N°. 12030 Maandas; 1£> Mei. A0. 1899 fëourant wordt dagelijks, met uitzondering van rZon- en feestdagen, uitgegeven. Feuilleton. VERDACHT! LEIDSCH DA&BLAD. PRIJS DEZER COURRTTTS Poor Leiden per 8 maandeo, .f 1.10. (Franco per post 1.40. lAi^onderlykb NommerB 0.05. PRUS DER ADVERTENTEËB Vao 1 6 regels l 05. tedere regel meer f 0 17£ - Groctero letters oaar plaatsruimte - Voor het Incaaseereo buiteü de stad wordt f 0.05 berekend Derde Blad. Financiëele Kroniek. Al was onze markt voor enkele fondsen buiten gewoon geanimeerd, over het algemeen heerschte er door de scherpe daling der Amerikaansche fondsfin. welke op onze Beurs een der hoofdrollen spelen, toch een flauwe stemming. Echter nam deze niet die verhouding aan, welke de paniek achtige koersen van Nieuw-York deden vreezen. Wel een bewijs, dat de stelling der Amsterdam- scbe Beurs de meest gezonde bljjkt te zijn. De Amerikaansche noteering van Dinsdag deed zich ten minste Woensdag hier niet gelden en de prijzen waren dien dag hier vrij vaat en zelfs hooger. Donderdag zond Nieuw-York, waar het wèl Beurs was, aanmerkelijk hooger noteering en Amsterdam mag dus blijde zijn, dat hot zich niet heeft laten meeslepen. Trouwens, zoolang de oeco- noraische ontwikkeling van de Vereenigde Staten dezelfde blijft, is er feitelijk geen reden van bezorgdheid. Wel worden door enkele bladen sommige soorten van Spoorwegaandeelen, bijv. Unionshares, wèl betaald geacht, omdat er voorloopig nog geen dividend op uitgekeerd zal worden, doch men moet de intrinsieke waarde der aaDdeelen bekijken. Wanneer toch deze goed is, doet het er weinig toe of men een jaar of wat langer zonder dividend blijft, daar dat toch bij goed beheer later dubbel terecht komt. De toekomst zal echter wel leeren, dat er voor sommige groote systemen der Ameri kaansche Spoorwegen nog veel is weggelegd. Het is echter zeer begrijpelijk, dat, wanneer er reactie intreedt, deze voornamelijk haar rechten doet gelden op die soorten, welke bij anticipatie op de toekomst reeds tamelijk hoog noteeren. Ook de Mexicanen waren weder in reactie, in verband met den dalenden zilverprijs. Toen later de zilverprijzen weder vast werden, konden zij zich niet terstond herstellen. Europeesche fondsen waren meerendeels vrij zwak. De houding van Engeland tegenover de Transvaal ontstemde deze markt wel eenigszins. Het opgeruimdst waren de Cultuur- en Tabakwaarden. Deze verheugden zich bijna alle in een zeer willige stemming en flinke koersverheffingon kwamen daarin tot stand, voornamelijk Rotterdam- Deli, Lankat Cultuur, Herrings, Deli- Cultuur Padang, alsook Sakoeda Tabak- Ma a t s c h a p p ij. De Petroloummarkt was eveneens zeer geanimeerd en aandeelen Koninklijke noteeren hooger dan in langon tijd het geval was. Phenomenaal waren echter de G o u d m ij n- waarden, welke, sinds langen tijd verwaarloosd, weder de aandacht beginnen te trekken door de rijzing in Guyana Goud-place r-aandeelon. Weldra deelden de aandeelen der Maatschappij Suriname in deze verheffing en ook de Ne der 1.- Ind. Mijnbouw-Maatschappij en enkele andere kwamen haar aandeel in do belangstelling vragen. Wat de Nederlandsch-Tndische Mijnbouw-My. betreft, hieromtrent heeft men zeer goede ver wachtingen voor de toekomst, en het zou niet te verwonderen zijn, indien binnen niet al te langen tijd deze aandeelen weder aanmerkelijk boven pari zullen staan. De Guyana Goud-placeren de Suriname zijn mede aangewezen, om hun rol in de toekomst te spelen. Men heeft hiervan zeer groote verwachtingen, hetgeen niet te ver wonderen is, daar er, blijkens zeer veel gegevens, in bet Lawa-gebied, waar de concessiön dier Maat schappij gelegen zyn, zeer veel goud moet zijn. Om nu nog