N9. 12140
Donderdag; 31 September,
A9. 1899
fezs <§oarant wordt dagelijks, met uitzondering
van fan- en feestdagen, uitgegeven.
PERSOVERZICHT.
SP e-uilleton.
Een moedige vrouw.
PBUS DEZEB COUBANT:
Voor LeJden per 8 maanden. 1.10.
Franco per po6t140
Afoonderiykt» Nommers 0.06.
FEUS DER ADVERTEPmÜB
1-6 regels f I 05. Iedere regeJ meer f 0.17- Groeiers
Van
letters oaar plaatsruimte
wordt f 0.05 berekend
Voor het Incasseer od bui ten de
Tweede Blad.
De bladen, die over de Indische be-
grooting schryveD, maken alle de op
merking, dat deze begrooting zoo gunstig is
on do sombere voorspiegelingen van vroegere
jaren te-niet doet. De Indische geldmiddelen
vallen hard mede.
Het Handelsblad zegt:
„Zy sluit met een tekort van 3.3 nillioen,
maar daartegenover staan: uitgaven van 5.4
millioen voor spoorwegaanleg, van 0.9 mill,
voor irrigatiewerken en van 1.4 mill, voorde
regeling van het muntwezen.
Do gewone uitgaven werden dus ruim
schoots door de gewone middelen gedekt, en
zelfs wanneer nader gold wordt gevraagd
voor d9 werken dor Solovallei en andere be-
vloeiingeD, dan nog zal do toestand niet on
gunstig geacht kunnen worden, te minder,
wanneer men in aanmerking neemt, dat in
den regel de uitkomsten der begrootingen
meevallen.
Nu is het wel waar: de hooge tinpryzen
hebben een belangryken invlo3d op de ge
raamde iDkomsten gehad, maar daartegenover
staat toch ook, dat de by zonder lage koffie-
pryzen een even nadeeligen invloed uitoefen
den. Het geraamd „voordeelig verschil tusschen
de ontvangsten en uitgaven wegens de pro
ducten" is ten slotte niet booger dan het
gemiddelde der laatste jaren. En ah de Minister
slechts rekent op een prijs van f 65 per pikol
tin, terwyi de laatste veilingsprys ruim f 85
bedroeg, dan kan men niet zeggen, dat hy de
balans heeft geflatteerd; integendeel, de kans
bestaat, dat de uitkomst der tinveilingen in
TfcOO nog vry wat meëy&TV Eh'de-fcoffie kan,
gelooven wy, niet anders dan meevallen.
Doch een voorzichtig financier laat dergeiyke
kansen buiten aanmerking.
Wy hebben tbans de werkelyke uitkomsten
van de jaren 1894—'98 voor on3.
Het was een tydperk van byzonder hooge
uitgaven voor oorlog en marine, ten gevolge
van de gebeurtenissen in Lombok en Atjeh,
terwyi daarentegen de winsten op de produc
ten steeds vry laag bleven.
In dat vyfjarig tydperk nu hobben de uit
gaven de ontvangsten overtroffen met 64.4
mill., maar daartegen zyn 40 millioen voor
spoorwegen, en 20.4 millioen voor irrigatie-
werken besteed. Laat men deze uitgaven
buiten rekening, dan is er over vyf jaar,
nadat alle kosten van Lombok en Atjeh
betaald zyn, in totaal een tekort van vier
millioen gulden.
Die uitkomst is niet ongunstig; het tekort
kan in dg komende jaren gemakkeiyk worden
ingehaald, vooral daar de uitgaven voor oorlog
en marine belangryk minder worden."
De Arnhemsche Courant vindt ook de be
grooting heel veel beter dan velen verwacht
hadden, doch heeft een opmerking van anderen
aard. In zyn toelichting zegt do Minister te
weioig over Atjeh; eonige mededeelingen, het
Koloniaal Verslag aanvulland, had het blad
gewenscht.
