Parijs en eene andere hoofdstad.
MENGELWERK.
Burgerlijke Stand.
gera van <1 e democratic mag moa hea tocb
ciet aan de wereld voorstellen.
Want doze laat3te wil vooral geven. Z'\j
wil geven aan allen het menschwaardig be
staan, dat nog zoovelen ontberen, óók als
gevolg van maatschappelijke wanverhoudingen.
Z{j wil geven die tijdelijke welvaart, welke
noodzakelijk is tot beoefening der deugd. Zij
wil geven, naast de stoffelijke, ook de zedelijke
vorhefflog, naast het voedsel des lichaams
ook de spijte des goestes, en aldus het
afgrijselijk pauperisme in de hartader aan
tasten.
De zegeningen van het modorne leveü, van
de christelijke beschaving verspreidon in zoo
wjjd m o g e 1 ij k e n kring, dit is het
doel der waarachtige democraten. Dit is hun
ideaal, en een ideaal, dat strijd en inspanning
verdient, den hoogaton strijd en de zwaarste
inspanning, omdat hiör het lot van gansch
een wereld op het spel staat!
Een vreemde wereld.
Geen lamp geoft thans meer licht genoeg,
Geon brandkast is moor dicht genoeg,
Geon woning is meer mooi genoeg,
Geen kelliur krijgt meer fooi genoeg,
Geen spoortrein gaat meer gauw genoog,
Geen taille is meer nauw genoeg,
Geen geldbeurs is meer vol genoog,
Geen uitgaansdag meer dol gonoeg,
Geen mode is meer dwaas genoeg,
Geen knecht is tban3 meer baas genoeg,
Geen onderwijs neutraal genoeg,
Geen kind is meer brutaal genoeg,
Geen werkman krijgt meer loon genoeg,
•Geen reclame maakt vertoon gonoeg,
Geen bruid heeft meer fortuin genoeg,
Geen kluchtspel ia meer schuin genoog,
Geon dienstmeid is meer chic genoeg,
Geen clown is meer komiek genoeg,
Geen winkel is meer fraai genoeg,
Geen orgel maakt lawaai genoeg,
Geen sportman is meer wild genoeg,
Geen aalmoes i3 moer mild genoeg,
Goen meisje is thans geleerd genoeg,
Goen vrouw geëmancipeerd genoeg,
Geen dagblad geeft meer stof genoeg,
Geen straattaal is meer grof genoeg,
't Is 't onvolmaakte op deez' aard,
Dat zooveel stof tot mopp'ren baart.
Dc Banier.
SCHAAKRUBRIEK. Maandag 20 Februari 1899.
Redactie: L. S.-V. „Moiiruï." - Adres: R. Van Dam, Haarlemmerstraat 26, Lelden.
Schaaknieuws.
RECLAMES,
a 25 Cents per regel.
De hersenen zün voor het menscbelyk
lichaam wat Parijs voor Frankrijk is, d. w. z.
z'ijn zenuwcentrum. Alle declen Tan het
organisme staan er mede in verbinding en
hangen er van af; het zijn de hersenen, die
hen bovelen. Aangename of pijnlijke gewaar
wordingen, die cikwijls den schijn bebbeD
slechts plaatselijk te zjjn, hebben wel degelyk
haar zetol in de hersenen. Hetgeen wij hot
verstand noemen, i3 niets anders dan het
resultaat van zekere tot de hersenen behoorende
werkingen; maar wy kunnen nog niet be
grijpen, hoe de scheikundige werking der
spijzen in den bloedsomloop invloed uitoefent
op de spieren (n op het verstand.
Zeer zeker hebben alle menschen op 't gebied
der zenuwen dezelfde organisatie; toch hebben
allen niet dezelfde gewaarwordingen. In 't
algemeen zijn do vrouwen gevoeliger dan de
mannen; zü zijn vroolyk en treurig naar
verhouding van deze gevoeligheid.