eens op de Amerikaansche Sporen terug te komen, kunnen wij nog bemerken, dat deze in vergelijking met de industriëele waarden, op de Nieuw-Yorksche Beurs zeer weinig hebben geleden. De contramine had daar in elk geval het heft in handen en daartegen scheen men niet te best bestand te zijn. Echter was do val scherp genoeg om ook hier eenige vrees en achterdocht gaande te maken. Het bleek echter, dat men zich, zoowel te Londen als te Amsterdam, niet door de Yankees liet medesleepen, daar toch de werkelijk betere oeconomische waarde der Amerikaansche Sporen beter en standvastiger prijzen recht vaardigt. De koers van het geld zal echter te Nieuw-York voorloopig zijn invloed wel doen gelden, en zal men op grond hiervan nog wol op eenigo verrassingen mogen rekenen. Inmiddels blijve men in het oog houden, dat het tegen de zomermaanden altijd voorzichtig is, niet te groote verwachtingen te hebben. Rijnlandsche Bank. Revisie in strafzaken. Do heeren Hartogh, De Savornin Lohman en Rethaan Macaré hebben hun antwoord ingezonden op het voorloopig verslag der Eerste Kamer omtrent het wetsvoorstel tot wijziging van den achttienden titel van het Wetboek van Strafvordering. De voorstellers geven toe, dat ztf by de oorspronkelijke samenstelling het advies van den Raad van State moesten derven. Hadden onze Staats instellingen hun gelegenheid gegeven dit advies in te winnen, zjj zouden het niet ver zuimd hebben. Intusschen zal de Re^eering na aanneming van het voorstel door de Eerste Kamer het oordeel van den Raad van State kunnen vernemen over het voorstel, zooals het na de parlementaire schriftelijke en monde linge beraadslagingen is vervormd. Hoewel blijkens Regeoringsverklaring een herziening van het gansche Wetboek van Strafvordering wordt voorbereid, blijven de voorstellers echter van meening, dat ook ge durende den tijd, die nog verloopen zal esr die toegezegde herziening is tot stand gekomen, een- betere regeling op het stuk van revisie noodig is. Bjj een geheele omwerking van bedoeld Wetboek zal de titel, regelende de herziening van arresten en vonnissen, zeker niet mogen worden vergeten en zal tevens gelegenheid bestaan de leemten aan te vullen, waarvan de meeste althans bij deze partièele wijziging nitt konden verdwijnen. De voorstellers geven toe, dat, mocht het door de Tweede Kamer aangeboden voorstel ongrondwettig zijn, geen overweging, welke ook, tot aanneming zou mogen doen besluiten. Zij hebben oebter de vaste overtuiging, dat vrees van Grondwttschennis niet behoeft te bestaan. Wordt dit voorstel wet, dan zal de nieuwe achttiende titel niet in toepassing gebracht mogen worden bij de berechting der ambtsmisdrijven, aan den Hoogen Raad bij art. 164 der Grondwet opgedragon, en zulks om dezelfde redenen, waarom het rechts instituut, in den thans geldenden titel om schreven, op die ambtsmisdrijven ten eenen- male toepassing mist. Voorts betoogen zij, dat de 18de titol ook toepassing mist op dio bedrijven, waarvan de berechting by art. 93 R. O. aan den Hoogen Raad in eerste en laatste ressort wordt opgedragen. Of de revisie ook uitgesloten is in de ge vallen, waarin do Hooge Raad met toepas sing van art. 105 R. O. recht doet, achten de voorstellers moeilijker te beantwoorden. In tusschen, de slotwoorden van het artikel kunnen beteekenen, dat het rechtsmiddel van revisie ook in dit geval is uitgesloten. Nu art. 105 R. O. door het wetsvoorstel niet is gewijzigd, behoort eventueel aan den rechter te worden overgelaten de beslissing of in het bedoelde geval de 18de titel toe passing kan vinden. De voorstellers ondersteunen de meening van vetl leden, die wenschen, dat de revisie een zeer exceptioneel middel van herstel