N°. 12126
Dinsdag; 5 September.
A*. 1899
<§eze fourant wordt dagelijks, met uitzondering
van (Zon- en feestdagen, uitgegeven.
L
Feuilleton.
Dc Balschoentjes.
8)
LEIDSCH
DAGrBLAD.
•PEUS DWiBK CQTTRAJST»
Voor Ld don per 8 maanden: 1.10.
Franco per post «- 0 1-40.
Afzonderlijke Nommèrs 0.05.
PHUS DEB AIJVERTEN TLËN
Van 1—0 regels f 1.05. lodore rogol meer f 0.17J. Grootetfc
letters naar plaatsruimte Voor het incasseeren buiten de stad'
wordt f 0.06 berekend.
Tweede Blad.
Het nieuwe procc9 Dreyfus.
Na hervatting van de zitting van den
^krijgsraad leest de griffier de reeds bekende
'brieven voor, die tusschen Picquart en Gonse
zijn gewisseld.
Labori merkt op, dat op geen enkel oogen-
'blik van de enquête van Picquart Gonse
'hem (Picquart) gesproken heeft over een be
kentenis van Dreyfus.
Gonse zegt, dat by altyd Picquart heeft
aangeraden om de twee zaken (die van
Dreyfus en die van Esterhazy) uit elkaar te
bouden; men moest niet meer terugkomen
'op de schuld van Dreyfus, maar zoeken of
|er ook andere verraders waren. Hy voegt er
aan toe, dat Picquart misbruik van vertrouwen
beeft gemaakt door die brieven te publiceeren;
zü zyn opgenomen in het toek, getiteld
l^Gtjnse Pilate".
j Spreken ie over zyn brieven, roept Gonse
Uit: „Wanneer men het schrift van iemand
beeft, dan kan men hem laten ophangen."
I Labori vraagt: „Was het borderel ni&t,
tnet het petit-bieu, de grondslag van de
Overtuiging van Picquart?
Gonse antwoordt, dat hy aan Picquart had
gezegd, dat deze zich voor het oogenblik niet
moest bezighouden met de handschriften.
Labori vraagt hoe het mogeiyk was om
die twee zaken te scheiden, daar ze op een
zelfde stuk waren gegrond.
Gonse antwoordt: „Omdat Dreyfus ver
oordeeld was en men hem het borderel toe
schreef."
Op een vraag van Labori zegt Gonse, dat
by de conclusies vaa Bertillon niet kende;
Picquart scheen ze te overdreven,
i Picquart zegt, dat hy in een brief aan
Gonse slechts van een deel der conclusies
van B.rtillon heeft gewaagd, doch zonder
iets te o verdry ven. Hy zegt, dat hy niet
beeft kunnen overdryven, aangezien byzelf
aan Gonse beeft gevraagd een supplement-
expertise te doen houden.
'j De president vraagt Picquart In welken
vorm Bertillon hem de resultaten van zyn
onderzoek heeft meegedeeld.
Picquart antwoordt: „Tweemaal mondo-
ling". Omtrent de brieven van Gonse zegt
by, dat by ze aan een advocaat heeft ge-
geven op den dag, toen by begreep, dat by
aan afschuwelijke machinaties werd bloot-
gesteld. Yoor de publicatie van die brieven
- is by niet verantwoordeiyk en by herinnert
aan een brief van Henry, dien deze hem schreef
met goedvinden van Gonse en Eoisdeffre.
Gonse verzekert, dat de brief van Henry
werd geschreven zonder zyn goedkeuring,
i Picquart ziet overal machinaties, zelfs als
men hem naar Tunis zendt, waar alle Fran-
8cho officieren komen. De krygsraad zal dat
op zyn werkelyke waarde weten te schatten.
Picquart zegt, dat hy m6fc het borderel
ook bet diplomatiek dossier aan Gonse had
gebracht; hy kon zich dus gemakkeiyk reken
schap geven van de waarscbyniykheid van
Dreyfus' schuld.
