N°. 12030
Maandas; 1£> Mei.
A0. 1899
fëourant wordt dagelijks, met uitzondering
van rZon- en feestdagen, uitgegeven.
Feuilleton.
VERDACHT!
LEIDSCH
DA&BLAD.
PRIJS DEZER COURRTTTS
Poor Leiden per 8 maandeo, .f 1.10.
(Franco per post 1.40.
lAi^onderlykb NommerB 0.05.
PRUS DER ADVERTENTEËB
Vao 1 6 regels l 05. tedere regel meer f 0 17£ - Groctero
letters oaar plaatsruimte - Voor het Incaaseereo buiteü de stad
wordt f 0.05 berekend
Derde Blad.
Financiëele Kroniek.
Al was onze markt voor enkele fondsen buiten
gewoon geanimeerd, over het algemeen heerschte
er door de scherpe daling der Amerikaansche
fondsfin. welke op onze Beurs een der hoofdrollen
spelen, toch een flauwe stemming. Echter nam
deze niet die verhouding aan, welke de paniek
achtige koersen van Nieuw-York deden vreezen.
Wel een bewijs, dat de stelling der Amsterdam-
scbe Beurs de meest gezonde bljjkt te zijn. De
Amerikaansche noteering van Dinsdag deed zich
ten minste Woensdag hier niet gelden en de
prijzen waren dien dag hier vrij vaat en zelfs
hooger. Donderdag zond Nieuw-York, waar het
wèl Beurs was, aanmerkelijk hooger noteering en
Amsterdam mag dus blijde zijn, dat hot zich niet
heeft laten meeslepen. Trouwens, zoolang de oeco-
noraische ontwikkeling van de Vereenigde Staten
dezelfde blijft, is er feitelijk geen reden van
bezorgdheid. Wel worden door enkele bladen
sommige soorten van Spoorwegaandeelen, bijv.
Unionshares, wèl betaald geacht, omdat er
voorloopig nog geen dividend op uitgekeerd zal
worden, doch men moet de intrinsieke waarde
der aaDdeelen bekijken.
Wanneer toch deze goed is, doet het er weinig
toe of men een jaar of wat langer zonder dividend
blijft, daar dat toch bij goed beheer later dubbel
terecht komt. De toekomst zal echter wel leeren,
dat er voor sommige groote systemen der Ameri
kaansche Spoorwegen nog veel is weggelegd. Het
is echter zeer begrijpelijk, dat, wanneer er reactie
intreedt, deze voornamelijk haar rechten doet
gelden op die soorten, welke bij anticipatie op
de toekomst reeds tamelijk hoog noteeren. Ook
de Mexicanen waren weder in reactie, in
verband met den dalenden zilverprijs. Toen later
de zilverprijzen weder vast werden, konden zij
zich niet terstond herstellen. Europeesche
fondsen waren meerendeels vrij zwak. De houding
van Engeland tegenover de Transvaal ontstemde
deze markt wel eenigszins. Het opgeruimdst waren
de Cultuur- en Tabakwaarden. Deze
verheugden zich bijna alle in een zeer willige
stemming en flinke koersverheffingon kwamen
daarin tot stand, voornamelijk Rotterdam-
Deli, Lankat Cultuur, Herrings, Deli-
Cultuur Padang, alsook Sakoeda Tabak-
Ma a t s c h a p p ij.
De Petroloummarkt was eveneens zeer
geanimeerd en aandeelen Koninklijke noteeren
hooger dan in langon tijd het geval was.
Phenomenaal waren echter de G o u d m ij n-
waarden, welke, sinds langen tijd verwaarloosd,
weder de aandacht beginnen te trekken door de
rijzing in Guyana Goud-place r-aandeelon.
Weldra deelden de aandeelen der Maatschappij
Suriname in deze verheffing en ook de Ne der 1.-
Ind. Mijnbouw-Maatschappij en enkele
andere kwamen haar aandeel in do belangstelling
vragen.
