m
lil
11
Mé jp||
H
Pil üjf
WÊ
WÈ
n
m m
H H
HEBT GIJ ASTHMA?
MENGELWERK.
WM
m
A
Het Handelsblad ia het met den heer Van
Boneval Faure, lid van de Eerste Kamer,
eens, toen deze klaagde over gebrek aan
waarheid in onze wetgeving. Doch
het blad spreekt er z\jn bevreemding over
uit, dat het Eerste-Kamer-lid óók niet noemde
de wet op de registratie.
„De registratie dient, zooals men weet, om
aan akten een zekere, d. i. bepaalde dag-
teekeDing te geven, dus te voorkomen, dat
men anti-dateert, een handeling doet voor
komen als geschied vroeger dan zy werkelijk
heeft plaats gehad. Voor de rechtszekerheid
geeft dat groot nut en de Staat doet een
goed werk als hy zekere ambtenaren belast
met het constateeren, dat op een bepaalden
dag een akte is vertoond. Hy heeft recht
daarvoor een vergooding te vordereD, maar
wat doet hy nu? Hy heeft van die gelegen
heid gebruik gemaakt om den burgers, die
deze hulp komen vrageD, vaak een zware
belasting op te leggen, een belasting op het
verkeer, dikwyls op don nood. Tal van hooge
evenredige rechten worden aldus ge-
beven, by overdracht van goederen, by ver
huringen, enz., enz. "Wel zyn die rechten in
de laatste jaren, in 1892 o. a., by overdracht
van onroerend goed, aanmerkelyk verlaagd,
maar zy zyu toch voor tal van handelingen
gehandhaafd en drukken zwaar op het verkeer.
Met welk gevolg? Dat de wet schromeiyk
wordt ontdoken, dat by tal van gelegenheden
Yien zich er op spitst de akte zóó in te
jicöten, dat men aan de klauwen van den
fiscus ontkomt, die vaak werd de wet stipt
gevolgd duizenden naar zich toe zou halen
zonder dat er een behooriyke reden voor
bestaat. Men vrage den notarissen en rechters
maar eens hoe vaak de registratiewet door
haar onhoudbare bepalingen partyen als het
ware tot ontduiking dwiDgt. En dat zal niet
ophouden, alvorens die wet is teruggebracht
tot haar oorspronkelijk doel; het constateeren,
dat een handeling is verricht, waarvoor een
laag vast recht wordt geheven, en niet tevens
die gelegenheid wordt gebruikt om de burgers
sen stuitende belasting te doen betalen."
Het blad acht afscbaffiing van deze wet
Jriogend noodig, wyi zy tot onwaarheid uitlokt.
In een asterisk Leerplicht zegt De
Btandaard:
Reeds nu mag gezegd, dat de Schoolwet
kring met zyn Leerplicht min of meer
fiasco beeft gemaakt.
Vroeger, in de periode der hooge ideeön
over Leerplicht, heette ld jaar de laagste
leeftyd, waarmede men vrede kon nemen.
Wat onder dat peil bleef, was het aanzien
Diet waard.
Toch dorst zelfs een kordaat man als
Borgesius die 14 jaar niet aan, en halver
wege achteruit schuifelend, zette hy zyn
stek by het 13de jaar in don grond. Uit
den ho9k der eerste Schoolwet-dwepers ging
dan ook esn kreet van verontwaardiging over
zoo ontoereikende voordracht op, en reeds
waren do amendementen in de maak om de
8 in een 4 te veranderen.
Maar slecht bekwam het hunl
Zelfs toch tegen dat 13de jaar gingen zoo
ernstige stemmen van verzet óók van liberale
zyde op, dat do wethouders van financiën in
de groote steden aan het rekenen gingen, en
meer dan éón der Regeering in Den Haag te,
verstaan gaf, dat er niets van kon komen.
Reeds nu, nog eer do Memorie van
Antwoord er is, wordt dat 13de jaar dan
ook reeds tameiyk algemeen als een verloren
pion beschouwd, die iu het tweede stadium
van het ontwerp door den Minister zeiven zal
worden teruggetrokken.
Dus komt het dan weer op het oude punt
van 12 jaren terug; om van het herhalings-
onderwys nu maar gansch niet te reppen.
Maar is dan zoodoende voor de schoolwet
mannen niet al lang „het mooie" van het
ontwerp af, en voelen ze zei ven niot, dat het
juist daardoor pericliteert?
Het schynt wol.
Althans die fraaie betooging, die nu in de
maak is, heeft wonderveel van een dier hals
brekende kunsttoeren, waarop men dan eerst
bedacht wordt, als men de ratten van het
schip ziet kruipen, en daaraan merkt, dat er
voor zinken van bet schip gevaar is.