„Maar sedert dat verslag gesteld is, heeft
toch do tijd niet stilgestaan en, om maar
één zaak te noemeD, zyn wy zoo nu en dan
op minder aangename wyze verrast door be
richten omtrent overvallen en gevechten,
welke het zoo uit de verte wel wat moeite
kost in overeenstemming te brengen met een
toestand van pacificatio. Het eenige, wat men
van Atjeh verneemt, wordt gezegd in verband
met de som van f 200,000, welke voor uitbrei
ding van hot corps marechaussee in Atjeh
moeten strekkeD, en met oen bedrag van
f 128,000, hetwelk voor de in Atjeh gelegerde
trospen moer is uitgetrokken wegens „do kos
ten van vervoer van militairen en goederen
te land en ter zee binnen het gewest, dag-
geldon op excursion, en onvoorziene uitgaven,
op welke uitgavon, daar ten vorigen jare
geen raming mogelyk was, op de loopende
begrooting niet gerekend was."
Ook dit dus heeft geen betrekking op het
laatste vorleaen. Hat eenige, wat men daar
omtrent in de memorie vindt, zyn deze woor
den in de toelichting van de uitbreiding der
marechaussee: „Wel geeft de gunstige wen
ding, die do zaken in Atjeh hebban genomen,
aanleiding om het overcompleet van het leger
ook verder geleidelyk in te smelten," enzl"
Het blad gelooft volkomeD, dat minister
C.eraer hier de waarheid spreokt, maar zou
die waarheid straks toch gaarne wat uitvoerig
zien toegelicht in 's Ministers memoiia van
antwoord.
Het ingediende ontwerp aangaande het
woningvraagstuk de Woningwet
wordt door De Tijd met ingenomenheid begroet.
Vooreerst omdat het blad erkent, dat op
bet gebied van de sociale politiek alle partyen
aan het woningvraagstuk oen voorname plaats
toewyzen. Da overheid is bevoegd, om dien
aangaande maatregelen te nemen, en voor
ziening is diingend noodig. De Tijdvraagt
waarom de Regeering het ontwerp Diet nog
eerder heeft ingediend.
Het ontwerp zelf vindt by De Tijdt naar
den voorloopigen indruk te oordeelen, toejui
ching, omdat er uit blykt, dat de Regeering
niet zoozeer de vrye werking van de ver
schillende factoren, die de gemeenschap uit
maken, wil belemmeren, als wel ze leiden
in een richting, die tot heil van de gemeen
schap dienstig kan zyD, omdat ze niet de
zorg voor voegzame woningen in de handen
van den Staat wil concentreereD, maar die
overlaat aan de gemeentebesturen en het
initiatief van de individuelee of corporatieve
weldadigheid. Da bedoeling is hoofdzakelyk,
de gemeentebesturen te prikkelen, desnoods
te dwingen tot krachtiger optreden, het par
ticulier initiatief aan te moedigen.
De Tijd haalt aan welke middelen de Minister
tot verbetering van de volkshuisvesting wil
aanwenden en welke gevolgen hy zich voor
stelt, en pryst daarin zeer do bescheidenheid
in zyn verwachtingen. Zy vindt dezelfde deugd
in de toslichting van de middelen om de
andoro oorzaken dan financieel onvermogen,
onwil of gebrek aan doorzicht weg te nemen.
Ook bet wegnemen van eon van die oorzaken:
de slechte wyze van bouwen wijst het o&t-
werp aan d8 gemeenten toe. De Tijd is daar
Z9er moe ingenomc-n. Eu gulden woorden acht
zij de uitspraak, waarmede blykens de memorie
de aandrang weerstaan is van de ultra's, die
don Minister tot het stellen van minimum-
eischen trachtten over te balon: „Men moet
zich ook op dit gebiod wachten voor te groote
generaliseering."
Dszer dagen is geklaagd over de buiten
gewoon vermoeiende oefeningen,
waaraan de manschappon van het regiment
grenadiers en jager3 moesten deelnemen.
Zwaar beladoD, met den dikken mantel op
den ransel, moesten zy in tropische hitte duin
op duin neer. Niet minder dan 283 achter-
biyvers bleven dan ook onmachtig liggen,
sommigen tot den volgenden morgen.
Naar aanleiding hiervan, vraagt de Stichtsche
Courantof het niet mogelyk zou zyn om
de onmogolyk zware ransels, die de man
schappen nu te torsen hebben, te doen ver
vallen.