„Sinds een paar jaren
heb ik aan bleekzucht
en matheid geleden,
on was alle lust tot
oenig werk my ont
vallen; doch sedert ik
Uwe wondervolle
Pink-Pillen van Dr.
Williams gebruikt beb,
is myne zwakte en
bleekzucht verdwenen en kan ik my sp 't
oogenblik weer in het bezit myner beste
krachten verheugen. Dank uw Pink-Fillen,
die mU na het gebruik van oenige doozen
raUno oude gezondheid hebben teruggegeven."
Zoo scbreef ons -UjMarie H modiste,
Veldstraat to RoermonJ. Wy mogen den naam
niet voluit vermeldeD, doch houden haar eigen
handig schryven ter inzage voor een ieder.
Do Pink-Pillen zyn de onovertreffelyke spier-
versterker, zy hergeven kracht aan de zwakken
en zyn voor niemand nadeelig, zelfs Diet voor
de delicaatste personen.
Geljjk alle goeds producten worden ook de
Pink-Pillen reeds nagomaakt; een ieder geve
dus wel acht, dat er in 't Fransch op bet
omhulsel staat: „Pilules Pink pour Personnes
P.iles du Dr. Williams." 't Omhulsel en het
etket zyn van rooskleurig papier met blauwe
letters. Men hoede zich voor namaaksels.
Prys f 1.75 do doos, f 0 per G doozen. Ver-
krygbasr by J. H. I. Snabiué, Steiger 27,
Rotterdam, eenig depothouder voor Nederland,
en in de Apotheken; voor Leiden en omstreken
by Reyst Krak, Drogeryen, Beestenmarkt
Wyk 5 No. 41, en J. H. Dijkhuis, Drogeryen,
Hoogstraat 0. Franco toezending tegen post
wissel.
Zeer werkdadig voor bloedarmoede, rheuma-
tiek, zenuwpyn, neurasthenie, beupjicht, ver
lamming, ataxie locomotrice, zenuwziekte,
klierziekte, enz., enz. Zy hergeven scboone
kleuren en handelen in alle gevallen van ver
zwakking by de vrouw en hebben op don
man oen werkdadige werking tegon alle
ziekten, veroorzaakt door overdreven arbeid
en buitensporigheden, J324 75
Diosdag 14 Februari speelde de heer J. F.
S. Esser simultaan in een werklieden-schaak
club te Haarlem. Van de 15 gespeelde par
tyen werd goen enkele door hom verloren,
torwyi 2 partyen remise kloven, hetgeen zeker
wel een mooi resultaat genoemd kan worden.
Nnt of Verbeelding?
Dikwijls, wanneer wy storko krachten in
onzo maatschappij zien werken, moeten wy
er ons over verwonderen, dat diezelfde maat-
schappy, die gezegd wordt zoo onstandvastig
to zyn, toch nog zoo standvastig blykt. Er
is oen soort van traagheid, in ieder van ons
zoowel als in ons allen to zamen, die even
wel do oorzaak is van het evenwicht, een
bestaansvoorwaarde.
Voorbeelden, lezer! duizenden, u heeft kous.
Maar willen wy het oog slaan op ééD, die
de meesten uwer wellicht bet alleronbelang-
rykst zullen vinden, en dat ik daarom juist
wat belangryk wil trachten te maken, uit
liefde voor het schaakspel.
Ieder van ons heeft een Triend, hetzij oen
boezem- hetzy oen verren dito. Die wiend
speelt schaak, ja zelfs, vreemd genoog, speelt
graag echaak, en die vriend, o gruwel! poogt
nu on dan u ook tot dat vervelende spel over
te halen. Het is vreemd, want verder is hst
toch zoo'n practische jongen. Verbeeldt u, nu
gebeurt het wel, dat u 's avonde dien vriend
eens opzoekt, en dan zit'ie te schaken met'n
aDder, ji zelfs wel ereis alleen. Eigenaardig,
zoo'n monscb.