In De Heraut levert dr. Kuyper eeD uitge
werkt pleidooi over de Koepokinenting,
wairin hy aldus concludeert:
„Alles komt (dus) ten slotte neer op de
vraag, of de inenting, of welk ander middel
ook, proefondervindeiyk metterdaad blykt,
eenerzyds de vatbaarhoid voor de pokziekte
te verminderoD, en anderzyds geen andere
ernstige schade aan het lichaam toe te breDgen.
Dit nu moet beproefd, moet onderzocht, moet
door de ervaring uitgemaakt worden. Is de
uitkomst van dat onderzoek ongunstig, dan
vervalt het vanzelf. Maar ook, is de uitkomst
van dat onderzoek wel gunstig, dan staat
van de zyde des geloofs niet alleen niets aan
de aanwending er van in den weg, maar dan
zou het roekeloos en onvroom zyn, een door
God ons aldus aangewezen middel ter be
scherming van het leven van ons kind niet
aan te wenden. Van dwang der overheid
spreken we nu niet. Dit is steeds ongeoor
loofd. Over myn lichaam, en het lichaam van
myn kind, heeft de overheid niets te zeggen.
Tegen overheidsdwang zal deswege ons pro-
tost in naam van onze burgervryheid steeds
biyven uitgaan. Maar uit dat oogpunt bezien
we nu de zaak niet. We leggen de zaak thans
aitsluitend voor aan de consciëntie der ouders.
We vragen wat het zesde gebod hun als
plicht oplegt ter bescherming van het leven
van hün kind. En we zouden zoo gaarne aan
wie nog aarzelen later het bitter berouw be
sparen, dat we, helaas, by zoo menigeen zagen,
als by het graf van een geliefd kind eindelyk
toch besloten werd, om de kinderen, die men
nog behouden mocht, te laten ineDten. En dit
doel nu kan en zal o. i. bereikt worden, zoo
blykt, dat Gods Woord bestryding van alle
ïyden en ziekten eischt; dat dit volgens Gods
Woord ook plichtmatig is, door middel van
voorzorgsmaatregelen, ter voorkoming; dat
gifstof niet absoluut kwaad is, maar ook ter
genezing kan strekken; en dat tusschen een
ziektestof en haar genezing vaak dit wondere
verband bestaat, dat dezelfde ziektestof, die,
in overmacht u overvallend, u doodt, in minieme
mate en op andere w(js toegediend, het kwaad
voorkomt of beteugelt."
RECLANËI,
a 25 Cents per regel.
1124 7
Dr. R. SCHIFFMANN's Middel tegen Asthma
geeft onmiddellyke verlichting, zelfs by de
hevigste aanvallen, en geneest waar andere
mid elen falen. Verkrygbaar by D. W. E. F. DE
WAAL, te Leiden, in pakjes van f 1.50 en/*2.75.
Een hu.welij ksaanzoeb.
Jong, kloek en slim, hy was te Marseille
geboren was Ferróal gewoon zich over
niets te verwonderen. Hy kwam niets te
kort, had een aardig inkomen, leefJe vrooiyk
in zyn vyf en twintig jaren en lachte met
de toekomst.
Te Parys ontmoette by Agnes, een aardig,
braaf en goed meisje. Dat zy dit in zyn oog
ook was, verborg hy niet voor haar en na
een korte kennismaking besloten zy te trouwen.
„Heb je nog ouders?" vroeg Ferréal.
„Nu, myn vader leeft nog."
„Waar woont hy?"
„To Brest."
„Wat voert hy daar uit?"
„Hy herstelt schepen, die lek geworden zyn."
„Zoo, zoo. Nu, een schoonvader, die op
zoo'n manier scheepsdokter is, ïykt nogal aan-
nemeiyk.
„Ik ga heen," zei Ferréal daarop.
„Waarom
„Om mynheer uw vader om uw hand to
vragen. Zie je, zoo ben ik nu eenmaal. Ik
stel niets tot morgen uit, dat ik heden doen
kan. Ik houd veel van je, jy ook van my, hè?"
„Ja.
„Nu, de trein vertrekt van avond om acht
uren; dan ben ik morgen te Brost. Ik ga
naar het dok en spreek er je vader. Om
drie uren neem ik den trein en ben overmorgen
savonds om zeven uren weer hier."
Zy bloosde, glimlachte en reikte hem de
band tot afscheid.