Het wil onJ voorkomen, zegt het blad,
dat hot in ons landje met zyn vele en goede
verkeerswegen en vervoermiddelen totaal
overbodig is om ieder soldaat te dwingen zyn
geheele uitrusting en bagage voortdurend met
zich rond te slepen.
Dat was waörschynlyk zeer noodig in de
dagen van Napoleon, toen do soldaat byna
altyd in een vtfandelyk land, veel honderden
myien vaak van zyn garnizoen verwyderd,
maanden lang n?oest vertoeven.
Maar by ons, waar het leger nimmer de
grenzen zal behoeven te ovorschryden, zien
wij er indordaa^l het nut niet van in.
Al wat d9 troep beboeft kan immers ge
makkeiyk .worden aangevoerd?
Wy vreezen, dat op dit punt maar al te
veel eon sleur wordt gevolgd en dat alleen
daardoor, wat voor gansch andere toestanden
is uitgedacht, in de tegenwoordige geheel
veranderde omstandigheden wordt bestendigd.
Onder het hoofd „Schyngronden" zegt Het
Centrum
Aan het slot van een artikel over de
adressen tegen Leerplicht, aan de Tweede
Kamfr gezonden, zegt De Nederlanderhet
orgaan der vry-antirevolutionaire party:
„De reden der algemeene oppositie schynt
ons voornameiyk te berusten op twee gron
den: een van materiëelen en één van prin-
cipiêelen aard.
Ten platten lande is vaak de hulp der
kinderen onmisbaar. De Regeering laat ten
onz9nt ieder over aan zijn eigen krachten.
Van overheidswege wordt zoo goed als niets
gedaaD, om de menschen kunstmatig in hun
levensonderhoud te steunen. Ieder heefc zyn
eigen pak te dragen. Maar dan gaat het,
deDken velen, ook niet aan de ouders te be-
moeilyken, waar dezen in de behoeften van
hun gezin hebben te voorzien. Het klinkt
wel heel mooi, dat men later beloond zal
worden, als men de kinderen vóór hun 13de
jaar nooit laat meewerken in en voor het
huisgezin. Maar, zeggen de ouders, wy moeten
leven en kunnen op dit oogenblik huu
hulp niet missen.
De reden van princlplë9len aard is blijk
baar deze, dat meD,^ toegevende, dat de
Rogoering tot aan het 13Je jaar en zelfs
daarna mag bepaloD, hoe lang en hoe een kind
zal worden onderwezen, in beginsel der
Regeering geheel de opvoeding in handen
speelt. Dit ligt zóó voor de hand, dat wy niet
begrypen hoe or nog Roomsch-Katholieken
zyn, die, boawol de vryheid begeerende, dit
met inzien. Lst meu op de 17 adressanten,
waarvan wy in het begin spraken, dan is
het zoo klaar als de dag, dat deze leerplicbts-
wet de bedoeling ^ir de strekking heefr,
geheel bot volk afbankeiyk te maken van
de eischen en inzichten van een meerderheid,
die zich weet meester te maken van de
RegeeriDg."
Dit alles is uitnemend geschikt om den
lezer, vooral den met kinderen gezegenden
lezir, schrik aan te jagen. Maar wanneer
men de zaak van naderby beziet, blykt al
spoedig, dat De Nederlander met wel wat
sombere kleuren zyn tableau heeft geschilderd.
Ten eerste wat betreft den materiéelen
grond der oppositie. Op het platteland is vaak
de hulp der kinderen onmisbaar, zegt het
Rotterdamsche blad. Ieder heeft zyn eigen
pak te dragen en de ouders zeggen: wy kun
nen op dit oogenblik de hulp onzer kinderen
niet missen.
Heel aardig gezegd. In het algemeen zou
hier echter de opmerking kunnen worden
gemaakt, dat de ouders hun kinderen niet
mogen exploiteeren, wanneer zulks ten
n a d e e 1 e dier kinderen geschiedt. De opvoe
ding der kleinen mag niet ïydon onder het
belang der oudors. En hieraan denkende, zien
wy in de wet op den leerplicht metteTdaad
een wet van sociale bateekem's. Kinder
exploitatie is een der kwalen van onzen tyd,
en daaraan zal alleen door algemeene maat
regelen paal en perk kunnen worden gestold.
