N°. 11966
A0. 1899
(gourant wordt dagelijks, met uitzondering
van (§on- en (feestdagen, uitgegeven.
F1 euilleton.
EESi WINKELHAAK.
Zaterdag 25 Februari.
IDSCH
DAGBLAD.
PBUS DEZEB COURAHT;
Voor Lelden per 8 maanden. 1.10.
Franco por post1.40.
Afzonderlijke Nommers 0.06.
P~R-T.TR DER ADVTEHTENTTÊH
Van 1 6 regels f 1.06. Iedere regel meer f 0.17 - G-rcxrterd
letters naar plaatsruimte - Voor het Incasseerqd bulten de stad
wordt f 0.05 berekend
Oülciëclo Kennisgovlngou.
JACHT EN VlfISCHERIJ.
De Commissaris der Koningin in de Provincie
Zuid-Holland,
Gezien het bosluit van de Gedeputeerde Staten
van den 14den Februari 1899, No. 65;
Gelet op art. 11 der wet van den 13den Juni
1857 (Staatsblad No. 87);
Brengt ter kennis van belanghebbenden, dat bij
voornoemd besluit door de Gedeputeerde Slaton
is bepaald:
lo. dat de uitoefening der jachten op waterwild,
opgenoemd in art. 15, litt. d, f en h, der wet van
den loden Juni 1857 (Staatsblad No. 87), wordt
gesloten op Zaterdag den 8sten April aanstaande;
'2o. dat de uitoefening van bet weispel van
kwartolen met steekgaren of vliegnet (art. 15,
litt e, der bovengenoemde wet) is toegelaten van
deo '24sten April aanstaande tot en met den 3den
Juli daaraanvolgende, doch dat het vliegnet in
geen geval tot het tirasseeren van kwartolen mag
worden gebruikt;
3o. dat de visscherij in de binnenwateren, waar
onder ook worden verstaan rivieren, door sluizen
afgesloten, zal zijn gesloten van den 15den Maart
aanstaande tot en met den Sisten Mei daaraan
volgende, met uitzondering:
a. van de visscherij door middel van fuiken,
aalscharen, aalkorven, dobbers en door peuren naar
aal en paling;
b. van de visscherij met de gebbe om kleine
vischjes te scheppen tot aas voor dobbers;
4o. dat het visschen met kuilnet-ton, waaronder
ook behooren ankerkuilen en staalboomen, van den
lsten April aanstaande tot en met don Sisten Mei
daaraanvolgende is verboden;
5o. dat de kooilieden hun kooieenden in dit jaar
roooten opsluiten of ophokken van den 2don Juli
tot de opening der jacht op waterwild.
En zal deze kennisgeving, in plano gedrukt,
worden afgekondigd en aangeplakt, waar zulks te
doon gebruikelijk is, alsmede in hot Provinciaal
Blad en in de Nederlandsche Staatscourant wor-
don geplaatst.
's-Gravenhage, den 17den Februari 1899
De Commissaris dor Koningin voornoemd,
FOCK.
Leiden, 2i Februari.
De vierde wintérbyeenkomst der Cbristo-
iyke Jongelingsvereeniging „Uw Bewaarder
niet sluimeren, 121 35" (Afdeeling
?3D het Nederlandsch Jongelingsverbond) werd
gisteravond in de groote zaal vau het wtfk-
gebouw „Pniël", aan de Middelstegracht alhier,
gehouden. De banier der Vere niging prykte
op het platform. Het aantal naar deze zaal
opgekomenen was zóó groot, dat zo geheel
was gevuld.
De bijeenkomst word met gebed geopend
door ds. J. Hoogenraad, waarna, mot begeleiding
van een strijkorkest, gezongen werd het laatste
vera van Psalm 42.
Nu was de vioolclub aan de beurt; z\j
voerdo op verdienstelijke wijze een drietal
kleine nommers uit De directeur, de heer
B. H. Gebharct, begeleidde dit samenspel op
de plano. Een welverdiend applaus bleef niet
achterwege.
De avond werd verder doorgebracht met
bet houden en aanhooren van voordrachten,
h:t eerste o. a. coor de hoeren P. Van Dijl,
v. d. Burg, Reuzer, o. a., die zich allen goed
van hun taak kwtten; verder werden nog een
tenor-solo: Aria uit „De Schepping", door den
heer Duk, en oen bas-solo: Aria uit „De Jaar
getijden", door d^n heer Los, ten beste gegeven.
