N8.12050 Donderdag 8 Juni. A0. 1899 feze tgourant wordt dagelijks, met uitzondering van (Zon- en feestdagen, uitgegeven. Tweede Blad. PERSOVERZICHT. Burgerlijke Stand. Feuilleton. De twee gebeden, ei LEIDSCI DAGBLAD. PRIJS DEZER COTJRJLNT: "Voor Lelden per 3 maanden, t.!(X (Franco per po6t r 1.40. Afzonderlijke Nommers 0.06. PRUS DER AnVPTR'l'MW'l'i ftw» Van 1-6 regels 1.06. tedere regoi meer 0 17$. - Grooterd letters naar plaatsruimte - Voor het IncasseereD buiten de «ta4 wordt f 0.05 berekend Het Nieuws van den Dag had een hoofd artikel over het lachen van iemand, die Ypsilon teekent en blijkbaar een zware studie van zijn onderwerp gemaakt heeft, zegt de Provinciale Groninger Courant. Hij schrijft o. a. „Menschen schateren, duivelen grynzeD, engelen glimlachen slechts." Het is duidelijk, dat Ypsilon dat precies weet. Maar hoe is hij aan die wetenschap omtrent het lachen van engelen en duivelen gekomen?" Het adres van de Amsterdamsche recht bank, verzoekende de traktementen der rechters te verhoogen, wordt besproken door de Nieuwe Rotterdamsche Courant, die o. a. deze opmerking maakt: „Aan een algemeen© traktementsverbooging van eenige beteekenis zal hier te lande o. i. alleen kunnen worden gedacht in verband met een inkrimping van het aantal recht- sprekenden. En daarmee bedoelen wij niet een inkrimping van het aantal zetels voor rechtspraak. Op dat punt heeft men, dunkt ons, in 1877 het minimum vrijwel bereikt. Ook de oude, zeer gecompliceerde quaestie der gerechtshoven zal vooreerst wel niemand meer oprakelen. Maar wel zou de rechtspraak van den alleen-rechtsprekenden rechter, zoo in burgerlijke zaken als in strafzaken, kunnen worden uitgebreid. Daarmee en met vereen voudiging der procedure in kleine zaken zou eon vermindering van het personeel der recht banken kunnen samengaan. Komt het met tertijd tot hervorming in dezen geest, dan kan men de traktements-quaestie in verband daarmee mede overwegen." Doch zoover zijn we nog niet. Misschien zouden intusschen in aanmerking kunnen komen: „Periodieke verhoogingen na een zeker aan tal dienstjaren, als rechterlijk ambtenaar, by parket of rechtspraak. Yoor alle colleges zou dan het tegenwoordige fixum een minimum worden en zou daarboven een maximum te stellen zijn, met een verschil bijv. van 1000, dat in twee étapes te bereiken ware. Een dergelijk stelsel zou dit voor hebben, dat de bezoldigingsverhooging een algemeens kon worden, zonder te groot bezwaar voor de schatkist, omdat de ouderen altijd weer door jongeren worden vervangen; en dat de ver houding tusschen de traktementen in de onderscheiden trappen der rechtspraak niet behoefde te worden gestoord of gewijzigd." Men zou dan verder de griffierechten ten 5bate van den Staat kunnen doen komen en niet meer ten bate der griffiers, die nu, voor bun veel gemakkelijker arbeid, een veel booger bezoldiging genieten dan de rechters. Na voorts aan het Amsterdamsche adres een uitvoeriger beschouwing te hebben ge wijd, concludeert het blad als volgt: „Wij herhalen het: wij zouden veel voelen voor een algemeene verhooging in den zin als w|j boven aangaven: de invoering van minima en maxima met periodieke opklimming van de eerste naar de tweede. Maar ook in dat stelsel, en evenzeer bij behoud van het bestaande, wenschen wij te steunen het denkbeeld van locale toelagen aan de rechterlijke ambtenaren in de groote steden, waar het leven naar verhouding bijzonder duur is. 