Eigenaardig zeker, maar toch heeft uw
vriend gelyk. Waarom? Och, dat zal hy u
zelf wel vertellen, Ik ben zelfs overtuigd dat
hy al vaak getracht heeft uw aandacht op
zyn spol te vestigen, u 't boeiende, 't ver-
odelende van zijn kunst to toonen, en wat
daarmede samengaat, u in to wyden in do
geheimen er van. Maar u heeft er zich niet
mede ingelaten. Wel lezer, dan hebt gy ge
hoorzaamd aan de maatschappelijke traagheid,
en daarmede 't uwe godaan voor den bloei
van het schaakspol, daarmede hebt gy bewerkt
dat de kring van scbaakliefhebbers, die zonder
u toch haar noodige uitgebreidheid wel krygen
zal, zich nauwer aanéénsluit.
Wy danken u dus, lozer I en meenen hier
mede genoeg van uwe aandacht gevorderd
te hobben om 't volgende over te laten aan
hen, die uw vriend niet zoo „eigenaardig"
vinden, die 't niet zoo onpractisch vinden,
zich aan een studio te wijden die niet alléén
nut on voordeel brengt, geen broodstudie ie,
maar ook genoegens schept, een open oog
geoft voor meer verborgen schoonheden,
respect inboezemt voor superieure goeeten,
en prikkelt tot ontwikkeling van eigen geest.
Wel geef ik u toe, hebt gy gelyk dien vrier.d
te waarschuwen voor 't „te veel", want dit
is hier een gevaariyko zyde. Evenwol, er
moeten toch in elke kunst groote mannen
zyn, wil zo vooruitgaan.
Of bet hier alleen om het mooie, dan wel
ook om bot nuttige gaat, ie de vraag van het
meeste belang. Over het meerdere of mindere
nut in vergelyking met andere „takken van
sport" (heuschi verscheidene couranten geven
schaakmededeeligen onder de rubriek „sport")
daarover oordeele ieder zelf, in aanmerking
genomen do zeer twyfelachtigo goodo werking
van kaartspolen o. a. Do gezelligheid is hier
ook al geen molief van achteruitetelling, of is
zolf8 by een buiseiyk ombertjo stilte ni6t
wenscheHjk? Trouwens men is in don loop
der tyden ook van ander Inzicht gebleken.
By do oude Arabieren was dan hot schaak
spel heel gezellig. Men wierp met dobbel-
steener, de worp bepaalde de zet, en men kon
er gerust z'n glaasje xythus of mizrbier by
drinken. Maar langzamerhand vond men toch
dat gezellige niet het ware, en werd pas voor
pas het schaakspol opgevoerd tot den trap
van thane, en dat wel geheel zonder plaatso-
lyken of tydeiyken achteruitgang.
Wat bewyst dit? Dat men hot nut van een
kunst, waarby het talont niet volstaan kaD,
maar hot denkvermogen moet ontwikkeld
worden, niet gering schatte. Het talent van
den schaakspeler bestaat in zyn voorstellings
vermogen, maar slechts, indien geholpen door
een ontwikkeld en goad geheugeD, zal het
hem tot iets beduidends kunnen maken. Gaan
wy dit na in het volgende voorbeeld:
Voor den blindspelor is het een essentieel
vereischte dat hij zich gomakkelyk een voor
stelling maken kan van oen bepaalde stolling.
