N\ 12177 "Vrijdag 3 November. A0. 1899 feze fèourant wordt dagelijks, met uitzondering van (Zon- en feestdagen, uitgegeven. Feuilleton. De kanten zakdoek. LEIDSCH DAGBLAD. -PBIJS DEZER CQURAUTa Voor Löidfflï pöf 8 maanden. Franco per post Aüonderiyke Nommers i I 1.10. 1.40. 0.05, PBUS DEB ADVEETEKTIËtr: Van 1—0 regels f l.OS. Iedere regel moer f 0.17J. Grootoro lettere naar plaatsruimte Voor het incasseeren buiten de stad wordt f 0.06 berekend. Tweede Blad. Staatsbegrooting 1900. Hoofdstuk Binnenlandsche Zaken. In één af.oeling werden verschillende op merkingen gemaakt in verband met de iy dit hoofdstuk letoogde wenschelykbeii van spooJige indiening eener wetsvoorJra'.ht tot herziening der Kieswet. Gewezen werd op de late uitreiking van aanslagbiljetten van directe belastingen ten gevolge waarvan voel wanbetalers buiten hun schuld van kiesrecht verstoken worden. Naar aanlening hi ervan gaf men den wensch te kennen, dat het recht tot verkrijging van kiesrecht krach tens belastingbetaling beter zou worden ver zekerd. In de wet zou men de bepaling op genomen willen zieü, dat het gratis ontvangen van geneesmiddelen niet als onderstand is te beschouwen. Wenschelyk achtte men het voorts de bepalingen omtrent het stellen van canoiJaten te veranderen. Ook den steentijd voor kleinere gemeenten achtten sommigen te lang, anderen wilden daarin geen verande ring gebracht zien. Enkele leden drongen er op aan in het algemeen de macht der g e m e e n t-e b e- sturen uit te breiden, opdat dezeD minder afhankelijk worden van de Regeering. Ander maal Werd aangedrongen op ruime toepassing van het 2Je lid van art. 61 der Gemeentewet. Eenige leden wenschten de gelegenh ld ge opend te zien om in groote geme nten meer dan vier wethouder* t^ beno -men. Amster iaro, zoo merkt.- men op, lijdt er onder, dat het aantal wetboulers tot d. t maximum tep rkt o. De aan .a;bt w- rd gevestig i op de onzekere positie van gemeente am t-n «ren. De wens.hulykheid^werd b'toogi a n do gemeenten öe bev aegdhei s te $ev±n ;e op cent n op de belasting cp de ga oa .v. e lg .-n dommen tot een hooger maximum uan 40 te heffen. De aandacht wer tl^cf 'op do uit cn loopende beslissingen v..n God. St.-.t n vari verschillende pro?i;;tiên met b.trekking tot de vraag of offiii r«.n, wonen o luien de gemeente, tot welker g rui oen zij l ehooren, 'In de plaatselijke ïr. bel. der gemeente als- lor ensen behoor n te worden aangesl 'g-n. Men vroeg hoe ver do Minister thans ge- vor erd is met Let ontwerp tot wtttelyke regeling der banken van ie ning. Kan, zoo werd gevraagd, o: s meer worden medegedeeld omtrent c'e wettelijke regeling van het toezicht op levcnsverzekeriDgmaat- schappyen en begrafenisrondsen Weder werd de Doodzakelykheii bttoogd van strenge maatrogelen tegen vervalaching van levensmiddelen. Overlegging werd gevraagd van het tweede rapport der Staatscommissie in zake veront reiniging van openbare wateren. Ook vernam men gaarne den uitslag van de op advies der Staatscommissie genomen proef tot bevordering van meer doorstrooming van versch water uit de Maas naar Scheve- ningen. Opnieuw werd met klem aangedrongen op maatregelen, om vervalsching tegen te gaan van obligation ten laste van gemeenten en waterschappen. Opnieuw werd ook de noo 'zakelijkheid be toogd de grenzen der grootere stedelyke gemeenten tydig uit te zetten en weder werd aangedrongen op verhooging van de jaar wedden der ambtenaren en bodienden op de provinciale griffiön. Yeel