's-Gravenhage zou uit dat oogpunt o. i. niet in aanmerking komen. Daar zijn huishuren en gemeentebelastingen naar even redigheid niet hoog. Bovendien biedt die stad zooveel aantrekkelijks, dat de Haagsche Recht bank nooit bezwaar heeft om voor haar vacante zetels naar rechters van elders om te zien. En wil men ook Den Haag noemen, dan is er o. i. geen reden om Arnhem, Utrecht e. a. uit te sluiten. Alleen Amsterdam en Rotterdam kunnen o. i. voor een locale verhooging in aanmer king worden gebracht. En wat daar van de leden der rechtbanken geldt, geldt er even zeer van de kantonrechters. Deze maatregel is betrekkelijk urgent; in hot belang van een goede bezetting der zetels. De maatregel praejudicieert ook niets ten aanzien van een plan van ruimer strekking. Omgekeerd brenge daarom het uitzicht op de uitwerking van een ruimer plan in de afdoe ning van deze locale aangelegenheid geen vertraging." In Het Paleis van Justitie wordt een pleidooi gevoerd voor de traktementsverhoogingen, óók van de rechterlijke ambtenaren ten platten- lande, o. m. op dezen grond: „Kleinere plaatsen stellen toch bijzondere ei8chen aan het personeel der rechtbanken op financieel gebied; zoo zijn daar vaak de plaatselijke belastingen zwaar, men mist de uitgebreide bibliotheken der groote stedeD, zoodat men zelf boeken, voor zijn studiën noodig, moet aanschaffen; de opvoeding der kinderen veroorzaakt groote kosten, omdat de kinderen reeds op jeugdigen leeftijd op andere plaatsen dat onderwijs genieten, enz." In Vragen des Tijds doet de heer Hamel berg, te Curasao, een beroep op het Neder- landsche volk, om de West-Indische eilanden te redden van het verval. Vooraf schetst de schrijver wat Engeland op initiatief van Chamberlain voor zijn West-Indi sche koloniën hoeft gedaan. Een koninklijke commissie stelde ter plaatse een persoonlijk onderzoek in. In haar Blue Book, het rapport der enquête bevattende, wijst zij op de ver antwoordelijkheid van het moederland voor het lot dier eilanden. Als verbeteringen stelt zij voor: het bevorderen van don kleinen landbouw, het uitbreiden van de communicatie middelen tusschen de eilanden onderling, met Amerika en Engeland, het vestigen van oen West-Indische afdeeling bij de plantentuinen te Kew, en het stichten van botanische stations op alle eilanden; ten slotte de suiker industrie te helpen door het oprichten van contraalfabrieken, steeds voorzien van de nieuwste vindingen 'op het gebied dezer nijverheid. Na van het parlement de toestemming te hebben verkregen tot aanzuiveren van de tekorten der W.-I. eilanden, stelde Chamber lain 2 Augustus jl. voor te beginnen met het uitvoeren van bovenbedoelde maatregelen, waarvan hij de kosten op 9,000,000 raamde. In een welsprekende rede, die twee uur duurde, lichte Chamberlain de voorstellen der commissie toe. Met 178 togen 40 stemmen erkende daarop de volksvertegenwoordiging de verantwoordelijkheid, die Engeland voor het lot van West-Indiê had op zich genomen, en haar plicht om daarvoor zoo noodig offers te brengen. Deze handelwijze nu bpudt de schrijver den Nederlanders ten voorbeeld. Hy acht het noodig, dat ze gevolgd wordt. Ten bewijze hiervan, wat onze bovenwindsche eilanden betreft, her innert hij, dat reods in 1892 de tegenwoor dige landvoogd, na zijn inspectiereis door die eilanden, in de openingsrede van den kolo nialen raad verklaarde: „dat groote verande ringen tot stand gebracht, ingrijpende maat regelen genomen moeten worden, zullen de bovenwindsche eilanden niet geheel te gronde gaan." De toestanden op St.