Labori vraagt aan Gonse, of hy betwist,
dat er machinaties tegen Picquart op het
touw werden gezet en dat de brieven, aan
hem geadresseerd, gedurende zyn verblijf in
Tunis werden geopend. Gonse erkent, dat
er een brief geopend werd, omdat die ver
dacht was.
Hy wyat op de noodzakelijkheid, waarin
het bureau der inlichtingen gesteld was om
te weten te komen wat Picquart, die ten
gevolge van zyn rusteloosheid verwyderd was,
deed.
Labori vraagt Gonso, of hy weet, dat
woorden uit den bewusten brief gebruikt werden
om een valscbo depeche te maken, die ten
doel bad de waarde van het petit-bleu
te vernietigen. Gonse erkent de juistheid
van het feit. De brieven werden in beslag
genomen, omdat zy geadresseerd waren aan
Picquart, chef van den inlichtingendienst.
Picquart zegt, dat men hem zyn brieven
doorzond, zonder sporen, dat zy geopend waren,
na te laten.
Labori vraagt verder over de opening van
den brief „Speranza" van 16 December.
Gonse verklaart, dat hy niet geadresseerd
was aan Picquart en een zeer vreemd adres
droeg.
Labori vraagt, waarom De Pellieux dezen
brief toeschreef aan Picquart, dien hy nooit
gezien had. Gonse zegt, dat hy dat niet
weet. Labori zegt, dat de authentieke brief
na de opening aan Picquart werd terugge
zonden, terwijl de brief Speranza bewaard
is; deze is dus het werk van een vervalscher.
(Beweging).
Labori vraagt Gonse of hy niet meent, dat
het valsche stuk van Henry een machinatie
was tegen Picquart. De president zegt: „U
begeeft u in oen discussie."
Labori antwoordt: „Neen, mynheer de pre
sident, ik bepaal my er toe te zeggen wat
my goeddunkt over de punten van de getui
genverklaringen, die ik in het licht wil
stellen."
Gonse antwoordt nu, dat het valsche stuk
een ongelukkige manoeuvre was. (Gelach.)
Hy zou ze hebben belet, wanneer hy er van
geweten had, maar by gelooft niet, dat ze
gericht was tegen Picquart. Henry wilde
een nieuw bewys tegen Dreyfus hebben, oen
onnoodig bewys, aangezien het dossier vol
doend was.
Latori protesteert en vraagt: Welk stuk
wyst op Dreyfus?
De president weigert deze vraag te stellen.
Latori zegt, dat hy zich het rocht voor
behoudt op dit punt de conclusies te nemen,
die by noodig zai achten.
De president antwoordt: „Neem zooveel
conclusies als u maar wilt."
Labori ondervraagt Gonse over het uit
krabbon op het petit-bleu. Gonse zegt, dat
op het petit bleu geradeerd was, vóór het
gepbotographeerd werd. Labori komt hier tegen
op en vraagt de voorlezing der verklaringen
van de deskundigen, die het tegendeel aan-
toonen. Gonse zegt, dat hy niets meer weet.
Demange zou van Gonse willen weten, boe
hy verklaren zou, dat Picquart door middel
van het petit-bleu Esterbazy een 6trik had
willen spannen.
Gonse antwoordt niet.
Roget tracht op do vraag van Demange te
antwoorden.
Picquart verklaart, dat by te goeder trouw
was.
By bet gesprek van Picquart en Gonse
volgen de vragen en antwoorden elkaar zoo
snel op, dat het zeer moeilijk is ze te volgen.
Het geboor luistert zeer aandachtig.
Generaal Roget gaat te miJden van de
grootste aandacht de geschiedenis van de ver
volgingen van Pi quart wegens valschheid na.
Hy zegt, dat hy slechts de verantwoordelijk-
heiJ op zich neemt voor zyn eigen daden.
De vervolgingen tegen Picquart zyn ten
onrechte ingesteld, want de radeering is hem
niet toe te scbryven.
Labori dringt aan op de voorlezing der
deskundigen-verklaringen, welke heden zal
plaats hebben.