Ferréal nam een rytuig en verwonderde er
zich niet over, dat de koetsier dronken was;
evenmin stond hy er van te kykon, dat
de beambte aan het loket hem ongeldige
Rumeensche munt terug gaf en dat hem in
de wachtkamer zyn valies ontstolen werd.
't Was ook niets byzonders voor hem, dat
de trein onderweg dérailleerde en hy er met
een gekwetsten neus afkwam.
Het ergste was nog het tydverlies ten
gevolge van dat ongeval.
Yier en twintig uur later dan hy gedacht
had kwam hy te Brest en sloeg haastig de
Rue de Siam in.
„Waar is het dok?" vroeg hy iemand.
„Penfeld, derde gebouw links."
Ferréal had nooit van het Penfeld gehoord,
maar iemand als hy had geen verderen uitleg
noodig. Hij liep recht vooruit als iemand, die
zyn weg kent, sloeg eens rechts en een paar
keeren links in en zag eindelyk op een
bordje: Penfeld-kade. Als slim Marseillaan
begreep hy, dat hy op den goeden weg was.
Hy volgde de kade, brak byna de beenen
over de kabels, struikelde over de ringen,
werd op zy geduwd door zakkendragers en
kwam ten slotte voor een gebouw, waar met
zwarte letters op bruinachtigen grond te
lezen stond: Dok.
Dat hy het zoo gauw gevonden had, ver
wonderde bem niet meer dan de rest.
Hy bemerkte een deur, deed ze open en
kwam in een donkere zaal, waar op een
veldbed een matroos zyn pyp lag te rooken.
„Mynheer Kéoézek?" vroeg Ferréal. Kónózek
was de familienaam van zyn aangebedene.
„Die is hier niet."
„Waar dan?"
„Wel, natuuriyk aan 't werk."
„Waar?"
„Daar! Beneden." Met zyn duim deed de
matroos een allesbehalve duidelyke aanwyzing.
„Goed. Ik zal naar hem toegaan," sprak
Ferréal.
„jy, mannetje?"
„Waarom niet?"
„Dat zou wel aardig zyn."
„Kom, geen praatjes; ik moet Kénózek
spreken. Er is zelfs groote haast by en ik
heb daarom geen minuut te verliezen."
De matroos stond op. „Dus ben je ook van
de party?"
Ferréal begreep die vraag niet. „Te drommel,"
zei hy als eenig antwoord.
„Goed, ik zal je by hom brengen, 't Is hier
vlak by. Hier kan je je aankleeden."
Aankleedenl Ieder ander dan Ferróal sou
daar verwonderd over gestaan hebben, maar
by niet.
De matroos deed een paar schreden naar
de deur, maar eensklaps keerde hy zich om.
„Neen, geen gekheid," zei hy en uam een
vettig lystje van den muur, waarvan hy de
volgende vragen begon voor te lezen:
„Je bent niet dronken?"
„Ik? Ik hob nog geen glas water op."
„Heb je langer dan een uur geleden
gegeten
„Drie uren geleden."
„Ben je niet bezweet?"
„Ik ben zoo droog als een lei."
„Een leidadelyk."
Ferróal begon te denken, dat hy voor den
gek gehouden werd.
„Ben je goed gezond?" vroeg de matroos
verder.
„Ja."
„En kalm7"
„Ja.
„Goed. Kleed.jo dan maar uit."
Zonder tegenspraak gehoorzaamde Ferróal.
De matroos opende een koffer en haalde er
een muts, een vest, een broek en schoenen
uit, die een zonderlinge lucht van teer en
zeewier verspreidden. Daarop haalde de matroos
een groenachtig kleedingstuk voor den dag:
jas en broek uit éón stuk. Met de behendigheid
van een kamerdienaar hielp hy Ferréal aan-
kleedeD, trok hem een paar zware schoenen
aan, hielp hem in het vest en haalde een
leeren kraag op, die hem juist op de schouders
paste.
Ferréal liet geduldig met zich sollen, de
matroos zette hem nog een metalen kap op
en begon te praten van: „Knoopen dicht
maken, over de knoopsgaten het koperen
beslag dicht doen, alle schroeven aan den
kraag aandraaien," enz.
Het duurde lang, maar Ferréal was geduldig.
Hy zei slechts: „Weet je zeker, dat ik
Kónézek zal aantreffen
„O, die zal niet wegvliegen," lachte de
matroos, en voegde er by: „Nu kom je niets
meer te kort dan den helm; dien zullen we
je ginds opzetten."
De matroos nam een grooten bal, die in
een leeren zak zat, onder den arm en geleidde
Ferréal naar buiten. Na een korte wandeling
kwamen zy op een pier, die uitliep in een
wator van een meter of twintig diepte. Dichtby
de pier lag een groot schip met zwarten romp.
