N". 12028
fezs jouraat wordt dagelijks, met uitzondering
van (§on- en feestdagen, uitgegeven.
Tweede Blad.
PERSOVERZICHT.
Feuilleton.
Van een Amcrikaansclien Geldkoning.
Vï-ijeïags 12 Mei. A°. 1899
LEIDSCH
PRIJS DEZER COURRNT:
Voor Leiden per 8 tnaandeo. f |.10,
IFr&nco per post 1.40.
Afzonderlijke Nommers 8 0.06.
PRUS DEB ADVERTEHTTÊH i
Van i 6 regels 1.06. Iedere cegeJ meer f O.J 7J. Grcoter®
letterB oaar plaatsruimte - Voor hat IncaasoeraD Pol ten de «tn4
wordt f 0.05 berekend
Mr. Van Houten heeft zijn vijfden
brief van de nieuwe reeks Staalkundige Brie
ven de wereld ingezonden, en daarin ontwik
kelt de schrijver zijn bezwaren tegen de
„Liberale Unie". Do eenigo liberale Unie, die
hij mogelijk acht, is de vereeniging van alle
liberale Kamerleden, die, in overleg met de
liberale Ministers, moeteD uitmaken wat noodig
en wen8chelijk ia. Maar de thans bestaande
Unie, boven de Kamerleden, brengt niet veel
goeds en bemoeilijkt slechts.
„De organisatie is op zichzelf reeds moeilijk
genoeg en behoeft niet door verdeeling Van
den politieken invloed over Kamerclub en
Unie nog vermeerderd te worden. Vooral
moet de Unie niet voor kleine staatslieden
met groote ambitie, die in de Kamerclub niet
tot de eerste rangen kunnen opklimmen, het
middel zijn, om hun meerderen uit de Kamer
te drijven. Zy loopt steeds gevaar hiervoor
gebruikt te worden; zy is er ook reeds te
veel voor gebruikt. De staatkunde heeft dit
met sport gemeen, dat de racers en spelers
van lageren rang het grootste belang hebben
by de disqualiflcatie hunner meerderen. Immers
hebben zy eerit dan kans op een prys".
De heer Tak van Poortvliet had in '91 ge
lijk, toen by poogde de leidiog der Kamerparty
on die der Unie in handen te krygen; het
was zyn val, dat hy, by de botsing tusschon
■die twee, de zyde van de „Liberale Unie"
koos. Mr. Tak misrekende zich.
„Een totale misrekening, geiyk men weet.
Sedert dien tyd voert in de Unie de nydig-
heid over deze nederlaag het hoogste woord,
terwyi het plicht was bet oog op de toekomst
gericht te houden. Het ligt nog versch in het
geheugen hoe de door de Unie in 1897 go-
zaaide verdeeldheid byna de geheele party
ten onder hoeft gebracht. En hoe na den
troosteloozen uitslag der eerste stemming
•slechts de overal spontaan pakkende leus
„eendracht tegenover de clericalon" ons land
voor de heerschappy van het tweemanschap
KuyperSchaepman heeft bewaard.
Nog wordt de vrucht dezer overwinning
door de nawerking der van de Unie uitge
gane verdeeldheid schraal, omdat de woord
voerders en protégés der Unie, tegenwoordig
herdoopt in liberaal-democrateD, Dog altyd
■fcr van droomen, hot door de vorige Regeering
op het gebied van het kiesrecht tot stand
gebrachte omver te werpen. Alsof dit niet
een werk was van liberalen van volkomen
onverdacht allooi. En alsof niet in steeds
toenemende mate in liberale kringen werd
ingezien, hoe weinig gerechtvaardigd do felle
be8tryding daarvan is geweest."
Zal de „Liberale Unie" in het vervolg zich
liberaal-democratisch gaan noemen op het
voetspoor van haar uitverkozen Kamerleden,
of zal men de oude vlag biyven voeren;? Mr.
Van Houten hoopt blykbaar het laatste en
meent, dat de practyk op do verwezenlijking
Tan die hoop wyst. Immers, de stembus van
1897 bracht de geestverwanten van alle
schakeering in de Kamer; op dat stembus
resultaat is dit Kabinet gebouwd en ook in
de Kamer dryven de oude partijverhoudingen
weer boven:
„Gaandeweg dryft ook in de Kamer de oude
partyverdeeling weder boven, evenals na den
stryd tusschen Tborbecke en Van de Putte
en dien tusschen Kappeyne en Gleichman c.s.