blyve en niet in een gewoon middel van beroep ontaarden mocht. Zy vreezen niet, dat het voorgestelde art. 375 tot dien niet ge- wenschten toestand aanleiding geven zal. Ten slotte verdedigen de voorstellers do openbaarheid by de behandeling van de toe laatbaarheid der revisie. De minister van justitie heeft aan de Kamer bericht, dat het voorloopig verslag hem goen aanleiding geeft eenig antwoord daarop te doen toekomen. Kijkjes in en om Leiden. XXX. Wy hebben, wanneer jonker Jan van Duivenvoorde spreekt van groot nadeel door den oorlog in dienst des Vaderlands onder vonden te hebben, inzonderh ?id te denken aan de Spaansche troebelen, geduren la welke niet alleen de kerk to Warmond werd in de asch gelegd, maar door de Spaanse ion ook het huis te Warmond en het slot Oud-Alkemade waren vernield geworden. Wel was reeds in het jaar 1580 namens den Spaanschen Koning een leenbrief van de heeriykbeid van Alkemade uitgevaardigd ten behoeve van denzelfden Johan van Duivenvoorde van den navolgenden inhoud„Poilips etc. etc. etc. doen cond alleD „lubden, dat wy, behoudens ons ende een BÜgeiyk8 zijn regts, verlijdt ende verleentfheb- „ben, veriyen ende verlenen mits desen onsen „brieve Johan van Duvenvoirde ende Woude, „Heere van Warmond, etc., Admiraal van de „zee over Holland, on hem aengekomen en „bestorven by doodo en overiyden van Arent „van Duvenvoirde zyn broeder, dat arabagt „van Alkemade, met tiendeD, renten, goeden, „en mit anders allen zynen toebehoren te „houden van ons, onae erven, ende nacome- „lingen, Graven en Gravinnen van Hollant, „Johan van Duvenvoirde voors., zyne erven „ende nacomelingen, tot een orfleen, ende te „verheergewaden met eenen havik, of drio „ponden daer voren, ende Johan van Duvon- „voirde voors. heeft ons hiervan hulde, eed en „manschap gedaen als 't behoort. Hier waren „by, aen, endo over als onse leenmannen van „Holland Pieter van der Goes, Christiaen van „Alkemade, Cornells van ddr Goes, Philips van „Mierop, Laurens van der Goee, ende Joseph „van Meerhout, des 't oirconde desen brief „bezegelt metten zegel van onsen leenhove van „Holland, bier onder aengehangen, gegeven „in de Hage, desen 5dag Juny 1580. By den Koning .)>.i Ter ordonnantie van de Stadhouder en leenmannen van Holland Otto van Egmont." Met de veranderde staatsregeering diende evenwel ook rekening te worden gehoudeD, en met de afzwering van Filips, den Koning van SpaDje, was de requestewel noodig, zoo even vermeld. Op het verzoekschrift kwam dra het volgende antwoord, dat don leenbe zitter geruststellen kon: „Ik Joseph van Meerhout, klerk van Laurens van der Goes, Griffier van den Leenhove der Graeflijkbeyd van Holland, attestere by desen, dat Jonkheer Jan van Duvenvoirde en Woude, heere tot Warmond op. den 22 December, en den 19 January beyde lestleden, volgende 't placcaet vant aenbrengen van de leengoederen, zoo van den Grave van Holland, als van vorscheyde heeriykheden by de Heeren Staten den 15 July 1592 doen uitgaen, by pertinente verklaringe aengebragt heeft de hoge, middele, en lage jurisdictie van zyne heeriykheyd van Warmont, motto tienden aldaer; nog dat ambagt van Alkemade mitte tienden, renten, goederen, ende mit alle zyne toebehoren, nog dat ambagt van Woude, mitte dageiykse geregte, nog XXII porceelkens van de leenen groot omtrent XVIII, te leen gehouden, en verzogt van de Stadhouder ende leenmannen van den huyse van Wassenaer, nog drie porcelen van leenen groot omtrent dertien morgen lands leggende in den ambagte van Ryswyk te leen verzogt van de stadhouder en leenman nen van den huyse van Naeltwyk, volgende de leenbrieven, en acten van diligentie daer- van zynde; item attestere nog by desen dat Jonkheer