N». 12030 Maandag; 1£> Mei. A°. 1899 feze fëourant wordt dagelijks, met uitzondering van gon- en feestdagen, uitgegeven. Tweede Blad. PERSOVERZICHT. Feuilleton. VERDACHT! LEIDSCH DAGBLAD. PRUS DEZER COUBAITTa Toor Lelden per 8 maanden. I.JO» jFranco per post 1.40. 'Afzonderlijke Nommers 0.06. PRUS DER AD V EKTÜN 'X'IÜN t Van 1-8 regels f l 06. Iedere regel meer f 0.17J. - Grootert lettere oaar plaatsruimte - Voor het Incasseerqd bolton de stad wordt f 0.05 berekend De Haag8cbe Briefschrijver in de Amster- damsche Courant zegt omtrent de Oranje zaal in het Huis ten Bosch, waar de Vredesconferentie bijeenkomt, het volgende Met den indruk van deze grootsche zaal nog betrekkelijk versch in mijn gemoed, moet ik gul-uit bekennen, dat de plaats mij voor een Vredesconferentie al zeer ongelukkig ge kozen voorkomt. Het is waar, by bet intreden van de zaal door de (voormalige) hoofddeur ziet men dadeiyk den vrede uit den hemel nederdalen en Pallas en Hercules de deuren van den tempel van Janus sluiten, als bewys, dat de oorlog ten einde is, maar overigens merkt men in de voorstelling van Frederik Hendriks overwinningen hoofdzakeiyk wapen tuig en oorlogsgery op, krygsgevangenen, verwoeste steden en wat dies meer zy, terwyi allerlei Latynsche opschriften in den treure de fatale leer prediken, die ook in onzen tyd tot voorwendsel voor de overdreven wapenin gen dient: Si vis pacem parabellum. De oorlogzuchtige gedelegeerde, welken de Duitscho Keizer goedgevonden heeft met een moeiiyk te doorgronden bedoeling naar deze Conferentie af te zenden, vindt in de voor stellingen, die de vergadering omgeven zullen, koren voor zyn molen, argumenten by de vleet voor zyn stelling, dat alleen door een krachtige algemeens wapening, tot de uiterste grenzen dor economische draagkracht van eeu volk gedreven, de vrede te verzekeren is. Want geen vyand durft dan tegen zoo'n overmacht de deuren van den tempel van Janus open zetten. Wy nu, niet-militari8ten, zyn van een andere meening, bowerende, dat de algemeens vrede beter door een krachtige uitrusting tot den vrede te verkrygen en te handhaven is, door het steeds nauwer aanhalen van de vriendschapsbanden en handelsbetrekkingen tusschen de volken over de politieke grenzen heen. Zoo denkt in Nederland zeker wel de overgroots meerderheid der bevolking over de zaak. Maar waarom dan de gedelegeerden in de Oranjezaal saamgebracht, welker wanden van een geheel andere overtuiging getuigenis geven? Was het om de schilderyen als zoodanig alleen, dan ware een korte herinnering ge- 'wenscht, dat daarbinnen alleen „l'artpourl'art" moet worden beoordeeld, niet om de duidelyke bedoeling, waarmede de kunstenaars overeen komstig de bestelling der ontroostbare weduwe van een onvergeiykeiyken gemaal", de kunst lievende Amalia van Solms, het penseel heb ben gevoerd. x Nog een andere bedenking tegen de keuze van deze zaal, wat lager by den grond van 'karakter, maar uit een practisch oogpunt 'zeker van veel grooter gewicht, hoorde ik ,van een architect, die de Oranjezaal goed 'kent. Hy vreesde, dat de heeren elkander onder dien boogen koepel niet zouden ver staan, zoodat debatten en gedachtenwisse- lingen onmogeiyk zouden biyken. Nooit, zeide hy, en myn naspeuringen in plaatsbe- schryvingen, welker schryvers zich echter zelden buiten den kring van groote woorden en bombastische betuigingen van bewondering ten aanzien van de Oranjezaal verwyderden, gaven my geen grond tot tegenspraak, nooit was in die zaal een groote vergadering gehouden, zoodat men