ATJEH.
Zaterdagnacht ie op de Bloem
gracht te Amsterdam ingebroken b(j den
uitgever E. B. Door een raam op te schuiten
wisten de dieven binnen te komen en maakten
zuh van een trommel nut effecten en andere
waarde papieren meester. Een voorbijganger,
de heer A., zag twee personen vluchten, doch
herkende ze niet. Men vermoedt, dat de
di-von geen onbekenden in het getouw zijn
en de politie verdenkt dan ook reeds iemand,
die vroeger dagelijks btJ den heer B. aan
huis kwam.
In den avond van Zaterdag jl. is
verinoe itlyk door hetonweJer, dat zich boven
de gemeente Ter-Aar ontlastte, brand ont
staan in een zomerbuis, gelegen naast de
boerenhofstede?, bewoond door G. R. Lom-
merse. De bewoners waren toevallig niet
in het aangetaste perceel aanwezig. Door
hulp van inmiJdels toegesnelde buren is de
trand tot één perceel behouden kunnen bly-
vtn. De bouwmanswoning en hooiberg zijn
gespaard gebleven. Da gunstige wind en
hevige regen kan ook wel voor één der
oorzaken van bet behoud in aanmerking
komen. Ongeveer 70 kippen zijn verbrand.
Assurantie cekt de bekomen schade.
Even tuiten Utrecht kon men Zaterdag
avond op verschiilende plaatsen in den om
trek brand ontwaren, coor den bliksem ver
oorzaakt.
Onder Harmeien in de buurtschap Ger-
▼erscop is de to rdery van C. Miltenburg
door don bliksem getrof^n. De toerdery, be
halve het zomerhuis, brandde geheel uit.
Eenige hooibergen werden een prooi der
vlammen.
Gistermiddag brak de brand opnieuw uit
en w rd de Utrechtsche brandweer ter assis
tentie geroepen.
Te Loenen sloeg de bliksem in den hooi
berg, staande bij de boerderij van den vee
houder H. Van den Bosch. Ia een ommezien
stond de hooiberg ia lichterlaiie en het vuur
greep met zulk een woe e om zich heen,
dat het al h.el spoedig de toer eril zelf en
tw.e schuren, dia er bij stonden, ook aan
tastte.
De inboedel is grootendeels gered. Toch
lijot de beer v. d. B. een gevoelige schade
door het verlies van zijn hooiberg, die niet
verzekerd was, en waarin voor een waarde
van ±z f 3000 aan hooi was. De to rJerü
If, toebeboorende aan den heer Van Reeuen
jan Lexmond, was gelukkig wel verzekerd.
Van het vee, dat op de boerderij aanw zig
was, is niets omgekomen; alleen een hond, die
aan een ketting lag en Diet tycig genoeg daar
van kon losgemaakt worden, is een prooi der
vlammen geworden.
ZaterJag mo t door den hevigen bliksem
slag een man, K. genaamd, wonende by den
tol aan den Vleutenschen weg bij Utrecht,
zóó hevig zijn geschrikt, dat bij onmiddellijk
daarop overleod. Een hartverlamming moet
oorzaak van 's mans dood geweest zijn.
Te Middelharnis is de boerenliofstee van
de weduwe J. Van Kempen, gelegen aan de
Zuidzijde (gem. Den Bommel), geheel afge
brand. Alles was verzekerd.
Naby Alkmaar is de boerenwoning vaD
den landman H., in de Boekelermeer, tot den
?rond afgebrand. De bewoners hadden nog
juist den tijd om zich te redden. Van den
inooe el is tjjna niets gered. Het verbrande
was verzekerd.
In de gemeente Maasland zijn op drie ver
van elkaar gelegen plaatsen koeien gedood.
Te "Wychen (N.-B.) is de dienstbode Anna
Sluiters, dia in het veld was om de ko ion te
melken, toen zy onder een toom voor den
regen stond to schuilen, door dta bliksem
gedood.
Zondagmiddag waren een vyftal
jonge mannen in een roeiboot aan het zeilen
op de Ma. a te Rott rdam ter hoogte van de
Ou e Plantage, ongeveer 50 meter uit den wal.
Eensklaps sloeg een rukwind in het zeil, met
het gevolg, dat ae boot kantelde en water
schepte. Bang voor zinken, trok een der
zeilers, de 23-jarige J. G. Ladage, zyn jas
en vest uit en sprong te water om zich
al zwemmende te redden. Eenige oogenblikken
later verdween hy in de diepte en vercroDk.