Willem van Doornik mede aenge bragt heeft volgende t'voors. placcaet een rjnte van vyftig Rynsguidens 'sjaers, hem aengekomen en besturven by 't overlijden van Juffr. Maria van Duvenvoirde zyne moede uitte tienden gelegen in de Pooldyk: welke tienden jegenswoordig te leen gehouden wer den by Jonkheer Gerrit van Poelgeest, Heere tot Homede, t'oirconde mijn handschrift hier onder gestelt desen 20 dag in January anDo 1593. (w. g.) J. Meerhout." Hoe was 't intusschen met het bezit van het slot zelf gesteld Want wy moeten nu niet denken dat bezit van heeriyko rechten nu altyd ook met het bezit van het ridder matige huis dient samen te gaan. Beiden toch dienen deugdelijk te worden onderscheiden. En dat, zoo al de ambachtsheerlijkheid voor het geslacht van Alkemade verloren ging, zulks daarom nu ook niet het geval geweest is mot de hofstad-zelve, maar deze wel stellig door de familie werd bezeten, willen wy thans oen weinig nagaan. Terwyi alzoo de oudere linio met de heeriyk beid beleend bleef, kregeD jongere zonen allengs by het uitbreiden van het geslacht grond bezit hier en daar, aan den westkant van Warmond over do Mare en de Lede, waar zy een nieuw stamhuis bouwden en dit naar de landstreek, Poelgeest, genoemd hebben, onder Zooterwoude, waar zy een heeriyk slot bouwden, met name Woulerswerf of zooal8 het beter bekend is: Kroonenburg. Ook later op Berkenrode by Haarlem en even zeer op Leeuwenburg of Leeuwenstein onder Voorburg hebben zonen van dit geslacht ge woond. Toch bleef de oude stamburg de ge liefkoosde bezitting dezer heeren, die zich dan alleen metterwoon in 's-Gravenhage, Leiden, Haarlem of elders neerzetten, wanneer het kasteel-zelf onbewoonbaar voor hen was geworden, geiyk zulks eenige malen het geval schynt geweest te zyn. Dat zy in deze streek gegoed wareD, kunnen wy, behalve de reeds aangehaalde getuigenissen en die van 19 Augustus 1314, wanneer heer Henrik van Alkemadehetgeen hem toekwam aan tienden in Warmonderbroek aan de abdisse van Rynsburg geeft, ook opmaken uit ©ene oor konde van 1468 (op den dag van Johannes onthoofding), die bericht hoe Floris van AlkemadeHugo's zood, tot eon vry en eigen goed gooft aan Floris van Alkemade, zynen neef, twee morgen lands, „daar de molen van „Warmont op staot, belent N.O. Jan van den „Woude, Z.O. de Heereweg, Z.W. de Watering- „walle, N.W. Gerrit Heerman ende Daniöl „van Alphen", en insgeiyks uit een handvest van 1480, waarby dezelfde, nu aan heer Jacob van den Woude, zynen neef, heer tot Warmond, verkoopt een „molewerf met dio „windmolen, molenhuys, warmoestuyn en „twee roode voeten lants omgaens, ende met „zoo veel geest lande, daer 't eynde aen, „datze zamen beloopt vier hond." Inzonderheid, toen zy met de familie der Ambacbtsheeren van Warmond zich vermaag- schapten, schijnen de goederen, door de van Alkemade's hier bezeten, niet minder te zyn geworden. Moeieiyk evenwel valt het met juistheid te bepalen, wat het hunne is geweest, daar sommige leden van het geslacht zich behalve van Kroonenburg en van Poelgeest ook van den Woude schreven. Dit laatste was bijv. bot geval met een Jan van Alkemade uit het laatst der 14de eeuw en met Cutharina van Valkenesse (een Zeeuwsch geslacht) ge trouwd, welke, omdat er zooals by aan geeft in zyn tyd zoovelen waren, die van Alkemade heetten, van zynen oom heer Jakob van den Woude, den XlVden heer van War mond, de vergunning verzocht, zco voor zich- zeiven als voor zyno nakomelingen, om diens geslachtsnaam te mogenv dragen. Ter argu- menteering voerde hy aaD, dat zijne moeder (by was een zoon van Jan en van Ada (af. Aleyd) van den Woude) ook eene dochter uit dat geslacht was. Met den leeuw der van Alkemade's bleef hy nochtans