N°. A0. 1899 <§eze <§ourant wordt dagelijks, met uitzondering van gpn- en feestdagen, uitgegeven* Derde Blad. PERSOVERZICHT. Feuilleton. DE RENTMEESTER. 12001 Maandag ÏO April. LAD. PBUS DEZER COURANT; Voor Leiden per 8 tnaanoecu 1.10, Franco per poet*e 1.40. Afzonderlijke Nommers 0.06, PILLIS DER ADHERTEFTITÉN t Van i-6 regels f 106. Iedere regej meer f 0.17J. - Grootsra lettorG oaar plaatsruimte - Voor het Incasseer qd buiten de etad wordt f 0.05 berekend In het Eaagsche Dagblad heeft do oud- minister jhr. Rochussen, naar aanleiding van een examenverslag, eenige beschouwingen gegeven over het Middelbaar Onder- w i) 8 en do eischen, welke bepaaldelijk voor de Pransche taal worden gesteld. In het jongste officiëele verslag der Fransche examens kregen de candidaten een zevental onderwerpen ter keuze voor het maken van een letterkundig opstel. Daartoe behoorden deze beide: b. Que faut il pensir de ce mot de Marty-Laveaux „Rabelais est un Gil-Blas de gónie?" f. Caracterisez, par l'analyse de .deux de leurs ouvrages, le génie d'Honoré De Balzac et celui de Flaubert. Omtrent de eerste dezer vragen merkt de heer R. het volgende op: „Tusschen zeven onderwerpen wordt keus gegeven, maar in alle gevallen op één na letterkundige critiek verlangd, en dan nog wel vergelijkende. Ja, wie de in de tweede plaats opgegeven stoffe koos, ondernam zelfs als in hooger beroep uitspraak te doen over soodanig vergelijkende critiek, op Rabelais «enerzijds en den schrijver van Gil-Blas, Lesage, anderzijds geoefend door zekeren heer Marty- Laveaux, een Fransch kunstrechter, tot dusver my zelfs niet by naam bekend. Intusschen, Ik heb oenigen grond, om aan te nemen, dat er ook geletterde Franschen zijn, die in het zelfde geval verkeeren, en die met my op de vraag: smaakt „ce mot" naar meer? niet gaarne „j a" zouden antwoorden. Maar nu: que faut il penser van deze vraag als thema van een proefstuk voor dit examen? Velerlei kan men er van.den- ken, o. a. en, naar het my voorkomt, op goeden grond ook dit over zulk een onderwerp, in do korte spaDne tyds, die daarvoor op het -•faexamen gegund wordt, oen niet van alle waarde ontbloot opstel te leveren, is meester werk, werk, alleen te verlangen van den volleerden meester, die bovendien èn van Rabelais èn van Lesage een studie zou moeten gemaakt hebben, veel grondiger dan een verstandig vader wenscheiyk kan achten in hem en vooral haar, die zyn zonen en doch- teren les zal geven in de Fransche taal en letterkunde". In het verslag oordeelt de Commissie o. a.: „dat de beide candidaten, die Balzac en Sainte- Beuve hadden gekozen, een minder verstandige keuze hadden gedaan dan do anderen, die hun byzondero studie hadden bepaald tot Rabelais, Molière, Racine, het romantisch drama, Alfred pe Vigny, De Musset en Flaubert." De heer R. schryft hierop: „Hoe nu: als „byzonder letterkundig onder- "werp" of „hoofdstuk" twee schryvers uitéén en hetzelfde tydperk te kiezen, is „minder verstandig", dan zich te bepalen (sic) tot '""een zestal schryvers van verschillenden tyd, met „het romantisch drama" bovendien? My Vomt de bedoeling raadselachtig voor. Wat ongetwyfeld zeer velon van niet weinigen weet ik het reeds pyniyk moet aandoen, is hier andermaal den naam van Flaubert aan te treffen, die reeds onder de stoffen van het schrifteiyk werk een plaats inneemt. Wie zal, na dit verslag, voor de Commissie durven verschenen, anders dan met zeer byzon®te kennis van Flaubert „be- hooriyk toegerust?" Maar, om tot