N°. 1979 Maandag 13 Maart. A0. 189 b jouraat wordt dagelijks, met uitzondering iron (gpn- en feestdagen, uitgegeven. PERSOVERZICHT. Feuilleton. DE NEVEN. IDSCI PEJUS DEZEB CQTTRAIW. Voor Lolden per 9 maanden. •••••••«rif 1.10, Franco per post t#, 4 1.40. Afzonderlijke Nommers 0.06. PRUS DER ADVEBTEHT3ÜN i VaD L 6 regels f 1.05. Iedere regel meer f 0.17|. - Groctero letters naar plaatsruimte - Voor het Incasseerod buiten de stad wordt f 0.05 berekend Het eeuwfeest van "Warmonds Seminarium. Een schoon eeuwfeest in het gezichtl In de volgende maand [22 April 1899] zal het honderd jaren geleden zyn, dat het Groot- Seminarie, in het naburige Warmond, werd geopend. Alsdan zal zeker door hoogst-bevoegde penvoerders de historie van het Seminarie worden beschreven en in den breede gevierd. Maar te voren moge het Leidsch Dagblad reeds oen eenvoudige memorie wijden aan deze Katholieke stichting, met het oog op den grooten invloed, welken ze op het Christe lijk karakter van ons volk boven den Moerdijk heeft uitgeoefend. Klein en zorgvol was hier de aanvang. Da Fransche revolutie deed de beroemde Roomsche Universiteit van Leuven, in 1425 door Jan Van Braband gesticht, te Diet gaaD, en de Hollandsche jongelingen, die aldaar voor het priesterschap studeerden, zagen nu in hun nabijheid tevergeefs-om naar een priester- school, zooals de algemeen© kerkvergadering van Trent© die voorgeschreven heeft in haar 23ste zitting. Minstens moest de hoofdafdoeling van zulke priesterschool of seminarie, dadelijk, ter 6tudie van de godgeleerdheid, ingericht, terwijl ook de zorg voor een onderafdeeling niet mocht vergeten, waar de meer gymnasiale studiën met eenige uitbreiding te huis be- hooren. By den nood dier tijden zag men nu, zeer treffend, het Broeziaansche vers bewaarheid: Wie brengt uit kwaad nog 't goede voort Wijsheid, die slechts God behoort. Want dezelfde revolutie, dia Leuven sluiten deed, had, hier te lande, bijgedragen tot het losmaken van den staatsdwang over den gods dienst. Ea van die vrijheid gebruik makende, werd, in 1799, door de zorg van den hoog- eerw. heer H. F. Ten Hulscher, Aartspriester van Holland, Zeeland en West-Frie6land, onder medewerking van de zeereerwaarde heeren Henricus Beukman en Gerardus Hegeman, pastoors te Amsterdam, en van den zeoreerw. heer Barnardus Ocke, pastoor te Leiden, een Seminarie voor z\)n kerkdistrict in dat aloude Warmond geopend, onder welks lommerrijko dreven, reeds vóór de reformatie, zooveel acht bare kloosterlingen hadden gewoond2). Het verging nu deze stichting, als alles, wat uit liefde wordt gesticht; naast groote zorgen en inspanning, vond men er zooveel waar deering en medewerking, dat het vers van Ovidius hier met alle recht kon aangehaald worden: (Ad Liviam Aug., vers 40S). lam venit, stellet non praecuntedies; De zon mocht breed en scbiti'rend staaD, Ofschoon geen ster was voorgogaan. Immers, al nam men z\jn intrek te War mond met zeventien studenten in een woon huis, dat voorheen tot een Fransche en Engelsche kostschool was gebezigd, reeds twintig jaren daarna, op 24 Maart 1821, werd or een deftig en ruim gebouw voor het altoos toenemend getal theologanten opgetrokken, Na de eerste professoren Lexius, Brouwer, Van Banning enz. werd ook weldra de hoog welgeboren heer C. L. baron Van Wyckerslootb, later