-Martin en vooral op St. Eustatius waren reeds toen ongetwijfeld treuriger dan op de Engelsche eilanden thans en in de laatste jaren zijn die toestanden zeker eer verergerd dan verbeterd. Saba is het eenige der bovenwindsche eilanden, dat nog zekere mate van welstand heeft, gevolg lo. van de overgroote blanke bevolking, 2o. van de gesteldheid zijns bodems, die cultuur van Europeesche producten toelaat, welke gereeden afzet vinden, 3o. van de zee vaart op Amerika. Aruba heeft wel is tfaar door zijn phosphaat- ontginning duizenden in-de koloniale kas laten vloeien en tot heden vindt een gedeelte der bevolking werk bjj die ontginningen en by de goudexploitatie, alsmede by do naburige myn- ondernemingen te Tocacas, doch welvaart heeft het eiland nooit gekend. Bonaire verviel, na het vervallen der cultu res, veelbelovend ten tyde van gouverneur Raders, weer tot armoede. In de laatste 20 jaren is Curasao met ras- sche schroden achteruitgegaan. Door de heffing der 30 pCt. differentiëele rechten in Venezuela op goederen, daar uit de Antillen aangebracht, werd aan Curasao's tusschenhandel de genade slag toegebracht. In het begin leverde de smokkelhandel met Venezuela nog ruime voor- deelen op, doch door de daar in de laatste jaren in dienst gestelde stoom-kustvaarders (guarda costae) en door de telegraphische ver binding tusschen dat land en Curasao, werd die handel van hoe langer hoe minder betee kenis. Daarby begonnen de Venezuelaansche kooplieden al spoedig het voordeel in te zien, dat een directe handel hun opleverde, terwyi de Red D Line Company zorgde voor een snelle verbinding tusschen de Ver. Staten van Noord-Amerika en de Venezuelaansche haven plaatsen. Dat dan ook Curasao's tusschen handel met het heffen der differentiëele rechten ten doode werd opgeschreven, laat zich ge makkeiyk begrypen. Wanneer er revolulie in Venezuela heerscht, wordt er door enkelen van het eiland nog wel wat verdiend wegens de menigte Venezuelaoon, die er dan een toe vlucht zoeken, doch ook die revoluties worden zeldzaam en het vereischt niet veel doorzicht om in te zien, dat, naarmate rechtszekerheid van personen en goederen in Venezuela toe neemt, Curacao als handelsplaats van minder en minder beteekenis moet worden. Voeg daarby de sterk gedaalde pryzen van aloë, oranjeschillen en zout, de eenige producten van uitvoer, die het eiland oplevert, en men zal het moeten biliyken, dat, toen de ontwerp verordening tot heffing van een inkomsten belasting in October 11. by den kolonialen raad werd ingediend, deze in zyn voorloopig ver slag den gouverneur in overweging gaf met het invoeren van die belasting te wachten tot betere tyden, daar der bevolking thans geen zwaardere lasten konden worden opgelegd. De scbryvor ontkent niet, dat er nog wel wat te bezuinigen valt, en dat sommige be woners in evenredigheid hunner inkomsten hooger kunnen worden belast, maar daaraan komt toch ook eenmaal een einde. Chamber lain's verklaring, „dat de kosten hunner administratie wel nooit in verhouding zullen staan tot de bevolking", geldt ongetwyfeld ook voor onze eilanden. De Cura<;io6che be- grootiDgen van de laatste 60 jaren getuigen dat. Om het evenwicht tusschen inkomsten en uitgaven te herstellen, moet de weg inge slagen, dien Engeland ons heeft gewezen en dien ook Frankryk reeds sinds enkele jaren bewandelt. Minister Trouillot zond nog in Augustus jl. aan de gouverneurs der kolonies een circulaire, waarin met kracht wordt aan gedrongen op verbetering van den kolonialen landbouw en waarin dien landvoogden wordt opgedragen voorstellen te doen om tot die verbetering te geraken. ALFEN. Bevallen- W M. De Knegt geb. Visser Z. H. M" Wolmerstett gcb. SepersZ. J. Van der Sloot geb. Van do Coterlet Z. A. Butterman gel». Oudshoorn D C. Slootjes geb. Groenendijk D. J. G. Blom