Wat de Nederlandsch-Tndische Mijnbouw-My.
betreft, hieromtrent heeft men zeer goede ver
wachtingen voor de toekomst, en het zou niet te
verwonderen zijn, indien binnen niet al te langen
tijd deze aandeelen weder aanmerkelijk boven pari
zullen staan. De Guyana Goud-placeren
de Suriname zijn mede aangewezen, om hun
rol in de toekomst te spelen. Men heeft hiervan
zeer groote verwachtingen, hetgeen niet te ver
wonderen is, daar er, blijkens zeer veel gegevens,
in bet Lawa-gebied, waar de concessiön dier Maat
schappij gelegen zyn, zeer veel goud moet zijn.
Om nu nog eens op de Amerikaansche Sporen
terug te komen, kunnen wij nog bemerken, dat
deze in vergelijking met de industriëele waarden,
op de Nieuw-Yorksche Beurs zeer weinig hebben
geleden. De contramine had daar in elk geval
het heft in handen en daartegen scheen men niet
te best bestand te zijn. Echter was do val scherp
genoeg om ook hier eenige vrees en achterdocht
gaande te maken. Het bleek echter, dat men zich,
zoowel te Londen als te Amsterdam, niet door de
Yankees liet medesleepen, daar toch de werkelijk
betere oeconomische waarde der Amerikaansche
Sporen beter en standvastiger prijzen recht
vaardigt. De koers van het geld zal echter te
Nieuw-York voorloopig zijn invloed wel doen
gelden, en zal men op grond hiervan nog wol op
eenigo verrassingen mogen rekenen. Inmiddels
blijve men in het oog houden, dat het tegen de
zomermaanden altijd voorzichtig is, niet te groote
verwachtingen te hebben. Rijnlandsche Bank.
Revisie in strafzaken.
Do heeren Hartogh, De Savornin Lohman
en Rethaan Macaré hebben hun antwoord
ingezonden op het voorloopig verslag der
Eerste Kamer omtrent het wetsvoorstel tot
wijziging van den achttienden titel van het
Wetboek van Strafvordering. De voorstellers
geven toe, dat ztf by de oorspronkelijke
samenstelling het advies van den Raad van
State moesten derven. Hadden onze Staats
instellingen hun gelegenheid gegeven dit
advies in te winnen, zjj zouden het niet ver
zuimd hebben. Intusschen zal de Re^eering
na aanneming van het voorstel door de Eerste
Kamer het oordeel van den Raad van State
kunnen vernemen over het voorstel, zooals
het na de parlementaire schriftelijke en monde
linge beraadslagingen is vervormd.
Hoewel blijkens Regeoringsverklaring een
herziening van het gansche Wetboek van
Strafvordering wordt voorbereid, blijven de
voorstellers echter van meening, dat ook ge
durende den tijd, die nog verloopen zal esr
die toegezegde herziening is tot stand gekomen,
een- betere regeling op het stuk van revisie
noodig is. Bjj een geheele omwerking van
bedoeld Wetboek zal de titel, regelende de
herziening van arresten en vonnissen, zeker
niet mogen worden vergeten en zal tevens
gelegenheid bestaan de leemten aan te vullen,
waarvan de meeste althans bij deze partièele
wijziging nitt konden verdwijnen.
De voorstellers geven toe, dat, mocht het
door de Tweede Kamer aangeboden voorstel
ongrondwettig zijn, geen overweging, welke
ook, tot aanneming zou mogen doen besluiten.
Zij hebben oebter de vaste overtuiging, dat
vrees van Grondwttschennis niet behoeft te
bestaan. Wordt dit voorstel wet, dan zal de
nieuwe achttiende titel niet in toepassing
gebracht mogen worden bij de berechting der
ambtsmisdrijven, aan den Hoogen Raad bij
art. 164 der Grondwet opgedragon, en zulks
om dezelfde redenen, waarom het rechts
instituut, in den thans geldenden titel om
schreven, op die ambtsmisdrijven ten eenen-
male toepassing mist.
