Parijs en eene andere hoofdstad. MENGELWERK. Burgerlijke Stand. gera van <1 e democratic mag moa hea tocb ciet aan de wereld voorstellen. Want doze laat3te wil vooral geven. Z'\j wil geven aan allen het menschwaardig be staan, dat nog zoovelen ontberen, óók als gevolg van maatschappelijke wanverhoudingen. Z{j wil geven die tijdelijke welvaart, welke noodzakelijk is tot beoefening der deugd. Zij wil geven, naast de stoffelijke, ook de zedelijke vorhefflog, naast het voedsel des lichaams ook de spijte des goestes, en aldus het afgrijselijk pauperisme in de hartader aan tasten. De zegeningen van het modorne leveü, van de christelijke beschaving verspreidon in zoo wjjd m o g e 1 ij k e n kring, dit is het doel der waarachtige democraten. Dit is hun ideaal, en een ideaal, dat strijd en inspanning verdient, den hoogaton strijd en de zwaarste inspanning, omdat hiör het lot van gansch een wereld op het spel staat! Een vreemde wereld. Geen lamp geoft thans meer licht genoeg, Geon brandkast is moor dicht genoeg, Geon woning is meer mooi genoeg, Geen kelliur krijgt meer fooi genoeg, Geen spoortrein gaat meer gauw genoog, Geen taille is meer nauw genoeg, Geen geldbeurs is meer vol genoog, Geen uitgaansdag meer dol gonoeg, Geen mode is meer dwaas genoeg, Geen knecht is tban3 meer baas genoeg, Geen onderwijs neutraal genoeg, Geen kind is meer brutaal genoeg, Geen werkman krijgt meer loon genoeg, •Geen reclame maakt vertoon gonoeg, Geen bruid heeft meer fortuin genoeg, Geen kluchtspel ia meer schuin genoog, Geon dienstmeid is meer chic genoeg, Geen clown is meer komiek genoeg, Geen winkel is meer fraai genoeg, Geen orgel maakt lawaai genoeg, Geen sportman is meer wild genoeg, Geen aalmoes i3 moer mild genoeg, Goen meisje is thans geleerd genoeg, Goen vrouw geëmancipeerd genoeg, Geen dagblad geeft meer stof genoeg, Geen straattaal is meer grof genoeg, 't Is 't onvolmaakte op deez' aard, Dat zooveel stof tot mopp'ren baart. Dc Banier. SCHAAKRUBRIEK. Maandag 20 Februari 1899. Redactie: L. S.-V. „Moiiruï." - Adres: R. Van Dam, Haarlemmerstraat 26, Lelden. Schaaknieuws. RECLAMES, a 25 Cents per regel. De hersenen zün voor het menscbelyk lichaam wat Parijs voor Frankrijk is, d. w. z. z'ijn zenuwcentrum. Alle declen Tan het organisme staan er mede in verbinding en hangen er van af; het zijn de hersenen, die hen bovelen. Aangename of pijnlijke gewaar wordingen, die cikwijls den schijn bebbeD slechts plaatselijk te zjjn, hebben wel degelyk haar zetol in de hersenen. Hetgeen wij hot verstand noemen, i3 niets anders dan het resultaat van zekere tot de hersenen behoorende werkingen; maar wy kunnen nog niet be grijpen, hoe de scheikundige werking der spijzen in den bloedsomloop invloed uitoefent op de spieren (n op het verstand. Zeer zeker hebben alle menschen op 't gebied der zenuwen dezelfde organisatie; toch hebben allen niet dezelfde gewaarwordingen. In 't algemeen zijn do vrouwen gevoeliger dan de mannen; zü zijn vroolyk en treurig naar verhouding van deze gevoeligheid. „Sinds een paar jaren heb ik aan bleekzucht en matheid geleden, on was alle lust tot oenig werk my ont vallen; doch sedert ik Uwe wondervolle Pink-Pillen van Dr. Williams gebruikt beb, is myne zwakte en bleekzucht verdwenen en kan ik my sp 't oogenblik weer in het bezit myner beste krachten verheugen. Dank uw Pink-Fillen, die mU na het gebruik van oenige doozen raUno oude gezondheid hebben teruggegeven." Zoo scbreef ons -UjMarie H modiste, Veldstraat to RoermonJ. Wy mogen den naam niet voluit vermeldeD, doch houden haar eigen handig schryven ter inzage voor een ieder. Do Pink-Pillen zyn de onovertreffelyke spier- versterker, zy hergeven kracht aan de zwakken en zyn voor niemand nadeelig, zelfs Diet voor de delicaatste personen. Geljjk alle goeds producten worden ook de Pink-Pillen reeds nagomaakt; een ieder geve dus wel acht, dat er in 't Fransch op bet omhulsel staat: „Pilules Pink pour Personnes P.iles du Dr. Williams." 