leden betoogden de noodzakoiykheid van verhooging der Ryksbyorage aan de gemeenten in de verplegingskosten van be hoeftige krankzinnigen. Gevraagd werd of de Minister geneigd is de begrafeniswet te wyzigeo, zoodat lijkver branding is toegelaten in plaats van begraven. Geklaagd werd over het afleveren van geneesmi Jdelen door onbevoegden. Gewezen werd op de belemmering, die de homoeopathie ondervindt van het voor ge- noesheeren bestaande verhol om apotheek te houden. Men wenschte te vernemen hoe ver de Minister gevorderd is met de overweging van plannen tot verbetering der oplei.'ing van loeraren in de moderne talen. Eenige leden klaagden, dat na 's Ministers aanschryving inzake het godsdienstonderwys op de openbare scholen omtrent het geven van. dat on.erricht niet voldoende overleg is Opnieuw werd het denkbeeld geopperd, dat er ten onzent te veel examens worden afge nomen. Naar aanleiding van geschriften van open bare onderwijzers, in een niet gebruikeiyko spelling gesteld, werd gevraagd of van Regee- rings weg j gewaakt wordt tegen het onder wijzen van zoodanige spelling op de lagere S'.'Uo'j. De wensch lykheid werd betoogd de vrije en orde-oefening, n als verplicht leer vak uit de wet te doen vervallen. Aange- rongen w rd op maatregelen in het belang «.er schoolbygiène. In ov«.rweging werd gegeven om op het vooroeell van bet buiten land, bij voorkomende gelegenheid, vrouwen in het schooltoezicht op te nemen. Anderen acl tten cat niet wenschelyk. Naar aanleiding van de Nota van den heer Ketelaar over h.t inwendig bestuur der school werd wel het alleszins wenschtiyke betoogd, dat het hoord der school goregeli met de onderwyzers vergadert en hun advies inwint, maar dat do beslissing moet blijven ty don p rsoon, die aansprakelijk is voor den goheelen loop van zaken. Men vreesde ook, dat een meerderheiJ van onderwijzers het hoofd der school het leven onmogelijk zou kunnen maken. De steller der Nota antwoorJde, dat van de beslissing appèl zou kunnen zyn op school opzieners, op burgemeesters en wethouders of op een andere autoriteit. Bemoeilijking van het schoolhoofd kan ook thans geschie en. Men moet in dat opzicht rekenen op het ge zond verstand der onderwyzers. Naar aanleiding van h.tgeen zich onlangs te Saaxumhuizen heeft voorgedaan, waar het hoofd der school getracht heeft door tusschen- komst der werkgevers de arbeiders te dwin gen hun kinderen naar de openbare school te zendon, werd gevraagd of terstond maat regelen zyn genomen om dat hoofd tot zijn plicht te brengen. Men keurde diens handel wijze sterk af. Sommige leden meenden echter te weten dat door den Gereformeerden kerkeraad van die gemeente gelijke dwang in omgekeerden Jiin is uitgeoefend, hetgeen door andere leden ontkend werd. Nog eons het niet-benoemen van Professor Sijmons. Onder dezen titel bevat de „N. R. C." het volgende ingezonden stuk: De wyze, waarop de Regeering gemeend heeft in de vacature-Cosyn te moeten handelen, is reeds van verschillende zijden besproken en afgekeurd. Doch op nog »óén punt in deze treurige za <k is het wellicht niet ondienstig iets meer dan tot heden geschied is, de aandacht te vestigen. En dat is op de onverantwoordelijke wijze, waarop de Regeering e-.n harer ver dienstelykste ambtenaren heeft behandeld. In het „Nieuws van den Dag" is voor eenige dagen in een artikel, getiteld „Een benoeming", hierop wel gezinspeeU, maar er is hier meer dan een zinspeling noodig, want wat den eenen