Voorts betoogen zij, dat de 18de titol ook
toepassing mist op dio bedrijven, waarvan
de berechting by art. 93 R. O. aan den
Hoogen Raad in eerste en laatste ressort
wordt opgedragen.
Of de revisie ook uitgesloten is in de ge
vallen, waarin do Hooge Raad met toepas
sing van art. 105 R. O. recht doet, achten de
voorstellers moeilijker te beantwoorden. In
tusschen, de slotwoorden van het artikel
kunnen beteekenen, dat het rechtsmiddel
van revisie ook in dit geval is uitgesloten.
Nu art. 105 R. O. door het wetsvoorstel niet
is gewijzigd, behoort eventueel aan den
rechter te worden overgelaten de beslissing
of in het bedoelde geval de 18de titel toe
passing kan vinden.
De voorstellers ondersteunen de meening
van vetl leden, die wenschen, dat de revisie
een zeer exceptioneel middel van herstel
blyve en niet in een gewoon middel van
beroep ontaarden mocht. Zy vreezen niet, dat
het voorgestelde art. 375 tot dien niet ge-
wenschten toestand aanleiding geven zal.
Ten slotte verdedigen de voorstellers do
openbaarheid by de behandeling van de toe
laatbaarheid der revisie.
De minister van justitie heeft aan de
Kamer bericht, dat het voorloopig verslag
hem goen aanleiding geeft eenig antwoord
daarop te doen toekomen.
Kijkjes in en om Leiden.
XXX.
Wy hebben, wanneer jonker Jan van
Duivenvoorde spreekt van groot nadeel door
den oorlog in dienst des Vaderlands onder
vonden te hebben, inzonderh ?id te denken aan
de Spaansche troebelen, geduren la welke niet
alleen de kerk to Warmond werd in de asch
gelegd, maar door de Spaanse ion ook het
huis te Warmond en het slot Oud-Alkemade
waren vernield geworden. Wel was reeds in
het jaar 1580 namens den Spaanschen Koning
een leenbrief van de heeriykbeid van Alkemade
uitgevaardigd ten behoeve van denzelfden
Johan van Duivenvoorde van den navolgenden
inhoud„Poilips etc. etc. etc. doen cond alleD
„lubden, dat wy, behoudens ons ende een
BÜgeiyk8 zijn regts, verlijdt ende verleentfheb-
„ben, veriyen ende verlenen mits desen onsen
„brieve Johan van Duvenvoirde ende Woude,
„Heere van Warmond, etc., Admiraal van de
„zee over Holland, on hem aengekomen en
„bestorven by doodo en overiyden van Arent
„van Duvenvoirde zyn broeder, dat arabagt
„van Alkemade, met tiendeD, renten, goeden,
„en mit anders allen zynen toebehoren te
„houden van ons, onae erven, ende nacome-
„lingen, Graven en Gravinnen van Hollant,
„Johan van Duvenvoirde voors., zyne erven
„ende nacomelingen, tot een orfleen, ende te
„verheergewaden met eenen havik, of drio
„ponden daer voren, ende Johan van Duvon-
„voirde voors. heeft ons hiervan hulde, eed en
„manschap gedaen als 't behoort. Hier waren
„by, aen, endo over als onse leenmannen van
„Holland Pieter van der Goes, Christiaen van
„Alkemade, Cornells van ddr Goes, Philips van
„Mierop, Laurens van der Goee, ende Joseph
„van Meerhout, des 't oirconde desen brief
„bezegelt metten zegel van onsen leenhove van
„Holland, bier onder aengehangen, gegeven
„in de Hage, desen 5dag Juny 1580.
By den Koning .)>.i
Ter ordonnantie van de Stadhouder en
leenmannen van Holland
Otto van Egmont."