zegelen. Niet zoo groot ongeiyk had heer Jan van te spreken over het menigvuldige voorkomen van zyn naam. Tallooze malen treffen wy om streeks dien tyd er dragers van aan. Om eenigen te noemeD, behalve Hendrik, zoo straks reeds genoemd en die wel dezelfde blykt te wezen als Henrycke van Alckemaede, tegen wien be- nevens andere edelen, zooals wy uit een brief van het jaar 1300 (4 Juli) kunnen nagaan, Jan van Henegouwen, Hollands Graaf, kwaad vermoeden betreffendo zyn trouw opgevat had, waarom by aan zyn broeder Gwy verzocht zekerheid dienaangaande te verkrygen, komen in een stuk van 20 Januari 1383 drie per sonen van dien naam voor, met name: Willem. Janne en Alphen van Alkemade. Op Wouters- werf woonde in 1390 Floris van Alkemade, 5> Do Treemdeling klemde zyn lippen op elkander, over zijn gezicht trok een doDkere ■wolk, zyn hand balde zich en zyn oogen fonkelden met zooveel toorn, alsof hy lust had, den geestdriltigen vereerder der schoono tooneel8peelster van de steilte te worpen, die zy juist voorbykwamen- maar een blik op het onschuldige, goedhartige gezicht van den spreker bracht hem tot bezinning. Hy haalde elechtB de echoaders op en schreed voort, zonder antwoord te geven. Von Bülow merkte dat niet op; hy ge voelde groote behoefte iemand tot deelgenoot van zyn geheim te maken, en het hinderde hem volstrekt niet, dat de toehoorder, dien hu in zyn hartsaangelegenheden inwydde, een volkomen vreemde voor hem was. Hg keuvelde vergenoegd voort. „Gy verwondert u daarover, nietwaar? Ja, ik moet hot ook van myn geheele familie booren, dat het een .mésalliance" is, wanneer een vrgheer Von Bülow met een jonge burger- lyko tooneelspeel.ter in den echt treedt, maar daar geef ik niets om. Valesca Blum heeft een onbevlekten naam, is van goeden huize haar vader was leeraar aan het gymnasium der residentie en zy leeft met een oude bloedverwante op een wyze, dat zelfs de ergste babbelzucht haar niets verwyten kan; ik trouw haar onder allo omstandigheden." „Maar ik meende, dat de dame u niet hebben wilde?" merkte zyn reisgenoot aan, die zyn drift van zooeven overwonnen had en de zaak thans van den grappigen kant scheen op te nemen. „Ja, zy heeft my wel ia waar reeda twee maal afgewezen, en ik geloof, dat zy alleen daarom zoo hals over-kop-naar Ssefeld gereisd is, omdat zy vreest, dat ik voor de derde maal komen zal maar ik kom tochl De tante, de oude juffrouw Blum, heeft.'my haar spoor verraden, en nu beu ik baar ten spoedigste nagereisd." „Dat is inderdaad een bewonderenswaardige consequentie I" Dsn majoraatsheer ontging de bytende scherts in deze woorden; hy nam de op merking letterlyk op en voelde zich daardoor gevleid. „Ja, consequent ben ik, dat is waar," hernam hy met gevoel van eigenwaarde. „Dat is een van mgn hoofdeigenschappen, en daarom stoor ik my ook niet aan de tegen werpingen van al die neven en nichten, ofschoon zy my met hun allerhoogste onge nade bedreigen. Zeker, men zal aan het Hof een dergeiyk buwelyk ongaarne zien." „Natuuriyk," zei de jonge vreemdeling op een eigenaardig bitteren, schier snydenden toon. „Ons Hof maakt in zulke gevallen de adollyke geslachtsregisters tot een onom- stootelyko wet, maar het hart is revolutionair; het werpt somwglen voorouders en over leveringen en huiswetten overhoop en bevecht zich ttiomfeerend zgn rechten." „Volkomen myn meeDing!" stemde de heer Von Bülow in. „Gy hebt dat zeer schoon uitgedrukt. Gy bevalt my bovenmate. Wie zyt gy toch eigeniyk? Vermoedeiyk een schilder?" „Ik? Neen. - Waarom?" „Omdat gy zoo op dio boschromantiek ver zot zyt. Ik vind ze zeer lastig, dat wil zeggen in de werkslykheid; op schilderyen heb ik er niets tegen in te brengen." „Gy vergist