N8.12050
Donderdag 8 Juni.
A0. 1899
feze tgourant wordt dagelijks, met uitzondering
van (Zon- en feestdagen, uitgegeven.
Tweede Blad.
PERSOVERZICHT.
Burgerlijke Stand.
Feuilleton.
De twee gebeden,
ei
LEIDSCI
DAGBLAD.
PRIJS DEZER COTJRJLNT:
"Voor Lelden per 3 maanden, t.!(X
(Franco per po6t r 1.40.
Afzonderlijke Nommers 0.06.
PRUS DER AnVPTR'l'MW'l'i ftw»
Van 1-6 regels 1.06. tedere regoi meer 0 17$. - Grooterd
letters naar plaatsruimte - Voor het IncasseereD buiten de «ta4
wordt f 0.05 berekend
Het Nieuws van den Dag had een hoofd
artikel over het lachen van iemand,
die Ypsilon teekent en blijkbaar een zware
studie van zijn onderwerp gemaakt heeft,
zegt de Provinciale Groninger Courant. Hij
schrijft o. a.
„Menschen schateren, duivelen grynzeD,
engelen glimlachen slechts."
Het is duidelijk, dat Ypsilon dat precies
weet. Maar hoe is hij aan die wetenschap
omtrent het lachen van engelen en duivelen
gekomen?"
Het adres van de Amsterdamsche recht
bank, verzoekende de traktementen
der rechters te verhoogen, wordt
besproken door de Nieuwe Rotterdamsche
Courant, die o. a. deze opmerking maakt:
„Aan een algemeen© traktementsverbooging
van eenige beteekenis zal hier te lande o. i.
alleen kunnen worden gedacht in verband
met een inkrimping van het aantal recht-
sprekenden. En daarmee bedoelen wij niet
een inkrimping van het aantal zetels voor
rechtspraak. Op dat punt heeft men, dunkt
ons, in 1877 het minimum vrijwel bereikt.
Ook de oude, zeer gecompliceerde quaestie
der gerechtshoven zal vooreerst wel niemand
meer oprakelen. Maar wel zou de rechtspraak
van den alleen-rechtsprekenden rechter, zoo
in burgerlijke zaken als in strafzaken, kunnen
worden uitgebreid. Daarmee en met vereen
voudiging der procedure in kleine zaken zou
eon vermindering van het personeel der recht
banken kunnen samengaan. Komt het met
tertijd tot hervorming in dezen geest, dan
kan men de traktements-quaestie in verband
daarmee mede overwegen."
Doch zoover zijn we nog niet. Misschien
zouden intusschen in aanmerking kunnen
komen:
„Periodieke verhoogingen na een zeker aan
tal dienstjaren, als rechterlijk ambtenaar, by
parket of rechtspraak. Yoor alle colleges zou
dan het tegenwoordige fixum een minimum
worden en zou daarboven een maximum te
stellen zijn, met een verschil bijv. van 1000,
dat in twee étapes te bereiken ware.
Een dergelijk stelsel zou dit voor hebben,
dat de bezoldigingsverhooging een algemeens
kon worden, zonder te groot bezwaar voor de
schatkist, omdat de ouderen altijd weer door
jongeren worden vervangen; en dat de ver
houding tusschen de traktementen in de
onderscheiden trappen der rechtspraak niet
behoefde te worden gestoord of gewijzigd."
Men zou dan verder de griffierechten ten
5bate van den Staat kunnen doen komen en
niet meer ten bate der griffiers, die nu, voor
bun veel gemakkelijker arbeid, een veel
booger bezoldiging genieten dan de rechters.
Na voorts aan het Amsterdamsche adres
een uitvoeriger beschouwing te hebben ge
wijd, concludeert het blad als volgt:
„Wij herhalen het: wij zouden veel voelen
voor een algemeene verhooging in den zin als
w|j boven aangaven: de invoering van minima
en maxima met periodieke opklimming van
de eerste naar de tweede.
Maar ook in dat stelsel, en evenzeer bij
behoud van het bestaande, wenschen wij te
steunen het denkbeeld van locale toelagen aan
de rechterlijke ambtenaren in de groote steden,
waar het leven naar verhouding bijzonder
duur is. 's-Gravenhage zou uit dat oogpunt
o. i. niet in aanmerking komen. Daar zijn
huishuren en gemeentebelastingen naar even
redigheid niet hoog. Bovendien biedt die stad
zooveel aantrekkelijks, dat de Haagsche Recht
bank nooit bezwaar heeft om voor haar
vacante zetels naar rechters van elders om
te zien.