Een woord van hulde komt voorzeker den
heer Miog toe, die wederom op zoo uitstekende
wijze heeft getoond hoe hij zijn instrument
(viool) meester is. Het applaus was dan ook
van di6n aard, dat de heer M. nog een extra-
nommer gaf.
Nu kwam andermaal de beurt aan do
vioolclub, om nog een tweetal stukjes ten
gehooro to brengen, nl. „Meermddchen" en
„Ble Rose blüht."
Ten slotte werd nog uitgevoerd: „Mijn
Jezus heb ik noodig", woorden van dr. J. H.
Gunning JHz. en muziek van B. H. Gebharct,
welk nommor, met strijkorkest-begeleiding,
door alle aanwezigen werd gezoagen.
Ds. Hoogenraad was ongetwijfeld de tolk
der vergadering, toen zijneerw. aan de Jonge-
lingsvereeDiging dank bracht voor hetgeen
zij weer had aangeboden. Verder wensebte
zijneerw. den heer Gebhardt geluk met zijn
leerlingen en hoopte, dat er uit hen nog
menigo „Paganini" mocht te voorschijn komen.
Vermeld zij nog, dat de piano was geleverd
door de firma de wed. A. Peltenburg en
Zonen, alhier.
Een collecte, gehouden tot dekking van het
tekort der Christelijke school aan de Middelste-
gracht, hoofd de heer A. J. De Lange, bracht
op /W.745.
Na dankzegging verliet ieder zeer voldaan
dit welgeslaagde samenzijn.
Voor het examen in de nuttige hand
werken zijn geslaagd de dames J. H. L.
Meuning on J. G. Slok, van Leiden.
De beëediging van den nieuw benoemden
reserve-2den luitenant E. Van Kammen zal
morgen(Zaterdag)middag te kwartier over
tweeën 's nam. op de binnenplaats der Morsch-
poortkazerne plaats hebben.
Den 28st n Februari a. s. zal het examen
te 1 uur 's namiddags aanvangen voor perso
neel van het reserve kader. Aan dat examen
nemen deel: 5 adspiranten voor den graad
van reserve-sergeant en 2 adspiranton voor
den graad van vaandrig.
Mevrouw Etta Madier De Montjau, die
a. s. Maandag in den Foyer der Stadszaal
alhier een Liederavond zal geven, werd geboren
te Nieuw-Orleans in den Noord-Amerikaan-
schen Staat Louisiana, in het jaar 1873, uit
een Duitsche familie. Zij studeerde aanvanke
lijk om pianiste te worden en daarna ia den
zang.
De diva zingt de tot haar repertoire be-
hoorendo opera's in vijf verschillende talen,
waartoe ook het Nederlandsch behoort.
„N. v. d. D." en „Hbl." zijn zeer gunstig
in hun oordeel over de te Amsterdam reeds
gegeven Liederavondeo, waarbij de heer Richard
Hageman als pianist medewerkt.
Laatstgenoemd blad zegt o. a.
„Meer dan twiütlg liederen, minnezangen,
berceuses, hymnes, sonnetten, waarin de liefde,
de liefde en nog eens de liefde bezongen en
gezongen werden zij heeft ons geen oogen-
blik verveeld.
„Mevrouw Madier Is wel oen bijzondere
zangeres, dat zij zóó boeien kan, steeds op
nieuw haar luebte en teere, droeve en klagende
Fransche liedekens kan kweolen en aan het
eind van haar programma ieder zou willen
doen vragen: nog meer, nog meer! Uit dezen
verrukkelijken overvloed zangstukken, wan
neer ze gezongen worden in een niet to groote
zaa), door een zangeres als mevr. Madier, ls
met den besten wil geen keus te doen, om
achteraf eens te zeggendit was nu mooier
dan dat. Mevrouw Maoier zingt, en de buig
zame, weeke stem blijft voortdurend bekoren
en men slaat daarbij de oogen niet af van
het podium, waar de innemende, frissche ver
schijning staat, evengoed actrice als zangeres,
en zoo heerlyk illustreert, mtt een lachje even,
een wenkbrauwfronaje, h tgeen zij zingt.
„Men luistert, kijkt.nog meer, nog meer!
En Cbaminade vloeit voorbij en Augusta
Holmès volgt en Massenet krijgt zijn beurt
en Paladilhe, en Thomé en Dubois en Bem-
berg en Joncières en Reber en Servais en
Delibes.