ambtenaar hejen geschiedt, kan, wanneer op zulk een willekeurige wijze de aan een minister toegekende macht wordt misbruikt, morgen een ander geschieden. Het geldt hier een man, die als hoogleeraar te Groningen gedurende byna twintig jaren een dubbele taak met voorbeeldeloozen yver en toewyding heeft vervuld, die gedurende al dien tyd aan het Ryk een hoogleeraar heeft uitgespaard, die, terwyi de hoogleeraren Yan Hamel en Bül.ring alleen voor Fransch en Engelsch zijn aangesteld, behalve voor Duitsch een aanzienlijk gedeelte der vakken voor het doctoraat in de Nederlaudsche lett ren voor zijn rekening heeft gehad; die zich naar aller eenstemmig oordeel even verdienstelijk heeft gemaakt voor bet miJdelbaar als voor het hooger onderwys; die nog meer gedaan heeft dan van hem kon worden verlangd; die ook, tot schade voor zyn stu:ie en met opoffering van de noo ige rust en ontspanning, zyn vacanties besteed heeft in den dienst van het land. En nu zich aan de Regeering de ongezochte gelegenheid voordoet om aan dezen ambte naar haar hooge tevreJenhtiJ te toonen en tevens de wetenschap te bevorderen, waar voor slechts een kltin geuite van prof. Symons' tyd kon worden afgezonderd, nu men aan dezen man een positie kon aan bieden overeenkomstig zija w nsch en het eenstemmig en met klem uitgedrukte ver langen van alle adviseerende colleges, wat doet men nu? Men laat hem waar hy is, waar hy zoo m o e i 1 y k kan worden gemist, waar hy nog verder als dubbele werkkracht kan worden gebruikt en geëxploi teerd l In welken anderen tak van bestuur zal men aldus zijn verdienstelijkste ambtenaren be handelen? Zou men een onmisbaar geacht directeur eener hoogere burgerschool op grond van zijn groote verdiensten de begeerde be trekking van inspecteur van bet m. o. weige ren? Zou men opklimming en hevordering ontzeggen aan een ambtenaar by een der departementen, omdat hy in dien lageren raDg zoo uitnemend voldoet? Indien deze wyze van doen regel wordt, dan verlamt men de veerkracht, dan doodt men de toewijding, verbittert men het gemoed van de verdien stelijkste dienaren van den Staat, en in plaats van hun de aanmoediging en de waardeering te schenken, waarop zij recht hebben, geeft men hun aanleiding om met het oog op wreed verstoorde illusiën en geknakte geestkracht, de bekende klacht van Gerrit Witse te her halen: „Ik wou, dat ik een stommeling was 1" In ien de Regeering dit alles duidelijk had gevoeld, wat zy had moeten voelen dan zou zy niet aldus hebben gehandeld met prof. Symons, die - het is alleszins begrypelyk van nu af een goed heenkomen zal zoeken en dan wel eens niet alleen voor Groningen, maar voor het vaderland verloren zou kunnen zijn. President Steyn. Een der medewerkers van het „Haagsche Dagblad" heeft een gesprek gehad met mr. H. P. N. Muller, consul-generaal van dejy Oranje-Vrijstaat, n*ar aanlei ing van een ge rucht, dat onlangs liep, inhoudend, dat president Steyn door zun oom George Fraser zou wor den vervangen. De heer Muller verklaarde pertinent, dat rit een verzinsel was. Wel was de heer Fraser eerst tegen een aansluiting aan de Zuid-Afrikaan8che Repu' liek, maar ten slotte had hy toch gestemd voor het maken van gemeene zaak. Aan deze mededeeliog voegde de hoer Muller nog toe: „De Vrysttors zyn veel te biy nu voor het eerst een president te hebben, die geboren is in hun land, een man van groote bekwaamheden en veel energie, en te gelyk hoogst eenvoudig, die deswege door zyn volk terecht