't Omhulsel en het etket zyn van rooskleurig papier met blauwe letters. Men hoede zich voor namaaksels. Prys f 1.75 do doos, f 0 per G doozen. Ver- krygbasr by J. H. I. Snabiué, Steiger 27, Rotterdam, eenig depothouder voor Nederland, en in de Apotheken; voor Leiden en omstreken by Reyst Krak, Drogeryen, Beestenmarkt Wyk 5 No. 41, en J. H. Dijkhuis, Drogeryen, Hoogstraat 0. Franco toezending tegen post wissel. Zeer werkdadig voor bloedarmoede, rheuma- tiek, zenuwpyn, neurasthenie, beupjicht, ver lamming, ataxie locomotrice, zenuwziekte, klierziekte, enz., enz. Zy hergeven scboone kleuren en handelen in alle gevallen van ver zwakking by de vrouw en hebben op don man oen werkdadige werking tegon alle ziekten, veroorzaakt door overdreven arbeid en buitensporigheden, J324 75 Diosdag 14 Februari speelde de heer J. F. S. Esser simultaan in een werklieden-schaak club te Haarlem. Van de 15 gespeelde par tyen werd goen enkele door hom verloren, torwyi 2 partyen remise kloven, hetgeen zeker wel een mooi resultaat genoemd kan worden. Nnt of Verbeelding? Dikwijls, wanneer wy storko krachten in onzo maatschappij zien werken, moeten wy er ons over verwonderen, dat diezelfde maat- schappy, die gezegd wordt zoo onstandvastig to zyn, toch nog zoo standvastig blykt. Er is oen soort van traagheid, in ieder van ons zoowel als in ons allen to zamen, die even wel do oorzaak is van het evenwicht, een bestaansvoorwaarde. Voorbeelden, lezer! duizenden, u heeft kous. Maar willen wy het oog slaan op ééD, die de meesten uwer wellicht bet alleronbelang- rykst zullen vinden, en dat ik daarom juist wat belangryk wil trachten te maken, uit liefde voor het schaakspel. Ieder van ons heeft een Triend, hetzij oen boezem- hetzy oen verren dito. Die wiend speelt schaak, ja zelfs, vreemd genoog, speelt graag echaak, en die vriend, o gruwel! poogt nu on dan u ook tot dat vervelende spel over te halen. Het is vreemd, want verder is hst toch zoo'n practische jongen. Verbeeldt u, nu gebeurt het wel, dat u 's avonde dien vriend eens opzoekt, en dan zit'ie te schaken met'n aDder, ji zelfs wel ereis alleen. Eigenaardig, zoo'n monscb. Eigenaardig zeker, maar toch heeft uw vriend gelyk. Waarom? Och, dat zal hy u zelf wel vertellen, Ik ben zelfs overtuigd dat hy al vaak getracht heeft uw aandacht op zyn spol te vestigen, u 't boeiende, 't ver- odelende van zijn kunst to toonen, en wat daarmede samengaat, u in to wyden in do geheimen er van. Maar u heeft er zich niet mede ingelaten. Wel lezer, dan hebt gy ge hoorzaamd aan de maatschappelijke traagheid, en daarmede 't uwe godaan voor den bloei van het schaakspol, daarmede hebt gy bewerkt dat de kring van scbaakliefhebbers, die zonder u toch haar noodige uitgebreidheid wel krygen zal, zich nauwer aanéénsluit. Wy danken u dus, lozer I en meenen hier mede genoeg van uwe aandacht gevorderd te hobben om 't volgende over te laten aan hen, die uw vriend niet zoo „eigenaardig" vinden, die 't niet zoo onpractisch vinden, zich aan een studio te wijden die niet alléén nut on voordeel brengt, geen broodstudie