bisschop van Curium, aan deze inrich ting verkouden; voorts beijverde ook de hoogwelgeboren baronesse Timothea Maria Ram van Schalkwijk en Zendelingen zicti ten zeerste, om aan den nieuwen bouw een deel van haar aanzienlijk vermogen te be steden, ja, Zyn Majesteit Koniog Willem I wist aan deze priesterschool de zeer prachtige uitrustiag van priestergewaden te doen toe komen, welke, tydens de korte Fransche overheerscbiog in het begin van onze eeuw, aan het Fransche hof in Den Haag waren gebruikt. En zoo zoude het steeds blijven voortgaan. Reeds in 1843 werden weer twee vleugels bi) het middengebouw gezet en werd de Gotbieke kapel vergroot. In 1879 werd voor de keurige bibliotheek eon gebouw op getrokken, dat binnen tien jaren noodzakelijk moest worden uitgebreid, en nog twee jaren geleden werd höt hoofdgebouw door een nieuwe bijvoeging vergroot, zoodat thans niet minder dan honderd-en-twiDtig seminaristen ondor een achttal professoren en hun president, den hoogwaardigen kanunnik Lans, te War mond verblijven. Van deze studenten worden, elk jaar, de leden van den oudsten cursus, op 24-jarigen leeftijd, tot priester gewijd en tot het kapelaanschap gepromoveerd, terwijl ook telken jare het klein Seminarie van Voor hout zijn hoogsten cursus naar Warmond overzendt. Diegenen onzer lezers, dis nooit in hun leven een abdij of dergelijke stift bezocht hebben, kunnen zich schier geen adaequate voorstelling maken, vooreerst niet van den omvang, welken het groot Seminarie heeft met zijn kerk, zijn tweehonderd kamers (elke student heeft zijn kamer), zijn rbftor6, 7.\jn college- en recreatie-zalen, zijn tuinen en wandeldreven, maar vervolgens ook niet van de deftigheid, waarmee hier de godsdienstige viering van heel een kerkelijk jaar geschiedt. Alien zjju hier viri togati3), allen tehuis in de schoone harmonieën van den Gregoriaanschen zang, allen onderwezen (reeds op bet klein Seminarie) in de Liturgische taal, allen Levieten in den schoonsten zin van het woord. Voegt hierbij, dat er telkens bisschoppelijke plechtigheden, alsook wijdingen van de eigene confraters voor de oogen der Warmondsche alumni gescbiedeo, ja, dat er reeds bisschops wijdingen in de kapel van het Seminarie z\jn gebeurd4). Wat de vijfjarige studiën betreft, deze omvattende wijsbegeerte, de geschiedenis der kerk, do morale of Roomsche zedenleer, het kerkelijk recht of de wetboeken der pausen en conciliëD, de studie dor Schriftuur, de dogmatiek of de leer der Roomsche geloof stukken, de Liturgie of de studi9 der kerk plechtigheden en het prediken, zijnde do clas- sieke en lagere studiën, door den Seminarist reeds op het klein Seminarie voltooid. Oai bier in het voorbijgaan even aan te stippen, welke hoogte de wetenschappelijke geest al spoedig in Warmond bereikte, zjj herdacht, boe reeds op 17 Januari 1848 de geheele beroemde boeken- en bandschiiiten-verzameling van C. Van Alkemade en P. Van der Schelling, op de publieke verkooping te Amsterdam, voor de Bibliotheek yan uit Seminarie werd aangekocht, uit welke verzameling o. a. de predikant Romer heeft geput voor zijn met goud bekroond kloosterwerk en Schotel voor z\jn werk over de~ Eijnsburger Abdij. Voorts doceerden bier mannon als prof. Borret en Steenhoff, die aan buitenlandscbe academiën hun doctorsgraad hadden behaald, mannen