, onderzoek toch eens, of zy zich niet
te sterk heeft geregen," zeide papa tot mama.
„Neen, de knoop van den korset-veter zat nog
juist op dezelfde plaats als toen zy naar tante
was gereisd. Bovendien was het kind sedert
dien tyd eer magerder dan zwaarder geworden.
Op zekeren morgen, toen papa na een stevig
ontbyt in zyn kamer zat en zonder zich om iets
ter wereld te bekommeren, coupons knipte, ver
scheen zyn dochter by hem onder een vloed van
tranen. De armen om baar papa's bals geslagen,
drukte zy bem zoo hartstochteiyk aan h.V
borst, als bem sedert zyn veriovingstyd nlef
meer was overkomen. Daarop ging ze zitten op,
zyn knie en kuste hem zoo teeder, dat zelf#
een Socrates er door in verrukking moest zyn
geraakt.
En toen kwam het er eindoiyk uit: dat zy b(J
tante een jongen advocaat had leeren kennen en
dat zy van dat oogenblik af zoo'n eigenaardig
gevoel in baar bart bad gebad, dat zy nauwe-;.,
lyks had kunnen uithouden... en dat hy zoo
verrukkelijk dansteen vandaagmisschien
aanstonds al... zou byi^cmen,
om papa een bezoek te bren
gen, enzy was zoo vreese.
lyk bangZy wist, dat
papa zoo ontzettend kort aan
gebonden kon zyn, en
Papa echter scboof haar
van zich af, als was zy van
den booze bezeten, en riep.
een geheel leger onderaard-
scbe machten tot getuigen
aan, dat die advocaat, zoo by
het werkeiyk durfde wagen
bem onder de oogen te komen,:
geen prettigo ontvangst zou
te wachten hebben.
Zyn dochter drukte by dezs
krachtige verzekorint baar
zakdoek voor do oogen en
gaf snikkend te kennen, dat
het dan voor haar maar het
beste zou zyn dadelyk te ster
ven. Daarop begaf zy zich naar
haar kamer, om in stomme
vertwyfeling een paar sentf-
menteele noveiletjes te ver*
Blinden.
Papa Lundstrom stikte
bijna van orgeinis en ver
driet. Zoo'n onnnt wezenj
zoo'n advocaat zonder prak-.
tykl En zoo maar driestweg
de band naar zyn kleinood,
zyn Elina, uit te strekkenl
Wel had hem zoo nu en dau
eens, in de nevelachtige verte,
een met bloemen versierd
altaar voor den geest ge
zweefd, waaraan zyn dierbare
Ebna eens zou knielen, doch,
zooais vanzelf sprak, aan £j
zydo van een ryken, voor
namen, in elk opzicht uit
muntenden man, die ten
minste één ridderorde droog
en eigenaar was van een
aanzisniyk handelshuis of
zoo iets. En nu zoo'n
windbui), zoo'n slungel!
En Elina was immers nog
maar een kindHeraelscbi
goedheid, daar wordt zoowaar,
al geklopt.
„Binnen 1"
Een jonge man, buigend,
als een knipmes, trad over
den drempel.
„Ik wilde
„Uw dienaar, mynheer. Ja,
ik weet al, wat ge wilt.
Zooeven heb ik van de zaak
kennis gekregen. GU wilt
den vrede van een tot beden
gelukkige familie verstoren;
om niets anders komt ge
hier
„Pardon, ik kom om....'f
„Ik vorzoek u vriendelijk,'
élke woordverdraaiing achterï
wege te laten. Hier zit ik
rustig met vrouw en kind,
en daar komt ge nu als een
bom
„Het spyt my, dat ik a
misschien stoor."
„Of ge ons stoort?! Mijn
heer, kunt ge dan niet b«;
grypen, boe boosaardig het)
is, ouders bun kind te ont
rukken Kunt gij...."
„Maar dat ligt geheel niet
in myn bedoeliDg.
„Bedoeling O neen, natuur.
lykDat kennen wei v
zult uw dochter met verii
zen, integendeel, door liezu
verbintenis wint u nog een
zoon. Zoo luidt immers de
pbraae? Natnnriyk zal het
steeds myn aangenaamste
pliebt zyn, den kostbareE
schat, waarvan ik n nu be
roof, zoo dikwyis my maat
mogeiyk ie, tot u terug te
voeren. Nietwaar? Dacht ge
soms, dat ik nog nooit op
een bruiloft geweest ben en
gehoord heb, welk een onzin de hoeren schoon
zoons in zulke gevallen gewoon zyn nit te
kramen, terwyl de ouders der bruid vervuld
zyn van kommer over de naderende scheiding
„Mynheer een betreurenswaardige dwa
ling
„Jawel, een betreurenswaardige dwaling vap
de ouders is het, aan zulken praat geloof ta
slaan, want als men zyn ongelukkige dochter,
eens terug wenscht te zien, moet men zelf da
reiskosten dragen en bovendien alle wissels vap
haar beer gemaal onderteekenen, die zy in baar
koffer meesleeptHet is een gruwel
„Mynheer, ik vind uw privaataangelegep-j
beden wel zeer interessant, maar
„Maar verder gaan ze u niet aan. Natuurlij^
niet. Ge neemt immers maar alleen het moisja
met daarenboven zooveel duizend gulden, ep
als die op zyn, schryftgy of uw vrouw om méér,*}!