ie, maar ook genoegens schept, een open oog geoft voor meer verborgen schoonheden, respect inboezemt voor superieure goeeten, en prikkelt tot ontwikkeling van eigen geest. Wel geef ik u toe, hebt gy gelyk dien vrier.d te waarschuwen voor 't „te veel", want dit is hier een gevaariyko zyde. Evenwol, er moeten toch in elke kunst groote mannen zyn, wil zo vooruitgaan. Of bet hier alleen om het mooie, dan wel ook om bot nuttige gaat, ie de vraag van het meeste belang. Over het meerdere of mindere nut in vergelyking met andere „takken van sport" (heuschi verscheidene couranten geven schaakmededeeligen onder de rubriek „sport") daarover oordeele ieder zelf, in aanmerking genomen do zeer twyfelachtigo goodo werking van kaartspolen o. a. Do gezelligheid is hier ook al geen molief van achteruitetelling, of is zolf8 by een buiseiyk ombertjo stilte ni6t wenscheHjk? Trouwens men is in don loop der tyden ook van ander Inzicht gebleken. By do oude Arabieren was dan hot schaak spel heel gezellig. Men wierp met dobbel- steener, de worp bepaalde de zet, en men kon er gerust z'n glaasje xythus of mizrbier by drinken. Maar langzamerhand vond men toch dat gezellige niet het ware, en werd pas voor pas het schaakspol opgevoerd tot den trap van thane, en dat wel geheel zonder plaatso- lyken of tydeiyken achteruitgang. Wat bewyst dit? Dat men hot nut van een kunst, waarby het talont niet volstaan kaD, maar hot denkvermogen moet ontwikkeld worden, niet gering schatte. Het talent van den schaakspeler bestaat in zyn voorstellings vermogen, maar slechts, indien geholpen door een ontwikkeld en goad geheugeD, zal het hem tot iets beduidends kunnen maken. Gaan wy dit na in het volgende voorbeeld: Voor den blindspelor is het een essentieel vereischte dat hij zich gomakkelyk een voor stelling maken kan van oen bepaalde stolling. Maar nu is het geval Diet, dat hy als het waro oen bord voor zich ziet waarop do zetten gebeuren, maar als hy een zet moet doen, die hem niet, naar aanleiding van do positie of door andere omstandigheden dadoiyk bekend is (als byv. do eerste zetten), moet hy zich de vooratelling van dat bord op bouwen uit het geheugen, hetzy stuk voor stuk, hetzy door partieels voorstellingen, in zyn geheugen bewaard, saam te voegen. Maar dat dit laatste al gevaarlyk is, blykt wel, daar, al ie de blindspelor nog zoo zeker dat zyn voorstelling zoo betrekkelyk mogeiyk goed is, hy toch nu en dan de goheelo positie weer eens uit het geheugen zal opstellen. Daarby ziet hij het geheele bord niet voor zicb, maar hy weet het veld waar elk stuk staat en stelt zich by benadering do plaats er van in de ruimte voor. Stellen wy byv. dat de blind- speler zich bezig houdt met oen verwikkeling in de huurt van a 1. Er staat een paard op h 8, dat geen dienst doet. Nu is ontegenzegiyk meestal het geval dat bjj zich den afstand al h8 in verhouding voel grooter voorstelt dan byv. den afstand al c3. Ging men dezovoorstellingomlynen, dan zou er een vry grillig schaakbord voor den dag komen, terwyl het toch zoo moeiljjk niet is zich eon vierkant schaakbord te denken. Iemand die zyn eorste blindparty speelt, moet er zich op bedenken, zelfs aan het uit tellen gaan, wil hy zeker zyn dat L g 3 - b 7 onmogelyk is, en misschien doet iemand die zyn zooveelste party speelt, dat ook nog wel eens. Wanöoer ons, midden in een blindparty, de stelling op het bord getoond wordt, komt on3 die gewooniyk vreomd voor, on wy moeten onze oude voorstelling op zyde driDgen, om plaats te makon voor