Twee zijner makkers hadden inmiddels zyn
voorbeeld gevolgd en bereikten zwemmence
den wal. Toen deze twee uit de toot spron
gen, sloeg deze ora, waardoor de beide aebter-
bly vonden ook te water geraakten. Zy klommen
op het omgeslagen vaartuigje en werden daarna
door een schipper gered.
De RyksjachtopzienerDe Wit,
uit Renooi, ty Leerdam, heeft Zaterdagavond
te ongeveer elf uren in de Huigensteeg ondtr
Akkooi, een zeer eenzamen lan.weg, in een
woordentwist met de gebroeders De Keiz r,
op een der brooders, E. De Keizer, een jongeling
van 20 jaren arbeiJer op de glasfabriek Leer
dam, een revolverschot gelost, dat hem van
achteren getroffen heeft. De joogeling is aan
de bekomen wonde overleden. De Ryksjacht-
opziener is gearresteerd.
Zondagnamiddag tusschen drie
gd vier uren is te Zandvoort vóór de badin-
ri.hting „Neptunus" by bet baden in zee
tusschen ae eerste en de tweede bank, ver
dronken de heer P. Roozen uit Overveen, 19
jaren oud. De badmeester wendde dadelyk
middelen aan om hem te redden door met een
touw om bet lichaam naar de plaats van het
gevaar te zwemmeD, en was hem op korten
afstand genaderd, toen hy opeens in de diepte
wegzonk.
Daar hy een geoefend zwemmer was, ver
moert men, dat het ongeluk aan kramp is te
wyten. De broeder van den overledene, die
mede te Z^nivoort was, vernam het eerst,-de
treurige tyding van het ongeval. Deze deelde
het den pastoor te OverveeD, waarheen hy
zich dadelyk per rytuig begaf, mede, cie op
zich nam er de ouders mede in kennis te
stellen.
Vit de „SUitscounmt."
Koninklijke besluiten: Benoemd met
ingang van 6 September 1899 tot schoolopziener
in bet arrondissement Leeuwarden, K. Ten Brug-
gencate, te Leeuwarden; tijdelijk tot leeraar aan
de Rijks-hoogere burgerschool te Gouda, D. Van
Duuron, thans sergeant by de vesting-artillerie te
's-Gravenhage; voor het tijdvak van 1 September
tot en met 31 December 1899 tot leeraar aan de
RijkslandboQwscbool te Wageningen, T. J.Bezeiner,
aldaar; met ingang van 1 October tot opzichter
over 's Rijks kustverlichting te Wost-Kapelle
P. C. A. Van Hoepen, thans lichtwachter by de
verlichting langs de Wester-Schelde.
Ingetrokken: Op verzoek van den benoemde,
de tydelijke benoeming van G. Gorter, oud-hoofd
eener school in Nederlandsch Jndiö, te Nymegeo,
tot leeraar aan de Rijks hoogere burgerschool te
Sappemeer.
Op pensioen gesteld met ingang van 16 Septem
ber: de luitenant ter zee der lsto klasse, C. E.
Dittlinger, en het bedrag van het pensioen be
paald op /"l346 'sjaars.
Bevorderd: tot luitenant ter zee de 1ste
klasse, de luitenant ter zee dor 2de kl. L. J. Gin-
joolen.
Eervol ontslag verleend met ingang van 1
October aan A. D. Brinkerink, op zijn verzoek,
als havenmeester voor het kanaal door Walcheren.
pe gowono audiënties van don minister van
justitie op 6 September en van den minister van
oorlog op 7 September zullen niet plaats hebben.
RECLAMES,
a 25 Cents por regel.
„HENXEBERG-ZIJOE",
sleclits echt, wanneer direct uit myne fabrie
ken betrokken. Zwart, wit en gekleurd, van
45 Cts. tot f 14.65 p. Meter. Glad, ge
streept, gekartel J, gestippeld, Damast, enz.,
(240 versch. qualit. en 2000 verschill. kleuren,
déssins, enz.), franco cn vr(J van Invoer
rechten thafs. Monsters omgaand. Dubb.
briefporto naar Zwitserland. 7211 11
G. HENNEBERG's Zyde-Fabrieken,
(K. o. H. llotl.) Zttrlch.