Met de veranderde staatsregeering diende
evenwel ook rekening te worden gehoudeD,
en met de afzwering van Filips, den Koning
van SpaDje, was de requestewel noodig,
zoo even vermeld. Op het verzoekschrift kwam
dra het volgende antwoord, dat don leenbe
zitter geruststellen kon: „Ik Joseph van
Meerhout, klerk van Laurens van der Goes,
Griffier van den Leenhove der Graeflijkbeyd
van Holland, attestere by desen, dat Jonkheer
Jan van Duvenvoirde en Woude, heere tot
Warmond op. den 22 December, en den 19
January beyde lestleden, volgende 't placcaet
vant aenbrengen van de leengoederen, zoo
van den Grave van Holland, als van vorscheyde
heeriykheden by de Heeren Staten den 15 July
1592 doen uitgaen, by pertinente verklaringe
aengebragt heeft de hoge, middele, en lage
jurisdictie van zyne heeriykheyd van Warmont,
motto tienden aldaer; nog dat ambagt van
Alkemade mitte tienden, renten, goederen,
ende mit alle zyne toebehoren, nog dat
ambagt van Woude, mitte dageiykse geregte,
nog XXII porceelkens van de leenen groot
omtrent XVIII, te leen gehouden, en verzogt
van de Stadhouder ende leenmannen van den
huyse van Wassenaer, nog drie porcelen van
leenen groot omtrent dertien morgen lands
leggende in den ambagte van Ryswyk te
leen verzogt van de stadhouder en leenman
nen van den huyse van Naeltwyk, volgende
de leenbrieven, en acten van diligentie daer-
van zynde; item attestere nog by desen dat
Jonkheer Willem van Doornik mede aenge
bragt heeft volgende t'voors. placcaet een
rjnte van vyftig Rynsguidens 'sjaers, hem
aengekomen en besturven by 't overlijden van
Juffr. Maria van Duvenvoirde zyne moede
uitte tienden gelegen in de Pooldyk: welke
tienden jegenswoordig te leen gehouden wer
den by Jonkheer Gerrit van Poelgeest, Heere
tot Homede, t'oirconde mijn handschrift hier
onder gestelt desen 20 dag in January anDo 1593.
(w. g.) J. Meerhout."
Hoe was 't intusschen met het bezit van
het slot zelf gesteld Want wy moeten nu
niet denken dat bezit van heeriyko rechten
nu altyd ook met het bezit van het ridder
matige huis dient samen te gaan. Beiden toch
dienen deugdelijk te worden onderscheiden.
En dat, zoo al de ambachtsheerlijkheid voor
het geslacht van Alkemade verloren ging, zulks
daarom nu ook niet het geval geweest is mot
de hofstad-zelve, maar deze wel stellig door
de familie werd bezeten, willen wy thans oen
weinig nagaan.
Terwyi alzoo de oudere linio met de heeriyk
beid beleend bleef, kregeD jongere zonen allengs
by het uitbreiden van het geslacht grond
bezit hier en daar, aan den westkant van
Warmond over do Mare en de Lede, waar
zy een nieuw stamhuis bouwden en dit naar
de landstreek, Poelgeest, genoemd hebben,
onder Zooterwoude, waar zy een heeriyk
slot bouwden, met name Woulerswerf of
zooal8 het beter bekend is: Kroonenburg.