En wil men ook Den Haag noemen, dan is
er o. i. geen reden om Arnhem, Utrecht e. a.
uit te sluiten.
Alleen Amsterdam en Rotterdam kunnen
o. i. voor een locale verhooging in aanmer
king worden gebracht. En wat daar van de
leden der rechtbanken geldt, geldt er even
zeer van de kantonrechters.
Deze maatregel is betrekkelijk urgent; in
hot belang van een goede bezetting der zetels.
De maatregel praejudicieert ook niets ten
aanzien van een plan van ruimer strekking.
Omgekeerd brenge daarom het uitzicht op de
uitwerking van een ruimer plan in de afdoe
ning van deze locale aangelegenheid geen
vertraging."
In Het Paleis van Justitie wordt een pleidooi
gevoerd voor de traktementsverhoogingen,
óók van de rechterlijke ambtenaren ten platten-
lande, o. m. op dezen grond:
„Kleinere plaatsen stellen toch bijzondere
ei8chen aan het personeel der rechtbanken
op financieel gebied; zoo zijn daar vaak de
plaatselijke belastingen zwaar, men mist de
uitgebreide bibliotheken der groote stedeD,
zoodat men zelf boeken, voor zijn studiën
noodig, moet aanschaffen; de opvoeding der
kinderen veroorzaakt groote kosten, omdat de
kinderen reeds op jeugdigen leeftijd op andere
plaatsen dat onderwijs genieten, enz."
In Vragen des Tijds doet de heer Hamel
berg, te Curasao, een beroep op het Neder-
landsche volk, om de West-Indische
eilanden te redden van het verval.
Vooraf schetst de schrijver wat Engeland op
initiatief van Chamberlain voor zijn West-Indi
sche koloniën hoeft gedaan. Een koninklijke
commissie stelde ter plaatse een persoonlijk
onderzoek in. In haar Blue Book, het rapport
der enquête bevattende, wijst zij op de ver
antwoordelijkheid van het moederland voor
het lot dier eilanden. Als verbeteringen stelt
zij voor: het bevorderen van don kleinen
landbouw, het uitbreiden van de communicatie
middelen tusschen de eilanden onderling, met
Amerika en Engeland, het vestigen van oen
West-Indische afdeeling bij de plantentuinen
te Kew, en het stichten van botanische
stations op alle eilanden; ten slotte de suiker
industrie te helpen door het oprichten van
contraalfabrieken, steeds voorzien van de
nieuwste vindingen 'op het gebied dezer
nijverheid.
Na van het parlement de toestemming te
hebben verkregen tot aanzuiveren van de
tekorten der W.-I. eilanden, stelde Chamber
lain 2 Augustus jl. voor te beginnen met het
uitvoeren van bovenbedoelde maatregelen,
waarvan hij de kosten op 9,000,000 raamde.
In een welsprekende rede, die twee uur
duurde, lichte Chamberlain de voorstellen der
commissie toe. Met 178 togen 40 stemmen
erkende daarop de volksvertegenwoordiging de
verantwoordelijkheid, die Engeland voor het
lot van West-Indiê had op zich genomen, en
haar plicht om daarvoor zoo noodig offers te
brengen.
Deze handelwijze nu bpudt de schrijver den
Nederlanders ten voorbeeld. Hy acht het noodig,
dat ze gevolgd wordt. Ten bewijze hiervan,
wat onze bovenwindsche eilanden betreft, her
innert hij, dat reods in 1892 de tegenwoor
dige landvoogd, na zijn inspectiereis door die
eilanden, in de openingsrede van den kolo
nialen raad verklaarde: „dat groote verande
ringen tot stand gebracht, ingrijpende maat
regelen genomen moeten worden, zullen de
bovenwindsche eilanden niet geheel te gronde
gaan." De toestanden op St.-Martin en vooral
op St. Eustatius waren reeds toen ongetwijfeld
treuriger dan op de Engelsche eilanden thans
en in de laatste jaren zijn die toestanden
zeker eer verergerd dan verbeterd.
Saba is het eenige der bovenwindsche
eilanden, dat nog zekere mate van welstand
heeft, gevolg lo. van de overgroote blanke
bevolking, 2o. van de gesteldheid zijns bodems,
die cultuur van Europeesche producten toelaat,
welke gereeden afzet vinden, 3o. van de zee
vaart op Amerika.