Uit Batavia is gisteren aan de „N. R. Ct."
geseind:
„De gouverneur van Atjeh is met twee
pelotons cavalerie van Djamtoe-Ajer naar het
op zes dagen afstand rydens gelegen Pankalan
Brandan gegaan, om aldaar aanvragen tot
mynontginning te behandelen. De Oostkust
is volkomen veilig."
Hierby teekent het blad aan:
Zooals bekend is, bevond zich generaal Van
Heatsz by zyn troepen op de Noord-Oostpunt
van Sumatra in Simpang Olim, waarcoor de
Djamboe Ajer rivier stroomt, en waar by Kaap
Diamantpunt de Oedjong-Djaniboe Aj r in zee
uit watert. Dat hy naar het schynt met slechts
twee pelotons cavalerie de geheele moerassige
oostkust van Atjeh durft langs ryden om
naar Pankalan Brandan te gaan, dat gelegen
is aan de Balbalan-rivier, cie in Tamiang,
ten zuiden van Seroewai en Aroebaai, in zee
valt, bewyst wel, hoe veilig dat kustgebied
nu geworden is; want al weet hy ook van
geen vrees, evenmin als van vermoeitnis, toch
zou zulk oen tocht voor enkele maanden vol
slagen onmogeiyk zyn geweest. "Waar onze
incustrie welvaart brengt, verdwynt de kwaad
willige bende vanzelf, want daar wordt
werken en laten werken nog voordeeliger dan
roovon. Dit is de ware pacificatie van Noord-
Sumatra.
INGEZONDEN,
Mijnheer de Redacteur!
Zoudt UEd. zoo goed willen zfin uit naam
van eenige bewoners der Heerengracht het
volgende in uw blad op te nemen?
Gisteren omstreeks zes uren aan tafel ge
zeten, werd er gescheld, waarom door de
dienstbode de voordeur geopend word. Wegens
bet warme weder stond de deur van de eet
kamer open, welke door de gang correspon
deert met de straat. De gear, Mynheer de
Redacteur, welke ons toen bereikte, was van
dien aard, dat ze ons den eetlust totaal benam
en ons noodzaakte de karatr te verlaten.
Onmogelijk is het om dien geur te beschryven.
Als u nagaat, dat er in ce Heerengracht, juist
op het etensuur der meesten, een groote
schuit lag geladen met gezouten huiden, io,
naar den reuk te oor:eelen, verregaanden
staat van ontbinding, dan kunt u zich voor
stellen hoe wy en alle voorbygangers, die
Zakdoeken te kort kwamen om de reuk
organen af te sluiten, genoten van dat aroma.
Ik zou met veel bewoners den eigenaar
vriendeiyk, doch nadrukkeiyk willen ver
zoeken, deze werkzaamheden (het lossen
dier huiden) voortaan 's avonds na elf uren
te laten verrichten, evenals cit met andere
van dergelyke stoffen gebeurt. U dank
zeggende voor do welwillendheid in deze
teeken ik
Hoogachtend,
Namens velen. Uw Dw.,
Leiden, 4 September 1899. DIR.
Mijnheer de Redacteur t
Naar aanleiding van het ingezonden stuk
door den heer W. C. Mulder, ben ik zoo vry
Z.Ed. te vragen, waarin coor my in de zittiDg
van 24 Augustus 1.1. is gedwaald.
Z.Ed. spreekt wel van onware voorstellingen,
grove onjuistheden tn onvoldoende testudee-
ring der verordening, maar blyft in gebreke
aan te toonen, waarin dit alle6 bestaat.
Aangenaam zal het my dus zyn, van den
hter Mulder den juisten uitleg der verordening
en de waro voorstelling der zaak te vernemen.
A. J. Van Hoeeen JJzn.
Leiden, 5 September 1899.
Het nieuwe proces Drejfns.
De getuige Cernusclii vt-rzoekt een pre
sident van den krygsraad, een brief te cioen
voorlezen, welken hy hem gezonden had.
De griffier leest den brief. Cernuscbi zegt
daarin, dat hy om politieke redenen genood
zaakt was, als afstammeling van een voor
malig Servisch koningsgeslacht, om naar
Frankryk te vluchten, waar hy van Septem
ber 1894* tot Februari 1897 verbluf hield.