Tegen die partyverdeeling kan dan ook tegen
woordig geen enkele grief bestaan. Er staat
thans geen enkele liberale hervorming op
den voorgrond, by welke de voorstanders kun
nen hopen de achterhoede der liberalen door
steun van andere groepen voort te dryven.
Wel is waar moeten zy met menigen her-
vormenden maatregel wachteD, totdat hy zóó
zeer gerypt is, dat ook die achterhoede er zich
by nederlegt, maar als deze achterhoede een
zelfstandige fractie gaat vormen of ook slechts
haar zetels meer en meer aan steun van
anti-liberale zyde te danken heeft, krijgt men
bovendien etteiyko zetels meer dan wanneer
men begint elkander te bestryden, en kan men
dus by een hervormenden maatregel enkele
stemmen van de achterhoede missen."
Op vereeniging van alle liberalen dringt
de heer Van Houten aan; alleen de socia
listen moeten buiten het party verband worden
gesloten:
„Uitgesloten zy daarentegen de werkeiyke
socialist, al doet by zich voor in do schaaps
vacht van een liberaal-democraat of radicaal.
Het komt niet aan op den naam, maar op
het beginsel: handhaving der vryheid tegen
eiken belager, ook tegen don Staat. Zelfs juist
tegen den Staat, die, als hy zyn roeping, om
de vryheid te eerbiedigen en te vermeerderen,
miskent en verzaakt, door zyn almacht haar
gevaarlijkste vyand is. Alle andere vijanden
zijn slechts gevaarlijk, indien de Staat hen
met zyn macht steunt en de vryheid om hen
met woord en geschrift, individueel of met
andere geiykgezinden vereenigd te bestryden,
onderdrukt of belemmert.
't Is te hopen, dat de „Liberale Unie,"
als zy biyft voortbestaan, tevens alle Staats-
vergoding late varen, waardoor zy werkeiyko
liberalen uitdrijft en verkapte socialisten laat
binnensluipen."
In een naschrift wyst de schryver op
de stemming over de motie-Troelstra, die,
zegt do heer Van Houten, „myn politieke
diagnose bevestigt", dat de naaste toekomst
alle liberalen zal stollen voor het dilemma:
Liberaal of: Liberaal
-g—p Democraat.
In De Sociaal-Democraat, het blad des heeron
Troelstra, wordt over do behandeling der
k i e 8 r e c h t-m o t i e in de Tweede Kamer
het oen en ander gezegd. Over do houding
der „Kerdykianen" heet het o. m.:
„Ellendiger standpunt dan dat van den heer
Kerdyk en do zynen is in do gegeven om
standigheden wel niet denkbaar. Men stemde
vóór, nu ja; omdat men niet tegen algemeen
kiesrecht is, doch heeft duideiyk laten uit
komen, het was het eenige, wat duideiyk
w&8 dat de liefdesverklaring geheel plato
nisch was, dat er geen daad zou volgen.
„Te zyner tyd" zal do heer Kerdyk ver
klaringen afleggen, dio aan duidelijkheid niets
te wenschen zullen overlaten.
Te zyner tyd, wanneer is dat? Natuuriyk
aan het einde der 4-jarige periode, als we
staan aan den vooravond van de nieuwe ver
kiezingen, als de Regoering niets meer to ver
liezen heeft, als de conservatieven niets meer
te ontzien hebben en geheel de baas zullen
zyn van de positie?
Had, zoo verzekert de schryver, de liberale
democratie eenig begrip gehad van haar taak
als democratische party, zy zou de motie
aangegrepen bobben om de eerste schrede in
dezen te doen. Ze heeft slechts voorgestemd,
omdat ze wel moest; de Veendammer striem
deed nog pyn."
Dat de heer Troelstra het met de houding
der anti-revolutionnairen niet eens is, is be
grijpelijk. „Ze zal aan haar lyf ondervinden
wat ze gedaan heeft."