als prof. Wükerslooth, president Van Vree en Snickers, die allen later den blsschopsiiiijter hebben gedragen, en vooral prof. Broere, do door Katholieken en Onkatbolieken beminde philosoof. De eerste bisschop, die te Haarlem in 1859 (na driehonderd-jarig leegstaan van dea bisschopszetel) weer den kromstaf voeren ging, was weer de roede vermelde Warmonder president Mgr. F. I Van Vree; evenzoo is de thans regeerendo bisschop van Haarlem een oud leerling en tevens een oud-president van Warmond, evenzóo de vorige aartsbisschop van Utrecht, ja, reeds de leerlingen van deze eerbiedwaardige mannen en hun oud-collega's vormen een breeden stoet van parochie geeste lijken, van geleerden en professoren, van missionarissen in Oost en West, van hoog- waardigheidbekleeders, van kloosterlingen en prelaten. Holland ontving, nu reeds een eeuw lang, zijn Roomsche geestelijkheid zoo aan houdend en in zoo ruime mate uit het War monder Ssminarie, dat meo, met eenige variati?, op deze stichting Tasso's verzen op de vrome Este kan toepassen 't Krooat van haar kroost en 't verre m geslacht Zal Dog om e'rijd I-aar koningepaden drukken, Gods lempel on Zijn waarheid aan de macht Vtn leugen en van zo-jde, fier, ontrnkkeD. Zoo straalt hier en 200 streeft GoJs heerschappij Met arendsvlucht, gesternte en zoo voorbij. Een breeden stoot, zóo schreven wij hier boven. I;i dezelfde dagen namelijk, tijdens welke het Seminarie te Warmond voor Holland, Zeeland en West-Friesland werd gesticht, stichtte men elders voor de overige aarts- prio8terdommen buiten Brabant en Limburg, een groot Seminarie op het oud grafelijke slot te 's-Heerenberg. Do:h later, in 1842, werden alle leerlingen vao 'a Heerenberg naar Warmond overgebracht, en 7,y maakten daar hun priesterstudiën, totdat later het groot Seminarie to Ryaenburg onder Driebergen ontstond. Zoodoende vindt men nu onder de oudere geestelijken van Friesland, GroriingeD, Drente, Overysel, Gelderland en Utrecht nog zoor vele oudleerlingen van Warmond. Hen allen met de Hollanders op eene groote reünie in do andere maand nog eens te doen samen komen, is een der punten, welke op het pro gramma der Warmondsche feestviering reeds vermeld staan. Wy sluiten dit artikel met de herinnering aan heeren historici, dat de naamlysten, zoowel van de oude 's-Heurenbergsche presidenten en professoren als van de Warmondsche hoog leeraars en praesiies, opgegeven staan in Burgmeyers jaarboekje van 1347. De bekende historicus We^sing sluit aldaar op waardige wyze do reeks der 's-Heerenbergsche profes soren en zyn hooggeleerde behoorde reeds met zyn alumni tot do hospitanton in Warmond. Leiden. P. M. Bots, rector -emeritus. 9 Van die ondc-rafdeoÜDg te Voorhout gaf vroeger het Lcidsch Dagblad rc-els do goacuiedonia. Vuord t Log Ncderlard aono 1859, zijn bis- echoppen terugkreeg, bestuurden verachilltndo aar te priesters allo de katholieken der Noordelijke provin ciën. Hun hoofl w»8 de p&uaeiy e Nuntius io Deu Haag. 3) Lieden gekleed in do toga, het kleed der ondo deftige Romein n, terwijl do Barbairaohe volken do Itorto kloodeidracht aannamen. Elk* u isaacaDtate (gezonden h. dienst) ia in Warmond altoos per ae plechtig, d. i. met assistentie van 1 aken. aubdi&ken, oaotoreu dz., wijl de atndenten zei ven reeda tot deze gra-Jen van het priesterschap ztfu