Gedurende zyn verblyf in Frankryk cuidde
een zyner vrienden, hoofd eener afdeeling aan
het ministerie van buitenlandsche zaken van
een MiddenEuroptesche mogendheid, hem
op ondubbelzinnige wyze de namen aan van
de correspondenten der vreemde mogendheden
in Frankryk. De eerste en de belangrykste
was Dreyfus.
Getuige beweert verder, dat, toen hy den
Oostenrykschen dienst verliet, waarin by
luitenant van de cavalerie was, een staf
officier van een MiddenEuropeesche mogend
heid (verbonden aan den persoonlyken dienst
van zyn souverein), met wien hy vriend
schapsbetrekkingen ondtrhield en dien hy in
September 1894 had ontmoet, hem de be
vestiging gaf van vier namen van vreemde
agenten in Frankryk. Do namen waren gerang
schikt naar hun belangrykheid en de eerste
was die van Dreyfus. Toen getuige in Parys
was, had hy een nitnoodiging ontvangen van
denzelfden stafofficier en begaf zich naar diens
woning, Rue Lafayette 49. Toen hy tinnen-
kwam, had die officier de zakken van zyn
overjas volgepropt met papieren, hetgeen deze
hem bluffend vertoonde. Het waren docu
menten van het hoogste gewicht, voornameiyk
stafkaarten en in het byzonder een van Dyon.
Onder die papieren waren ook spoorweg
plannen van Ce Paiis -Lyon Mediterrannée
met betrekking tot de mobilisatie, waarop
merkwaardige aanteekeningen voorkwamen
omtrent de embarcatieplaatsen, benevens in
lichtingen over do omliggende plaatsen, uit
een militair oogpunt opgemaakt. Die papieren
bevatten ook verschillende inlichtingen over
z kere reorganisaties van de corpsen, ovir
militaire hulpmiddelen, proviandeering, mu
nitie, enz.
De bedoelde zou den getuige gezegd heb
ben: „In Frankryk kan men alles krijgen,
als men er maar genoeg voor betaalt." En
dan: „Waartoe zou men Joden hebben als
men er zich niet van zou bedienen 1"
Twee dagen later verliet cie vreomde
officier in alleryl Parys en zyn vertrek
geleek veel op een vlucht. Kort daarop
kondigden de bladen de arrestatie van
Dreyfus aan.
Ten slotte verklaarde getnige, dat hy het
voorafgaande geheel aan een officier van het
ministerie van oorlog heeft medegedeeld en
ly vraagt Lz'mg van het proces-verbaal, dat
van deze verklaringen is opgemaakt.
Demange vraagt getuige waarom deze zoo
laat komt in het geding.
Getuige blyft het antwoord schuldig.
Demange vraagt den regterings-commissaris
Carrière of deze inlichtingen heeft gevraagd
over dezen getuige.
Majoor Carrière antwoordt ontkennend en
voegt er aan toe, dat de krygsraad w-llicht
een besloten zitting kon gelasten om uit
legging te vragen over de diplomatieke zyde
der quae8ti9.
Labori verklaart alle voorbehoud te maken
omtrent het getuigenis van Cernuschi. En
daar men heden voor de eerste maal een
vreemdeling er by baalt, stelt hy zich voor
om later conclusies te nemen, ten einde langs
diplomatieken weg en door bemiddeling van
het ministerie van buitenlandsche zaken alle
noodige stapp n te laten doen om te weten
te komen of de documenten, vormeld in het
borderel, geleverd zyn, en zoo ja, door wlen.
Hy verzoekt den president den getuige te
vragen, tot welke nationaliteit de in zijn brief
genoemde personen behooren.
Getuige verklaart zulks alleen io besloten
zittiQg te zullen zeggen.
Labori wenscht, dat getuige onder eede
zal worden gehoord. Hy verzoekt, dat de
besloten zitting, wanneer men daartoe over
gaat, niet heden, maar morgen worde gehouden.
„Mya bedoeling is", zegt hy, „dat de naam
v*n dezen getuige bekend zal worden. Wy
eischen alle rechtsmiddelen, die de wet ons
verzekert."