„Nog meer, nog meer van de kussen, die
als kleine vogeltjos zijn, van de nachtegalen
met de blauwe oogjes, van de rondedansjes
van minnegodjes, van de meedoogenlooze Eros-
sen, van de winteravonden en lentemorgens,
van regendroppen en schemering".
Na met goed gevolg op de stichting
„Endegeost" afgelegd examen is het diploma
voor verpleegzuster van do Nederlandsche
Vereeniging voor Psychiatrie en Neurologie
uitgereikt aan de dames M. Kleyn, verpleeg
ster van het Rijksgesticht te Medemblik, en
A. Borsje, J. Beckenngh eu M. J. De Borst
van het gesticht te Delft.
Beroepen ië by de' Ned. Herv. Gemeente
te Bergambacht ds Tb. Q. C. Rappard,
predikant te Waarder, ty Woerden.
Burg. en W-ths. van Amsterdam, over
tuigd van de wenscbelykhti j om de exploita-
tiewaarde der nieuwe Beurs te vermeerderen
door de inrichting van een „veilige bergplaats"
(safe-deposit), hebben een voordracht ingediend,
om etn dergilyke inrichting to maken in do
kelderverdieping van het ontworpen Beurs
gebouw, en daarvoor een krediet beschikbaar
t* stellen van f 20,000.
De bouw van de nieuwe Beurs is aange
nomen vtor een bedrag, dat f 112,940 lager
is dan de door den architect gemaakte raming.
Daar evenwel deze laatste f 25,000 hooger
was dan die, waarop o. m. het door den
Raad in 1896 gegeven krediet van f 1,350,000
steunde, wordt de door de lagere aannemings
som verkregen besparing teruggebracht tot
f 87,940.
Het oorspronkelijke bouwplan van 1896
heeft wijzigingen ondergaan, ten einde de
Vereeniging voor den Effectenhandel in de
gelegenheid te stellen haar gcheele installatie,
met inbegrip der crukkery voor haar prys-
courant, naar de nieuwe Beurs te verplaat
sen, waarvoor genoemde Vereeniging een
jaariyksche huursom van f 7000 wil betalen
Uit de genoemde som van f 87.940 zullen
de daarvoor gevorderde f 40,000 kunnen wor
den testreden. Het overblijvende evenwei
zal beschikbaar gesteld moeten worden ter
bestrijding van de onvoorziene uitgaven, die
in de aanvankelijke raming van den architect
niet waren opgenomen.
Ten einde derhalve de kelderverdieping
zoodanig te kunnen bouweD, dat daarin een
„veilige bergplaats" kan worden ingericht, zal
het noodig zyn het verleende krediet te ver-
hoogen met het daartse benoodigde bedrag van
f 20,000. Te zijner tjjd zal dan te beslissen
zyn of de gemeente de inwendige inrichting
dier bergplaats zelf zal ter hand nemen dan
wel aan den huurder zal overlaten.
Tevens achten B. en Ws. het, in verban 1
ook met bovenbedoelde verhuring aan de
Vereeniging voor den Effectenhandel, gewenscht
reeds nu de Dooiige machtiging te ontvangen,
tot het verhuren der daarvoor beschikbare
ruimten in het nieuwe beursgebouw.
Met het oog op de uitbreiding van het
aantal verpleegzusters en reserve zusters,
wegens vermeerdering van het aantal patiën-
tien en de veranderde dienstregeling in
verband met de wenschen, uitgesproken door
het Raadslid Kouveld zal het te Amsterdam
in aanbouw zynde zusterhuis by het Binnen
gasthuis moeten worden vergroot en de
subsidie voor den loopenden dienst der gast
huizen worden verhoogd. B. en Ws. vragen
een krediet van f 58,000 voor het eerste doel
en een subsidieverkoogiog van ƒ18,000.
Volgens het „H. Dagblad" is de majoor-
kwartiermeester J. P. Veldhoven, controleur
over de inwendige administratie der corpsen
(2Je bureau), bestemd om op te treden als
hoofdofficier, belast met de mandateering, en
wordt de kapt.-intendant C. F. Ouwerling be
vorderd tot majoor-intendant.
Hr. Ms. pantserdekschip „Zeeland",
onder bevel van den kapitein ter zee A. G.
Ellis, is 23 dezer van Ponta-Delguda (Azoriache
eilanden) vertrokken.