Ook later op Berkenrode by Haarlem en even
zeer op Leeuwenburg of Leeuwenstein onder
Voorburg hebben zonen van dit geslacht ge
woond. Toch bleef de oude stamburg de ge
liefkoosde bezitting dezer heeren, die zich
dan alleen metterwoon in 's-Gravenhage,
Leiden, Haarlem of elders neerzetten, wanneer
het kasteel-zelf onbewoonbaar voor hen was
geworden, geiyk zulks eenige malen het geval
schynt geweest te zyn. Dat zy in deze streek
gegoed wareD, kunnen wy, behalve de reeds
aangehaalde getuigenissen en die van 19
Augustus 1314, wanneer heer Henrik van
Alkemadehetgeen hem toekwam aan tienden
in Warmonderbroek aan de abdisse van
Rynsburg geeft, ook opmaken uit ©ene oor
konde van 1468 (op den dag van Johannes
onthoofding), die bericht hoe Floris van
AlkemadeHugo's zood, tot eon vry en eigen
goed gooft aan Floris van Alkemade, zynen
neef, twee morgen lands, „daar de molen van
„Warmont op staot, belent N.O. Jan van den
„Woude, Z.O. de Heereweg, Z.W. de Watering-
„walle, N.W. Gerrit Heerman ende Daniöl
„van Alphen", en insgeiyks uit een handvest
van 1480, waarby dezelfde, nu aan heer
Jacob van den Woude, zynen neef, heer tot
Warmond, verkoopt een „molewerf met dio
„windmolen, molenhuys, warmoestuyn en
„twee roode voeten lants omgaens, ende met
„zoo veel geest lande, daer 't eynde aen,
„datze zamen beloopt vier hond."
Inzonderheid, toen zy met de familie der
Ambacbtsheeren van Warmond zich vermaag-
schapten, schijnen de goederen, door de van
Alkemade's hier bezeten, niet minder te zyn
geworden. Moeieiyk evenwel valt het met
juistheid te bepalen, wat het hunne is geweest,
daar sommige leden van het geslacht zich
behalve van Kroonenburg en van Poelgeest ook
van den Woude schreven. Dit laatste was bijv.
bot geval met een Jan van Alkemade uit
het laatst der 14de eeuw en met Cutharina
van Valkenesse (een Zeeuwsch geslacht) ge
trouwd, welke, omdat er zooals by aan
geeft in zyn tyd zoovelen waren, die van
Alkemade heetten, van zynen oom heer Jakob
van den Woude, den XlVden heer van War
mond, de vergunning verzocht, zco voor zich-
zeiven als voor zyno nakomelingen, om diens
geslachtsnaam te mogenv dragen. Ter argu-
menteering voerde hy aaD, dat zijne moeder
(by was een zoon van Jan en van Ada (af.
Aleyd) van den Woude) ook eene dochter uit
dat geslacht was. Met den leeuw der van
Alkemade's bleef hy nochtans zegelen.
Niet zoo groot ongeiyk had heer Jan van te
spreken over het menigvuldige voorkomen van
zyn naam. Tallooze malen treffen wy om
streeks dien tyd er dragers van aan. Om eenigen
te noemeD, behalve Hendrik, zoo straks reeds
genoemd en die wel dezelfde blykt te wezen
als Henrycke van Alckemaede, tegen wien be-
nevens andere edelen, zooals wy uit een brief
van het jaar 1300 (4 Juli) kunnen nagaan,
Jan van Henegouwen, Hollands Graaf, kwaad
vermoeden betreffendo zyn trouw opgevat had,
waarom by aan zyn broeder Gwy verzocht
zekerheid dienaangaande te verkrygen, komen
in een stuk van 20 Januari 1383 drie per
sonen van dien naam voor, met name: Willem.
Janne en Alphen van Alkemade. Op Wouters-
werf woonde in 1390 Floris van Alkemade,
5>
Do Treemdeling klemde zyn lippen op
elkander, over zijn gezicht trok een doDkere
■wolk, zyn hand balde zich en zyn oogen
fonkelden met zooveel toorn, alsof hy lust
had, den geestdriltigen vereerder der schoono
tooneel8peelster van de steilte te worpen, die
zy juist voorbykwamen- maar een blik op
het onschuldige, goedhartige gezicht van den
spreker bracht hem tot bezinning. Hy haalde
elechtB de echoaders op en schreed voort,
zonder antwoord te geven.