Maar nu is het geval Diet, dat hy als het
waro oen bord voor zich ziet waarop do zetten
gebeuren, maar als hy een zet moet doen,
die hem niet, naar aanleiding van do positie
of door andere omstandigheden dadoiyk bekend
is (als byv. do eerste zetten), moet hy zich
de vooratelling van dat bord op bouwen uit
het geheugen, hetzy stuk voor stuk, hetzy
door partieels voorstellingen, in zyn geheugen
bewaard, saam te voegen. Maar dat dit laatste
al gevaarlyk is, blykt wel, daar, al ie de
blindspelor nog zoo zeker dat zyn voorstelling
zoo betrekkelyk mogeiyk goed is, hy toch
nu en dan de goheelo positie weer eens uit
het geheugen zal opstellen. Daarby ziet hij
het geheele bord niet voor zicb, maar hy
weet het veld waar elk stuk staat en stelt
zich by benadering do plaats er van in de
ruimte voor. Stellen wy byv. dat de blind-
speler zich bezig houdt met oen verwikkeling
in de huurt van a 1. Er staat een paard op
h 8, dat geen dienst doet.
Nu is ontegenzegiyk meestal het geval dat
bjj zich den afstand al h8 in verhouding
voel grooter voorstelt dan byv. den afstand
al c3. Ging men dezovoorstellingomlynen,
dan zou er een vry grillig schaakbord voor
den dag komen, terwyl het toch zoo moeiljjk
niet is zich eon vierkant schaakbord te denken.
Iemand die zyn eorste blindparty speelt,
moet er zich op bedenken, zelfs aan het uit
tellen gaan, wil hy zeker zyn dat L g 3 -
b 7 onmogelyk is, en misschien doet iemand die
zyn zooveelste party speelt, dat ook nog wel
eens. Wanöoer ons, midden in een blindparty,
de stelling op het bord getoond wordt, komt
on3 die gewooniyk vreomd voor, on wy moeten
onze oude voorstelling op zyde driDgen, om
plaats te makon voor het juiste aanzicht van
het bord. Doen wjj eeD half uur later hetzelfde
dan is ook die voorstelling weder bevorvon.
Iedereen die in z'n party een combinatie
maakt, is op zyn manier een blindspoler.
Er zyn menschen die, wanneer ze ergons
over denken, zich dat gemakkelyk maken door
er wat bij te praten, of door bewegingen
van hoofd of handen op bepaalde punten van
hun gedachtengang den nadruk te leggen, om
dat vast to houden, en zoo aan hun geheugen
en voorstelling te hulp te komen.
Welnu, wie heeft niet eens geglimlacht
over 't grappige „dat 'a dit, en dat 's dat,
en dan doe ik dat" Van zyn wederparty aan
't schaakbord.
De waarde dor menschen wordt verschillend
beoordeeld. Maar wie daarby als factor aan
neemt een zekere vlugheid van geest en cor
rectheid van gedachtengang, die verwaarlooze
het schaakspel niet als aangenaam middel tot
verheffing van intellect,
W. C. Van der Meulen.
Be juflrenw met liet mooie kin4
ia de tram.
Uit „De Telegraaf" nemen we het volgende
schetsje van C. over.
Als de tram goed vol is en gy hebt haast,
hot paard moet juist tegen een brug op of
is aan een gevaariyken draai, dan staat de
juffrouw met het mooie kind te wenken mot
baar zakdoek. De conducteur beduidt baar:
„over do brug houd ik stil," het belletje tin-
kinkt, de tram vermindert haar vaart en de
juffrouw met het kind komt aanwahdelon.
Do mynheer van terzy op het achterbalkon
springt van de tram, de conducteur noemt
het mooio kind aan en zet het met een „wat
'n zware meid" in den wagen. De juffrouw
zelve komt na, wringt zich ook naar binnen
en terwyl de tram zich weer in beweging
zet, zoekt zy naar de plaats, waar men haar
het minst gaarne gezeten ziet.
Tusscben twee oudo beeren, dicht by eon
corpulente kruideniersweduwo of ook wel naast
een plaats, waar reeds twee andere kinderen
tegen elkaar gedrongen één plaats innemen.