Getuige A n d r griffier van Bertulus,
verklaart, dat hy Henry tot Bertulus heeft
hooren zeggen; „Ik smeek u, dring er niet
op aan -vóór alles moet de eer van het leger
gered worden". En op een ander oogenblik
hoorde hy zeggen: „Dat men Esterhazy aan
my o verlate en dat Du Paty zich voor hot
hoofd Bchiste; dat is al wat jk vraag". Toen
Bertulus, die Henry tot in de gang uitgeleide
bad gedaan, in zyn werkkamer terugkwam,
vroeg getuige hem wat er gebeurd was. De
rechter antwoordde, dat hy het hem op dat
oogenblik niet kon zeggen.
Ook op de verklaringen van Hadamard
komen we hi-.r eenigszins uitvoeriger dan
gisteren terug.
Getuige Hadamard, een neef van Dreyfus,
zegt, dat PainLvó werd belast om hem over
te halen om niet te solliciteereo naar een
repetitorsplaats aan de Polytechnische School,
wegens zyn verwantschap met Dreyfus.
Qy heeft toen geantwoord, dat Dreyfus
op onwettige wyze was veroordeeld. Hy
kende de geruchten over het particuliere
leven van Dreyfus, maar heeft nooit gezegd,
dat men in de familie zekere omstandig
heden kende met betrekking tot Dreyfus'
gedrag, die maakten, dat men niet voor hem
kon instaan. Aan Painlevó heeft by gezegd,
dat hy niet voor Dreyfus kon instaan, doch
evenmin als hy voor een ander kon instaan.
Een der rechters merkte op, dat getuige
voor het Hof van Cassatio zou hebben gezegd,
dat hy Dreyfus waarschyniyk onschuldig
achtte.
Getuige rerkla-rt, dat hy zich dit verschil
niet meer herinnert.
Getuige spreekt voorts over Poincaró (oud-
minister), dien by den bekwaamsten mathe
maticus van onzen tyd noemt.
Painlevó wordt geroepen en haalt de
metning aan van Poincaré, aie in een brief,
dien hy schreef, op de conclusies van Bertillon
wyst en er de onjuistheid van aantoont.
Getuige wyst ook op de dwalingen in de
berekening van Yalério, reconstrueert zyn
getuigenis voor het Hof van Cassatie, ver
meldt zyn gesprek met Hadamard en verzet
zich tegen verschillende geruchten, volgens
welke Hadamard overtuigd zou zyn van do
schuld van Dreyfus.
Generaal G o n s e komt hier tusschenbeide
en houdt vol, dat, volgens zyn particuliere
inlichtingen, Hadamard wel degelyk ver
schillend gedacht heeft over de schuld en
de moraliteit van Dreyfus. In allen geval,
wanneer die twyfel met by Hadamard opkwam,
dan toch zeker by Painlevó.
Labori vraagt lezing van de getuigenis
van Painlevó voor het Hof van Cassatie,
waarin het gesprek met Hadamard wordt
verteld.
Gonse verklaart, dat hy slechts dit fragment
van een zio heeft onthouden: „hoewel Drey
fus geen man is, waarvan men de onschuld
A priori kan bevestigen."
Painlevó merkt op, dat men, door slechts
een brokstuk van cien zin te citeereh, zyn
verklaring van geloof io de onschuld van
Dreyfus weglaat.
Labori verzoekt dan ook den president,
aan generaal Gonse te willen vragen, waar
om by de inlichtingen, die hy verzameld
heeft, onjuist overbrengt. (Beweging).
De president weigert die vraag in dezen
vorm te stellen en verzoekt Labori zich te
matigen.
Laoori zegt, dat hy niet dan met ge
matigdheid Tan zyn rechten als verdediger
gebruik maakt
Gonse zegt, dat men in het dossier slechts
ce behngrykste documenten opnam,
Latori vraagt weer: „Hebben dan de in
lichtingen van onzen gezant te Londen minder
waarae dan een gesprek met Painlevó?
De president weigert deze vraag te stellen.
Labori vraagt, waarom de inlichtingen
tegen D.oyfus altyd in het dossier werden
gebracht cn nooit ai9 tegen Esterhazy.
De president weigert deze vraag te stellen.
„Och", merkt Labori op, „de vraag is op
zichzelf al voldoende, ook al wordt ze niet
gesteld."
De presiient ontkent zulks en zogt: „Ik
verzoek u, my niet te overschreeuwen wan
neer ik tot u spreek. Uw toon reeds is niet
gematigi?" (Beweging.)