Aruba heeft wel is tfaar door zijn phosphaat-
ontginning duizenden in-de koloniale kas laten
vloeien en tot heden vindt een gedeelte der
bevolking werk bjj die ontginningen en by de
goudexploitatie, alsmede by do naburige myn-
ondernemingen te Tocacas, doch welvaart
heeft het eiland nooit gekend.
Bonaire verviel, na het vervallen der cultu
res, veelbelovend ten tyde van gouverneur
Raders, weer tot armoede.
In de laatste 20 jaren is Curasao met ras-
sche schroden achteruitgegaan. Door de heffing
der 30 pCt. differentiëele rechten in Venezuela
op goederen, daar uit de Antillen aangebracht,
werd aan Curasao's tusschenhandel de genade
slag toegebracht. In het begin leverde de
smokkelhandel met Venezuela nog ruime voor-
deelen op, doch door de daar in de laatste
jaren in dienst gestelde stoom-kustvaarders
(guarda costae) en door de telegraphische ver
binding tusschen dat land en Curasao, werd
die handel van hoe langer hoe minder betee
kenis. Daarby begonnen de Venezuelaansche
kooplieden al spoedig het voordeel in te zien,
dat een directe handel hun opleverde, terwyi
de Red D Line Company zorgde voor een
snelle verbinding tusschen de Ver. Staten van
Noord-Amerika en de Venezuelaansche haven
plaatsen. Dat dan ook Curasao's tusschen
handel met het heffen der differentiëele rechten
ten doode werd opgeschreven, laat zich ge
makkeiyk begrypen. Wanneer er revolulie in
Venezuela heerscht, wordt er door enkelen
van het eiland nog wel wat verdiend wegens
de menigte Venezuelaoon, die er dan een toe
vlucht zoeken, doch ook die revoluties worden
zeldzaam en het vereischt niet veel doorzicht
om in te zien, dat, naarmate rechtszekerheid
van personen en goederen in Venezuela toe
neemt, Curacao als handelsplaats van minder
en minder beteekenis moet worden. Voeg
daarby de sterk gedaalde pryzen van aloë,
oranjeschillen en zout, de eenige producten
van uitvoer, die het eiland oplevert, en men
zal het moeten biliyken, dat, toen de ontwerp
verordening tot heffing van een inkomsten
belasting in October 11. by den kolonialen raad
werd ingediend, deze in zyn voorloopig ver
slag den gouverneur in overweging gaf met
het invoeren van die belasting te wachten tot
betere tyden, daar der bevolking thans geen
zwaardere lasten konden worden opgelegd.
De scbryvor ontkent niet, dat er nog wel
wat te bezuinigen valt, en dat sommige be
woners in evenredigheid hunner inkomsten
hooger kunnen worden belast, maar daaraan
komt toch ook eenmaal een einde. Chamber
lain's verklaring, „dat de kosten hunner
administratie wel nooit in verhouding zullen
staan tot de bevolking", geldt ongetwyfeld
ook voor onze eilanden. De Cura<;io6che be-
grootiDgen van de laatste 60 jaren getuigen
dat. Om het evenwicht tusschen inkomsten
en uitgaven te herstellen, moet de weg inge
slagen, dien Engeland ons heeft gewezen en
dien ook Frankryk reeds sinds enkele jaren
bewandelt. Minister Trouillot zond nog in
Augustus jl. aan de gouverneurs der kolonies
een circulaire, waarin met kracht wordt aan
gedrongen op verbetering van den kolonialen
landbouw en waarin dien landvoogden wordt
opgedragen voorstellen te doen om tot die
verbetering te geraken.
ALFEN. Bevallen- W M. De Knegt geb.
Visser Z. H. M" Wolmerstett gcb. SepersZ.
J. Van der Sloot geb. Van do Coterlet Z. A.
Butterman gel». Oudshoorn D C. Slootjes
geb. Groenendijk D. J. G. Blom geb Schol-
laardt Z.
Gehuwd: J. Beider jm 23 j. en L. Bauer id.
20 j. A. Van der Neut jm. 26 j. on D. Holle-
beek id. 26 j. G. Van der Leo jm. 28 j. en C.
Van Elk jd. 21 jaar.
AARLANDERVEEN. Overleden; D. Groene-
veld, im. 24 j.
Gehuwd: J. De Wit en I. M Herrewijn.
BODEGRAVEN. Bevallen: M. Batelaan geb.
Van der Giesen D. J Janmaat geb. Voorn D.
Overleden- S. De Vreede 8 m. J. Zaal,
Wed. van W. Hoogervorst, 77 j.