De heer Defonds-Lamothe, ingenieur,
oud-artillerie-officier, was aan den generalen
staf te gelyk met Dreyfus. By den aanvang
van zyn getuigenverklaring zegt hy, dat het
een gewetensdrang is, dien hy vervult. Hy
bevestigt, dat geen enkele stagiaire van 1894
ooit geloofde, dat hy naar de legeroefeningen
zou gaan. Hy zegt, dat Dreyfus het borderel
niet heelt kunnen schrijven, daar hy vóór dien
datum het „manu-.l de tir" zou moeten gehad
hebben. Iniien men den datum van het bor
derel in Augustus plaatst, hetgeen noodig
zou zyn, opdat het „manuel de tir" kon ge
leverd worden, zou de schrijver van het bor
derel, incion hy stagiaire was geweest, niet
hebben kunnen schryven: „Je vais partir en
manoeuvres", omdat hy[ moest weten, dat hy
ze niet zou bywonen. De beschuldiging valt
dus in duigen. Dreyfus is niet de schryver
van het borderel, zegt getuige; ik heb er vol-
k,omen zekerheid van. (Laogdurige beweging).
Getuigo legt uit, dat hy het „manuel de tir"
vroeg en dat Picquart hem dit ter hand
stelde; hy bewaarde het langen tyd. Men
gaf ze zooals men wil:e. Getuige preciseert,
dat het in 1894 was.
Demange vraagt aan getuige, of hy in 1894
geloofd beeft, dat hy naar de manoeuvres
zou gaan.
Getuige zegt, dat by de zekerheid heeft, dat
geen enkele stagiaire het in 1894 geloofd heeft.
Een circulaire had bepaald, welke stagiaires
in 1894 niet op manoeuvres zouden gaan.
Getuige spreekt over de verandering van
den datum van het borderel en voegt er by,
dat alle ministers van oorlog ter goeder
trouw zyn geweest, doch bedrogen werdea.
(Beweging).
Men had het borderel geantidateerd om het
vóór de circulaire te stellen. Ik heb sedert
den indruk gehad, dat men het gewijzigd
had, coor het terug te stellen op don datum
van die circulaire. Het was het bewys, dat
men hetzelfde doel wilde bereiken door een
tegenovergestelde manoeuvre. Getuige vraagt
lezing van de betwiste circulaire, die in het
dossier is geplaatst.
De griffier doet lezing van dit stuk, dat
gedateerd Is van 15 Mei. Een nota, gedatoerd
op 16 Mei, waarvan eveneens lezing wordt
gedaan, preciseert er den inhoud van.
Getuige komt dan op de dekkingstroepen.
De verwisselingen waren talryk en een majoor
kon zo voldoende kennen om er een nota
over op te maken.
Op een vraag van een lid van den krygs
raad zet hy zyn verklaring nader uiteen.
Deloye en Meruer bevestigen de verkla
ringen van getuige, behoudens enkele onder
geschikte punten.
Generaal Eoisdeffre zeet, dat hy bevestigt
wat de getuige heeft gezegd betreffende den
datum van de circulaire, die de stagiaires
noemde, welke niet op manoeuvre zouden
gaan. Eoch zy konden er toch by tegenwoor
dig zyn door speciale toestemming.
Deze werd echter niet gevraagd, zegt Defonds.
Generaal Roget d06t enkele opmerkingen
naar aanleiding van den zin „quelques modifi
cations seront apportées." Roget vraagt aan
getuige, sedert wanneer zijn overtuiging dag-
teekent in Dreyfus' onschuld. Deze antwoordt
dat zyn overtuiging dagteekent van de open
baarmaking van de enquête van het Hof
van Cassatie. Gotuige verwachtte toen de
bewyzen te zullen vinden van de schuld van
zyn kameraad; maar stond versteld, toen hy
constateerde, dat de dagteekening van het
borderel was veranderd.
Generaal Roget vraagt nog aan Defonds-
Lamothe, of by niet by verschillende gelegen
heden zyn overtuiging volgehouden heeft van
de schuld van Dreyfus, tegenover verscheidene
artillerie officieren.
Getuige erkent, dat hy dat hoeft kunnen
doen vóór de openbaarmaking van de enquête
van het Hof v. n Cassatie. Maar by heeft het
niet kunnen doen op htt oogenblik der arres
tatie, omdat deze geheim was gehouden.