betrekkeiyk de acustiek in volslagen onwetendheid verkeerde. Heeft nu de Minister van Buitenlandsche Zaken, voordat de keuze definitief was geworden, met het geheele personeel van zyn departe ment een generale repetitie gehouden met debatten en redevoeringen en daarby gecon stateerd, dat men elkander zonder moeite kon verstaan, dan vervalt dit bezwaar. Is zoodanige proef niet genomen, dan blyft het een groot waagstuk, de gedelegeerden van 26 verschillende Mogendheden eenige dagen daar te vereenigen, in de hoop, dat zy het over eenig onderwerp eens zullen worden. In een gewone kamer verstaan de heeren diplo maten elkander toch al zoo licht verkeerd l Dr. A. W. Bronsveld, in zyn Kroniek in de Stemmen voor Waarheid en Vrede sprekende over de Vredesconferentie, zegt, dat hij niet kan verbloemen, dat zyn verwachtingen niet zeer boog zyn gespannen. Dit heeft zyn grond, zoo schryft dr. Brons veld, o. a. in onze weinige sympathie voor den vorst, van wien deze vredesmanifestatie uitgaat. Wy stellen geen vertrouwen in den man, die zyn eigen onderdanen geweld aan doet, hun rechten met voeten treedt, en die arme Stundisten laat vervolgen en verbannen, omdat zy geen vrede hebben met de Grieksche Kerk. De Russische politiek heeft in list en sluw heid haar geiyk9 niet. Zy is byna aan alle hoekon der wereld in het openbaar of in het geheim werkzaam, en houdt overal oude en nieuwe veeten levendig, om op het gunstig oogenblik haar elag te slaan en de triomfen van haar slim beleid te vieren. Wy behoeven geen namen te noemen; ieder weet, dat bijv. in Turkye en China Rusland de twiststokende, de uitdagende macht en mogendheid is. Daar komt nog iets by. Tegen wie is het drievoudig verbond gericht van Duitschland, Oostenryk en Italiö? Immers, tegen het saam verbonden Rusland en Frankryk! Heeft de Czaar niet het Fransche chauvinisme in de hand gewerkt? Heeft hy daardoor Duitsch land niet gedwongen, zich voortdurend tot de tanden te wapenen, en aanhoudend bedacht te zyn op versterking van zyn krygsmacht? Het had den Czaar maar een woord be hoeven te kosten, om Frankryk tot de over tuiging te brengen, dat het moest leeren berusten in den afstand van Lotharingen en den Eizas. Dat zou aan do oevc-rs van de Seine zeer kalmeerend hebben gewerkt, en aan geheel Europa ontspanning en verademing hebben geschonken. Maat de Czaar heeft de vriendschap" met Frankryk steeds levendig gehouden en inmid dels onverpoosd zijn eigen krygstoerustingen versterkt, alsof een oorlog voor de deur stond. Valt het gemakkelyk, te gelooven aan de oprechtheid van de poging, welke van den Czaar plotseling uitging om nader te komen tot de verhooring van de bede: „Do wapenen neder!"? Die twyfel werd by velen niet overwonnen, zelfs niet na de verklaringen en betuigingen van den heer Stead, van wiens pelgrimstocht slechts een zeer klein deel volbracht is. De Czaar blyft voor ons een niet aantrekkeiyke, om niet te zeggen een sinistre figuur. Toch zullen wy ons van ganscher harto verheugen, indien de ophanden zijnde Conferen tie bevorderlyk mag wezen aan het afnemen van het gevaar voor een oorlog, waarin wy toch voortdurend verkeeren. De Volksbond (orgaan der Yereeniging tegen Drankmisbruik) schryft: Het door mr. Drucker bewerkte wets ontwerp tot regeling der arbeidsover eenkomst, onlangs door het Departement van Justitie uitgegeven, strekt tot verheffing van den arbeider zoowel als van den arbeid zelf. Wy missen er echter helaas een voorschrift in omtrent de uitbetaling van het loon in afgepast geld in de