het juiste aanzicht van het bord. Doen wjj eeD half uur later hetzelfde dan is ook die voorstelling weder bevorvon. Iedereen die in z'n party een combinatie maakt, is op zyn manier een blindspoler. Er zyn menschen die, wanneer ze ergons over denken, zich dat gemakkelyk maken door er wat bij te praten, of door bewegingen van hoofd of handen op bepaalde punten van hun gedachtengang den nadruk te leggen, om dat vast to houden, en zoo aan hun geheugen en voorstelling te hulp te komen. Welnu, wie heeft niet eens geglimlacht over 't grappige „dat 'a dit, en dat 's dat, en dan doe ik dat" Van zyn wederparty aan 't schaakbord. De waarde dor menschen wordt verschillend beoordeeld. Maar wie daarby als factor aan neemt een zekere vlugheid van geest en cor rectheid van gedachtengang, die verwaarlooze het schaakspel niet als aangenaam middel tot verheffing van intellect, W. C. Van der Meulen. Be juflrenw met liet mooie kin4 ia de tram. Uit „De Telegraaf" nemen we het volgende schetsje van C. over. Als de tram goed vol is en gy hebt haast, hot paard moet juist tegen een brug op of is aan een gevaariyken draai, dan staat de juffrouw met het mooie kind te wenken mot baar zakdoek. De conducteur beduidt baar: „over do brug houd ik stil," het belletje tin- kinkt, de tram vermindert haar vaart en de juffrouw met het kind komt aanwahdelon. Do mynheer van terzy op het achterbalkon springt van de tram, de conducteur noemt het mooio kind aan en zet het met een „wat 'n zware meid" in den wagen. De juffrouw zelve komt na, wringt zich ook naar binnen en terwyl de tram zich weer in beweging zet, zoekt zy naar de plaats, waar men haar het minst gaarne gezeten ziet. Tusscben twee oudo beeren, dicht by eon corpulente kruideniersweduwo of ook wel naast een plaats, waar reeds twee andere kinderen tegen elkaar gedrongen één plaats innemen. Als zy oen galant jongmenscb dwingen kan naar het voorbalkOD| te verhuizen, is zy, vooral als het regent of goed waait, het meest in haar schik. Zit zy eenmaal, dan waagt zy hot soms het mooie kind naast zich te zetten, zelve half naar voren op de bank plaats nemend op een wyze, dat haar beenen elk passagier, die de tram verlaten wil, tot strui kelblok moeten dienen. Soms houdt zy het kind op den schoot. Het mooie kind kykt met zyn poppenoogen rond, erg verwonderd en in beraad of het zal gaan schreien of lvheiu Twee dames over het mooie kind kyken eerst elkaar aan. Eén groet het kind met een lief groetje van do oogen, de andere met een beminnelyk lachje. Do ooggroetster heeft mooie oogeD, de laebgroetster mooie tanden, en als bet mooie kind ook al aanleiding is, een myQheer in con gele over coat in den boek hy de achterdeur is de eigenlyke oor zaak van de lach-lievigheid. Vervolgens zegt eon gemoedelyk oud heer, heel vriendeiyk: „Wat 'n mooi kind! Hoo oud is ze?" „'t Is een by. En by is veertien maanden. NLtwaar, bon jy 't Diot, Henri?" „Je zoudt zeggenwat 'n rakker. Je zoudt 'm twee jaar gevenzegt de dikke kruideniers- juffrouw, by zooveel lichaamsgewicht van een kind onmiddellyk verteederd en al de benauwd heid van het opdringen vergetend. Dit is fataal met mooie kinderen. Het zyn altyd jongetjes, als je ze "voor meisjes houdt, en omgokeerd. Zy iyken altyd tweemaal zoo oud als ze werkelijk zyn. En ze dragen uit- beemsche voornamen. Het dametje met mooie oogen vraagt met zoet, lief stemmetje: „Ben je biy, dat je in de tram zit, Henrietje Henrietje tlyft stom. Hy heeft zelfs niet gelet op de byzondere uitspraak van het