op de handeu wordt gedragen." Over de proclamatie sprekende, die door den Vrijstaat is uitgevaardigd om het omrin gende land van de Kaapkolonie beuoorden de Vaal rivi r geannexeerd te verklaren, deelde de heer Muller mede, dat dit van de Vry- staters een zeer ferme dand is geweest, een kloek antwoord op den toeleg van Eügelani om hun Republiek te willen inlyven. Het geannexeerde gebied heelt vroeger aan de Boeren toebehoord, en de annexatie heeft vooral ten doel om de bewoners aldaar, die mit de Boeren sympatblseeren, in bescherming te nemon en hun te waarborgen, dat zy geen hoogverraad plegen door zich aan onze zijde te scharen. Ten slotte zeide de heer Muller gaarne te zien, dat men esns een woord van protest liet hooren tegen de achterstelling van den Oranje-Vrystaat by de Zuid-Afrikaanscbe Repu liek, die men hier maar steeds persisteert om Transvaal te noemen. Die achterstelling zoo oordeelt hy hebben onze kloekmoe dige Boeren toch waarlijk niet verdiend en er zou, duurde zy voort, allicht verwarring uit kunnen ontstaan, die voor den Oranje-Vrijstaat slechte gevolgen kon hebben. Gemengd Nieuws. Onder de giften, by het bureau der „Haagsche Crt." ontvangen, was f 1, met het by schrift„Voor Chamberlain z'n ouden dag." Wy moeten ons verontschuldigen van die opdracht, zegt het blad. Wy gunnen aan Joe van harte een groot aantal j «ren levens, evenveel maanden als er men8chen coor zijn schuld worden vermoord, opdat hy de volle maat der wroegiDg over zyn misdaad zal mogen genieten. En daar we zoo lang dien gulden niet kunnen admi nistreert, hebben wy hem maar by het fonds der „Zuid-Afr. VereenigiDg" gevoegd. Een 16 jarige geniesoldaat zond aan het zelfde blad gisteren (met 25 ets.) een doos verband „voor de ribben van Chamberlain." Daar Joe er zyn eigen hachje niet aan wagen zal, zegt de „Haagsche Crt.", zenden we dat doosje aan 't „Roode Kruis." Misschien kan bet dan nog worden gebruikt door de twee dames Chamberlain, die uit Engeland als pleegzusters naar het oorlogsterren zijn vertrokken. Door de rechtbank te Amster dam werd gisteren uitspraak gedaan in de zaak van den student, die op het Rembrandts- plein alhier met biertonnetjes wierp en toen hem dit door een agent van politie werd ver boden, dezen op den grond gooide. Hy werd veroordeeld tot een geldboete van f 250, sub sidiair 50 dagen hechtenis. Te Hoogeveen h a d e e n d r o e v i g ongeval plaats. Terwyi een vrouw een pan met kokende melk van de kachel op den vlo.r zette, kwam haar driejarig dochtertje de keuken snel binnenloopen, viel zonder dat de moeder het kon verhinderen over de pan en werd door den inhoud zoodanig ge brand, dat het arme kind den volgenden morgoD, onder hevige pünen, is overleden. Te Honfleur heeft in de dynamiet- fabruk van Albon een hevige ontploffing plaats gehad, waardoor een man en vier vrouwen gedood zyn. Als oorzaak van de ramp neemt men aan, dat een bard voorwerp in de stof is gemengd geweest, waarmede de patronen werden gevuld. In de duinen achter de begraaf- plaats „Westervela" te Velzen is door den jager Jacob C. De Vries een zee-arend ge schoten. Het fraaie exemplaar is door den heer P. Th. Van Hoorn aan het „Museum van Nederlandsche Dieren" van het Koninkiyk Zoölogisch Genootschap „Natura Artis Magis- tra" ttn gescheoko gogeven. Gistermorgen te 10 uren is naby Bokstel een machine en bagagewagen van een veetrein ontspoord, zoodat trein 92 S.S. ni:t kon passeeren en reizigers en post moesten overgaan