Voor de voorstelling van „Voerman
Henschel", Woensdagavond door do Kon. Ver
eeniging „Htt Ned. Tooneel" in „De Harmonie"
te Leeuwarden gegeven, w;<ren honaerden
meDschen opgekomen, ook uit andere plaatsen.
Uit Dokkum kwam een expresse stoomboot,
gevuld met heeren en dames.
Het stuk, maar vooral het spel van den
heer Louis Bouwmeester en mevr. Thoo Bouw
meester, maakte ook daar grooten indruk, en
mevr. Bouwmeester ontving na het derde be-
dry f ook daar eveneens prachtige bloemstukken.
Te Arnhem is overleden de heer E. H.
Kluwer, onder directeur aan de gemeentelyke
avondschool voor handwerkslieden en leeraar
in het teekenen aan de Ambachtsschool aldaar.
Door de rechtbank te Arnhem is de vol
gende aanbevelingsiyst voor kantonrechter te
Eist opgemaakt: mrs. J. M. Van Halmael,
kantonrechter te Alfen; Th. Tbooft, kanton
rechter te Harderwijk; J. K. Van Weel, kan
tonrechter te Schoonhoven.
Men schryft uit Rome aan „Het Vad.,"
dat aan Pier Pander, die, zooals men weet,
de beeltenis der Koningia voor de nieuwe
munten heeft geboetseerd, ook is opgedragen
de keerzyde der munten te bewerken.
-- Door de Regeering zal een wetsvoorstel
bij de Kamers worden aanhangig gemaakt,
om erfgenamen aansprakeiyk te stellen, als
by declaratie dor successierechten blykt, dat
een overledene by zyn leven te 1 ge aangifte
voor de vermogensbelasting heeft gedaan.
De directeur van het krankzinnigenge
sticht „Meerenberg," te Bloemendaal, dr. J.
Van Deventer, is met verlof naar Italië.
Zyn betrekking wordt waargenomen ooot
dr. Van Walsum, tweede geneesheer aan bet
gesticht.
De minister van marine jhr. Roëll zal,
naar men verneemt, aan het einde van deze
maand z'yn ambt hervatten.
Add de kerkeraden der Doopsgezinde
Gemeenten is door eenige leden dier broeder
schap een opwekking gericht om werkzaam
te zyn voor de adresbeweging in hot belang
van den vrede. Zy doen daarby een beroep
op de traditiën hunner Gemeenten.
Het stuk is onderteekend o. a. door de heeren
H. Fennema, liJ der Eerste Kamer, de boog-
leeraren Cramer en Van der Vlugt, mr. De Hoop
Scheffer, van do Ned. Bank, de predikanten
Leendertz (Amsterdam), Lulofs (Deventer) en
De Waard (Utrocht), die als secretaris fungeert.
(Vad.)
Terwyi zich voor de nieuwe plaats van
Raadsheer in h6t gerechtshof te Amsterdam
een voldoend aantal sollicitanten heeft aange
meld, is zoo meldt het „Weukbl. v. h.
Recht" het getal mededingers voor de
nieuwe rechtersplaatsen te Roarmond en te
Amsterdam nog zeer gering.
Het stoomschip „Bromo", van Rotterdam
naar Java, vertrok 23 Febr. van Marseille;
de „Admiral", van Hamburg en Antwerpen
naar Oost-Afrika, vertrok 23 Febr. van Suez;
de „Checnnitz", van Batavia naar Amsterdam
en Hamburg, vertrok 23 Febr. van Port-Said
de „Kanzier" arriveerde 23 Febr. van Hamburg
en Amsterdam te Mozambique; de „Oranje-
Nassau", van Suriname naar Amsterdam,
vertrok 23 Febr. van Havre; de „Stella"
vertrok 23 Febr. van Valencia nair Amster
dam; de „Amsterdam" arriveerde 23 Febr.
van Rotterdam te Nieuw-York; de „Kaiser",
van Hamburg en Amsterdam naar Oost Afrika,
arriveerde 22 Febr. te Leixoes.
Hillegom. De miliciens van de lichting
1899, uit deze gemeente, zyn opgeroepen om
zich Vrycag 3 Maart a. 8., des morgeus te
halfzeven, aan het gemeentehuis aan te melden,
ten einae dien morgen in het Invalidenhuis
te Leiden te worden ingodeeld.