geb Schol- laardt Z. Gehuwd: J. Beider jm 23 j. en L. Bauer id. 20 j. A. Van der Neut jm. 26 j. on D. Holle- beek id. 26 j. G. Van der Leo jm. 28 j. en C. Van Elk jd. 21 jaar. AARLANDERVEEN. Overleden; D. Groene- veld, im. 24 j. Gehuwd: J. De Wit en I. M Herrewijn. BODEGRAVEN. Bevallen: M. Batelaan geb. Van der Giesen D. J Janmaat geb. Voorn D. Overleden- S. De Vreede 8 m. J. Zaal, Wed. van W. Hoogervorst, 77 j. Gehuwd: A. Van Os jm. 22 j. en M. Zuidam ^BOskoOP. Boore, Z. Overleden: P. Van Driel, 51 j. Gohuwd: C. Hoogendoorn, 38 j. en N. Ver boom, 28 j. HILLEGOM. Bevallen: L. Blommaert geb. v. d. Meerakker D. M Zandvliet geb. Staats Z. Overleden: W. Ruigrok 54 j. M. v. d. Ploeg 12 j. NOORD WIJK. Geboren: Johannes Nicolaas, Z. van Th. C. Van Leeuwen en Hillegonda Ham. Ondortrouwd: D. J. Van Riju, 22 j., van Katwijk, en F. M. Barnhoorn P.F.z.d., 21 j. C. Hoek 24 j. en J. J. Plug Ad., 22 j. Jobs. Brederode Az., 27 j. en A. C. E. Heemskerk 20 j. Overleden: Jacobus Johaunes Vink 7 in. Bevallen: G. Blanken geb. Nicolaas Antonius Melkert 9 m. Jannetje Vink 72 j., wed. v. Krijn van Kesteren. OUDSHOORN. Bevallon: A. W. Verdnijn geb Van der Linden Z. C. W. De Roos gob. Eikolenburg D. G Sijpestein geb. Van Beusekom Z. RIJNZATERWOUDE. Gehuwd: J. Jongen- burger jm. 26 j. en A. Vet jd. 24 j. TER-AAR. Bo vail en: C. D. Droog geb. De Ronde Z. R. Vork gob. Blommostoijn D. A. Van Veen geb. Van der Mur D. Overleden: H. Kroft 69 j., echtgenoot van M. Heemskerk. J. Verboom 75 j., echt&oaoot van J. W. Blonk. Gehuwd: P. M. Voortman jm. 38 j. en A M. Zuidervaart jd. 23 j. P. Van Eeden jm. 24 j. en J. C. Van Eijk jd. 24 j. HAARLEMMERMEER, Bevallen: E. Wink geb. Neleraans Z. G. Kooiman geb. Benjamin D. >V. Blokker geb. Winters D. G. \Viebes geb. Schaap Z. D. D. Blijleven geb. Van Stam Z. Z. Cornolisse geb. Twigt D. D. IJ. Middelkoop geb Do Bruin D. n d ertrou wd' H. Van Schooten en C. P. Heemskerk. T Dniker en C, Tensen. J. Van der Voet en G. Tates. E. Eveleena en J. Do Graaf. A. Van der Linden en A Van Maas dam. J Legierse en M. M. Somers. H. H. Bakker, wedn. en A. Evers, wed. A Boer en C. Broekhof, Gehuwd: J Poortvliet ea N. Jonker. J. P. Smit en W. Weber. Overleden: J. W. Sack, 8 m. H. Bies heuvel, 8 w. P. J. Koole, 3 m. J. Brandt geb Kastelijn 67 j. II. Kooi 66 j. M. Wei 10 m. Geveilde p erceolon. Gehouden verkoopiug in het Notarishuis aan Den Burg alhier, op Zaterdag 3 Juni 1899, ten overstaan van: lo. W. F. Kaiser, notaris te Loiden: Het heerenhuis, Breestraat 38, in bod f 5100, kooper de heer J. I. Planjer qq., voor/" 5120. 2o. Mr. L. M. J. H. Ker6tens, notaris te Leiden: Het huis, Oude Rjjn 12, in bod 1500, kooper de heer W. C, Mulder qq., voor 1875het huis, Langegracht 228, in bod 1450, kooper de heer J. N. Boutor qq.het huis, Oostdwarsgracht 12, in bod f 1085, kooper de heer F. A. Schamper qq., voor 1235; het huis, Noordrundersteeg 2, in bod 505, kooper de heer J. Van Sonsbeek; het huis, NoorJrundersteeg 1, in bod 500, koop.r de heer A. Verhoog Jz. qq., voor 610; h.t huis, Langegracht 141, in bod 800, kooper de heer J. N. Botermans qq., voor ƒ801 het huis, Koulstraat 11, in bod ƒ620, kooper do heer A. A. Smits, voor ƒ628; het huis, Achterzandstraat 4, in bod ƒ640, kooper do heer A. A. Smits, toor 648; het huis, Achterzandstraat 6, in bod 650, kooper de heer J. E. Tit; bet huis aan de Langegracht 151, in bod 800, kooper de heer P. T. L. Beenakker qq.; twee huizen Huigstraat 10 en 11, samen in bod ƒ1100, kooper de heer J. Verhoog qq.; het huis, Bolwtrkstraat 3, in bod 670, kooper de heer N. Lefeber qq. voor 682; bet huis Gasthuislaan 12 is niet gegund; het huis, Gasthuislaan 4a, in bod 390, kooper do heer G. F. Smit; twee hui zen Bloemendaalspoort 1 en 3, samen in bod 280, kooper de heer N. De Zwart qq. voor 305; het huis, Uiterstegracht 76, in tol 1800, kooper de heer J. Verhoog qq., voor 1830; het huis, Uiterstegracbt 89, in bod ƒ540, kooper de heer J. Verhoog qq., voor/541. 