In een asterisk over Rechtsbewustzyn
zegt De Standaard:
Eens zyn do Socialisten hot in de Kamer
niet.
De heer Van der Zwaag geeft dr. Kuyper
geiyk, dat algemeen kiesrecht geen
andere grens kent dan de physieke, en daarom
sluit hy alloen de krankzinnigen uit. Do
hoer Troelstra daarentegen noemt zulk een
absolute opvatting van een absoluut begrip
een caricatuur.
Hy gaat van geen begrippen uit. Dat deden,
zegt by, wel de mannen van 1789, niet hy.
Hy dryft maar in het „rechtsbewustzyn".
In dat „rechtsbewustzyn" duikt nu almeer
hot besef op, dat er „algemeen kiesrecht"
moet zyn, en daarom pleit ook hy er voor.
We kennen deze theorie van het subjec
tivistisch recht, dat als in oen stroom in
gedurige vloeiing verkeert, en altoos wisselende
rechtsvormen doet opkomen.
Maar waartoe dan de motie? Waartoe dan
de stryd voor het algemeen kiesrecht? Als
dit vanzelf uit den stroom van het rechts
bewustzyn opduikelt, spare de heer Troelstra
dan vry zyn moeite.
Maar neen, dat doet hy niet! Hy ijvert er
voor. Hy wil er alle politieke machten voor
bewegen. H y is hot dus, die zelf ia ons land
dit rechtsbewustzyn voor algemeen kiesrecht
poogt te v o r m en. En als het er dan zóó
Inkomt, dan neemt hy de houding aan, alsof
het een hem onbekenden, mystieken oorsprong
i n het rechtsbewustzyn had.
En verder.
Bewu8tzyn kan onklaar besef zyn, maar
dan vordert ge er niet mee. Om er iets mee
uit te richten, moet uw bewuatzyn dit besef
opklaren tot den vorm van begrippen.
Zoo ontspringt ook hy den dans niet.
Hy ook heeft een begrip noodig, omzijn
propaganda in wetsvorm resultaat te geven.
.Ja, sterker nog, reeds om zyn algemeen
kiesrecht in het rechtsbewustzyn in te kry
gen, moet hy spreken, moet hy woorden
gebruiken, moet hy argumenten bezigen. En
al verschuilt hy zich dan ook achter de alge-
meene idee van „algemeen kiesrecht", voor
zichzelf moet hy beginnen met er een begrip
van te hebben, en zoo komt hy toch weer
uit by het standpunt, waarop zyn vaderen
in 1789 stonden.
Alleen met dit verschil, dat zy, als FranscheD,
een propaganda zoo doorzichtig als glas droven,
terwyi hy heil zoekt in den nevel onzer
Duitsche naburen.
Wy hebben melding gemaakt van het
Gzds-artikel van den heer Hubrecht onder
den titel Kiesrecht en Onderwas.
De Tijd teekent daarby o. a. aan:
De schryver had by het schrijven van zyn
artikel voorzien, dat, nu de leerplicht ic open
bare behandeling komt, de stryd over bet
„lastige punt" de neutraliteit - opnieuw
zou ontbranden, 't Is gebeurd ook. Maar hy
wil de stryders verzoenen door zyn voorstel.
Hiervan nemen wy akte: Wy voor ons
hebben ons niet te bekommeren over het
motief van den heer Hubrecht; ook niet over
de vraag, of hy al dan niet recht heeft, als
hy meent, dat alleen en uitsluitend de school
het volk in twee kampen verdeelt en de
partyformatie beheerscht.
Zeker is in elk geval, dat hy en stellig ook
menige liberaal, die zyn Gids-artikel met
aandacht heeft gelezen, de aan de hand
gedane oplossing niet bereikbaar zal achten
met het ontwerp-Borgesius, omdat dit wer
kelijk volgens den heer Hubrecht is: „een
revolutie togen de wet van '89".
Er is geen ontkomen aan; boven dit ontwerp
dient te worden geschreven het gevleugelde
woord van wijlen den Noord-Hollandschen
afgevaardigde: .Van dit alles komt niets."
Als het „lastige punt" weg is, kan men
verder redeneeren.