Gehuwd: A. Van Os jm. 22 j. en M. Zuidam
^BOskoOP.
Boore, Z.
Overleden: P. Van Driel, 51 j.
Gohuwd: C. Hoogendoorn, 38 j. en N. Ver
boom, 28 j.
HILLEGOM. Bevallen: L. Blommaert geb.
v. d. Meerakker D. M Zandvliet geb. Staats Z.
Overleden: W. Ruigrok 54 j. M. v. d.
Ploeg 12 j.
NOORD WIJK. Geboren: Johannes Nicolaas,
Z. van Th. C. Van Leeuwen en Hillegonda Ham.
Ondortrouwd: D. J. Van Riju, 22 j., van
Katwijk, en F. M. Barnhoorn P.F.z.d., 21 j. C.
Hoek 24 j. en J. J. Plug Ad., 22 j. Jobs.
Brederode Az., 27 j. en A. C. E. Heemskerk 20 j.
Overleden: Jacobus Johaunes Vink 7 in.
Bevallen: G. Blanken geb.
Nicolaas Antonius Melkert 9 m. Jannetje Vink
72 j., wed. v. Krijn van Kesteren.
OUDSHOORN. Bevallon: A. W. Verdnijn
geb Van der Linden Z. C. W. De Roos gob.
Eikolenburg D. G Sijpestein geb. Van
Beusekom Z.
RIJNZATERWOUDE. Gehuwd: J. Jongen-
burger jm. 26 j. en A. Vet jd. 24 j.
TER-AAR. Bo vail en: C. D. Droog geb. De
Ronde Z. R. Vork gob. Blommostoijn D. A.
Van Veen geb. Van der Mur D.
Overleden: H. Kroft 69 j., echtgenoot van
M. Heemskerk. J. Verboom 75 j., echt&oaoot
van J. W. Blonk.
Gehuwd: P. M. Voortman jm. 38 j. en A M.
Zuidervaart jd. 23 j. P. Van Eeden jm. 24 j.
en J. C. Van Eijk jd. 24 j.
HAARLEMMERMEER, Bevallen: E. Wink
geb. Neleraans Z. G. Kooiman geb. Benjamin D.
>V. Blokker geb. Winters D. G. \Viebes geb.
Schaap Z. D. D. Blijleven geb. Van Stam Z.
Z. Cornolisse geb. Twigt D. D. IJ. Middelkoop
geb Do Bruin D.
n d ertrou wd' H. Van Schooten en C. P.
Heemskerk. T Dniker en C, Tensen. J. Van
der Voet en G. Tates. E. Eveleena en J. Do
Graaf. A. Van der Linden en A Van Maas
dam. J Legierse en M. M. Somers. H. H.
Bakker, wedn. en A. Evers, wed. A Boer en
C. Broekhof,
Gehuwd: J Poortvliet ea N. Jonker. J. P.
Smit en W. Weber.
Overleden: J. W. Sack, 8 m. H. Bies
heuvel, 8 w. P. J. Koole, 3 m. J. Brandt
geb Kastelijn 67 j. II. Kooi 66 j. M. Wei 10 m.
Geveilde p erceolon.
Gehouden verkoopiug in het Notarishuis
aan Den Burg alhier, op Zaterdag 3 Juni
1899, ten overstaan van:
lo. W. F. Kaiser, notaris te Loiden: Het
heerenhuis, Breestraat 38, in bod f 5100,
kooper de heer J. I. Planjer qq., voor/" 5120.
2o. Mr. L. M. J. H. Ker6tens, notaris te
Leiden: Het huis, Oude Rjjn 12, in bod
1500, kooper de heer W. C, Mulder qq.,
voor 1875het huis, Langegracht 228, in bod
1450, kooper de heer J. N. Boutor qq.het
huis, Oostdwarsgracht 12, in bod f 1085,
kooper de heer F. A. Schamper qq., voor
1235; het huis, Noordrundersteeg 2, in bod
505, kooper de heer J. Van Sonsbeek; het
huis, NoorJrundersteeg 1, in bod 500, koop.r
de heer A. Verhoog Jz. qq., voor 610; h.t
huis, Langegracht 141, in bod 800, kooper
de heer J. N. Botermans qq., voor ƒ801
het huis, Koulstraat 11, in bod ƒ620, kooper
do heer A. A. Smits, voor ƒ628; het huis,
Achterzandstraat 4, in bod ƒ640, kooper do
heer A. A. Smits, toor 648; het huis,
Achterzandstraat 6, in bod 650, kooper de
heer J. E. Tit; bet huis aan de Langegracht
151, in bod 800, kooper de heer P. T. L.