3o. J. J. Ter Laag Czn., not iris te Leiden: Het hoerenhuis mtt tuin, Langebrug 87, in Da takken van de oude lijsterbes, welke, in don hoek van de oude stallen, bijna den geheelen muur besloeg, teekenden met hun schaduwen allerlei spookachtige figuren op den met, schier alle gebroken, tegels bevloerden grond. Spokig staken de beide torens bun afgebrokkelde transen naar den diepblauw-zwarten bemel uit, terwijl in kun schietgaten en holen do uilen en andere nachtvogels hun eentonig, akelig gekras tot adrer over de slapende velden in den kalmen """zomernacht deden hooren. Het spookte bier in dit oude gat, zeiden de bewoners van Mcnt-Rainé. En vooral in den hoek van het slotplein was het niet pluis. Had niet de oude Pérignard, de nachtwacht van het dorp, toen hij oens voor mijnheer den mairo een spoedboodachap had over te brengen, gestalten zien zweven over het oude plein? Waren niet allen, die eens in dollen overmoed een weddenschap hadden aangegaan en naar ,de „spokenbruiloft" op het slot gegaan waren, .stom van ontzetting in het dorp teruggekeerd? Het begon in den grond, beweerden zij, met een zacht rommelen, dat langzamerhand juider en luider werd; totdat eindelijk met ^en akelig gepiep en geknars de grond eensklaps scheen open te barsten. Wat er eigenlijk gebeurde, wist niemand, daar allen dadelijk het hazenpad kozen. Alleen do Btoutmoedigsten onder hen wisten te ver- telleD, dat er vuurvlammen uit den grond waren opgestegen en zwarte gestalten zich over het plein bewogen hadden. Ook nu was het daar lang niet pluis. Een dof gemurmel scheen langzaam van uit het lange grae op te Btijgen. Mannenstemmen deden zich hooren; het geluid werd sterker en sterker, totdat eindelijk een dof gerommel, als verschoof men een plank, van uit een steenklomp scheen te voorschijn te komen. Daarna een sterk gerammel van ijzer, en een lichtstraal baande zich van uit den grond een weg door de duisternis. Met een forschen zwaai werd een luik, in een nis onder den steenklomp verborgen, ge opend, on eon donkere, geheel vermomde ge- stalto stak behoedzaam, naar alle zijden luis terend, het hoofd door de opening. Allee was echter stil; de gestalte verdween weder in de diepte, doch kwam oogenblikkelijk terug, op den voet gevolgd door een tweede, eveneens in een mantel gebuide, gestalte. Het waren Pierre en de kapitein, die door dezen uitgang de oppervlakte dor aarde weder opzochten. In gebukte houding slopen zij behoedzaam voort, telkens stilstaande, als eenig geluid zich deed hooren. Eindelijk bereikten zij den uit gang der ruïne en met een stommen hand druk namen zy afscheid. De kapitein sloeg den hollen weg naar den heuvel in, terwijl Pierre zich naar het dorp spoedde. VII. Ook over de „Mamjolle" goot de opkomende maan haar schoon licht. Ook daar golfde het gras in den boomgaard op den adem des winde, en liet het klimop, dat langs den breeden gevel groeide, zijn zacht lispelen hooren. Alles was in rust. Geen geluid werd gehoord; slechts de wind, die rondom het huie speelde, verhief nu en dan zijn stem. Een sluier van kalmen vrede scheen over het bui3 gedaald te zijn, een stemming, welke door niets te verbreken schijnt, doch o zoo spoedig en vooral in tyden van oorlog zoo snel verjaagd