Dr e y f u s herinnert, dat hy in 1894 op het
oogonblik, toen Du Paty de maand Augustus
wilde aangeven voor de dagteekening van
het borderel, daartegen was opgekomeD,
opmerkende, dat hy toen niet had kunnen
schryven den zin „ik ga naar do manoeuvres".
Hy heeft daaromtrent aan zyn verdediger mr.
Demange een nota ter hand gestel 1. Ook heeft
by nooit verzocht naar de manoeuvres te
mogen gaan.
Mr. Demange erkent de juistheid van deze
verklaring. De nota werd neergelegd in het
dossier van het Hof van Cassatie, terwijl
Dreyfus op het Duivelseiland was.
Generaal Roget blyft er by, dat in 1895/96
de stagiaires aan de manoeuvres deelnamen,
en voegt er by, dat aan het bureau van
Dreyfus verzoeken, om de manoeuvres te
mogen bywonen, mondeling werden gedaan.
Hy acht het dus onmogelijk uit te maken of
Dreyfus al dan niet vroeg de manoeuvres in
1894 te mogen .bywonen.
Mr. Demange betreurt btt, dat omtrent dit
belangrijk punt geen onderzoek is ingestold.
Aan het s'ot der zitting vraagt de presi
dent of er bezwaar is tegen een geheime zitting,
door majoor Haitmann voor heden gevraagd.
Carrière verklaart de beslissing daaromtrent
aan den krygsraad over te laten.
Na beraadslaging door den kry»r r «d be
veelt deze met meerderheid van stommen, dat
bet gewenscht is een zitting met geslotou
deuren te houden.
Een verzoek van La'ori om Ducros daarby
toe te laten wordt geweigerd.
Labori doet twee nieuwe getuigen inschry-
ven, Galopin, bataljonscomman Jant to Ver-
stilles, en dokter Pcrrot.
De zitting werd om twaalf uren opgeheven.
Te Villeneuve (Creuse) moet een man ge
arresteerd zyn, wiens signalement beantwoordt
aan de beschryving van den pleger van den
moordaanslag op Labori.
Hy heet Guiilaumo Pctulio, is 22 jaar oud
en was koetsier to Vimmorlin (Finistère).
Bewusteloos op den straatweg govonJen,
dischte hy een vry onwaarschijnlijk verhaal
op om zyn tegenwoordigheid aldaar te ver
klaren.
De man heeft niets bekend.
Du Paty heeft zyn vierde verhoor onder
gaan en nog was hy niet gereed. Het komt
hem iedere maal op een nerveuse crisis en
zware koorts te staan, die zyn omgeving
eenige ongerustheid inboezemen.
Gemengd Nieuws.
Te Meyl by Venlooisdooreon
onbekende oorzaak de hofstede van den land
bouwer H. Heidens tot den grond too afge
brand. Dj brand greep zoo snel om zich heen,
dat er van den inboedel niets kon g. rad wor
den. Twee ko.den en zeven varkens kwamen
in de vlammen om; alles was verzek rJ.
Door een onbekende oorz i ik ic
te Helmond de hof -to e van den l. nj ouwer
Van den Boogaarj geh;el afgeM ul. Van het
veo noch den inboedel kon iets gered worden.
Alles was verzekerd.
Te Valkenswaard is een felle
brand uitgebroken in de bouwhoave, toebe-
hoorende aan don heer H. Hertogs, en door
drie gezinnen bewoond. De bewoners halden
zich reeds te bed begeven en konden zich
nog met moeite redden. De geheele inboedel,
alsmode een paard en eenige varkens, zyn
verbrand.
V r y d a g m i d d a g is een manuit
Tolen, die met eieren naar Bergen op Zoom
geweest was, op de terugreis, toen hy een
mand, die van bet balkon van de tram viel,,
grypen wilde, van de tram g3vallen, waarby
by zich zoo ernstig aan bet hoofd heeft ge
wond, dat hy enkele uren later is overleden.'
Inde Stel. Werklar. sj)a oy|oao«eai
D ATüiL
D iQE«.