„Wat is er dat voor een?" vroeg Ferréal.
„De „Duguay Frouin," een leelyk woord om
te spellen."
De matroos wenkte nu een kameraad, die
acbter Ferréal kwam te staan.
„Alles goed?"
„Ja.
„Opgelet. Je ziet de lei en de griffel aan
je gordel?"
„Ja," zei Ferróal.
Dat was zyn laatsto woord. Mot oen snelle
bewoging stlopten dé twee matrozen hem
den koperen helm om zyn hoofd en schroefden
dien op zyn schouders vast. Nu was de
Marseillaan wel wat verwonderd. Hy zag
byna niets meer en kreeg het benauwd.
ProLstetren hielp echter niet. Opeens voelde
hy zich opgeheven en scheen te hy zweven. Hy
kreeg een gevoel van koude en hoorde het
bruisen boven zyn hoofd. Hy opende de oogen
en door de kykglazen van z(jn helm zag by
een visch voorbyzwemmen.
Ferréal daalde betrekkeiyk snel. Eindelyk
zag hy den bodem en op eenigen afstand een
monster met grooten kop en wyde geopende
oogen, dat met haastige schreden naar hem
toe kwam. De zonderlinge gedaante nam do
lei van zyn gordel, schreef er wat op en
liet het zien.
„Ik ben Kénézek. Wat wil je?"
't Was een plechtig oogenblik voor Ferréal.
Hy duizelde en was niets op zyn gemak,
maar eenige slagen met de luchtpomp, die
hem versche lucht toevoerde, deden hem zyn
bedaardheid terugvinden. Op zyn beurt nam
hy zyn lei en schreef met eenige moeite:
„Ik heet Ferréal, woon te Parys, bezit
10,000 livres. Ik boud van uw dochter Agnes
en vraag u om haar hand."
De oude gromde onder zyn helm. Met een
bos wier veegde by zyn lei af en schreef,
nadat Ferréal schrifteiyk nog gevraagd had:
„Stemt ge toe?" het volgende:
Ta, en ik ben biy, dat ze opgeruimd is.
Maar nu, ryd op, ik heb het drukl"
Ferréal wilde in zyn vreugde zyn schoon
vader om den hals vliegen, maar hot ging
met dien helm niet
„Ruk uit," schreef de oude, en daar Ferréal
niet wist hoe hy het aan moest leggen om
weer naar boven te komeD, trok de duiker
by hem aan de noodiyn. Ferróal voelde zich
omhoog hyschen en midden door een school
spieringen heen kwam hy weer aan de opper
vlakte.
„Dat beteekent niets," zei de matroos, die
smakeiyk het glas rum uitdronk, door Ferréal
hem aangeboden. „In uw plaats had ik nog
tien minuten gewacht, 'tls nu tien minuten
voor vyven en om vyf uren moet Kénézek
boven komen."
„Een man als ik wacht geen tien minuten."
„Te Parys teruggekeerd, huwde hy met de
dochter van den duiker en, niet beter te
weten, zyn zy altyd gelukkig geweest.
Een dure Anjer.
Door een onzer bladen werd kort geleden
een bericht medegedeeld omtrent een Hyacint,
waarvan het eigendom en uitsluitend recht
van aankweek in Noord-Amerika verkocht
was voor de som van zeventig duizend gulden.
De onkundige zal hier allicht gedacht hebben
een dier overdreven berichten te lezen, dJe van
over de zee wel eens meer naar Europa komen,
terwyi de deskundige natuuriyk overtuigd
moest zyn, dat het bericht onjuist was weder
gegeven en berustte op een verkeerd lezea
of begrypen van een of ander bericht van het
eene blad door een ander blad overgenomen
en zoo door de Pers de ronde doende.
Het raadselachtige in dit bericht is nu opge
lost, nu de Engel8Cbe zoowel als de Amori-
kaansche vakbladen op het gebied van den
tuinbouw nadere byzonderheden mededeelen
omtrent hetgeen heeft plaats gehad, en het
welk eigenaardig gonoeg scbynt te zfln om
ook aan de lezers dezer courant niet te wor
den onthouden.
De verkochte plant is geen Hyacint, wat
uit den aard der zaak in Amerika onmogelijk
had kunnen zyn, maar een Anjer, en de ver
koop heeft plaata gehad te Boston omstreeks
half Januari 11.
De kweeker en verkooper is de heer Peter
Fiaher, een bloemist van Schotsche afkomst,
te Ellis Mass. U. S. A., die reeds vroeger een
aantal goede verscheidenheden van Anjers
had gewonnen en in den handel gebracht en
ook deze nieuwe verscheidenheid uit zaad had
verkregen.