Dinsdagavond werd door den cafóbouder
G. S. aan de Hoofdstraat alhier, in etn aan
zyn café grenzend lokaal, oienende tot berg
plaats van heele en halve flesschm bier, enz
een hem bekend, alhier wonend persoon op
zyn kousen loopende aangetroffen, die daarop,
na vooraf zyn klompen, die buiten stonden,
te hebben meegenomeD, de vlucht nam. Ge
noemde caféhouder ontwaarde tevens naby
zyn koffiehuis een ander persoon, die biyköaar
op den uitkyk stond. Daar hieruit wel kan
worden afgeleid, dat althans eerstbedoeld
persoon met geen goede bedoeling zich in
genoemd lokaal had bevonden, wordt ieder
gewaarschuwd op zyn hoede te zyn.
Woonsdagmiddög werd albier wederom
aan den Weerensteinerstraatweg een meisje
van 4 jaren, nl. een dochtertje van P. W.
Meiland, albier, dat op den berm van den
weg liep te spelen, door een wielryder over
reden. Zonder zich om de kleine, die ineen
was gezakt, te bekommeren, verwyder :q hy
id
Doortje8 noodkreet was gehoord, want haar
moeder kwam do trap opstormen, op een
toon van ongeduld roepende: „Lieve hemelI
wat is er nu weer?"
„Niets, juffrouw 1" sprak Eduard, reeds
van den schrik bekomen, „niets dan een
kleine vergissing. Uw dochter Doortje heeft
my, buiten haar weten, gezoend."
„Wat zeg je, gezoend?" riep juffrouw
Rozenoort toornig, mynheer! ik verdraag in
myn huis zulke onbeschaamdheden niet."
„Maar hou je toch bedaard, lieve mensch 1"
bad Eduard.
„Neen, ik ben boos, mynheerl Ik had u
voor een fatsoeniyk man gehouden, maar ik
heb my vergist, en ge zult me pleizier doen,
mynheerl als ge op staanden voet myn hotel
verlaat."
En zonder verder naar Eduard te luisteren,
stapte juffrouw Rozenoort de kamer binnen,
waar Doortje haar misverstand met heete
traoen beweende.
Daar Eduard niet veel neiging gevoelde
ooi aan de sommatie der vertoornde moeder
gehoor te geven, ging hy naar beneden en
zocht de kamer op, waar het ontbyt gereed
stond. Geheel tot kalmte gekomen was hy
oog niet, maar naast zijn bord lag een krant
toet een byvoeg3el, en dat by voegsel bevatte
een verslag van het verhandelde in de jongste
Kamerzitting, en bood dus een lectuur aan,
die zelfs de meest verbolgen gemoedoreu tot
ruste brengt.
Nauwelyks echter had Eduard een halve
kolom gelezen, toen hy gestoord werd door
de komst van een vreemdeling, 't Was een
man van ruim vyftig jaren, m6t een rond,
blozend gelaat en gryze bakkebaarden. Zyn
kleeding was allesbehalve netjes, ja, men
zou hom voor den diefachtigen neef van
vrouw Palm kunnen aanzien, indien niet het
lionengoed en eon gouden ring aan den vinger
tot andere gedachten hadden gebracht. Zonder
hem te groeten nam de vreemdeling Eduard
van het hoofd tot de voeten op en mompelde
toen een paar vloeken tusschen zyn tanden.
Daarop zich vlak tegenover Eduard in postuur
stellende, vroeg hy op zeer gemeoDzamon,
maar niet zeer vriendelyken toon: „Zeg eens,
maat! waar kom jy van daan?"
Eduard zag even van zyn blad op, en
den vreemden bezoeker recht in de oogen,
en vervolgde daarna zyn lectuur zonder eenig
antwoord te geven.
„Zeg, antwoordt je my niet?" riep de
vreemdeling driftig.
„Man! je moest heengaan; ik heb niets
met je noodig."
„Noen, maar ik met jou wel. Ze schynen
in jouw land bet onderscheid tusschen bet
myn en het dyn niet te kennen, maar ik houd
niet van die vrypostigheden. Je moest dus
drommels gauw dat ding uittrekken."
„Ba zoo, nu begryp ik hetl" zoi Eduard,
„je bent zeker de zoogenaamde kapitein."
„De zoogenaamde? Neen, jongetje 1 de
wezenlyke kapitein; ik ben twintig jaren lang
gezagvoerder geweest op onderscheidene Oost-
Indievaarders, en ik kan ook nu myn gezag
onder do landkrabben wel handhaven. Doe dus
wat ik je zeg, en trek terstond dat ding uit!"