de gekozen levenstaak te worden toegelaten, moeten ook onderwyzeressen dit examen afleggen; aan haar, ongetwyfeld voor het meerendeel onge- huwden, wordt aldus van Staatswege byzon- dere studie van zulke romans tot plicht ge maakt. Ik noem dit een hoogst ernstig, zeer bedroevend feit. Den reinen is alles rein. Door zoo onbe schroomd haar ingenomenheid met dien roman- schryvor aan den dag te leggen, heeft de Commissie zichzelve een schitterend getuigenis uitgereikt van onwetendheid aangaande de dingen, die de nachtzydo van het menscheiyk leven uitmakeD. Maar dat het hoogst gevaar- ïyke boeken zyn, niet alleen voor jonge mannen, misschien, ik wil het hopen voor mannen nog meer dan voor vrouwen, mag toch inderdaad niet miskenneD, wie o. a. ook in de opvoedkunde examineert." Een ander bezwaar van den schryver is dit, dat de studio van onderwyzers en onder- wyzeresseD, zooals de commissie doet, by voorkeur in de critische richting wordt ge dreven. „„La critique est aisóe" o,neen 1 juist omdat zy het niet is, maar een byzonder moeilgke kunst, maken veel critici zich de taak zoo licht. In goeden vorm en op deugde- ïyke gronden een oordeel uit te spreken over de waarde of de onwaarde, de schoonheden en de gebreken van een letterkundig of weten- schappeiyk werk, is geestesarbeid van de moeilykste soort,"waaraan niemand zich wagen mag, die niet aan de natuuriyke gaven van fijnen smaak en scherpzinnigheid zeer ryke kennis en uitgebeide belezenheid paart. En dubbel moeiiyk is het, tusschen twee schryvers, die door overeenstemming van richting of genre stof tot vergeiyking bieden, de punten van verschil en datgene, waarin de een den ander overtreft, met juistheid aan te wyzen. Zulk werk verlange men toch niet van „jongelieden", die do daarvoor onmisbare ryp- heid met geen mogeiykheid kunnen bezitten. Zoodoende kweekt men een oppervlakkigheid aan, die in den onderwijzer schadeiyk terug werkt op de leerlingen, op de ontwikkeling van hun geestvermogens niet alleen, ook op de vorming van hun karakter. Of moet het examen er toe leiden den rechterstoel te doen beklimmen door onbevoegden? Neen, wie proeven van bekwaamheid heeft af te leggen, versterke men niet in de lichtvaardigheid, die alles wil afmeten naar eigen inzicht en oogen- blikkelijken indrukwie nog nauw beseffen kan het grievend onrecht van oen te ongunstig, de gevaren van een onverdiend gunstig oordeel, leere men niet uit de hoogte uitspraak te doen ook over de grootste geesten. Tot hen, die de proef voor deze B-akte zegevierend hebben doorstaan, zegt do Staat, by monde der Commissie: aan zwaren eisch hebt gy voldaan, hooge bevoegdheid is u ver leend en daarmede worden dan die jonge lieden een wereld, die zy uit schilderingen la Flaubert hebben leeren kennen, inge zonden om hun zeer nuttige, maar toch be scheiden en zeker niet hoog bezoldigde taak te aanvaarden. Waarlyk, en by my is het een sedert jaren vaststaande overtuiging: wil men een ver klaring van den in meer dan één opzicht bedenkeiyken geest, die zoo sterk veld wint onder de leeraren der openbare school, men verzuime niet, van de verslagen der examen commissies aandachtig kennis te nemen. Zonderling, „die aanhoudende zorg der Regeering" voor het onderwys, die zich hierin betoont, dat de godsdienst, zeer eerbiedig, buiten de school wordt gezet, en daarbinnen geleid, als leeraar en leerares, wie zich op de wufste romanliteratuur byzonder heeft toegelegd I En, onder do zeer vele, is dit wellicht het meest