Volw.
pera.
Kin-
tloroo.
Totaal.
27 Aug.
Zondag
41
3
47
28
Maandag.
50
3
63
29
Dinsdag
53
5
63
30
Woensdag.
64
7
71
31
Donderdag
65
7
72
1 Bopt.
Vrijdag
61
7
71
2
Zaterdag.
66
3
19
De gravin nameiyk, ofschoon eigenlijk nog
f slechts do knop eener vrouw, deelde toch reeds
in de hoogste mate de wonderbare voorliefde
van geestige vrouwen voor het eenvoudige
i manlijk schoon, en daarom had zy niet kuDnen
verhinderen, dat de neef haar geenszins om
zyn rykdom beviel, maar dat by zyn aanblik
dezelfde Bnaar in haar boezem trilde, die zich
reeds éénmaal by de bedoelde wedrennen
bewogen had.
Toen de stemming der heeren by het
ontbyt al te levendig werd, trokken de dames
I zich terug. Ida's mama bemerkte intusschen
tot haar verbazing, dat haar dochter do deur
der eetzaal met opzet half open liet en
- blykbaar van plan was, naar de gesprekken
daarbinnen te luisteren.
„Laat datt" waarschuwde de oude graviD,
,wat jongelui onder den wyn bespreken, deugt
niet voor meisjesooren."
fj „"Wel, ik moet karakterstudiën opdoen voor
myn beroep als schryfstor," antwoordde Ida;
'„do heeren recensenten beweren bovendien,
l^dat vronwenpennen alechts schema's en
^modellen van mannen schilderen en dat do
helden in vrouwenromans alleen in de kleur
van baard van elkander te onderscheiden
zyn."
Aanvankelijk hoorde de luistervink niets,
wat haar belang inboezemde. Jachtgeachiede-
nissen wisselden af met kazerne-anekdoten.
Eindeiyk kwam men van de paarden op de
dames, speciaal op het stuk van vrouwelyke
Bchoonheid, en de erfgraaf Frederik werd
deerlyk geplaagd mot zyn voorliefde voor
kleine vosten.
„Parbleul ik geef toch aan een mooi ge
zichtje de voorkeur boven een mooienvoet!"
riep de lange jonker Von Pliiskow, „maar
gy, beste graaf, moest liever by het zoeken
naar een bruid een schoenmaker engageeren,
die den trouwlustigen dochteren des lands
terstond de maat neemt en haar nummert
als in een schoenwinkel: het kleinste num
mer trok dan waarschynlyk als gelukkige
meesteres bet slot Basedow binnen I"
„Een kleine, sierlyke voet is voor my zeker
een hoofdzaak by de vrouwelyke schoonheid",
hernam de geplaagde ernstig. „Niet alleen,
dat ik hem bewonder, by geldt by my
ook als een onbedrieglyke zielespiegel. Ik
kan het geheele karakter eener dame in
haar voet kennen; uit den vorm van haar
schoen voorspel ik met zekerheid, of zy ver
standig, vastberaden, teedor van gemoed,
opofferend
„Houd op, gy voetendweper," lachten
allen door elkaar. En de kleine graaf Behr-
Neyendanck riep uit: „Zeg, Oertzen, dat ia
iets voor u: in uw familie ia immers een
byzondere soort van dichtader; gy moet de
beweringen van graaf Frederik voor ons in
verzen kleedeD. Dicht ons een „Apotheose
van den voet", of schryf een verhandeling
over „De smalle hiel, bydrage tot de karak
teristiek der vrouw".
Dit gesprek werd niet voortgezet, want de
gastheer trad binnendeze wonschte dringend,
wegens de voorbereiding tot het bal en de
opvoering op het tooneel, zich tot den avond
van zyn gaston te ontdoen en hen tot dien
tyd passend bezig te houden, daarom kwam
hy mededeeien, dat de rytuigen waren inge
spannen, die de heeren naar een afgelegen
hoeve zouden brengen, alwaar eenige zooeven
aangekomen Hongaarsche zwynen op hun
bezichtiging wachtten.