werkplaats of op het werk. Wordt een dergelyk wetsontwerp by de Tweede Kamer ingediend, dan zal het dringend gewenscht zyn, daarin alsnog een voorschrift dienaangaande op te nemen. In de politieke brieven van een Kamerlid in De Nederlandsche Werkman leest men: „Nu het herhalings-onderwys is voorgesteld, is het verzet daartegen, inzon derheid ook van de zyde der niet-vooruit strevende liberalen, in de afdeelingen der Kamer gebleken zóó groot te zyn, dat de Minister en de vooruitstrevenden, die aan zyn zyde staan, thans reeds gerust kunnen zeggen, dat zy verloren spel hebben." Drooglegging der Zuiderzee. Do heer Jules Van Hasselt, uit Kampen, schryft in De Telegraaf Met onverdeelde belangstelling las ik het kort verslag omtrent de oeconomiscbe zyde van het Zuiderzee-vraagstuk, door den heer A. A. Beekman, directeur der H. B.-S. te Schie dam, onlangs in een vergadering te Amster dam behandeld. Zoo iemand in staat is propaganda te maken voor deze nationale zaak by uitnemendheid, dan is het beslist de heer Beekman, de ge achte schrijver van „Onze Polderlanden", die een studie gemaakt heeft van het Zuiderzee- vraagstuk in zyn ganschen omvang. Duideiyk en klaar zet hy de zaak uiteen, die volgens hem en andere technici volkomen uitvoer baar is. Het eenige, wat tot nog toe ontbreekt, zoo zeide de heer Beekman, is de „drang des volks, zonder welken de Regeering niet tot uitvoering der plannen zal overgaan 1" Dit nu vind ik een hoogst bedenkeiyk ge zegde. Als er gewacht moet worden op den drang des volks, zoo vrees ik, dat er nog eeuwen zullen verloopen alvorens met den afeluitdyk 6n daarna met de droogmaking der Zuiderzee begonnen zal worden. Tal van adressen zyn er vóór en na aan de Regeering gezonden, waarin de wenscheiyk- heid tot oplossing van het vraagstuk is uitge drukt geworden, m. a. w. op de uitvoering der grootsche zaak, die beslist van actueel belang is, krachtig werd aangedrongen. Gedurende een lange reeks van jaren heeft men gelegenheid gehad het vóór en het tegen te overwegen en geloof ik zonder overdrijving te mogen constateeren, dat er veel meer vóór dan tegen de uitvoering der plannen is te zeggen. Welnu, welk motief zou er dan nog kun nen zyn voor onze Regeering, om nog langer op den drang des volks te wachten? Niemand ter wereld zal kunnen en durven beweren, dat onze Regeering, voor het geval ze afge ronde plannen inzake de afsluiting eD droog legging aan de Staten-Generaal aanbood, over- yid te werk gaat. Op den weg van ons vooruitstrevend ministerie ligt het, niet langer op den drang dos volks te wachten, maar wel om datgene voor te bereiden en kan het zyn uit te voeren, waarop wyien Z. M. Koning Willem III jaren geleden in een troonrede gewezen heeft. Niet langer gedraald, elke dag uitstel is een ver loren dag. Ons Ministerie is- bovendien in een zeer gunstige conditie, daar het in zyn midden heeft een man, die een byzondere studie ge maakt heeft, in de eerste plaats van het technische, in de tweede plaats van het economische vraagstuk. Die man is de tegenwoordige Minister van Waterstaat, de heer Lely, die meer dan ieder ander op de hoogte is van de nationale zaak by uitnemendheid. Mogen de sedert tal van jaren bespreken plannen eerlang tot uitvoering komen en het tegenwoordige Ministerie zonder verderen drang des volks de hand aan den ploeg slaan, waardoor de volkswelvaart' in hooge mate zal toe nemenen het emigreeren van duizenden, die thans in Noord Amerika en in Duitsch land hun geluk gaan beproeven, omdat ze hier geen werk meer