opmerkeiyk voorbeeld hoe het toezicht der overheid, waar het misbruiken wil voor komen, oneindig grooter kwaad aanricht: de aanstaaüde onderwyzer, door het onderzoek zelf of hy de noodige geschiktheid bezit, voor zyn moeiiyke en gewichtige taak zoo niet ongeschikt gemaakt, dan toch op gevaariyke dwaalwegen geleid. Te ernstiger is dit gevaar, omdat het examen alleen vraagt, alleen vragen mag naar kennis en kunde, doch #op de overige eischen van het door de candidaten „begeerde ambt" niet letten mag. Ziedaar wat in de gevolgen zoo bedenkeiyk maakt iederen mi36lag in de regeling van het uitsluitend intellectueele onderzoek, en vooral een opvatting van de te stellen eischen, die by examinatoren zoo licht eenzydig wordt, juist door hun byzondero kennis en grondige studie der wetenschap, wier beoefening voor hen is levenstaak." Gemengd Nieuws. Hedenmorgen om acht uren go- raakte het paard van Veldhuizen, van Zoeter- woude, in do Raamsteeg alhier op hol, doordat hot lemoen van den wagen brak. Het werd echter spoedig in zyn vaart gestuit door eenige aldaar staande wagens van den smid Gestman. Aan den te Woerden gehouden wedstryd van het schoonst in het tuig loo pende paarden werd door 28 mededingers deelgenomen. De uitslag was, dat de 1ste prys, 100, werd behaald door „Astra", eige naar G. A. Ophorst, Dordrecht, berijder C. Franken; de 2de prys, 50, door „Beckford", eigenaar J. G. De Boer, Utrecht, berijder figenaar; de 3de prys, 25, door „Roland", eigenaars Gebrs. Riemer, Arnhem, beryder W. Riemer; de 4Je prys, ƒ10, door „All right", eigenaar B. Bosman, Groningen, beryder eigenaar. Bestuurspryzen kregen: „Susanna", eigenaar J. Barendregt, Dubbeldam, berydster mej. P. H. Barendregt; „Nelson", eigenaar J. H. J. Nederhasselt, De Bilt, beryder eige naar, en „Johanna", eigenaar A. J. F. Hofman, "Woerden, beryder C. Van Breukolen. Het hippisch feest op het buiten- verbiyf „'t Klooster", by Haarlem, zal plaats hebben op 4 Juni. Den datum te veranderen, zooals de „Ned. Sport" wel gaarne zou zien, met het oog op harddraveryen te Groningen op dien dag, zal niet gaan, omdat „Nimrod" op 3 Juni te Haarlem feest heeft en ook voor die feestvierenden het hippisch feest wordt gegeven. De toezeggingen tot deelneming stroomen nu reeds toe en vooral voor het bloemencorso zyn die reeds talryk. De meeste equipages uit de omstreken zullen mededingen. De kerkeraad der Gereformeerde Kerk A te Oud Beierland komt ni.t in cassatie van het arrest van het gerechtshof te 's-Graven- hage, waarby, met bevestiging van een vonnis der rechtbank te Dordrecht, de kerkelyke goederen en fondsen zyn toegewezen aan Kerk B. De winst van Kerk B is echter van twyfelachtige waarde, omdat er geon fondsen zyn en de goederen een verkoopswaarde hebben van ƒ3000, maar belast zijn met twee hypotheken, te zamen groot 6200. Door de rechtbank te Rotterdam werden gisteren veroordeeld: C. L., wed. C. L., 36 jaar, werkster aldaar, die haar kind te vondeling had gelegd, tot 14 dagen ge vangenisstraf; C. L20 jaar, H. G. A. H., 19 jaar, J. Th. A. B., 20 jaar, D. K., 17 jaar, en J. H. A. H. L18 jaar, resp. los werkman, bierbottelaar en timmerman, allen aldaar, wegens diefstal van lood, enz. en heliog, tot gevangenisstraf, resp. van acht, zes, Z6S, zes en vier maanden; H. G. A. H., 19 jaar, los werkman, C. J. G. H., 21 jaar, opperman, A. Tb. v. W., 19 jaar, los werkman, en J. L., 16 jaar, houtzager, allen aldaar, wegens diefstal van looden compositiebuizen uit de in aanbouw