Als zy oen galant jongmenscb dwingen kan
naar het voorbalkOD| te verhuizen, is zy, vooral
als het regent of goed waait, het meest in
haar schik. Zit zy eenmaal, dan waagt zy
hot soms het mooie kind naast zich te zetten,
zelve half naar voren op de bank plaats
nemend op een wyze, dat haar beenen elk
passagier, die de tram verlaten wil, tot strui
kelblok moeten dienen. Soms houdt zy het
kind op den schoot. Het mooie kind kykt
met zyn poppenoogen rond, erg verwonderd
en in beraad of het zal gaan schreien of
lvheiu
Twee dames over het mooie kind kyken
eerst elkaar aan. Eén groet het kind met een
lief groetje van do oogen, de andere met een
beminnelyk lachje. Do ooggroetster heeft
mooie oogeD, de laebgroetster mooie tanden,
en als bet mooie kind ook al aanleiding is,
een myQheer in con gele over coat in den
boek hy de achterdeur is de eigenlyke oor
zaak van de lach-lievigheid. Vervolgens zegt
eon gemoedelyk oud heer, heel vriendeiyk:
„Wat 'n mooi kind! Hoo oud is ze?"
„'t Is een by. En by is veertien maanden.
NLtwaar, bon jy 't Diot, Henri?"
„Je zoudt zeggenwat 'n rakker. Je zoudt
'm twee jaar gevenzegt de dikke kruideniers-
juffrouw, by zooveel lichaamsgewicht van een
kind onmiddellyk verteederd en al de benauwd
heid van het opdringen vergetend.
Dit is fataal met mooie kinderen. Het zyn
altyd jongetjes, als je ze "voor meisjes houdt,
en omgokeerd. Zy iyken altyd tweemaal zoo
oud als ze werkelijk zyn. En ze dragen uit-
beemsche voornamen.
Het dametje met mooie oogen vraagt met
zoet, lief stemmetje:
„Ben je biy, dat je in de tram zit, Henrietje
Henrietje tlyft stom. Hy heeft zelfs niet
gelet op de byzondere uitspraak van het
Han...rietje, die aan extra-les van hot Fransch
(in drie maanden) herinnert.
Soms uit het kind wel eens een ongearticu
leerd geluid, in welk geval de juffrouw, die
het draagt, het dadelyk op den echoot sust
met de woorden: „Ja hoor, ja, tram, tram,
tram." En In vorlegenheid en angst voor aan
staand geschreeuw, richt de juffrouw zich tot
een der lieve juffrouwen aan de overzyde.
„En zoo verstandig als dat kind isl Het
weet, dat het in de tram zit. (Tot het schaap)
Nietwaar, Hannetje. En morgen gaan wy
weer naar oopoe op de Keizersgracht on dan
kryg jo weer je mooie zilveren bel om meo
te spelen...."
Het mooie kind doet het nooit minder. Hot
beeft familio op de Keizersgracht en prefereert
het duurste speelgoed.
En als neef komt van Breda, mag je
weer met zyn sabel spelen, hoor, ja, je, tram,
tram, tram, ryon met paardje. Hu, hu...."
Het mooie kind is beslist militaiiistiscb.
Breda of Willemsoord is hem om het even.
„En ia ze al gospeend?" vraagt de kruide
niersweduwe.
Zy biyft altyd van „ze" spreken en doet by
voorkeur niet-dolicate vragen.
Als zy een verlegen-bevestigeüd antwoord
ontvangt van die juffrouw van het mooie kind,
zegt de kruideniersweduwe tot de twee
dametjes vis ,V vis
„Jo, juffrouw, daar kan je wat 'n last van
hebben, 'k Heb er ook vyf gehad en myn man
zaligor hoeft er wat zorg van gehad. Het
laatste heeft ie nog net kuDnen zien, op z'n
sterfbed".
Na het sterfbed komt er een plechtige
pauze; ook in de trams.