vinden, geheel zal op houden. Do tyd van praten is voorby, de dag van handelen is aangebroken en de toekomst be hoort aan de natie, die werkt en voortbrengt 1 Moge dit gevleugeld woord van den grooten Richard Cobden bewaarheid worden I In een asterisk Algemeen Kiesrecht zegt Eet Nederlandsche Dagblad: Naar aanleiding van de motie tot invoe ring van algemeen kiesrecht door de Sociaal- Damocraten voorgesteld, maar gelukkig door de Tweede Kamer verworpen, wenschen wy er nogmaals op te wyzen, dat wy in beginsel tegen algemeen kiesrecht zyn gekant. Dat kiesrecht past alleen in het kader der volks- 80uvereiniteit, terwyi hier niemand souverein is dan de Koningin alleen. Kiezen is niet de uitoefening van een recht, maar het ver richten eener functie. Een abstract en absoluut recht om die functie uit te oefenen heeft niemand en niet het recht of het belang der burgers in privé, maar dat van de gemeenschap moot beslissen aan wie die functie moet worden opgedragen. De gemeenschap pleegt geen onrecht en kan ook geen onrecht plegeD, waar zy iemand het kiesrecht onthoudt, daar niemand nog ooit een behooriyk vaststaand recht van een burger op dat kiesrecht heeft kunnen bewijzen. Het belang der gemeenschap brengt bovendien eerder inkrimping dan uit breiding van het kiesrecht mee, daar het regel matig overal blykt, dat vermeerdering van het aantal kiezers vermindering meebrengt van het gehalte der gekozenen. Het belang des volks is dus by uitbreiding van kiesrecht allerminst gebaat, maar veeleer geschaad. Het i3 ook louter misverstand te meeneü, dat er noodzakeiyk verband bestaat tusschen kies recht en vertegenwoordiging. Dat verband bestaat lang niet al tyd: in btt privaatrecht evenmin als in het publiekrecht. Iemand kan dus vertegenwoordigd zyn, zonder dat hy tot de verkiezing zyner vertegenwoordigers heeft meegewerkt. De vrouw wordt door den man in rechten vertegenwoordigd, geiyk de pupil door zyn voogd. Toch heeft niemand ooit op dien grond verlangd, dat de vrouw den man zou kiezen en de pupil den voogd. De Koningin ver tegenwoordigt het Ryk tegenover het buiten land, ofschoon zy niet door de burgers is gekozen, maar krachtens Haar erfrecht regeert, en de burgemeester vertegenwoordigt de gemeente, ofschoon by niet door en zelfs niet altyd uit de gemeente wordt gekozen, maar door de Koningin. Het geroep om algemeen kiesrecht berust dus op een onjuist inzicht, zoowel betreffende de rechten en belangen der burgers als betreffende de belangen der gemeenschap. Slechts de radicalen en de socia listen zouden by dat stemrecht winnen; al de anderen, en dat is de overgroots meerderheid des volks, zouden er zeer veel by verliezen en in elk geval is het algemeen kiosrecht nu door de Grondwet uitgesloten. Onder den titel „Vrees en bedreiging" be spreekt De Hollander het behandelen van de m o t i e-T roelstra in de Tweede Kamer. Het blad merkt op, dat uit alles blykt, hoe de uitslag van de Veendamscho verkiezing do verwachting der socialisten biykbaar hoog heeft gespannen. „Verklaarbaar. Immers, tegenover oen be kwaam vooruitstrevend man als toch de can- didaat der liberalen, mr. Smidt, is en in een district, waar de socialisten tot heden niet veel te zeggen hadden, hun candidaat ineens gekozen te zien het is voorwaar voor de vooruitstrevende liberalen, die hun affaire in het Noorden des lands al meer zien verloopen, om er wanhopend onder te worden, maar dan ook reden te meer voor de socialisten om er trotsch op te zyn. MeDscholijk en dus begrypeiyk, die ver slagenheid