zijnde Koningin-Wilbelmina- school aldaar, tot gevangenisstraf, de dria eersten ieder van een jaar en zes maanden, de vierde van zes maanden. Te Knjjpe (Fr.) gaf Dinsdagavond de zangvereeniging „Uitspanning door In spanning" een feesteiyke uitvoering. Pas was deze begonnen, of een met verlof zynde huzaar begon zoo'n leven te maken, dat de zang ge staakt moest worden. De directeur verzocht hem heen te gaan, de logementhouder deed hetzelfde, doch nu werd de militair nog lastiger. Een vechtparty ontstond, met stoelen en flesschen werd geslagen. De huzaar wilde zyn sabel trekken, maar gelukkig had een van het publiek hem die ontnomen. Tal van per sonen hadden bloedende wonden, de dames waren gevlucht, met moeite werd de politie den woesteling meester. De uitvoering was echter geheel in de war, want velen waren huiswaarts gegaan. Eenige aanwezigen rekenden nog af met den huzaar, die flink klappen kreeg. De hotelhouder had veel schade; tafels, stoelen enz. werden stuk geslagen en een enorm getal glazen en flesschen verbryzeld. Yoor de a r r o n d.-r e c h t b a n k te Zutfen werd deze week de volgende zaak behandeld: Beklaagde K. heeft te Deventer een drogistery. Daar hyzelf volstrekt niet op de hoogte van het vak is, heeft hy het beheer van zyn winkel toevertrouwd aan een bediende^ der zake kundig, zekeren De K. De zoon van bekl. wordt door d8n bediende in de geheimen van het vak onderwezen, maar mag, als nog niet volleerd drogist zoo wa3 het voorschrift van zyn vader, en evenzoo de knecht, die ook meehelpt, niet verkoopen de vergiften, of de artikelen, die hem niet volkomen bekend zyn, zonder den bediende geraadpleegd te hebben. Want niet altyd was de bediendo in den winkel. Meestal ging hy zyn middagmaal gebruiken tusschen 2 en 4 uren 's middags en als dan iemand kwam om iets te halen wat den zoon of den knecht niet volkomen bekend was, werd hem verzocht later terug te komen. Maar het gebeurde 1 Februari van dit jaar, dat juffrouw A. J. in de drogistery kwam, tegen 3 uren fs middags, toen de bediendo uit was, cm iets te halen tegen het asthma, waaraan haar vader ïydende was. De zoon van bekl., die haar te woord stond, gaf haar een pakje, waarop geschreven was door den bediende: astbmakraiden. Het meisje en ook haar vader waren onbekend met de hoedanig heid en het gebruik van de kruiden. Zy beweerde, dat bekl's zoon haar als gebruiks- aanwyzing gaf, het voorschrift ze te laLn trekken. Een theepot vol werd thuis gezet, de patiënt kroeg een flinke dosis en weldra deden zich voor verschynselen, van welke de ter hulp geroepen dokter, de arts Yrcom, ook ter -zitting als deskundige aanwezig constateerde, dat het waren verschynselen, veroorzaakt door vergiftiging met folia stram- monii, een krult, een vergift, gebruikt tegen asthma, d. w. z. in kleine hoeveelheden ver brand en ingeademd, soms ook inwendig ge geven, maar dan tot een maximum per dag van 1 gram. De patiënt had vermoeieiyk 10 gram binnoDgekregen. Gelukkig herstelde hy. Wie was hier schuldig, de bezitter van do drogistery, zyn bediende, of de zoon? Het O. M. wees den eersten aan; immers, bekl had moeten zorgen voor beter toezicht in zyn winkel; hy was de verantwoordelijke persoon In deze, en door zyn schuld waren de schade lijke folia strammonii verkocht, aan iemand, die met het schadelyko er van niet bekend was. De ambtenaar van het O. M. wees o$ bet verkeerde in de wet, dat aan drogisten veroorloofd is groote hoeveelheden vergift te verkoopen, tsrwyi