Soms krygt het mooie kind, als de tram
wereld, waarin men bewondert en het aller-
zoeteiykste: Wat een dot, wat eon dikkerd,
wat 'n pracht van een jongenhem be
gint te vervelen, het in den zin om eens een
keel op te zetteD. Dan staat do juffrouw van
bet mooie kind op, vraagt of zy aan een zekere
straat is, waar de tram gewooniyk een minuut
geleden juist stil gehouden heeft, laat stoppen
en stapt uit.
Als het weg is, zegt de dame, die tot nu toe
verlegen heeft gozwegen, niet langer tegen
zooveel zwyg-marteling bestand:
„Wat een pracht, wat een beeld van een
kind", waarop dan onvermydelyk en onver-
biddeiyk tot antnoord volgt, uit den mond
van de. grootste bewonderaarster van zooeven
„Ja, mevrouwmaar nu moest u toch
het kind van myn zuster eens zien. Dan zou
u eerst een echt mooi kind(volgt lofrede).
Konmerkende eigenschappen van de gesprek
ken over het mooie kind in de tram: ze wor
den alle gevoord op een supra-zoeten toon van
gesuikerde lievigheid.
Straatliefdadiglieid
In de „Amstordamsche Courant" kwam
een schetsje voor, dat wy tor waarschuwing
bier laten volgen:
Achter het Koninkiyk Paleis komt een
vrouw, langzaam, voetje, voor voetje aan
sukkelen. Zy drukt de linkerhand tegen do
linkerzyde en schynt te hullen.
„Wel, moeder, wat hapert er aan?" vraagt
een heer.
„Och, mynhoer, ik kom van den dokter.
En ik heb zoo'n pyn in myn zy, on hy zegt,
dat ik dadelyk naar het gasthuis moet, en
dat kan Ik nu niet, ziet u, want ik beb zes
kleine kindertjeB, waarvan het oudste nog
geen elf jaar is."
Al deze woorden komen heel zachtjes,
hortend en stootend, over de lippen der schyn-
baar zieke vrouw,
„Ziet u maar eens hier, mynheer, bier is
het papiertje van den dokter," en zo toonde
een ietwat verkreukeld gasthuisbriefje.
„En wat doet je man?"
„Die is al een half jaar dood, en zes weken
na hem is hot jongste kindje gestorven. Myn
man was kleermaker en had de tering, ziet
u, en het kindje ook. Ik was vroeger kinder
juffrouw. Maar nu moet ik voor die zes
wurmen het brood verdienen, en dat kan ik
niet, nu ik zoo'n vreeselyke pyn in mijn zy
heb. De dokter zegt, dat ik er een doek met
koud water op moet leggen."
„Waar woont go?"
„In de Reguliersdwarsstraat No. 2 twee
hoog achter."
De heer had inmiddels zyn hand in den
zak laten glyden en uit zyn portemonnaio
een gulden genomen.
„Daar, moeder, hiermede kunt ge je voor
vandaag wel behelpen, hier i3 nog een tram
kaartje, en ga nu maar zoo gauw mogolyk
naar je kinderen. In den loop van den dag
zal ik zien, of ik nog niet wat voor je kan
doen."
Met den dank der arme, kranke vrouw
vervolgde hy zyn weg.
Een paar uur later is hy aan het opgege
ven adres. Het is een klein huis naby het
Koningsplein. Een houten trapje van vier
treden voert naar do glazen voordeur van een
scboenlapperswinkel.
Do glazen deur is gesloten, want in het
winkel-voorhuis speelt een tweejarig kind. De
schoenmaker is afwezig.
Een dikke, goedmoedig uitziende vrouw
opent de deur. Zy neemt bet kind by de hand,
uit vrees, dat het de deur uitloopon en van
het trapje vallen zal.
„Wel, juffrouw, ik zou u graag eens een
vraag willen doen. Woont hier twee hoog
achter een arme weduwe met zes kleine kin
deren?"