eenerzyds en die trots andorzyds; en dat de biyken daarvan bij de behandeling der motie-Troelstra zich zouden openbaren, had ieder kunnen verwachten." Dat de groep Kerdyk met de twee Minis ters er by zoo maar met de motie-Troelstra is meegegaan, vindt De Hollander intusschen 8) De oude dame richtte zich op en mat haar nicht met een achterdochtigen blik. „Valesca, ge verbergt iets voor mei Ik heb .je steeds vergezeld en had van deze kennis moeten weten. Wat moet ook dit geheele geheimzinnige uitstapje beteekenen? Wy be vinden ons rustig op ons zomerzitje en richten ons voor een wekenlang verblyf in: daar i opeens besluit ge tot ons vertrek, dat in alle ^etilte en geheimzinnigheid geschiedt. Niemand "mag er van weten, niemand mag het doel van onze reis vernemen, ge zyt buiten uzelve, als ge hoort, dat de heer Von Bülow het weot, en nu bevindt men, dat ge hier, in dit kleine bergdorpje, betrekkingen onderhoudt, waarvan ik nooit iets geboord heb. Daar eteekt iets achter en voor my verbergt ge het, voor my, die de plaats van moeder by je bekleedt, die je liefheeft als een eigen kindl Waarmee heb ik dat verdiend?" y Zy scheen zich de zaak inderdaad aan te trekken, want er blonken tranen in haar oogen, maar Valesca glimlachte slechts en legde ge ruststellend de hand op haar tantes arm. „Lieve tante, Ik weet het, ge zyt oneindig goed en hebt over het geheel slechts een enkel gebrek: ge kunt niet zwygen! Dat is weer gebleken, toen Von Bülow u met vragen en verzoeken bestormde. Ge moet me dus minstens toestaan te zwygen. Ten slotte zult ge toch wel vernemen, wat het beteekent. Laat u maar eens verrassen 1" Zy hadden het dal bereikt, en het rytuig rolde door de dorpsstraat. Door het snelle voorbyryden bemerkten de dames weinig van de beide vreemdelingen in den tuin van het logement, en dezen, die zeer wyseiyk den verrekyker ter zyde gelegd hadden, schenen ook van hun kant op het rytuig geen acht te slaan; maar nauweiyks was het voorby, of zy keken elkaar met een uitdrukking van verrassing aan, en Helmer sprak halfluid: „Dat was immers mejuffrouw Blum?" „Valesca Blum," bevestigde Sebald, „de gevierde ster van onzen Hofschouwburg l Hoo komt die hier in dit afgelegen bergdorpje? Dat is toch merkwaardig." „Bet rytuig houdt ginds vóór de pastorie stil," berichtte Helmer, die naar het tuinhek gegaan was, „en daar verschynt ook zyn- eerwaarde in eigen persoon, om de dames te ontvangen." „Nog merkwaardiger 1 Wat heeft die jonge tooneelspeelster by den pastoor te doen? Dat is geen bezoek van bloedverwanten of vrienden: de ontvangst van den geesteiyken heer is daarvoor te eerbiedig. Inderdaad, zy treden het huis binnen, de koffers worden afgeladen Helmer, dat moeten wy observeeren." „Maar een hertogeiyke hoftooneelspeelster en een eerwaarde priester kunnen toch niet verdacht zyn," bracht de ondergeschikte in het midden; „die helpen zeker niet by een aanslag op het vorsteiyk huis. Ik geloof, dat Zijn Doorluchtigheid en Zyn Excellentie ons zeiven bij den kraag zouden nemen, als wy juffrouw Blum te na kwamen. Zff staat in groote gunst aan het Hof, vooral by de hertogin." Sebald haalde met een gewichtig gebaar de schouders op. „Niets is onverdacht; alles moot geobser veerd worden onthoud dat l En wat de gunst van de hoogste personen betreft, daar mee is het voorby, sedert prins Leopold de schoono Valesca op zoo in het oog loopende wyze huldigde, dat men aan het Hof ernstig bezorgd werd; de geheele residentie sprak er van." „Nu ja, de prins was verliefddat is toch