Toen de oude graaf na een poos onver
wacht door de gang schreed, waarop do
logeerkamer van den ryken neef uitkwam,
was by zeer verwonderd zyn dochter aldaar
te ontmoeten. Hy had kunnen zweren, dat zy
uit de kamer van den jongen graaf kwam!
Doch dat waa immers bepaald onmogeiyk,
want de gravin wist als welopgevoede jonge
dame zeer goed, wat betaamde of niet.
„"Wat komt gy hier doen?" vroeg hy
bevreemd en keek met uitvorachenden blik
naar een stuk verfrommeld papier, dat de
gravin zichtbaar verlegen trachtte te verbergen.
„Ik ben juist bezig het eerste hoofdstuk
voor oen roman te ontwerpeD," luidde het
verrassende antwoord.
„Maar ik bid u, Ida," riep de vader onge
duldig, „denk toch liever aan de bowl, het
avondmaal en uw toilet! Hoe komt ge toch
juist vaudaag op bet zonderlinge idee van te
schryven?"
„Myn roman wordt waarschynlyk ook niet
langer dan het pas ontworpen begin," ant
woordde de jonge gravin op eigenaardig
zwaarmosdigen toon.
Toen de erfgraaf Frederik mot het aan
breken der schemering van het bezichtigen
der zwynen terugkeerde, wa3 zyn eerste
gedachte, na de vermoeienissen van een
weelderig ontbyt on vóór den aanvang van
een groot bal „een langen slaap te doen." Hy
vond op zyn kamer een gezellig hoekje, waar
een met gordynen omhangen divan onder
een houten lyst aan den wand stond. De
jonge man strekte zich zoo lang als by was
op het aangename leger uit; dat ven den
rand der lyst een paar rose lintjes naar
beneden fladderden en byna zyn voorhoofd
aanraakten, vergunde hy zich niet op te
merken, maar hy verzonk dadeiyk in een
diepe sluimering.
Byna een uur lag hy zonder zich te
verroeren. Toen werd zyn slaap onrustig; de
graaf veranderde zyn ligging en bracht ook
zyn hoofd iets hoogerzonderling, waren
er dan nu nog vliegen? Hy sloeg er naar,
weder raakte het hem aan wat bommelde
hem dan altyd tegen den neus? Een flinke
greep.... patsl daar rolden tweo voorworpen
van den muur, het eene viel naast hem op
den grond, het andere op zyn horst en bloef
juist op zyn hart liggen. Nu kwam het
precies goed, dat op den corridor do lamp
werd aangestoken, en dat baar heldor licht,
door oen groot venster, ook oenige stralen
in de donkere kamer des graven zond. Nu
kon hy ten minste zien, wat hem daar op
het hart gevallen wa3een bekooriyk
satynon schoentje I
Een kleiner voetje meende do graaf zich
niet te kunnen voorstellen.
Hy keerde den sier! ykon vorm bewonderend
in zyn handen om, in zyn oog een geheele
lyst van de schoonste vrouwelyke hoedanig
heden doende vermoeden. Hoe origineel waa
do zool gebogen, krachtig en toch volgens
maat; by dezen voet bohoorde gewis een geniaal
kopjel Blykbaar was de schoen reeds ge
dragen des te beter, dan waren de hoedanig
heden der draagster zeer duideiyk daarin
uitgedrukt. Aau de dunne vetvlek, die zich
midden onder de spitB van den voet had
vastgezet, zag de graaf, dat de bezitster van
den bekoorlyken Lilliputtersvoet een vasten
tred had. De fijne hak verried een teedev
nerveus gestel. De smalle punt duidde eenigen
aanleg tot behaagzucht aan, en het lichte
ombuigen van het overgoed in de streek van
den kleinen teen voorliefde voor glans od
pracht, mildheid en grooten levenslust. Dus
geen kDiesoor! Byna had do graaf reeds tets
dergeiyks gevreesd, toen hy deD amallen,
gering ontwikkelden bal bemerkte. Want hoe
minder bal aanwezig is, des te kariger ia het
sanguinische element vertegenwoordigd, en
rekenlust en ordelievendheid zyn over-
heerschend.
(Sfof tiolgf).