Eer Diet l
Van liberale zyde werd nogal eens gepro
beerd de adresbeweging der Roomschen
tegen leerplicht in een nu juist niet al
te gunstig daglicht te stelleD. Daaraan heeft
ook Eet Centrum min of meer meegedaan
door te gewagen van een „papieren storm",
pas opgestoken na de tweede editie van
Borgesius' wetsontwerp.
De houding van Eet Centrum geeft aan
De Maasbode aanleiding tot eenigo opmerkin
gen, waaraan wy het volgende ontleonen:
„Ten spyt van Het Centrumbiyven wy in
deze adresbeweging een vrye uiting zien van
onze Katholieken, die reeds by de indieniDg
van het eerste ontwerp aan een rochtmatig
gevoel van verontwaardiging lucht gaven en
geheel spontaan In en buiten de pers hun
grieven konbaar maakten.
Een gevoel, een uiting, die ten slotte cul
mineerde in een stroom van adressen.
Een machtige roep uit het vrye volk der
Bataven, die de souvereiniteit van het ouder
lijk gezag wilden handhaven, die hun rech
ten niet wilden prijsgeven voor een linzen-
schotel, die by de voortgaande ontkerstening
der natie eiken dag de wrange vruchten
moeten zien van een onderwys zonder God
en daarom zich scherp aankanten tegen eiken
dwang, die hun kinderen zou noodzaken vau
zulk een onderwys gebruik to maken.
Wy hebben een te groot vertrouweD op de
kracht onzer beginselen, wy zagen onder de
thans vigeerende wet te heerlijke triomfen
van het byzonder, te dieper en schandelijker
nederlagen van het openbaar onderwys, dan
dat wy ons tot opportunisme en ministeriêeie
afspraakjes zouden laten verleiden.
Stond nu Eet Centrum niet alleeD, wilde
zy de talenten, die wy gaarne in haar redactie
erkennen, dienstbaar maken niet aan oen
party, maar aan de overtuiging van het
meerendeel der Nederlandsche Katholieken;
was daar maar óón machtig verbond der
Christelyko gelederen, éón opdringen tegen de
ineenzinkende muren der openbare school, óón
stryd voor onze vryheid en ons recht, óón
algemeen verzet tegen den gehaten leer-
dwang, wy zouden verder komen dan nu
met een ten deele verbrokkelde party."
De Maasbode verzekert ten slotte onwan
kelbaar to kunnen voortgaan; overtuigd als
zy is, de overtuiging van de meesten harer
geloofsgenooton weer te geven.
Ter uit-den-weg-ruiming van een bezwaar
inzake leerplicht maakt Eet Centrum
het volgende denkbeeld openbaar:
„Er zyn van verschillende zyden bedenkin
gen gerezen tegen de bepaling in het leer-
plichtontwerp, welke de schoolopzieners maakt
tot keurders van gemoedsbezwaren.
Zy moeten nameiyk met hun handtoeke-
ning de scbrifteiyke verklaring bekrachtigen
van ouders, voogden of andere verzorgers, die
tegen zeker onderwys in hun omgeving over
wegend bezwaar hebbeD.
Deze bepaling ïykt ons inderdaad hinderiyk,
al willen wy gaarne aannemeD, dat het niet
in de bedoeling der overheid kan liggen don
rechten der ouders geweld aan te doen.
Tot beoordeeling van bezwaren, als hier
bedoeld, moeten de schoolopzieners niet wor
den geroepen.
Daarom zouden wy in overweging willen
geven deze bepaling weg te nemen of to
wyziger.
Ware het niet rationeel, de taak, waar
mede thans de schoolopzieners worden belast,
op te dragen aan de bedienaron van den
eeredienst?
Deze laatsten ïyken ons in elk geval do
aangewezen personen, om te beslissen, of ge
moedsbezwaren al dan niet zyn voorgewend.
De Staat kan zich daartoe beroepen op do
erkende kerkgenootschappen, wier parochie,
of gemeente-geeateiyken in casu zouden kun
nen dienst doen.
Door haar wetsontwerp in dien zin te wt)-
zigon, zou de Regeering, dunkt ons, een nieuw
bewys geven van haar verdraagzaamheid en
eerbied voor de geloofsovertuiging van do
meerderheid der natie.