Von Bülow merkte dat niet op; hy ge
voelde groote behoefte iemand tot deelgenoot
van zyn geheim te maken, en het hinderde
hem volstrekt niet, dat de toehoorder, dien
hu in zyn hartsaangelegenheden inwydde, een
volkomen vreemde voor hem was. Hg keuvelde
vergenoegd voort.
„Gy verwondert u daarover, nietwaar? Ja,
ik moet hot ook van myn geheele familie
booren, dat het een .mésalliance" is, wanneer
een vrgheer Von Bülow met een jonge burger-
lyko tooneelspeel.ter in den echt treedt, maar
daar geef ik niets om. Valesca Blum heeft een
onbevlekten naam, is van goeden huize
haar vader was leeraar aan het gymnasium
der residentie en zy leeft met een oude
bloedverwante op een wyze, dat zelfs de
ergste babbelzucht haar niets verwyten kan;
ik trouw haar onder allo omstandigheden."
„Maar ik meende, dat de dame u niet
hebben wilde?" merkte zyn reisgenoot aan,
die zyn drift van zooeven overwonnen had
en de zaak thans van den grappigen kant
scheen op te nemen.
„Ja, zy heeft my wel ia waar reeda twee
maal afgewezen, en ik geloof, dat zy alleen
daarom zoo hals over-kop-naar Ssefeld gereisd
is, omdat zy vreest, dat ik voor de derde
maal komen zal maar ik kom tochl De
tante, de oude juffrouw Blum, heeft.'my haar
spoor verraden, en nu beu ik baar ten
spoedigste nagereisd."
„Dat is inderdaad een bewonderenswaardige
consequentie I"
Dsn majoraatsheer ontging de bytende
scherts in deze woorden; hy nam de op
merking letterlyk op en voelde zich daardoor
gevleid.
„Ja, consequent ben ik, dat is waar,"
hernam hy met gevoel van eigenwaarde.
„Dat is een van mgn hoofdeigenschappen, en
daarom stoor ik my ook niet aan de tegen
werpingen van al die neven en nichten,
ofschoon zy my met hun allerhoogste onge
nade bedreigen. Zeker, men zal aan het Hof
een dergeiyk buwelyk ongaarne zien."
„Natuuriyk," zei de jonge vreemdeling op
een eigenaardig bitteren, schier snydenden
toon. „Ons Hof maakt in zulke gevallen
de adollyke geslachtsregisters tot een onom-
stootelyko wet, maar het hart is revolutionair;
het werpt somwglen voorouders en over
leveringen en huiswetten overhoop en bevecht
zich ttiomfeerend zgn rechten."
„Volkomen myn meeDing!" stemde de heer
Von Bülow in. „Gy hebt dat zeer schoon
uitgedrukt. Gy bevalt my bovenmate. Wie
zyt gy toch eigeniyk? Vermoedeiyk een
schilder?"
„Ik? Neen. - Waarom?"
„Omdat gy zoo op dio boschromantiek ver
zot zyt. Ik vind ze zeer lastig, dat wil zeggen
in de werkslykheid; op schilderyen heb ik er
niets tegen in te brengen."
„Gy vergist u," zei de vreemdeling met
een vluchtig glimlachje. „Ik hen geen kunste
naar; tot dusver was ik in krygsdienst, en
ik ben van plaD my thans aan den landbouw
te wyden."
De majoraatsheer werd opmerkzaam. Land-
bouw! Dat was zyn vak, dat boezemde hem
belang in, en hy keek zyn reisgezel daarom
nu wat nauwkeuriger aan. Do jonge man zag
er heel netjes uit, hy had zelfs iets voornaams
het is waar, hy reisde te voet, was dus be
paald een arme slokker, wiens reiskas hem
niet veroorloofde van een rytuig gebruik te
maken, maar dat verminderde in niets de
voorliefde, die Kuno Von Bülow voor hem
gevoelde; hem beviel de manneiyk ernstige
verschyning, en dan ook, de vreemdeling had
den vryheer zoo vriendeiyk aangeboden, hem
op den rechten weg te brengen, zonder te
weten, dat hy de eer had den majoraatBheer
van „Waltorsberg" te begeleiden.