Tegenover het bozwaar van De Nederlander
dient echter tevens gewezen op het feit, dat
de Regeering mot bestaande toestanden wel
degelijk rekening houdt. Waar de hulp der
kinderen ten plattelande onmisbaar is,
wy zullen nu dit woord maar overnemen
kan dit een geldige reden zyn voor tydelyk
schoolverzuim.
De redactie van het vry-antirevolutioDair
hoofJorgaan kent toch den tekst van het
gewijzigd ODtwerp wel?.... In art. 12 leest
men sub 4: „Vergunning om de school tyde
lyk niet te bezoeken op grond van werk
zaamheden in het belang van landbouw, tuin
bouw, voohoudery of veenderij, (kan worden)
veileend door den schoolopziener op grond
vaD art. 13."
En van artikel 13 luidt de earate alinea:
„Ten behoeve van werkzaamheden in of voor
de bedrijven vaa landbouw, tuinbouw, vee-
houdery of veendery kan door den arrondis3e-
ment8-8choolopziener voor kinderen, dio in de
laat6to Z6S maanden, voorafgaande aan de
a anvrage, do school hebben bezocht, jaarlyksch
voor ten hoogste zes weken, ongerekend de
vacantiön, vergund worden de school tydelyk
niet te bezoeken. Die vergunning kan door
den schoolopziener worden ingetrokken wegtns
niet geregeld schoolbezoek, na de aanvrage
gepleegd."
Na deze citaten wordt het klaar, dat de
voorstelling van De Nederlanderals zou hot
loerplichtontwerp de kinderen vóór hun 13de
jaar nooit laten medewerken in en voo*
het huisgezin, ten eenenmale onjuist is. Deze
grond van materióelen aard blykt dus al een
zeer zwakke en wankelende grond te zyD,
oen schyngroDd, niets meerl
Hetzelfde kan worden gezegd van de prin-
cipiéele reden, door onzen Rotterdamschen
collega aangevoerd. Dar Regeering zou in be
ginsel gehoel de opvoeding in handen worden
gespeeld, omdat zy de ouders dwingt tot ver
vulling hunner natuuriyke plichten l
Welk een onhoudbare stelling, nietwaar? Wan
neer de Staat ons dwong onze kinderen naar
een bepaalde school te zendeD, ja, dkn zot
een onoverkomelyk gemoedsbezwaar ryzen,
dan zou van eon onbetamelyke en niet te
dulden inmenging der overheid in de opvoe
ding sprake kunnen zyn. Maar thans heeft
de regeerings-voordracht ontegensprekeiyk tot
strekking aan duizenden kinderen een wel
daad te bewyzen, ten spyt, n i o t van het
onaantastbaar recht der ouders, maar van
veler laakbare onverschilligheid, ofeigen
belang l
En deze laatste eigenschappen zal onze
Rotterdamsche confière toch niet in bescher
ming willen nemen, of zelfs maar veront
schuldigen.
Inzake Leerplicht schry ft De Nederlander
zelf:
Do Arnhemsche. Courant bestrydt in een
vry heftig stukje onze opmerkingen, naar aan
leiding van de adressen in zake leerplicht.
Volgens dat blad oordeelden wjj niet onpar-
tydig; bezigden- wy een leeiyke insinuatie;
schuilt er ontzagiyk veel gal in onze vrome
ziel; spreken wy ODszelf tegen; gaven wij
een jammeriyk eenzydige en partijdige voor
stelling, en zyn wy door partyhartstocht blind
voor onbetwistbare waarheden.
Men ziet dus, dat onze zuster het niet met
ons eens is. Dat hadden wy ook niet verwacht.
Maar had zy nu nog maar al dio liefelijk-
heden geadresseerd aan ons blad. Daartoe had
zy daargelaten nu of haar aantygingen
steek houden het recht.
Maar dat doet zy niet.
Zy vertelt eerst aan haar lezers, dat De
Nederlander „het orgaan is van het Kamerlid
Jhr. mr. De S. Lhetgeen niet waar is.