eigeniyk geen ongeluk." „By een vorst, die toch overeenkomstig zyn stand in het huwelyk moet treden, is het zeker een ongeluk, wanneer hy ernstig verliefd wordt, en prins Leopold was volop op weg, om zoo ver te komen. Het is immers een openbaar geheim, dat hy beelist gewei gerd heeft de sinds lang bepaalde reis naar het verwante Koninkiyk Hof te maken, om daar een vrouw te zoeken; vandaar die allerhoogste ongenade! De hertog zond hem zoo spoedig doenlijk op reis, dat betee kent in ballingschap, er dreigde een onher stelbare tweespalt in de vorstelyke familie en dat alles om die Valesca Bluml" „Nu, knap genoeg is ze, dat ook oen prins om haar een dommen streek begaan kan," veroorloofde Helmer zich op te merken, maar die ongepaste uitdrukking haalde hem een berisping van zyn superieur op den hals. „Helmer, ik twyfel geenszins aan de oprecht heid uwer gevoelens, maar ik moet u ver zoeken, uw uitdrukkingen behooriyker te kiezen. Men spreekt niet van domme streken, wanneer er van een lid van het vorstenhuis sprake is. Overigens was die liefhebbery van den prins zeer voorbijgaande; hy is natuuriyk tot bezinning gekomen en zal zich naar het bevel van den hertog schikken: zyn huwelyk met prinses Marie is een uitgemaakte zaak." „En mejuffrouw Blum?" „Wel, die zal natuuriyk den vorsteiyken aanbidder zeer ongaarne verloren hebben; overigens moet zy zich in de geheele aan gelegenheid zeer tactvol hebben gedragen, dat zegt men althans, maar ik vertrouw die jongedame met haar gevaariyke schoonheid nietmy is ze verdacht, zeer verdacht. Eerst beproeft zy een prins van het regeerende huis in haar netten te lokken, en als dit haar niet gelukt, duikt zy heel opeens hier in Seefeld op, juist hier, waar de aanslag op het vorstenhuis beraamd wordt. Ik vermoed daarin een geheimzinnig verband de zaak kan een vreeseiyke ontknooping hebben." „De Hemel sta ons byi Ge gelooft toch niet, dat zy zelve den aanslag zal uitvoeren?" riep Helmer ontsteld, „Ik geloof niets, ik combineer slechts. Men heeft voorbeelden in de nieuwere geschiedenis voorbeelden, waarby iemand de haren te berge ryzenl Zie maar eens naar Rusland l In elk geval zal ik uit allo macht obser veeren." En meteen ging mynheer Sebald eveneens naar het tuinhek en begon de pastorie op te nemen, alsof hy de gave bezat, door gesloten deuren en vensters heen te zion. Hij kon zich evenwel niet lang met deze bezigheid onledig houden, want nu kwam een tweede rytuig van den anderen kant aanrollen, waar de weg langs het meer loopt, een licht, open voertuigje, waarin zich slechts een enkele heer bevond. Het rytuig hield vóór het logement stil en de reiziger stapte uit; het was een nog vry joog monsch, dat, in weerwil van zyn burger- kleeding, in houding en voorkomen den krygsman niet kon verloochenen, en bepaald tot den voornamen stand behoorde. Hy wierp een vluchtigen, doch scherpen blik op de beide vreemdelingen, keerde hun daarop echter onverschillig den rug toe en vroeg op korten, bevelenden toon om een kamer aan don naderenden waard, dien hy terstond naar de bovenverdieping volgde, waar de logeerkamers lagen. Nauweiyks was hy verdwenen, of Sebald, die by het naderen van het rytuig zyn plaats ouder den appelboom weer ingenomen bad, richtte zich op en sprak halfluid, maar met nadruk: „Helmer, die man is verdachtl" „Ja, mynheer Sebald, maar voornaam. Dat is geen paardenkooper, en die reist ook niet in cognac en spiritus." Wordt vervolgd.)

Historische Kranten, Erfgoed Leiden en Omstreken

Leidsch Dagblad | 1899 | | pagina 5