Gonse verzekert daarop, dat hy te goeder
trouw i?, en beschouwt het bedoelde bericht
als van geen belang.
Latori verwondert er zich over, dat dan de
tekst toch in het geheim dossier is opge
nomen.
Op verzo2k van Labori vraagt ce president
aan Gonse wie het geheime öossi r hee.'t
samengesteld.
Gonse antwoordt, dat hy er één samen
stelde uit de stuiken, die aan de zaak annex
zjjn, en dat hy dit aan het ministerie van
oorlog gaf.
Latori vraagt hoe die stukken door de be
langhebbenden konden zyn bevestigd, daar ze
immers in het geheim dossier waren.
Gonse zegt, dat dit incidenten zyn, waar
van men de beteekenis vergroot; trouwen?,
toen de minister kennis nam van deze stuk
ken, stoud zyn overtuiging reeds vast.
Labori vraagt, waarom _het telegram van
deo Franschen gezant te Londen, dat door
het ministerie van buitenlandsche zaken aan
dat van oorlog is overgelegd en waarin de
geldzendingen door een Italiaanschen agent
aan Esterhazy zyn vermeld, niet in dat dossier
zyn opgenomen.
Kapitein C u i g n e t, die belast is geweest
met de samenstelling van het geheime dos
sier, verklaart waarom allts daarbuiten werd
gehouden wat kwam uit het i uiteüUnd, „dat
er belang by heeft," zegt getuige, „om ons
te bedriegen."
Hy haalt een stuk aan, dat een gesprek
verhaalt tusschen een buitenlandschen vorst
en een Fransch militair attaché. Die Souverein
zeide toen ook, dat wat er in Frankryk voor
viel, wel een bewys was voor de macht der
Joden. (Beweging.) Dat telegram is echt r
niet in het geheim dossi.r opgenomen.
Op een vraag van den president, zegt gene
raal Chamoin, dat hy alleen gemachtigd
is tot het overleggen van het geheim dossier
en dat hy niet kan spreken over de stukken,
die daarbuiten zyn gehouden.
Op een vraag van Labori verklaart kapi
tein Cuignet, dat er nog stukken omtrent
Dreyfus bestaan In een spionuage-dossier,
dat aan het bureau der statistiek wordt te-
waard.
Labori dringt er op aan, dat alle stukken
worden overgelegd In de besloten zitting,
waarin Cernuscbi zal worden gehoord.
Getuige Maillot spreekt over z(jn betrek
kingen tot Quénée, die hem niet kon inlich
ten over Dreyfus' bezoeken aan speelzalen,
maar die hem vertelde, dat er aan het minis-
terle van oorlog een bewys van de schuld van
Dreyfus was, bestaande in een photographie,
waarop Dreyfus was voorgesteld in gesprek
met eon militair attaché te Brussel. N
Dr. Peyrot zegt, dat Bertulus hem ver--
haalde wat er met Henry was voorgevallen
en dat deze zeer verheugd was over de
arrestatie van Henry, daar by er van over^
tuigd was, dat men, nu men Henry had, alles
zou te weten komen.
Na Cuignet komt generaal Billot protes
teeren tegen de insinuatie, die gelegen is in
den brief van Yiviani aan De Freycinet, vol
gens welken brief hy het rapport over het
geheim dossier, opgemaakt door Wattinus en
Cuignet, zou hebben meegenomen. Hy ver
zekert, dat hy dit stuk aan Cavalgnac heeft
ter band gesteld.
Demange verzoekt den president dit stuk
van Cavaignac op te vragen, maar daar deze
niet aanwezig is, wordt dit verzoek aange
houden. Het incident is daarmee geëindigd.
De speciale commissaris van politie To m p s
vertelt, dat hy 1 Maart 1895 als zoodanig
werd benoemd. In 1894, nadat hy van een
verlof terugkwam, werd hy door Sandherr
belast in het ministerie zelf het torderel te
photographeeren. Hy heeft dit zoo goed en
zoo kwaad als het ging gedaaü, zonder
eenige operatie, die de sporen van oo scheuren
zou moeten aangeven.
Hy gaf de proeven met het cliché aan
Sandherr.
De getuige zegt nog, dat hy in geen aan
raking is geweest noch met de instructie noch
met het proces zelf. „Ik heb niets aan te
geven tot myn vertrek naar Chalendrey.