wordt. Nu nog was alles rustig eu leefde de oude Ratignollea nog kalm en gerust voort, voor zichzelven weinig wetende van do ontzettende weeén van den oorlog. Maar de storm, do woedende orkaan van don krijg naderde en deed reeds in de verte zijn gebrul hooren. Nader en naderbij had de oude het monster zien komen, telkens trad het dichter op hem en zijn geliefd huis toe, en eindelijk, nu stond het vast, onherroepelijk vast: morgen zou de „Manholle" het onwelkome bezoek ontvangen, morgen zou deze schoone plek, nu nog een lusthof op aarde, misschien als een rookende puinhoop een stomme weeklacht zijn over de ellenden van den oorlog 1 Maar niet alles rust op de plaats der Ratig nolles; een dor huisgenooten slaapt nog niet. Het is Nanette, die, toen ze zich zooeven ter ruste wilde begeven, en het venster sluiten zou, een ineengevouwen paplertjo vond. Eoret wildo zij het achteloos wegwerpen, doch toen zij het nauwkeuriger bezag, bemerkte zij, dat het aan de buitenzijde haar naam droeg. Een vreemd voorgevoel deed haar het hartBneller kloppen, haastig opende zy het en las: „Liefste Nanette! Zoo gy my nog eenmaal wilt weder zien, wacht dan totdat de klok van het dorp twaalf uren geslagen heeft. Met groot gevaar waag ik dezen stap, maar het is misschien de laatste maal, dat wy elkander hier beneden ontmoeten kunnen. Uw U teeder minnende A. W." Beurtelings kleurde en verbleekte Nanette. Was er niet by al het heerlyke, in deze onverwachte ontmoeting opgesloten, een vreeseiyk gevaar te duchten? August zou zeker geen toestommiDg tot zyn nachtelykon tocht ontvangen hebben; hy was dus deserteur. Bemerkte men alzoo zyn afwezigheid, dan zou hy groote kans loopen, om ale zoodanig doodgeschoten te worden. Ook moest hy, om aan de „Manholle" te komen, byna dwats door de vyandelyko linie heenbreken. Werd hy daar opgemerkt, men zou hem als soldaat van het vyandeiyk leger evenmin sparen. Nanette rilde, en naar het geoponde ven ster tredende, wierp zy een blik vol innig vertrouwen ten hemel. Zso bleef ze een wyle staan, de kleine, voor een boerenmeisje veel te fijne handen gevouwen, de donkere oogen naar boven, op do sterren geslagen, daarheen gericht, van waar ze reeds in haar prilste jeugd haar hulp verwachtte, onwillekeurig, zonder dat er mot haar ooit oen bepaalde omkeer had plaats gehad, ale ware haar dat steunen op Hooger Hulp reeds vau het eersto oogenblik haare levens af ingegeven. Nanette was schoon. Vooral nu ze daar zoo stond, met gevouwen handen voor dat geoponde venster, beschenen door het zachts maanlicht, kwam die schoonheid tot haar recht Toch waa haar schoonheid niet die, welke door de kunst mot haar fijn beiynde regelen gewenscht wordt. Had ze daaraan moeten voldoen, haar gestalte ware to gedrongen, haar schouders waren te breed, haar halo zou te weinig slank zyn geweest. Ook zou in dit geval de vorm van baar gezicht niet aan de gestelde eischen voldaan hebben. Neen, Nanette's schoonheid was een andere. Er lag in haar verechyning zóóveel élégants, zooveel lieftallige en natuurlyka, alsof z«, onbewust er van, wilde spotten mot al die wetten der schoonheid, en allen, die haar omringden, toonen wilde, dat ook deze gavo Gods zich niet aan regelen en banden, door menschen gesteld en geknoopt, laat binder». %ssc donker oog staarde nog alt0d Da..r bulten, nog steeds verwyido ze in de venst-r» nis, torwyi de nachtwind door haai weelderig^ gitzwarte lokken speelde en langs da vaa verwachting en biyde hoop blozende wapger» streek. {Wordt vervolgd.)

Historische Kranten, Erfgoed Leiden en Omstreken

Leidsch Dagblad | 1899 | | pagina 5