„Dus landbouwer?" vervolgde hy overluid
zyn gedachten. „En gy hebt zeker nog geen
betrekking, daar gy eerst pas uit den militairen
dienst ontslagen zyt? Hebt gü dan ook wel
wat degelyks geleerd?"
„Nu, ik hoop het ten minste."
„Dan wil ik u een voorslag doen: kom by
my op Waltorsberg 1" In den herfat wordt
daar do post van tweeden opzichter vacant,
een zeer goede betrekking. Vyfhondord gulden
salaris, vrye kost en inwoning en een gratificatie
met nieuwjaar. Wat dunkt u daarvan?"
Om de lippen van den vreemdeling ver
toonde zich weer een verdachte trilling, alB
streed by tegen een niet te bedwingen lachbui.
„U ie zeer goed, mynheer Von Bülow, ik
vrees slechts
„Nu, wat u nog ontbreekt kunt gy Immers
leeren," viel Von Bülow in, die zich genoopt
voelde, de bescheidenheid van den jongen man
te hulp te komen. „Myn eerste inspecteur is
zeer bekwaam en zal u wel in de loer nemen.
Eenigszins ruw is hy wel de fijne gemslederen
handschoenen by v., die gij daar aan uw handen
hebt, zal hy u wel dadeiyk afwennen; zoo
iets is geen mode by ons. Hy zal toch wel
eenige tegenwerpingen maken, omdat ik u
zoo zonder getuigschriften en aanbevelingen
in dienst neem, maar gy bevalt my, en dat
is de hoofdzaak. Daar staan wy waariyk al
weer voor een atuk van uw verwenschte
romantiek I Moeten wy soma daar naar be
neden?"
De laatste woorden golden den weg, die
plotseling steil in een zeer schilderachtige
kloof afdaalde. De beer Von Bülow, dio geen
bergbeklimmer was, bleef met een bedsDkeiyk
gezicht staan, maar zyn reisgezel sprak hem
bemoedigend toe.
„Hot ia da laatste moeilykheid, die gy te
overwinnen hebt; daarginds beneden komen
wy op den ry weg. Steun maar op myn schou
der; zoo, nu zal het wel gaan."
„Ja, zoo gaat hot!" sprak de majoraatsheer
zeer tevreden, daar de Dieuwe opzichter oen
zeer bruikbaar en gedienstig man bleek te
zün; „gy schynt met de bergen zeer vertrouwd
te wezen, misschien zyt gy wel uit deze etreek
afkomstig. Waar zyt gy eigeniyk geboron?"
„Op den „Rozenburg", in de nabyheid der
residentie."
„Ha, op het hertogeiyk lustslot 1 Dan zyt gy
vermoedeiyk de zoon van den slotvoogd of
iota van disn aard?"
Do gevraagde maakte een lichte beweging
met hot hoofd, dio oven goed een bevestiging
als een ontkenning zün kon. Von Bülow nam
Z! voor hst eersto op en klopte zgn makker
vnendachappeiyk op den schouder.
„Dat doet me pleizier; ik zie het gaarne,
dat myn ondergeschikten van netto familie
zyn; ik had het u dadoiyk aangezien."
„Gy kuDt gerust zyn, myn familie is hoogst
fatsoenlijk," hernam de jonge vreemdeling
glimlachend. „Maar daar is eindeiyk de ryweg.
Nu kunt gy den weg niet meer missen, ginds
ligt Seefeld, dat gy in een half uur bereikt,
de weg leidt er regelrecht heen. Ik zal op
het boschpad blyvon."
[Woril vervolgd.)