Alleen voor hen, die niet tot eenig kerk
genootschap behooren, zou dan de handteo*
keniug, de keur van den schoolopziener, ge
vorderd moeten worden."
'8)
i .Verduiveld, wat ia die jongen by-de-hand,"
Imompelde de waard, terwijl hy de kamer
'verliet.
!Na eenige minuten keerde hy met twee
vry goed gekleede hoeren terug. In den een
herkende de jongen den vreemdeling, die hem
's nachts by de Battery had toegesproken.
De roodharige Patrick O'Sullivan stak den
jongen scheepseigenaar de hand toe en stelde
hem daarna aan zyn metgezel voor. Deze was
een lange man, met een zwak, ziekeiyk
uiterlijk, donker haar en kleine, schuwe oogen
hy was vry wat jonger dan O'Sullivan.
„Myn neef, mister Turtle," zeide de rood
harige, ,en deze bier" hy wees op Cornelius-
,ts de energieke en verstandige jonge man,
van wien ik je verteld heb. Hy heeft een
mooie boot en wil die tegen een hehoorlyke
belooning te onzer beschikking stellen."
„Nameiyk wanneer ik eerst gehoord heb,
welke soort van tocht het zal zyn," merkte
Cornelius op.
„O, er is niets kwaads by, mister hoe
is uw'naam ook weer? mister Yanderbilt.
Maar laat ons hier in dit kleine kamertje gaan,
de deur kan wel open blyven tot uw
geruststelling, mister Vanderbllt."
„Ik ben volstrekt niet ongerust," ant
woordde Cornelius, „en zou ook by u boven
gekomen zyD, wanneer deze herberg niet
zoo'n slechten naam had."
„Zeer juist, en wy zullen u dadeiyk ver
klaren waarom gij ons in dit huis aantreft.
Maar eerst, wat drinkt gy?"
„Een glas sodawater."
„A, onthouder? Nu, zooals gy wenscht,
Wy drinken wyn, nietwaar, Turtle?" De zieke-
iyke jongs man knikte.
Nadat do herbergier het bestelde had
gebracht en O'Sullivan de glazen voor zich
en zyn neef met wpn gevuld had, wendde hy
zich tot Cornelius met de woorden:-
„Myn neef hier baart my veel zorg. Hy
heeft zich te Philadelphia zonder myn weten
voor do nationale militie laten aanwerven, doch
gelukkig hoorde ik welken dommen streek hy
had begaan en ik spoorde hem aan de vlucht
te nemen. Doch nu komt het er op aan, van
hier te komen; het havenbestuur is van het
gebeurde onderricht en zou de vlucht verhin
deren, wanneer wy ons op een van ds
Bchepsn waagden, die in de haven liggen.
Gelukkig ligt er een Hollandsch vrachtschip
by de punt van Fire-Island en de kapitein
daarvan wil ons aan boord nemen, wanneer
wy van avond om zeven uren by hem kunnen
zyn. Nu is er ons alles aan gelegen, den
Hollander van hier uit te bereiken en daartoe
wenschen wy uw boot en betalen vijftig
dollars in goudt"
Het uitzicht om vpftig dollars te verdienen
werd den knaap byna te machtig, maar een
stem in zyn binnenste fluisterde hem toe, daar
van afstand te doen, want als een aangeworven
soldaat voor zyn vlucht streng gostraft werd,
zoo moest ook degeen, die tot deze vlucht
mede hielp, daarvoor boeten. Zou hy zichzelven
tor wille van vijftig dollars voor jaren onge
lukkig maken?
Neen, dat zou te dwaas zyn geweostl En
dus zeide by kort en bondig: „Nuik gehoord
heb, hoe de vork in den steel zit, zie ik van
de zaak af."
O'Sullivan stoof op, teleurstelling was op
zijn gelaat Te lezen, zyn stem klonk heesch
van bedwongen toorn. „Oho, myn jongen, ge
looft gy iets slechts, mogelijk zelfs een mis
daad te begaan, wanneer gy eon armen
drommel helpt ds verachte militie te ontloopen
„Geen misdaad, sir", antnoorde Cornelius,
„maar toch een zaak, die my voor eenigen
tyd in de gevangenis kan brengen. En dat
doe ik niet voor vijftig dollars."