„Neen, mynheer," was het korte en bondige
antwoord, „wy hebben wel commensaals,
maar.... ik hoor of merk bet al. U is ook
weer beetgenomen. En misschien ook wol
voor „zie dat", een beweging makende, waarby
duim on wysvinger over elkaar wryven. U is
mogeiyk van de week de 25ste al, die hier
naar een weduwe met zes bloedjes van kinde
ren komt informeeren. En zei ze ook niet, dat
haar man al dood is, en het jongste kindje
kort na hem overleden was?"
„Ja, juist."
„Zie je, daar heb je 't al. Beetgenomen,
mynheer, beetgenomen. Maar met dat al 1
ik er ook nog last van."
„Dank u, juffrouw, voor uw inlichtingen;
Dag, juffrouw."
Het bouten trapje af, de straat op.
„Straatliefdadigbeid," zeide een8 de vori„o
burgemeester van Amsterdam in den gemeen-
teraad, „zy moge al moeiiyk te verdedigen
zyn, men ziet er toch het goede hart in
van hom of haar, die ze uitoefent."
Schrale troost voor weggegooid gold!
Wy kunnen hieraan toevoegen, dat blyt.
baar dezelfde vrouw ook elders haar slag heeft
geslagen. Zy woont echter niet altyd in d0
Reguliersbreestraat, maar soms in de Siyg.
straat en vermoedelyk ook elders, terwyl het
aantal kinderen nogal eens afwisselt.
{Superioriteit.
Als een gewicht kan zy u drukken op i
schoudor, dezelfde moordorheid, waarom men
u benydt, haat misschien. Drukken zeg ik,
en wel het meest en hot eerst in den omgang
met onze vrienden, onze bloedverwanten, in
het kort: met wie ons het naast zyn. Of ia
het op zichzelf alreeds Diet een kwelling ter.
stond een verkeerdheid op te merken, onmid.
dellyk den minsten misslag in een bewering
of in een uitgesproken woord te gevoelen,
zelfs het meest en het eerst in hen, die men
hoogacht en liefheeft?
De broeder als meerdere in verstandsont
wikkeling t9genover den broeder; de zuster
tegenover de zuster, die zy toch liefheeft,
maar die er haar om haat; de vrouw tegon.
over den man wanneer deze haar echtgenoot
i3 vooral zy allen zyn te beklagen, ramp
zalig te noemen bykans, om en door diezelfde
superioriteit, die men hun zoozeer benydt.
„Vader, laat my van hier gaan! Ik kan hel
niet l.nger uithouden! Zie, alles deed ik om
myn meerdere keDnis, myn „beter doen" te
verbergen by les en by „sport", maar ik kon
nieti Ik lees den haat, de afgunst en den
nyd in het oog myns broeders... Laat
my gaanl"
Hy kon Diet. Kan de adelaar beletten dat
zyn wiekslag breeder is, omdat zyn pennen
forscher zyn dan die van het naast hem vlie
gende gevederde dlor, ook al dragen zy beiden
den naam van vogel? Geestes- en iichaams-
gaveD, zy werden niet gelykeiyk over allen
verdeeld, en er is waarheid in het woord, dat
Diet de minst bedeelden daarom juist het
moest te beklagen zijn, hoe paradox dit moge
klinkeü.
Zelfs lichamolyke meerderheid zonder
intellectueels of zedelyke toevoegiDg kan
den bezitter in verlegenheid brengen.
Lange menschen worden met een soort
nijdigheid aangezien door korte, inzonderheid
door zulken, die eenigszins gedrongen van
gestalte zyn. Zeer verklaarbaar, wanneer de
eersten hun licht betimmeren; maar het is
ook zoo, wanneor dit niet het geval is. Sterk
gespierde, krachtvolle mannen zien het oog
van den zwakke op hen rusten met iets,
dat naar een verwensching gelykt. Zoo zou
ik kunnen voortgaan; maar waartoe?