„Ik laat my niet commandeereD, en zal in
alle geval dat ding hier niet uittrekken.
Straks, als ik er aan toe ben, zal ik naar
boven gaan en de jas daar afleggen."
„Als jy er aan toe bent? Wel, nu nog
mooier! Toe, gauw wat, of ik scheur je het
ding van bot lyf."
„Kapitein! ik waarschuw jehou je handen
thuis."
„Hoor me zoo'n kleuter eens aan," sprak
de kapitein, en wilde zyn hand naar Eduard
uitstrekken, toen deze driftig opsprong eD,
bliksemsnel een stoel grypendo, dien boven
zyn hoofd zwaaide.
„Vechten als een paar boerenkinkels wil ik
niet," riep Eduard, „maar ik wil je ook niet
aan myn lyf hebben; en dus, als je een stap
nader doet, dan sla ik je de hersens in."
De kapitein, die aan alles bemerkte, dat
die jonge man in staat was zyn bedreiging
te volvoeren, deinsde verschrikt achteruit
en verliet de kamer, terwyi hy riep: „Die
man moet naar het dolhuis; ik zal de politie
gaan waarschuwen."
„Ga je gang!" zei Eduard, terwyi hy zyn
stoel neerzette en weer ging lezen.
Dat lezen echter, geiyk zich denken laat,
gaf niet veel en duurde ook niet lang; want
na een paar minuten begaf Eduard zich naar
zyn kamer, om daar de Jango morgenjapon
uit te trekken en zich dus opnieuw in arrest
te begeven. Gelukkig kwam hy in de gang
den ouden Jan tegen. Dozen verzocht hy met
hem mee te gaan, en vertrouwde hem do
oude huisjas ter bezorging aan don kapitein,
terwyl by hem tevens op bet hart drukte nu
ten spoedigste ergens een broek op te schar
relen. Voordat echter Jan van die laatste
commissie werk had kunnen maken, kwam
by boven om te zeggen, dat baas Palm er
was, die verzocht mynheer zelf te spreken.
Eduard liet den kleermaker boven komen,
die dan ook terstond daarna zich op den
drempel vertoonde met vuurroode wangen en
druipnat van zweet.
„Hal" riep Eduard, ziende, dat het snydertje
een kleediugstuk over den linker-arm droeg,
„heb je myn broek toch nog weer ge
kregen?"
„Ik vraag verschooning, mynheerl" zei
Palm, „uw eigen broek is het niet, maar ze
zal u toch wel bevallen, want zo is spik
splinternieuw; ik heb ze pas eergisteren
afgeleverd aan den schoolmeester van de
Molendrift, dat is een gehucht, hier eon drie
kwartier vandaan. Ze zal u zeker wel passen,
want de moester is een man van uw postuur,
en hy heeft ze nog nooit aan gehad! 't Is
lang zoo'n mooie en fijne stof niet, als die
van uw eigen pantalon, maar voor oen bebulp
kan zy toch wel dienen."
„En wat moet dit ding nu kosten?" vroeg
Eduard, terwyl hy reeds bezig was do broek
te passen, en bemerkte, dat hy 't er bost
mee doen kon.
„Ja, dat is te zeggen, mynheerl" sprak
Palm aarzelend, „u bedoelt, dat u nog geld
toekrygt; want uw pantalon was nog nieuw,
en heeft stellig het dubbele gekost."
„Neen, Palral" zei Eduard glimlachend,
„zoo meen ik het niet, maar ik bedoel: wat
deze broek den meester geko3t zou hebben."
„De meester bad er my acht gulden voor
betaald; het geld lag gelukkig nog onaange
roerd in myn kast, en dus, nu ben ik or op
een drafje heengeloopen, en de meester keek
eerst wel wat vreemd, maar toen ik hom
bet geval had verteld, en zoo dringend ver
zocht my te helpeD, toen zei hy eindelyk:
Toe dan maarWel, mynheerl" vervolgde
Palm met eenige opgewondenheid, „de broek
zit u, alsof ze voor u gemaakt was."
Eduard had schik in de blydschap van het
snydertje over den goeden uitslag van zyn
reis naar de Molendrift, en niet minder in
den y'ver en de vlugheid, waarmeo die reis
was volbracht. Hy reikte hem dus oen munt
biljet van tien gulden over en zei: „Ziedaar,
Palmpje l de twee gulden, die er over zyn,
zyn voor je moeite l"
(Wordt vervolgd).