„Dan betalen wy honderd", riep de rood
harige en daarby sloeg hy met de vuist op
de tafel, zoodat de glazen rinkelden; „hier is
handgeld 1"
Maar de knaap schoof het hem toegestoken
goudstuk terug. „Ik vaar u niet. Wat ik
eenmaal gezegd heb, daar biyf ik by. Laat
my gaan!" En dit zeggende Btond hy op en
begaf zich naar de deur, doch O'Sullivan ver
sperde hom dsn weg.
„Nog een oogenblik, Sir", verzocht hy be
leefd, „ik wil m(jn neef een ander voorstel doeD,
waarby gy wellicht geld verdienen kunt, zonder
dat ge u aan eenig gevaar blootstelt—excuseer
ons eenige oogenblikken."
Hy gaf by deze woorden het lange Jonge-
mensch een wenk om met hem naar de gelag
kamer te gaan en Cornelius, dis weer was gaan
zitten, zag de beide mannen een minuutlang
in een druk gesprek aan den anderen kant van
den drempel staan.
Doch plotseling boorde by oen knarsend
geluid en de deur van de kleine kamer vloog
in het slot. Byna in hetzelfde oogenblik werd
aan den anderen kant de sleutel omgedraaid.
Cornelius sprong mot een luiden kreet van
zpn stoel. Geen seconde twyfelde hy er aaD,
of men had hem in een val gelokt. Met de
kracht der wanhoop wierp hy zich tegen de
deur en trachtte die te doen openspringen.
Tevergeefs, de deur was van eikenhout en
bood weerstand. Tevergeefs schreeuwde hy
ook, hdesch van woede men hoorde hem
niet of wilde hem niet hooren. In de gelag
kamer praatte, lachte en zong men en dit
alles overstemde zyn hulpgeroep.
Door de vergeefscho inspanning uitgeput,
door angst gefolterd, viel de jonge Cornelius
weer op zyn stool neer en gaf zich een korten
tyd over aan een somber gepeins. Aan ont
vluchten uit dit vertrek, zonder raam, viel
niet te denken, dat begreep hy dadelyk. Het
licht viel door een glazen luik in de zoldering,
maar hy zag geen kans dit te bereiken, zelfs
niet wanneer hy den stoel op de tafel plaatste.
Nesn, hy was een gevangens, en aan de wille
keur der beide mannen, die blykbaar met den
waard onder één hoedje speelden, op genade
en ongenade overgeleverd. „O, Abe, Abe
had ik maar je raad opgevolgd en was ik
maar nooit naar deze vroeseiyke Nigger-Alley
gegaan", zeide hy zuchtend, terwijl hy bet
hoofd op de hand liet rusten; „wat zal er
nu van mij worden 1"
Doch spoedig werd hy kalmer. Dat de
schurken hem naar het leven stonden, goloofda
hy niet Welk voordeel zou zyn dood hun
geven? Zij konden hem ook niet bestelen,
want hy had niets van waarde by zich, maar
een ontzettende gedachte schoot door het
hoofd, dis hem zó j overweldigde, dat hy bleek
werd, en beide handen voor het gelaat slaande,'
barstte by in schreien uit.
„Zy willen my myn boot ontstelen I" kermde
Cornelius, „myn „Charlotte.""
Heets tranen vloeido over zyn wangeD, steeds
duidelijker werd het hem, dat ds beide schurken
het op zyn eenige bezitting hadden voorzien.
Wyi hy zich niet bereid had verklaard hen
naar het Hollandsche schip te varen, hadden
zy eenvoudig list en geweld gebruikt om hem
zyn vaartuig te kunnen ontstelen. Ach, en
Abe was wel een goedhartige, maar een zeer
ODpractisehe jongen, met wien de roovers niet
veel moeite zouden hebben 1
Weer wierp Cornelius zich als een razende
tegen de deur en bewerkte die met handen en
voeten, aanhoudend roepende: „Doe open
men houdt my gevangen - help - help I"
Plotseling riep een barsche stem iots op
bevelenden toon door de gelagkamer, waarop
een diepe stilte volgde. Een oogenblik later
knarste een sleutel in het elot en de deur
van de kamer, waarin de arme Cornellug
sinds een uur was opgesloten, werd open
DAaBLAD.