Beenakker qq.; twee huizen Huigstraat 10
en 11, samen in bod ƒ1100, kooper de heer
J. Verhoog qq.; het huis, Bolwtrkstraat 3, in
bod 670, kooper de heer N. Lefeber qq. voor
682; bet huis Gasthuislaan 12 is niet
gegund; het huis, Gasthuislaan 4a, in bod
390, kooper do heer G. F. Smit; twee hui
zen Bloemendaalspoort 1 en 3, samen in bod
280, kooper de heer N. De Zwart qq. voor
305; het huis, Uiterstegracht 76, in tol
1800, kooper de heer J. Verhoog qq., voor
1830; het huis, Uiterstegracbt 89, in bod
ƒ540, kooper de heer J. Verhoog qq., voor/541.
3o. J. J. Ter Laag Czn., not iris te Leiden:
Het hoerenhuis mtt tuin, Langebrug 87, in
Da takken van de oude lijsterbes, welke,
in don hoek van de oude stallen, bijna
den geheelen muur besloeg, teekenden met
hun schaduwen allerlei spookachtige figuren
op den met, schier alle gebroken, tegels
bevloerden grond. Spokig staken de beide
torens bun afgebrokkelde transen naar den
diepblauw-zwarten bemel uit, terwijl in
kun schietgaten en holen do uilen en andere
nachtvogels hun eentonig, akelig gekras tot
adrer over de slapende velden in den kalmen
"""zomernacht deden hooren.
Het spookte bier in dit oude gat, zeiden de
bewoners van Mcnt-Rainé. En vooral in den
hoek van het slotplein was het niet pluis. Had
niet de oude Pérignard, de nachtwacht van het
dorp, toen hij oens voor mijnheer den mairo
een spoedboodachap had over te brengen,
gestalten zien zweven over het oude plein?
Waren niet allen, die eens in dollen overmoed
een weddenschap hadden aangegaan en naar
,de „spokenbruiloft" op het slot gegaan waren,
.stom van ontzetting in het dorp teruggekeerd?
Het begon in den grond, beweerden zij,
met een zacht rommelen, dat langzamerhand
juider en luider werd; totdat eindelijk met
^en akelig gepiep en geknars de grond
eensklaps scheen open te barsten.
Wat er eigenlijk gebeurde, wist niemand,
daar allen dadelijk het hazenpad kozen. Alleen
do Btoutmoedigsten onder hen wisten te ver-
telleD, dat er vuurvlammen uit den grond
waren opgestegen en zwarte gestalten zich
over het plein bewogen hadden.
Ook nu was het daar lang niet pluis. Een
dof gemurmel scheen langzaam van uit het
lange grae op te Btijgen. Mannenstemmen
deden zich hooren; het geluid werd sterker en
sterker, totdat eindelijk een dof gerommel,
als verschoof men een plank, van uit een
steenklomp scheen te voorschijn te komen.
Daarna een sterk gerammel van ijzer, en een
lichtstraal baande zich van uit den grond een
weg door de duisternis.
Met een forschen zwaai werd een luik, in
een nis onder den steenklomp verborgen, ge
opend, on eon donkere, geheel vermomde ge-
stalto stak behoedzaam, naar alle zijden luis
terend, het hoofd door de opening. Allee was
echter stil; de gestalte verdween weder in
de diepte, doch kwam oogenblikkelijk terug,
op den voet gevolgd door een tweede, eveneens
in een mantel gebuide, gestalte. Het waren
Pierre en de kapitein, die door dezen uitgang
de oppervlakte dor aarde weder opzochten.
In gebukte houding slopen zij behoedzaam
voort, telkens stilstaande, als eenig geluid zich
deed hooren. Eindelijk bereikten zij den uit
gang der ruïne en met een stommen hand
druk namen zy afscheid. De kapitein sloeg
den hollen weg naar den heuvel in, terwijl
Pierre zich naar het dorp spoedde.
VII.
Ook over de „Mamjolle" goot de opkomende
maan haar schoon licht. Ook daar golfde het
gras in den boomgaard op den adem des
winde, en liet het klimop, dat langs den
breeden gevel groeide, zijn zacht lispelen
hooren. Alles was in rust. Geen geluid werd
gehoord; slechts de wind, die rondom het huie
speelde, verhief nu en dan zijn stem.