opgeklommtn- Over do ellendige woningen in de hoofdstad schryft mejuffrouw M. Bosch in In en om de Keuken het volgende: „Om nader met de quaestle bekend te wordeD, wendde ik my tot den heer dr. Ringeling, directeur van deu gezondheidsdienst, die zoo vriendeiyk was, my niet alleen voort te helpen, maar ook nog mede te nemen op zyn tochten door sloppen en stegen van het don kere Amsterdam, waar hy de perceelen uit zocht, dia het eerst in aanmerking komen om onbewoonbaar verklaard te worden. Met scherp overleg en groote humaniteit gaat dit moeilyke werk van onbewoonbaarheidverkla- ring voort en zeker is dit een der grootsto factoren tot verbetering van een der maa* schappelyke kwalen. Waar langzaam-aan de holen en krotten afgekeurd worden als huisvesting voor men- schen, zal ook stellig daarnaast de drang ont staan tot het bouwen van nieuwe en betere arbeiderswoningen. En inderdaad wordt er al veel gedaan door bouwvereenigingeD, door particulieren, enz. Binnengaande in die krotten, waar zooveel bonderden menschen hun bestaan voortslepen, kwam nog sterker het gevoel op: bier moet nog meer van alle zyden gewerkt worden om verbetering te krygen. Byna Diemand kan zich zulk een ellende denkeD, die deze niet van dicht by zag. Men kan zich geen voorstelling maken, hoe in die zwarte, donkere holen menschen leveD, ver stoken van licht en lucht, in een omgeving, meestal te klein voor het aantal personen, dat er in woont. Men weet niet, hoe die armen daar slapen in bedsteden, waar langs de wanden het water druipt, boe ze daar buizen op gronden zoo vochtig, dat de slakken er rondkruipen, hoe ze daar leven tusschen muren, waarop de schimmel voortwoekert, ie kamers, waar het krioelt van ongedierte. Allerbedroevendst zouden de schetsen zyn, w nneer ik het talent had de tooceelen te be8chryven, die wy op onze tochten zagen. W-mneer men het verslag van den ge- meentelyken gezondheidsdienst te Amsterdam leest, dat in zyn nuchtere opsomming der feiten zoo schrynend de ellende blootlegt, of wanneer men leest: „How the poor live" van George Sims, enz., dan kan men zich eenigszins eeQ denkbeeld vormen van het leven van een groot deel der bewoners van het „ryke" Amsterdam". [Hot toezicht op de woningen wordt ge lukkig allengs nauwlettender. Biykens een der jongste Raadsverslagen zQn ook in Amsterdam weder op drie plaatsen woningen aangeduid als onbewoonbaar, tenztJ er belangryke ver anderingen en verbeteringen worden aange bracht]. De Standaard besprak hot g e w y z i g d ontwerp op den leerplicht en leidt uit de indiening daarvan af, dat hetoorspron- keiyke ontwerp ondoordacht de wereld is ing-ezonden. „Het loslaten van het 13de jaar is alzoo in het minst geen concessie aan de priDCipiêeie tegenstanders van bet ontwerp, maar uitslui tend een poging, om een begaan verzuim goed to maken, en principièele vooratanders niet ter oorzake van flnanciëele moeiiykhedeD van zich te vervreemden. Het strekt tot treffing van den zoen met de Gemeentebesturen, en ter bezwering van de oppositie, die uit den kring der Wethouders van Onderwys oprees. Hun tor wille wordt nu losgelaten, wat eerst als onmisbaar was voorgesteld. Een aftocht, die dan gedekt beet, maar niet gedekt is, door hot nu opnemen van het herhalingsonderwys." In het herhalingsonderwys ziet het blad «d Na eenige