Daar hoorde ik, dat Picquart benoemd was
tot chef van den inlichtingendienst. Toan
ik terug was, sprak Picquart my nooit over
zyn verdenking van Esterhazy.
Tomps spreekt daarna over de onderzoekin
gen, die Picquart hem opdroeg, om de daders
te vinden om de onbescheidenheden ten gunste
der dagbladen, met name van de medede
ling van het tor erel aan de „Matin" Hy gaf
Henry een rapport, waarin stond, dat het
borderel, dat voor de „Matin'" gediend had,
door iemand was geleverd aie het in handen had
uit kracht van zya betrekking. Henry liet
hem tegen de gewoonte oit rapport teekenen.
To.n hy Henry zqq eerste rapport had
gebracht, had deze hem veel maLn geluk
gewenscht. Maar toen hy een tweede rapport
bracht, waarin hy niet tot een conclusio
kwam, was Henry buitengewoon uit zyn
humeur, zeggende, dat hy onzin papi r niet
behoefde te lezen. De sectie der statistiek
deed daarna stappen by de berichtgevers van
Tomps. „Men wilde my een mededeeling aan
kolonel Picquart laten toeschryven".
Uitvoerig spreekt Tomps over de verwyten,
die Henry en Lauth hem deden, omdat zyn
onderzoekingen niet in den gewtnschten zin
eindigden. Men bedreigde hem zelfs met een
verlaging in raDg.
Tomps spreekt daarna over zyn reis naar
Bazel naar den agent Cuers. Hy werd belast
met onderzoekingen, om vast te stellen of
Esterhazy niet was geweest in e n huis met
twee uitgangen van een der agenten. Hy
bevond wtrktlyk, dat iemand daar was ge
weest, maar hu had niet na te gaan of dit
Esterhazy was geweest.
Op verzoek van Labori omschrift getuige
nader, wat hy heeft gezegd ten aanzien van
de pressie, door Henry op hem uitgeoefend,
om de mededeeling van het borderel aan de
„Matin" aan iemand te doen toeschreven.
Tomps verklaart, dat hy niet wist, dat er
na het vertrek van Dreyfus nog stukken
verdwenen waren. Hy weet ook niets van
Esterhazy, dien hy nooit heeft nagegaan.
H(j heeft zich nooit beziggehouden met Paul-
mier, die kamerdienaar was ty een militair
attaché.
Op een vraag van Labori wordt H e n n i o n,
die in de zaal is, geroepen. Hy zegt, dat hem
wera opgedragen Paulmier terug te vinden,
dia hem verklaarJe, dat hy nooit, noch papie
ren, noch plans directeurs, getee-
kend Dreyfus, op de tafel van zyn meester
had zien liggen. Hy heeft daarover een
rapport ingediend. Labori merkt op, dat de
heeren van den generalen staf zich ditmaal
weer vergist hebben. Zy beweerden, dat Paul
mier verdwenen was.
Kapitein Cuignet zegt, welke opvatting
do generale staf van deze zaak heeft. De
veiligheidsdienst beweerde, dat Paulmier zyn
woning had verlaten. Da onjuistheid van oit
feit werd eerst door latere onderzoekingen
vastgesteld.
Junck bevestigt de verklaring van Cuignet.
Labori betreurt, dat men het rapport van
Paulmier ni-.t kan terugvinden; „maar zoo is
het altyd I" zegt hy.
In antwoord op een vraag van een der
leden van een krygsraad, zegt Tomps, dat
hy het borderel, meegedeeld aan de „Matin",
heeft berkend als dat van Teyssonnières,
vooral door het voorkomen op dit borderel
van een teeken, dat Bertillon er op gemaakt
had, om bet te kunnen herkennen.
Labori vraagt aan den agent eenige inlich
tingen over de tewaking van Dorval. De
getuige drukt den wensch uit, dat bet dossier
over de bewakiDg eenvoudig zal worden over
gelegd. Tot deze overlegging wordt besloten.
Lauth komt verklaren, dat op het oogenblik
van de onderzoekingen na de mededeeling van
het borderel niemand aan de sectie der statis
tiek Picquart verdacht. Men had verdenking
op de burgerlijke amltenaren.
De krygsraad beslist met algemeene stem
men, dat heden een zitting met gesloton
deuren zal worJen gehouden om eenige ge
heime stukken te onderzoeken. Cuignet zal
daarby tegenwoordig zyn.