Ons blad is een anli-revolutionair blad, staand®
onder een eigen directie.
Daarna treedt zy in debat met den hoe\
Lobman.
Met welk recht doet zy dat?
Omdat de he9r De S. L. is redacteur? Maar
er zyu meerdere redacteurs aan ons blad
werkzaam.
Omdat hy, tegenover de directie, is de ver-
antwoordeiyke redacteur? Maar waarom wordt,
18)
Hy had tot dusverre zoo wc-inig moeilyk-
heden in zyn leven ondervondenzyn plicht
had volmaakte en snelle gehoorzaamheid van
hem goöischt. Zoo een we6k geleden iemand
hem veiteld had, dat er een dag zou komeD,
waarop by zou aarzelen dian plicht te ver
vullen, by zou den spreker het zwygen
opgelegd, hem misschien gedood hebben. Maar
by bad die vrouw lief, zóó teeder en met
zóó volkomen toewyding, als slechts een eerlijk
man in staat is, lief te hebben. Trotsch op
zyn eigen kracht, trokken haar hulpeloosheid
Utr bevalligheid beide hem machtig aan. Zoo
het hem veroorloofd ware geweest, te lyden
in baar plaats, hy zou willig zyn eigen vry
heid ten offer hebben gebracht. Hy kwelde
zyn geest met zich haar beeld voor te stellen:
verbannen uit da beschaafde wereld, alleen
en zonder vrienden, weenende in de onver-
biddelyke gevangenissen van Siberië. De zachte
aanraking harer handen, toen zy hem om-
helsJo cn zyn genade afsmeekte, wss een
herinnering, die hem in geestvervoering bracht.
Dat zij genade moest vragen aan hem aan
den man, die haar zoo lang in stilte had
aangebeden; die nooit er aan had durven
denken, do liefde te winnen van haar, die
aller hartén in Kroonstadt had veroverd,
dat was een bittere ervaringl
„Het kan niet zyn.... Het kan nietl"
herhaalde by telkens weer. „Zy zond de
plannen niet naar Londen; zy wilde de kaart
niet kopiësren; alles is een misverstand;
dat zal den een of anderen dag blykeD. Ik
wil afwachten, wat er gebeurt. Zoo ik het
vertelde, en zy onschuldig was! Zy moet
onschuldig zynze is onschuldigIk wil
er op zweren."
Al de ridderiykheid in zyn karakter kwam
in stryd met de nauwgezetheid van zyn ge
weten. Hy hield zicbzelven voor,'dat het een
misdaad zou zyn, te spreken over hetgeen
hy gezien had, of Marians woorden ernstig
op te nemen, eer by er zeker van was, dat
zy gezondigd had.
„Ze wist niet wat ze deed; men bracht
haar in verzoekiDg; wy mogen haar daarvoor
niet veroordeelen. Hat is ook onmogelyk, dat
zy een nauwkeurige kaart leverde. Wy zijn
sterk genoeg, om te kunnen lachen over zoo'n
onmachtige vyandin, en ik zal maken, dat
zy onze vriendin wordt. Zy zal leeren, Rusland
lief te hebbeD, zooals ze my heeft lief ge
kregen."
Hy vervolgde zyn weg met lichter tred,
golukkig door diZ9 gedachte, welke hem rust
gaf. Maar nog lette hy niet op wat er om
hem heen gebeurde; toen iemand tegen hem
aanliop on een paar woorden sprak, schrikte
hy op uit zyn gepeins, als werd hy plotseling
uit den slaap gewekt.
„Is u het, kolonel? Halt u my iets te zeggen?"
De oudo Bonzo want die hield hem
staande lachte goedgehumeurd.
„Je hebt lange beenen, beste vriend; laat
ze niet met je in de zee loopen. Op myn
woord, je zet een gezicht, of je den duivel
badt gezien 1"
„Ik haastte my naar de kazerne, kolonel;
zo zullen niet beginnen, oer ik er ben, en
het heeft negen geslagen."
Bonzo knipoogde op een vreemde manier.