weken meldde Hólène: „De Geyers hebbon ons gevonden en zich by ons aangesloten." Eu toen bleven de briefkaarten met en zonder afbeeldingen uit. ,Tk moet bekennen, dat die ontmoeting met de Geyers in Tirol m(J Diet bevalt," merkte mevrouw Marbach aan. bEq tot myn spyt moet ik myzelve verwyten, zulks mogeiyk te hebben gemaakt. Daags vóór haar bruiloft was Dora Guttenberg by my en informeerde naar de laatste berichten van Hólène. Toen heb ik haar juist op het spoor gebracht. Iets dfimmers bad ik bepaald niet kunnen doen. Het is aan geen twyfel onderhevig, dat dat kleine ding tot over do ooren op Blank ver liefd is geweest. Zy heeft Geyor eorst tot zich gelokt, toen zy met den scherpen blik der jaloezie Arthurs snel ontkiemende neiging voor Hólène ontdekte. Ik vertrouw haar niet, met welke verrukking zy met my ook over Hólène gesproken heeft. Goeds wordt daar ginds ia de borgen niet gebrouwen, waar die vier by elkander zitten, met zoo'n intrigant in hun midden." Weder verliepen er drie weken zonder ty iog van Hólène. Tood, op zekeren avond, dat Werner juist weer een bezoek aan do familie bracht, klonk de schel aan de huis deur, en een halve minuut later trad Hólène de kamer binnen en lag het volgende oogen- blik in do armen harer moeder. „Wat heb jo ons doen schrikken, kindl" sprak mevrouw Marbach, toen zy woorden kon vinden. „Is je man niot meegekomen?" Hólène antwoordde niet op dia vraag. Zy begroette haar zustors; daarna reikto zy Werner de hand. „Het zou niet als thuis zyn, als gy niet hior waart, Gustaaf," zeide zy zonder de goriDgsto verlegenheid. Inmiddels was het allen opgevallen hoe lydend Hólène er uit zag. Bezorgd riep mevrouw Marbach uit: „Gy hebt je over spannen by het klauteren in het land der gems jagers, lief kindl Waarschyniyk heeft de jonge mevrouw Geyor, die immers nooit stil kan zitten, jelui naar alle bergtoppon gejaagd." „Denkt u dat, moeder?" hernam Hélène met een eigenaardigen blik. „Go vergist u. Dora had niet de minste behoefte haar voetjes in alpenschoenen te steken. Zy bevond zich veel te goed, waar zy was. Wy hebben ons de laatste drie weken in het Engadin-dal, by St.-Moritz, opgehouden. Hot is oen paradys. Maar de poort tot het ïyden staat ook daar open voor my overal, naar het schynt." „Ben je ziek geweest?" vroeg Cato, ge troffen door den vermoeiden tooD, die in deze uitdrukkingen klonk. „Ziek? Neen ik had alleen heimwee. Naar u allen. Stil en hevig. E 1 ik mocht het niet laten merken. Nu ben ik hier, en het is ook nog niet anders. Ik ben bier immers niot meer thuis 1 Daarginds binnen staat mijn bed ik mag er niet meer in slapen. Dat had ik vergeten. Ik moet toch wel ziek ge- woest zyn." „En je bent het nog," zei mevrouw Mar- bacb, het hoofd schuddend. „Lichamelyk misschien niet. Maar op je gemoed drukt iets. Wat is dat? Wy zyn immers onder ons; verlicht jo hartl" Gustaaf stoud op. „Ik wil niet storen. Er is goen menscb, die hier meer overbodig is dan juist ik." „Ge behoeft niet heen te gaan," sprak Hólène, nog altyd op denzelfden afgemaiton tooD. „Niet om mynentwil. Van my zal verder geen sprake zyn. Wat ik te dragen heb, gaat slechts myaaD. Het is een nog versche last en dus zwaar. Mettertyd zal hy wel lichter worden. Men kan zich immers aan alles gewennen l Ik heb wel eens van menschen gehoord, die aan alle