Vragen wy liever: Indien superioriteit iq
waarheid een vloek is, waarom dan er naar
gestreefd? Waarom onszelven en onze kinderen
aangespoord tot iets, dat na het verkrygon
rampzalig maakt of althans hunne en onzo
levensvreugde niet verhoogt? Zou bet Diet
zyn, omdat de zucht naar „Hooger" den
mensch is aangeboren, en hy niet als het
zwyn in het slyk kan wenteleD, wanneer bȟ
vleugels werden gegeven om zich te verhefleo,
in spyt van haat en afgunst, die trouwens
geheel voor rekening komen van ben, wiet
kleine ziel het zonlicht haat, omdat zy zalven
de zon niet zyn, van welke het uitstraalt.
En dat „Hooger" is overal. Het sluit geen
armon van geest uit, geen lammeD, geen
kreupeleD, geon verminkten, geen melaatschen
zelfs naar lichaam en naar geest. Het is
overal, en voor allen, waar het „beter ik'j
zegeviert over zelfzucht eo eigenwaan.
Jan De Jonge,
ALFEN. Bevallen: J. Verkerk geb. Van
Klaveren D. B. J. Averdieck gob. Vlaswinkel
Z. M. Brunó geb. Van der Laarse D. J. M.-
De Blanken geb. Van den Hoek 2D. J. Van
Klaveren geb. Van der Helm Z. C. Van Dijk
geb. Menken D. A. Postmus geb. BerkenbosZ.
Overleden: M. Zwezeriin, eebtg. van J. Zaal,
42 j. G. Van Vliet, weanr. van M. M. Rok,
71 j, J. Pijpers, eebtg. van C. Boekraad, 63 j.
ALKEMADE. Bevallen: A. C. Van der Hulst
geb. Van der Meer D. M. Snijders geb. Heems
kerk Z. M. J. Duivenvoorden geb. Hogervorst 2 Z.
Overleden: S. C. Van der Poel, D. 4 m.
J. Van der Zwet D. 21 m. Levenl. aangegeven
D. van H. Tukker en M. Van Bostelen.
BODEGRAVEN. Bo vallen: A. Van Dijk geb.
Hoogenboom Z. P. Van de Pol geb. Van Hans-
wijk Z. J. G. Van der Neut gob. Kriege D.
A. Van Leeuwen geb. Van Batum Z. D. Van
Dam geb. Verdouw D.
Overleden: n. T. Van der Meer 3 m.
BOSKOOP. Bevallen: T. Grootendorst geK
Sepers D. Th. v. Veen geb. Groveld D.
Gehuwd: H. F. J, Broker 24 j. en W. Van
Ooyen 21 j.
Overleden: A. v. d. Broek 76 j. W. Van
Gelderen 64 j.
HAZERSWOUDE. Bo vallen: E. Kastelijn
geb. Treur Z. M, Bos geb. Keyzer D. G.
Hoogeveon geb. Kloek D. J. Janmaat geb. Van
der Meer D.
Gehuwd: S. Molema jm. 26 j. en A. Van Delft
jd. 27 j'.
Overleden: M. Groen, wed. van A. Ruis,
74 i. A. Van Wijk Z 16 m.
UILLEGOM. Bevallen: J. E. Voges geb.
v. d. Ven D. R. M. F. Litjens geb. v. d. Donk
Z. C. Noppe geb. v. Duynen D. H, Telleman
geb. Rusman D. L. Kok gob. Aaügecnbrug Z.
J. v. d. Berg geb. Hogervorst Z.
Gehnw d: G. A. SuDdermann en M. E. Dernison
Overleden: C. C. Bleyswijk 12 j.
NOORDW1JK. Geboren: AdriaDa, D. von J.
De Ridder en A. M. Van der Raad. Jacoba, D.
van K. Kampman en P. Steenvoorden.
Ondertrouwd; J. Bedijn 25 j. en J. Plag
25 jaar,