in een nieuw geformeerdea trein. Persoonlijke ongelukken hadden niet plaats, Qoch vertraging in den treinenloop is hierdoor te wachten. a Hy is sedert gisteren van mijn voornemen op de hoogte; hy zal, zooals hy my beloofd heeft, om twaalf uren hier komen om u te howyzen, dat u geon avonturierster voor u hebt," zei de vreemde dame. Juffrouw Daltrop weifelde een oogenblik ©n dacht na over het zoo plotseling gedane voorstel. Dan had zy haar besluit genomen. „Als ik uw kind er werkelyk door kan 'redden, dan doe ik het graag," zei ze, terwyl ze de vreemdelinge de hand drukte. „En ik sta er voor m, dat myn man het goed vindt" De vreemde legde een zware beurs, vol goudstukken, op tafel. „Neem dat aan, om de eerste onkosten te beitryden t Da liefderyke zorg, die u aan myn kind zult bestedeD, kan ik niet met geld betalen; die kan slechts vergoed worden door de innige dankbaarheid eener wanhopige moeder." Op dat oogenblik werd er beneden aan de ▼oordeur geklopt. De postmeester, die in groote spanniog op zyn vrouw zat te wach ten, deed de deur open. Het was do bisschop. Do postmeester ging, zeer verbaasd over het laat bezoek van den eersten man uit het stadje, dezen voor, de trap op en ging op diens verzoek mee, de kamer binnen, waar de twee vrouwen zaten. De grijze priester begroette de gesluierde dame met byna vaderlijke hartelijkheid. Ter- wyi hy zicb op fluisterenden toon met haar onderhield, vertelde juffrouw Daltrop haar man, wat er gebeurd was. Dan wendde de bisschop zich tot de echtgencoten en zei: „U moet my beiden zweren by wat u bet liefst is op aard, dat u, zoolang uw kleine beschermeling onder uw dak vertoeft, het diepste stilzwijgen zult bewaren over de ge beurteniasen van dezen nacht. Het zal u geen schade berokkenen, als u uw woord houdt. En myn eerewoord staat u zeker wel borg voor de waarheid van wat deze hoogge plaatste vrouw u heeft verteld." Daltrop volgde het voorbeeld zyner vrouw, nam do hand aan, die de kerkvorst hem toe stak, en beloofde plechtig aan zyn verzoek te zullen voldoen. Dan verzocht de bisschop op een wenk der vreemde dame den postmeester den postiljon tot spoed aan te manen. De vreemdelinge wilde haar reis naar Pyrmont onmiddellyk vervolgeD. Toen Daltrop oon oogenblik daarna de kamer weer binnenkwam met de boodschap, dat alles klaar was, zag hy de onbekende op haar knieën voor het bedje van haar kind liggen; ze bedekte zyn gezichtje met kussen. Eindelyk wist ze zich te vermannen en liep met een kanten zakdoekje voor haar oogen de trap af. De vorst-bisschop, Daltrop en juffrouw Daltrop volgden haar. „En hoe moeten wy het jongetje noemen?" vroeg juffrouw Daltrop, toen de vreemde dame haar van uit het rytuig voor de laatste maal de hand toestak. „Ik heb hem zelf Jozef Ocra gedoopt", zei de bisschop snel, zonder het antwoord dor moeder af te wachten. Dan werd het portier dichtgeslagen en rolde het rytuig met do drie vrouwen weg. „Jozef Ocra", herhaalde juffrouw Therese, t06n de bisschop ook weg was. Haar man legde zyn hand op haar schou der. „Misschien kan dit doekje, dat ik bier gevonden heb, ons inlichtingen geven omtrent de ware afkomst van ons pleegkind," fluis terde hy haar in het oor, terwyl ze samen naar binnen gingen. Juffrouw Daltrop nam het kanten doekje, dat de vreemde dame zeker by het instappen had verloren, haastig op. Er verliepen vyftien jaren. Het oude, bouwvallige postkantoor „De Romeinsche Keizer" was in dien tyd zeer in zyn voor deel