ledematen verlamd waren, en toch ieder uur onzen Lieven Heer voor hun beetje leven dankten. En van anderen, die hun naderenden dood voor oogeD zagen en daarby lachten en schertsten. Niet allen kunnen bet, dat is waar. Maar niemand weet vooruit hoeveel hy dragen kan, vóór eenmaal al zyn kracht gevorderd wordt. WaDneer ik jelui weer bezoek, zal ik trachten beter aan do voorstelling te beantwoorden, die gy u van een ryke jonge vrouw maakt, wier wittebroodswoken nog Diet afgeloopen moes ten zyn." Deze uitdrukkingen gingen haar toehoorders pyoiyk ter harte. Doch niemand antwoordde; geen hunner waagde het Hólène nogmaals te verzoeken den sluier op te lichteD, dien zy over baar treurig geheim uitspreidde. „Geef rny een kopje thee, Elise," vroeg zy op veranderden toon. „Ei vertelt my dan eens, boe het jelui gegaan is in den langen tyd, dat ik afwezig geweest ben." Er viel niet veel te berichten uit het huis der Marbachs. Sinds Hólène het verlaten had, was het er zeer stil geworden. Hélène wendde zich v"ot Werner: „Ea hoe ver zyt gy met uw werkzaamheden gekomen „Ik hoop den eersten October het werk in gang te kunnen brengen. Vandaag ia het monteeren van de dynamo klaar gekomen en hebben wy ze aan de stoommachine aange sloten. Later doe ik de proef. Natuurlyk alleen, om de sterkte van den stroom te meteo." Er volgde een pauze. Allen waren onder den indruk en zonnen vruchteloos op een thema van gesprek, dat hen van dien druk bevryden kon. Eindeiyk zei mevrouw Marbach: „Speel ons iets voor, Hélènel Wy hebben zoolang geen muziek geboord." „Spelen? Ja, voor jelui wil ik het doen. Ook in St.-Moritz werd ik naar den vleugel gelokt, en wanneer ik dan vastzat en de wereld om my heen vergat, ging het achtor myn rug zacht verder, het kinderachtige minnespel. En die goede Geyer, altyd hoffe- lyk, zat by my, opdat ik toch niet geheel en al zonder publiek zou biyven, ofschoon de muziek hem geregeld slaperig maakt, als zy niet aan zyn geliefde operettes ontleend is. Qy dacht zich Diets by al dat heimeiyk gedoe. Wanneer ik ophield met spelen, waren zy or dadeiyk weer. Zy waren maar evi,n op bet balkon geweest, waar zy de omtrekken van de Bernina-groep bestudeerd hadden, of het gezicht van bet mannetje in de maan Zy had zich naar de piano begeven en zich op het stoeltje neergezet. Toen vielen haar handen op do toetsen neder, een scherpe dis8onnant weerklonk, die de ooren smarteiyk aandeed. „Het is maar een korte kreet van pyn," verklaarde zy, zich half omkeerend. „De muziek stroomt altyd tot de harmonie terug. Elke wanklank lost zich op. Vroeg of laat wordt het vrede. O, die schoone kuDstl Ware het in het leven toch ook zool" Ondertus8chen speelde Hólène verder, lang zaam haar weg vindend naar het ryk der klaagtonen, Daar het dal der zuchten. De opduikende melodieën waren nog vochtig van tranen. Met opgericht hoofd, de oogen met zyn hand beschaduwend, luisterde Werner Daar Hólène's epel. Hy vorstond haar. Doch daaraan dacht hy niet, dat zy gestraft werd naar zy gezon digd had aan hem gezondigd had. O neen, niet óón oogenblik, Hy werd slechts door medeiyden, diep medeiyden aangegrepen voor de arme zondares, wier levenshuikje op een zoo gevaariyke zee geraakt was. (Wordt vervolgd

Historische Kranten, Erfgoed Leiden en Omstreken

Leidsch Dagblad | 1899 | | pagina 5