„De oude Nikoli is zeker naar zyn kamer
gegaan en „la Petite" naar de kinderen; is
het niet? Kan je uit het groote hui3 weg
komen, als de Engolsche dame nog aan de
piano zit? Ik geloof het Diet. Ha, hal Ze is
niet al te wel vanavond, en daarom loop je
zoo vlug naar huisl"
Paul haalde ongeduldig de schouders op.
Hy dacht er aan, dat Marians leven misschien
afhiDg van zyn woorden.
„Juffrouw Best is op het oogenblik in het
salon," antwoordde hy onverschillig; „u zult
haar daar vinden, als u er heen gaat. Ik
heb meer trek in een praatje mot myn
vrienden."
Bonzo maakte een grimas en klopte hem
op den schouder.
„Dat moet je morgen eons aan de kleine
Engelscbe vertellen. Ik zal je aan je woorden
berinoeren. Het ia een mooi onderwerp van
discours, al3 ik straks by den generaal kom.
Myn vriend Paul op de vlucht voor vrouwen
rokken! Wat oen toonoell Kom, myn jongen,
ga een glas wyo met my drinken, want ik
heh nieuws voor je."
Ze giDgen in een cafó en de kolonel
bestelde Bourgogne,
Het was er vol en roerig; het groen en
goud der uDiformen schitterde er in het
electrisch licht. Ze vonden nog een tafeltje
voor hun tweeön, en Paul haastte zich,
een glas wyn te driokeü, om zyn nieuws
gierigheid wat te verborgen voor iemand,
die uit het geringste gebaar van vriend of
vyand hun gedachten kon lezen.
„Heeft u Dieuws uit Londen, kolonel?"
vroeg by eindelyk.
Bonzo knikte met het hoofd en hield zich
druk bezig met het aansteken van een sigaar,
ondorwyi hot gezicht van zyn jongen wapen
broeder bestudeerend.
„Ja," zei by, „uit Londen."
„Nituuriyk is gebleken, dat d9 geschiedenis,
waarover we laatst spraken, een belachelijk
verzinsel was?"
Bonzo boog zich over de tafel naar hem
toe en antwoorddo fluisterend:
„Het is in bet gehoel niet om te lacben;
hot is waar. De kaart, die gezonden werd,
is nauwkeurig; elk kaDon is er op aan
geduid; de diepte der doorvaarten en grachten
nauwkeurig opgegeven. Ook de namen der
regimenten van het garnizoen zyn correct.
Wyzelven hadden geen betere kaart kunnen
maken."
Paul was heel bleek en stil. Hy over
legde, of by verrassing of twyfel moest
veinzen. Bij eenig nadenken kwam hy
tot het besluit, dat twyfel hem meer zou
dienen dan verrassing.
„Wat een dwaasheid!" zei hy, achteloos
in zyn stoel leunend, snelle trekjes doende
aan zjn sigaar. „U gelooft die gescbiedenn
toch niet, kolonel?"
Bonzo nam zyn glas op.
„Ik geloof er elk woord van," zei hy; „meer
nog: ik weet, dat ze waar isl"
„Weet u dat?"
„Zeker."
„Dan i8 er een spion in de stad. Myn
Hemel! Wat eon verschrikkelyke toestandl"
Bonzo ledigdo mot één teug zyn glas.
„Och," sprak hy onverschillig, „we zullen
wel gauw weten, hoe we de zaak moeten
aanpakken. Het zou heelwat anders wezen,
beste jongen, als do man, die de kaart maakte,
bulten Kroonstadt was. Juist omdat we bem
hier gevangen tusschen het ys bebbeD, kan
ik een glas wyn mot je drinken, in plaats
van dadeiyk naar den generaal te hollen met
het nieuws. Morgen gaan we misschien naar
dien man zoeken; we behoeven ons niet
ongerust te maken. Geen brieven kunoon de
stad verlaten; geen kaarten kunnen er mee*
naar Londen worden gezonden op dit
oogenblik. Waarom zouden we ons over
haasten? Er is tyd genoeg, en we zien niet
eiken dag een man doodschieten."
Paul maakte oen verschrikte beweging^
ondanks zyn vast? voornemen zich niet to
verraden.
Wordt vervolgd.)