Han...rietje, die aan extra-les van hot Fransch (in drie maanden) herinnert. Soms uit het kind wel eens een ongearticu leerd geluid, in welk geval de juffrouw, die het draagt, het dadelyk op den echoot sust met de woorden: „Ja hoor, ja, tram, tram, tram." En In vorlegenheid en angst voor aan staand geschreeuw, richt de juffrouw zich tot een der lieve juffrouwen aan de overzyde. „En zoo verstandig als dat kind isl Het weet, dat het in de tram zit. (Tot het schaap) Nietwaar, Hannetje. En morgen gaan wy weer naar oopoe op de Keizersgracht on dan kryg jo weer je mooie zilveren bel om meo te spelen...." Het mooie kind doet het nooit minder. Hot beeft familio op de Keizersgracht en prefereert het duurste speelgoed. En als neef komt van Breda, mag je weer met zyn sabel spelen, hoor, ja, je, tram, tram, tram, ryon met paardje. Hu, hu...." Het mooie kind is beslist militaiiistiscb. Breda of Willemsoord is hem om het even. „En ia ze al gospeend?" vraagt de kruide niersweduwe. Zy biyft altyd van „ze" spreken en doet by voorkeur niet-dolicate vragen. Als zy een verlegen-bevestigeüd antwoord ontvangt van die juffrouw van het mooie kind, zegt de kruideniersweduwe tot de twee dametjes vis ,V vis „Jo, juffrouw, daar kan je wat 'n last van hebben, 'k Heb er ook vyf gehad en myn man zaligor hoeft er wat zorg van gehad. Het laatste heeft ie nog net kuDnen zien, op z'n sterfbed". Na het sterfbed komt er een plechtige pauze; ook in de trams. Soms krygt het mooie kind, als de tram wereld, waarin men bewondert en het aller- zoeteiykste: Wat een dot, wat eon dikkerd, wat 'n pracht van een jongenhem be gint te vervelen, het in den zin om eens een keel op te zetteD. Dan staat do juffrouw van bet mooie kind op, vraagt of zy aan een zekere straat is, waar de tram gewooniyk een minuut geleden juist stil gehouden heeft, laat stoppen en stapt uit. Als het weg is, zegt de dame, die tot nu toe verlegen heeft gozwegen, niet langer tegen zooveel zwyg-marteling bestand: „Wat een pracht, wat een beeld van een kind", waarop dan onvermydelyk en onver- biddeiyk tot antnoord volgt, uit den mond van de. grootste bewonderaarster van zooeven „Ja, mevrouwmaar nu moest u toch het kind van myn zuster eens zien. Dan zou u eerst een echt mooi kind(volgt lofrede). Konmerkende eigenschappen van de gesprek ken over het mooie kind in de tram: ze wor den alle gevoord op een supra-zoeten toon van gesuikerde lievigheid. Straatliefdadiglieid In de „Amstordamsche Courant" kwam een schetsje voor, dat wy tor waarschuwing bier laten volgen: Achter het Koninkiyk Paleis komt een vrouw, langzaam, voetje, voor voetje aan sukkelen. Zy drukt de linkerhand tegen do linkerzyde en schynt te hullen. „Wel, moeder, wat hapert er aan?" vraagt een heer. „Och, mynhoer, ik kom van den dokter. En ik heb zoo'n pyn in myn zy, on hy zegt, dat ik dadelyk naar het gasthuis moet, en dat kan Ik nu niet, ziet u, want ik beb zes kleine kindertjeB, waarvan het oudste nog geen elf jaar is." Al deze woorden komen heel zachtjes, hortend en stootend, over de lippen der schyn- baar zieke vrouw, „Ziet u maar eens hier, mynheer, bier is het papiertje van den dokter," en zo toonde een ietwat verkreukeld gasthuisbriefje. „En wat doet je man?" „Die is al een half jaar dood, en zes weken na hem is hot jongste kindje gestorven. Myn man was kleermaker en had de tering, ziet u, en het kindje ook. Ik was vroeger kinder juffrouw. Maar nu moet ik voor die zes wurmen het brood verdienen, en dat kan ik niet, nu ik zoo'n vreeselyke pyn in