do apothekers slechts kleine dosissen, en dan op recept, mogen afgeven, en eischte tegen bekl. een geldboete van 300. ZulfCt.) Onder het dorp Akkerwoudo ic in den bouwgrond gevonden een zilverea geldstuk uit de regeering van Karei Y, mot het jaartal 1546. Het bleek by onderzoek van den directeur van het Koninklyk Kabinet van munten, penningen, enz. te's Gravenhage een zeldzaam exemplaar te zyn, wat het jaartal betreft, dat ia het kabinet ontbrak en daarvoor is aangekocht voor ƒ8. In verscheiden districten van Oost Gali ié heerscht epilemisch de vlek- typhus. 12) Jonker Onno zat nu te rillon van het hoofd tot de voeten; en al heel spoedig ruimde by Zwingelmans' mokkende verontwaardiging een plaatsje naast zich voor medeiyden. „Wees er niet al te zeer door uit het veld geslagen!" troostte hy. „Ik ben vóór die lui ter plaatse geweest, en geloof niet, jonker, dat ze iets gevonden zullen hebben, wat -- tegen u getuigen kan. De huls was er niet f meer; een voetstap van u kan erbezwaariyk K- gestaan hebben, want meer dan een uur ben ik bezig geweest om die te zoeken en on- zichtbaar te maken; en wat kan er anders zyn geweest?.... Als wy ons maar goed- houden en door gedrag of houding de zaak niet verraden, vertrouw ik, dat alles zich schikken zal." „En ik kan er op rekenen, Zwingelmans, dat jy me zult blyven helpen?" „U „helpen", jonker....? 't Is myn plan, om straks te Klevervoorde aan wal te stappen en een kies te laten trekken, en ik heb geen kiespijn." Jonker Onno staarde Zwingelmans een oogenblik aan met schier ongeloovige ver- H bazing en vroeg: „Hoe zie jo dan zoo bleek?!" maar toen, vóór nog de vraag hem recht van de lippen was, kwam er verandering in zyn wezen. Eindelijk had hy „begrepen". Ietwat verlegen wendde hy zich af en keek vóór zich; en toen hy den blik weer naar Zwingelmans opsloeg, meende deze een traan te zien glinsteren. Was het er een van ontroering? Van dank baarheid? Waarschynlyk wel. Want met haastige beweging haalde jonker Onno zyn portefeuille voor den dag, scheurde er een blad uit, schreef daar iets op en reikte het Zwingelmans zwygend over. Zwingelmans las en werd vuurrood: hot was een schuldbekentenis van 50,000. „Denkt u zoo iets met geld te betalen?!" vroeg de rentmeester, het blad papier van zich af en den joDker voor de voeten slin gerend. „Zóó was het niet bedoeldl" zei jonker Onno onthutst. „Hoe dan wèl?" vroeg Zwingelmans, nog even verontwaardigd. „Als een bewijs van dankbaarheid," zei de jonker. En er lag zooveel warmte in toon en houding, dat Zwingolmana' gramschap er door ontwapend werd. „Ik geloof ui" zei hy, jonker Oono de hand reikend. „Maar," liet hy snel volgen, „het geld wil ik niett" Jonker Onno raapte de schuldbekentenis op en bleef er een ommezien aarzelend mee zitten. Toen scheurde hy ze in kleine snippers, welke hy uit het portier wilde werpen. Maar Zwingelmans greep snel zyn hand. „Onvoorzichtige!" schrikte hy. „Hoe licht zou, in het schrift op oen van die snippers, uw hand zyn herkend?!.... In de gegeven om standigheden zou dan gezocht worden tot ook de andere snippers waren gevonden; men zou er mee aan het passen en meten zyn gegaan; en als dan ieder stukje behoorlyk zyn plaats terug had gekregen „Zou door mezelf een zoo prachtig bewys van schuld zyn geleverd, als door de politie gewenscht kan worden!" Jonker Onno lachte, terwyl hy met deze woorden den rentmeester in de rede viel, en zyn toon was weer zoo luchtig als ooit te voren. „Van dat karakter begryp ik