u," zei de vreemdeling met een vluchtig glimlachje. „Ik hen geen kunste naar; tot dusver was ik in krygsdienst, en ik ben van plaD my thans aan den landbouw te wyden." De majoraatsheer werd opmerkzaam. Land- bouw! Dat was zyn vak, dat boezemde hem belang in, en hy keek zyn reisgezel daarom nu wat nauwkeuriger aan. Do jonge man zag er heel netjes uit, hy had zelfs iets voornaams het is waar, hy reisde te voet, was dus be paald een arme slokker, wiens reiskas hem niet veroorloofde van een rytuig gebruik te maken, maar dat verminderde in niets de voorliefde, die Kuno Von Bülow voor hem gevoelde; hem beviel de manneiyk ernstige verschyning, en dan ook, de vreemdeling had den vryheer zoo vriendeiyk aangeboden, hem op den rechten weg te brengen, zonder te weten, dat hy de eer had den majoraatBheer van „Waltorsberg" te begeleiden. „Dus landbouwer?" vervolgde hy overluid zyn gedachten. „En gy hebt zeker nog geen betrekking, daar gy eerst pas uit den militairen dienst ontslagen zyt? Hebt gü dan ook wel wat degelyks geleerd?" „Nu, ik hoop het ten minste." „Dan wil ik u een voorslag doen: kom by my op Waltorsberg 1" In den herfat wordt daar do post van tweeden opzichter vacant, een zeer goede betrekking. Vyfhondord gulden salaris, vrye kost en inwoning en een gratificatie met nieuwjaar. Wat dunkt u daarvan?" Om de lippen van den vreemdeling ver toonde zich weer een verdachte trilling, alB streed by tegen een niet te bedwingen lachbui. „U ie zeer goed, mynheer Von Bülow, ik vrees slechts „Nu, wat u nog ontbreekt kunt gy Immers leeren," viel Von Bülow in, die zich genoopt voelde, de bescheidenheid van den jongen man te hulp te komen. „Myn eerste inspecteur is zeer bekwaam en zal u wel in de loer nemen. Eenigszins ruw is hy wel de fijne gemslederen handschoenen by v., die gij daar aan uw handen hebt, zal hy u wel dadeiyk afwennen; zoo iets is geen mode by ons. Hy zal toch wel eenige tegenwerpingen maken, omdat ik u zoo zonder getuigschriften en aanbevelingen in dienst neem, maar gy bevalt my, en dat is de hoofdzaak. Daar staan wy waariyk al weer voor een atuk van uw verwenschte romantiek I Moeten wy soma daar naar be neden?" De laatste woorden golden den weg, die plotseling steil in een zeer schilderachtige kloof afdaalde. De beer Von Bülow, dio geen bergbeklimmer was, bleef met een bedsDkeiyk gezicht staan, maar zyn reisgezel sprak hem bemoedigend toe. „Hot ia da laatste moeilykheid, die gy te overwinnen hebt; daarginds beneden komen wy op den ry weg. Steun maar op myn schou der; zoo, nu zal het wel gaan." „Ja, zoo gaat hot!" sprak de majoraatsheer zeer tevreden, daar de Dieuwe opzichter oen zeer bruikbaar en gedienstig man bleek te zün; „gy schynt met de bergen zeer vertrouwd te wezen, misschien zyt gy wel uit deze etreek afkomstig. Waar zyt gy eigeniyk geboron?" „Op den „Rozenburg", in de nabyheid der residentie." „Ha, op het hertogeiyk lustslot 1 Dan zyt gy vermoedeiyk de zoon van den slotvoogd of iota van disn aard?" Do gevraagde maakte een lichte beweging met hot hoofd, dio oven goed een bevestiging als een ontkenning zün kon. Von Bülow nam Z! voor hst eersto op en klopte zgn makker vnendachappeiyk op den schouder. „Dat doet me pleizier; ik zie het gaarne, dat myn ondergeschikten van netto familie zyn; ik had het u dadoiyk aangezien." „Gy kuDt gerust zyn, myn familie is hoogst fatsoenlijk," hernam de jonge vreemdeling glimlachend. „Maar daar is eindeiyk de ryweg. Nu kunt gy den weg niet meer missen, ginds ligt Seefeld, dat gy in een half uur bereikt, de weg leidt er regelrecht heen. Ik zal op het boschpad blyvon." [Woril vervolgd.)

Historische Kranten, Erfgoed Leiden en Omstreken

Leidsch Dagblad | 1899 | | pagina 9