mijn zy heb. De dokter zegt, dat ik er een doek met koud water op moet leggen." „Waar woont go?" „In de Reguliersdwarsstraat No. 2 twee hoog achter." De heer had inmiddels zyn hand in den zak laten glyden en uit zyn portemonnaio een gulden genomen. „Daar, moeder, hiermede kunt ge je voor vandaag wel behelpen, hier i3 nog een tram kaartje, en ga nu maar zoo gauw mogolyk naar je kinderen. In den loop van den dag zal ik zien, of ik nog niet wat voor je kan doen." Met den dank der arme, kranke vrouw vervolgde hy zyn weg. Een paar uur later is hy aan het opgege ven adres. Het is een klein huis naby het Koningsplein. Een houten trapje van vier treden voert naar do glazen voordeur van een scboenlapperswinkel. Do glazen deur is gesloten, want in het winkel-voorhuis speelt een tweejarig kind. De schoenmaker is afwezig. Een dikke, goedmoedig uitziende vrouw opent de deur. Zy neemt bet kind by de hand, uit vrees, dat het de deur uitloopon en van het trapje vallen zal. „Wel, juffrouw, ik zou u graag eens een vraag willen doen. Woont hier twee hoog achter een arme weduwe met zes kleine kin deren?" „Neen, mynheer," was het korte en bondige antwoord, „wy hebben wel commensaals, maar.... ik hoor of merk bet al. U is ook weer beetgenomen. En misschien ook wol voor „zie dat", een beweging makende, waarby duim on wysvinger over elkaar wryven. U is mogeiyk van de week de 25ste al, die hier naar een weduwe met zes bloedjes van kinde ren komt informeeren. En zei ze ook niet, dat haar man al dood is, en het jongste kindje kort na hem overleden was?" „Ja, juist." „Zie je, daar heb je 't al. Beetgenomen, mynheer, beetgenomen. Maar met dat al 1 ik er ook nog last van." „Dank u, juffrouw, voor uw inlichtingen; Dag, juffrouw." Het bouten trapje af, de straat op. „Straatliefdadigbeid," zeide een8 de vori„o burgemeester van Amsterdam in den gemeen- teraad, „zy moge al moeiiyk te verdedigen zyn, men ziet er toch het goede hart in van hom of haar, die ze uitoefent." Schrale troost voor weggegooid gold! Wy kunnen hieraan toevoegen, dat blyt. baar dezelfde vrouw ook elders haar slag heeft geslagen. Zy woont echter niet altyd in d0 Reguliersbreestraat, maar soms in de Siyg. straat en vermoedelyk ook elders, terwyl het aantal kinderen nogal eens afwisselt. {Superioriteit. Als een gewicht kan zy u drukken op i schoudor, dezelfde moordorheid, waarom men u benydt, haat misschien. Drukken zeg ik, en wel het meest en hot eerst in den omgang met onze vrienden, onze bloedverwanten, in het kort: met wie ons het naast zyn. Of ia het op zichzelf alreeds Diet een kwelling ter. stond een verkeerdheid op te merken, onmid. dellyk den minsten misslag in een bewering of in een uitgesproken woord te gevoelen, zelfs het meest en het eerst in hen, die men hoogacht en liefheeft? De broeder als meerdere in verstandsont wikkeling t9genover den broeder; de zuster tegenover de zuster, die zy toch liefheeft, maar die er haar om haat; de vrouw tegon. over den man wanneer deze haar echtgenoot i3 vooral zy allen zyn te beklagen, ramp zalig te noemen bykans, om en door diezelfde superioriteit, die men hun zoozeer benydt. „Vader, laat my van hier gaan! Ik kan hel niet l.nger uithouden! Zie, alles deed ik om myn meerdere keDnis, myn „beter doen" te verbergen by les en by „sport", maar ik kon nieti Ik lees den haat, de afgunst en den nyd in het oog myns broeders... Laat my gaanl" Hy kon Diet. Kan de adelaar beletten dat zyn wiekslag breeder is, omdat zyn pennen forscher zyn dan die van het naast