niets!" dacht Zwingelmans. Hoe zou hy ook? Ze mochten eikaars tegen voeters worden genoemd: dio ernstige, be daarde, plichtgetrouwe man, en die wufte jongeling, volslagen speelbal van de luim en het oogenblik. Een en ander aangestipt. '8 Rentmeesters kies was getrokken, maar de „kiespyn" was voort blyven woeden, haast nog erger dan te voren. Het moesten dus zinkings zyn, waar met trekken niets tegen viel te doen. Vrouw Zwingelmans had gewerkt met vlier, met lynmeelpap en nog een paar dozyn buismiddeltjes meer; maar het óóno hielp even weinig als het andere. Zwingel mans had dan ook nog altyd het hoofd in doeken met watten gehuld. Zóó was h|j ook voor de rechtbank ver schenen. Zóó had hy ook den eed afgelegd. Dit was nu acht dagen geleden; en die aanhoudende „kiespyn", zoo dagen en weken j aan één stuk, had den rentmeester sterk 1 doen vermageren. In vergeiyking met een paar maanden geleden, kon hy zyn eigen schaduw worden genoemd. Jonker Oüdo was vrygesproken. De twee landlieden, die Krelissen in zyn laatste oogen- blikken hadden bygestaan, waren styf en sterk blyven beweren, dat de stervende als moorde naar den jonker had genoemd. Maar Zwingel mans' getuigenis, bekrachtigd door den eed en gesteund door het vinden der hazestrikken, welk laatste werkelyk de politie op een dwaalspoor had gebracht had het getuigenis dor twee andere mannen te niet gedaan. Zy moesten Krelissen verkeerd verstaan hebben; of deze moest zelf, in de halve schemering, in den persoon zich hebben vergist. Dit was de uitspraak van den rechter ge weest. Maar het was die van de algemeen© opinie nietl Deze hield, voor het overgroote meerendeel, jonker Onno voor don dader. En 's rentmeesters eed Die moest wem eed zyn geweest. Niet door omkooping of slaafsche vrees was hy er toe gebracht, treffend genoeg was er niet één stem, die Zwingelmans deze beweegredenen toeschreef maar door innige verknochtheid aan den baron en diens familie. Het gemompel hierover drong niet door, niet onmiddellyk ten minste, tot den baron en de barones, en ook Diot tot de vrouw en den zoon van dea rentmeester; maar alle vier wisten niottemin heel goed, dat het bestond en om hen heen voortwoekerde. Zy hoorden het in de fluisterend gevoerde gesprekken,1 by hun nadering zoo plotseling afgebroken, van dienstbaren en onderhoorigenlazen het in den half vragendeD, half meewarigen blik, by elke ontmoeting met buur of vriend hun toegeworpen. De baron en de barones, hdü zoon in al zyn opvliegendheid kennende, vreesden van stonde aan, dat de uitspraak van het publiek de ware zou zyü, on gingen onder die vrees tot bezwykens toe gebukt; Zwingelmans' echtgenoote on zoon daarGii! tegeD, óók afgaande op het karakter van hun verwant, kenden geen twyfel en hielden „die praatjes" eenvoudig voor belacheiyk. Jonker Onno zou, volgens gewoonte, dj Ker8t-vacantie by zyn ouders doorbrengen; en dezen waren ditmaal op hun buiten t.t» Iependam gebleven, naar het boette om gezondheidsredenen. In werkeiykheid echter had hun blyven een geheel andere oorzaak.' Hierbuiten was die zaak van Krelissen al zoowat doodgebloed of ten minste „oud nieuws" geworden; maar ginds in de stad Met wat al vragende gezichten zouden zy zich daar opnieuw omringd hebben gezienl Toen Kerstmis ophanden was, zag heel leper* dam met een soort spanning de komst van, den jonker te gemoet. „Hoe zou by er uitzien Wordt vervolgd LEIBSCHSSÉMfr

Historische Kranten, Erfgoed Leiden en Omstreken

Leidsch Dagblad | 1899 | | pagina 9