veranderd. Alleen de hooge, spitse gevel was dezelfde gebleven. Doch de gast, die het huis binnen ging, vond er in plaats van de sombere, kleine kamers van vroeger, gezellig ingerichte vertrekken, in plaats van de half vermolmde krakende trap- peD, mooie, royale, breede trappen van ge beeldhouwd eikenhout, en hy vond al dien comfort, dien alleen een ryk eigenaar zich kan aanschaffen. Het verbouwen en veran doren van het huis had zeker heelwat geld gekost en dat niettegenstaande 1815 niet be paald een geschikt jaar was om fortuin te maken. De goede inwoners van Paderbom stonden voor een raadsel, dat zyn oplossing niet dichter by was, doordat men het zoo plotseling opgedaagde pleegkind, dat opgegroeid was tot een flinken jongen als een wonder beschouwde en tot groote ergernis van juffrouw Dal trop „den betooverdon prins" noemde. En als ze geweten hadden, dat de vorst-bisschop eik jaar op Allerheiligen den postmeester twee duizend thaler bracht om de opvoeding vau Jozii Ocra te bekostigen, dan zou de geheimzinnige nimbus, die in de opgewonden verbeelding der menscben den krullebol van den „betooverden prins" omgaf, nog stralender zyn geworden. Zóó en zóó dikwyis had juffrouw Daltrop, als haar gasten haar met nieuwsgierige vragen bestormden, hun het sprookje opge- disebt van den ryken neef van haar maD, die plotseling was gestorven in Zwitserland en zyn kind aan hun zorgen had toever trouwd. En ze kon het don "menschen eigenlijk niet kwalyk nemeD, dat ze zoo nieuwsgierig waren. Zyzelve zou ook dolgraag hebben willen weten, wie Jozef hij be schouwde haar nog altyd als zyn eigen moeder toch eigenlijk was. Want elke poging om er achter te komen bleef vruchte loos. Wat hielp het, dat ze van den postiljon hadden gehoord, dat de dame uit Kassei was gekomen? Wat hadden ze er aaD, dat zy op het zakdoekje een wapen zagen, volgens den geleerden broeder-schoolmeester, het wapen van Beieren? Ook de lange reeks van lettora, die in een hoek van het zakdoekje waren ge borduurd: M. L. v. M. E., kon den school meester, die anders zoo goed thuis was in de geschiedenis en de genealogie der voorname families, niet op een vertrouwbaar spoor brengen, hoeveel moeite by zich ook getroostte en ondanks het feit, dat hy de hulp inriep van verscheidene, in dien tyd zeer bekende ge8chiedvor8chers, o. a. August Ludwig Von Schlözer, die in e6n werk „Staatsanzeige" dingen aan het licht bracht, die niet zeer vleiend waren voor de verschillende hofkringen. Wel is waar bleek uit die „Staatsanzeige", waarin geheime misdaden, in Beieren bedreven, onthuld werdeD, dat het lang niet onmogeiyk was, dat Jozef Ocra een slachtoffer was eener dergeiyke hofintrige. Evenals in het jaar 1699 de jonge priDs van Beieren, die tot opvolger voor den Spaanschen troon bestemd was, plot seling stierf, zoo stierfin 1784 de negenjarige zoon van Karl Von Zweibrücken, Karl August Fridericb, de erfgenaam van den Beierschen troon, zóó plotseling en op zoo'n vreemde, verdachte wyze, dat in geheel Beieren het gerucht liep, dat de Oostenryksche minister, graaf Lehrbach, dien dood op zyn geweten had. En het was niet alleen de volksstem, welke deze zware beschuldiging uitsprak, waar van ook de hofkringen hun deel kregen. L. Von Schlözer noemde in zyn „Staatsanzeige" zelfs den naam van den lyfarts, die de direct* oorzaak waa van den dood van den jongei prins. (Wordt vcrvolgdj

Historische Kranten, Erfgoed Leiden en Omstreken

Leidsch Dagblad | 1899 | | pagina 5