hem vlie gende gevederde dlor, ook al dragen zy beiden den naam van vogel? Geestes- en iichaams- gaveD, zy werden niet gelykeiyk over allen verdeeld, en er is waarheid in het woord, dat Diet de minst bedeelden daarom juist het moest te beklagen zijn, hoe paradox dit moge klinkeü. Zelfs lichamolyke meerderheid zonder intellectueels of zedelyke toevoegiDg kan den bezitter in verlegenheid brengen. Lange menschen worden met een soort nijdigheid aangezien door korte, inzonderheid door zulken, die eenigszins gedrongen van gestalte zyn. Zeer verklaarbaar, wanneer de eersten hun licht betimmeren; maar het is ook zoo, wanneor dit niet het geval is. Sterk gespierde, krachtvolle mannen zien het oog van den zwakke op hen rusten met iets, dat naar een verwensching gelykt. Zoo zou ik kunnen voortgaan; maar waartoe? Vragen wy liever: Indien superioriteit iq waarheid een vloek is, waarom dan er naar gestreefd? Waarom onszelven en onze kinderen aangespoord tot iets, dat na het verkrygon rampzalig maakt of althans hunne en onzo levensvreugde niet verhoogt? Zou bet Diet zyn, omdat de zucht naar „Hooger" den mensch is aangeboren, en hy niet als het zwyn in het slyk kan wenteleD, wanneer b»ü vleugels werden gegeven om zich te verhefleo, in spyt van haat en afgunst, die trouwens geheel voor rekening komen van ben, wiet kleine ziel het zonlicht haat, omdat zy zalven de zon niet zyn, van welke het uitstraalt. En dat „Hooger" is overal. Het sluit geen armon van geest uit, geen lammeD, geen kreupeleD, geon verminkten, geen melaatschen zelfs naar lichaam en naar geest. Het is overal, en voor allen, waar het „beter ik'j zegeviert over zelfzucht eo eigenwaan. Jan De Jonge, ALFEN. Bevallen: J. Verkerk geb. Van Klaveren D. B. J. Averdieck gob. Vlaswinkel Z. M. Brunó geb. Van der Laarse D. J. M.- De Blanken geb. Van den Hoek 2D. J. Van Klaveren geb. Van der Helm Z. C. Van Dijk geb. Menken D. A. Postmus geb. BerkenbosZ. Overleden: M. Zwezeriin, eebtg. van J. Zaal, 42 j. G. Van Vliet, weanr. van M. M. Rok, 71 j, J. Pijpers, eebtg. van C. Boekraad, 63 j. ALKEMADE. Bevallen: A. C. Van der Hulst geb. Van der Meer D. M. Snijders geb. Heems kerk Z. M. J. Duivenvoorden geb. Hogervorst 2 Z. Overleden: S. C. Van der Poel, D. 4 m. J. Van der Zwet D. 21 m. Levenl. aangegeven D. van H. Tukker en M. Van Bostelen. BODEGRAVEN. Bo vallen: A. Van Dijk geb. Hoogenboom Z. P. Van de Pol geb. Van Hans- wijk Z. J. G. Van der Neut gob. Kriege D. A. Van Leeuwen geb. Van Batum Z. D. Van Dam geb. Verdouw D. Overleden: n. T. Van der Meer 3 m. BOSKOOP. Bevallen: T. Grootendorst geK Sepers D. Th. v. Veen geb. Groveld D. Gehuwd: H. F. J, Broker 24 j. en W. Van Ooyen 21 j. Overleden: A. v. d. Broek 76 j. W. Van Gelderen 64 j. HAZERSWOUDE. Bo vallen: E. Kastelijn geb. Treur Z. M, Bos geb. Keyzer D. G. Hoogeveon geb. Kloek D. J. Janmaat geb. Van der Meer D. Gehuwd: S. Molema jm. 26 j. en A. Van Delft jd. 27 j'. Overleden: M. Groen, wed. van A. Ruis, 74 i. A. Van Wijk Z 16 m. UILLEGOM. Bevallen: J. E. Voges geb. v. d. Ven D. R. M. F. Litjens geb. v. d. Donk Z. C. Noppe geb. v. Duynen D. H, Telleman geb. Rusman D. L. Kok gob. Aaügecnbrug Z. J. v. d. Berg geb. Hogervorst Z. Gehnw d: G. A. SuDdermann en M. E. Dernison Overleden: C. C. Bleyswijk 12 j. NOORDW1JK. Geboren: AdriaDa, D. von J. De Ridder en A. M. Van der Raad. Jacoba, D. van K. Kampman en P. Steenvoorden. Ondertrouwd; J. Bedijn 25 j. en J. Plag 25 jaar,

Historische Kranten, Erfgoed Leiden en Omstreken

Leidsch Dagblad | 1899 | | pagina 6