Een sluier van kalmen vrede scheen over
het bui3 gedaald te zijn, een stemming, welke
door niets te verbreken schijnt, doch o zoo
spoedig en vooral in tyden van oorlog zoo
snel verjaagd wordt. Nu nog was alles rustig
eu leefde de oude Ratignollea nog kalm en
gerust voort, voor zichzelven weinig wetende
van do ontzettende weeén van den oorlog.
Maar de storm, do woedende orkaan van don
krijg naderde en deed reeds in de verte zijn
gebrul hooren. Nader en naderbij had de oude
het monster zien komen, telkens trad het
dichter op hem en zijn geliefd huis toe, en
eindelijk, nu stond het vast, onherroepelijk
vast: morgen zou de „Manholle" het onwelkome
bezoek ontvangen, morgen zou deze schoone
plek, nu nog een lusthof op aarde, misschien
als een rookende puinhoop een stomme
weeklacht zijn over de ellenden van den oorlog 1
Maar niet alles rust op de plaats der Ratig
nolles; een dor huisgenooten slaapt nog niet.
Het is Nanette, die, toen ze zich zooeven ter
ruste wilde begeven, en het venster sluiten
zou, een ineengevouwen paplertjo vond. Eoret
wildo zij het achteloos wegwerpen, doch toen
zij het nauwkeuriger bezag, bemerkte zij, dat
het aan de buitenzijde haar naam droeg. Een
vreemd voorgevoel deed haar het hartBneller
kloppen, haastig opende zy het en las:
„Liefste Nanette!
Zoo gy my nog eenmaal wilt weder
zien, wacht dan totdat de klok van het
dorp twaalf uren geslagen heeft. Met
groot gevaar waag ik dezen stap, maar
het is misschien de laatste maal, dat wy
elkander hier beneden ontmoeten kunnen.
Uw U teeder minnende
A. W."
Beurtelings kleurde en verbleekte Nanette.
Was er niet by al het heerlyke, in deze
onverwachte ontmoeting opgesloten, een
vreeseiyk gevaar te duchten? August zou
zeker geen toestommiDg tot zyn nachtelykon
tocht ontvangen hebben; hy was dus deserteur.
Bemerkte men alzoo zyn afwezigheid, dan
zou hy groote kans loopen, om ale zoodanig
doodgeschoten te worden. Ook moest hy, om
aan de „Manholle" te komen, byna dwats
door de vyandelyko linie heenbreken.
Werd hy daar opgemerkt, men zou hem
als soldaat van het vyandeiyk leger evenmin
sparen.
Nanette rilde, en naar het geoponde ven
ster tredende, wierp zy een blik vol innig
vertrouwen ten hemel.
Zso bleef ze een wyle staan, de kleine,
voor een boerenmeisje veel te fijne handen
gevouwen, de donkere oogen naar boven, op
do sterren geslagen, daarheen gericht, van
waar ze reeds in haar prilste jeugd haar hulp
verwachtte, onwillekeurig, zonder dat er mot
haar ooit oen bepaalde omkeer had plaats
gehad, ale ware haar dat steunen op Hooger
Hulp reeds vau het eersto oogenblik haare
levens af ingegeven.
Nanette was schoon. Vooral nu ze daar zoo
stond, met gevouwen handen voor dat geoponde
venster, beschenen door het zachts maanlicht,
kwam die schoonheid tot haar recht Toch
waa haar schoonheid niet die, welke door de
kunst mot haar fijn beiynde regelen gewenscht
wordt. Had ze daaraan moeten voldoen, haar
gestalte ware to gedrongen, haar schouders
waren te breed, haar halo zou te weinig
slank zyn geweest. Ook zou in dit geval de
vorm van baar gezicht niet aan de gestelde
eischen voldaan hebben.
Neen, Nanette's schoonheid was een andere.
Er lag in haar verechyning zóóveel élégants,
zooveel lieftallige en natuurlyka, alsof z«,
onbewust er van, wilde spotten mot al die
wetten der schoonheid, en allen, die haar
omringden, toonen wilde, dat ook deze gavo
Gods zich niet aan regelen en banden, door
menschen gesteld en geknoopt, laat binder».
%ssc donker oog staarde nog alt0d Da..r
bulten, nog steeds verwyido ze in de venst-r»
nis, torwyi de nachtwind door haai weelderig^
gitzwarte lokken speelde en langs da vaa
verwachting en biyde hoop blozende wapger»
streek.
{Wordt vervolgd.)