Do kooper is de heer Thomas W. Lawson,
een bekende bankier te Boston, en de prys
dertig duizend dollars 75,000). De Anjer was
genoemd Mrs. Thomas W. Lawson naar de
ecbtgenoote van den bankier, die een man is
van groot fortuin, eigenaar van prachtige
tuinen en kostbare platenverzamelingen en
bekend door groote gulheid en liefdadigheid.
De gemelde Anjer was reeds sedert eenigen
tyd by de tuinbouwers in Noord-Amerika be
kend. In 1896 werd die het eerst tentoon
gesteld en in 1897 verkreeg ze getuigschrilten
te Boston en te Chicago, en in 1898 op een
vergadering der Nieuw-Yorksche Bloemisten-
club werd ze gewaardeerd met 98 punten.
Op de voorjaarstentoonstelling der Tuinbouw-
Maatschappy van Massachusetts verkregen de
tentoongestelde bloemen dezer verscheidenheid
de zilveren medaille en in Maart 1898 te Boston
de Lawson-vaas. De door de Amerikaansche
Anjervereeniging vastgestelde beschryving
luidt alduskleur donkerrood, bloem zeer
groot, staande op zeer lange en sterke steaJ
gels met een uitmuntenden kelk, van forschen
groei en een vroege en ryke bloeier. De ver
scheidenheid heeft dus alle eigenschappen
die ze als snybloem, waarvoor de Anjers in
Amerika thans zoozeer in trek zyn, kunnen
doen waardeereru
In het afgeloopen jaar schynt eerst een
bod gedaan te zyn voor deze Anjer van 4000
dollar en sedert werd de plant herhaaldelijk
door de Pers besproken, tot eindelyk het bod
van 30,000 dollar werd verkregen, waarvoor
de eigendom dier plant werd afgestaan. Er
is een overeenkomst gesloten met een han
delaar, die het monopolie voor den verkoop
heeft van de afgesneden bloemen. Deze brachten
in den kleinhandel vroeger reeds 3 dollar per
dozyn 7.50) op, terwyi de gewone prflj
voor anjerbloemon niet meer is dan oen halva
dollar per dozyn 1.25). Toen de eigendom
dezer Anjer verkocht werd, bestond de voor-
raad daarvan uit 8000 stuks, zoodat per stuk
ruim f 9 betaald werd, waardoor de hoogo
prys eenigszins verklaard wordt, hoewel meo
zelf in Amerika er aan twyfelt, of het mogeiyk
zal zyn door den verkoop van afgesneden
bloemen en kweekplanten den betaalden prys
terug te bekomen, tenzy men de verscheiden
heid nog een tydlang blijft aankwoeken, eer
die in den algemeenen handel wordt opge
nomen. De betaalde prys is tot nu toe eenig
in de jaarboeken van den Amerikaanschen
tuinbouw, daar men vroeger meende, dat de
hoogste prys, daar voor een plant betaald, was
10,000 dollar (f 25,000) en wel voor een roos,
genaamd „Her Majesty".
De omstandigheid, dat de Anjer den naam
draagt van de echtgenoote van den kooper,
beeft ongetwyfeld tot het betalen van een
hoogeren prys aanleiding kunnen geven, daar
het in Amerika meer is voorgekomen, dat
dergeiyke naamgeving door betrokkenen zeer
werd gewaardeerd. Zoo is byv. onlangs door
een dame der groote wereld to Nieuw-York
een zilveren vaas vereerd aan een bloemist,
die een plant naar haar dochter genoemd had.
(E. C.) J. H. K.
SCHAAKRUBRIEK. Maandag 13 Februari 1S99.
Redactie: L. 8. V. „Mobphy." Adres: B. Van Dan, Haarlemmerstraat 26, Lelden.
Schaaknieuws.
De jaarlyksche kabelmatch tusschen Engeland en Noord-Amerika zal dit jaar den lOden
en llden Maart plaats vindon.
De match tusschen JaDowski en Showalter Is geëindigd. Janowski won met 7 tegen
2 en I remise partyen.
Schaakpartij No. 83.
Gespeeld in den tweekamp te Nieuw York, den loden Januari 1899.
Janowski.
Wit.
d 4
c4
P e 3
Rf 4
o 3
Pf 3
Showalter.
Zwart.
dB
e 6
Pf 6
R e 7
0-0
a 6
Beter zou zyn c6.
c 6! 7
Om c6 van zwart te ver
hinderen.
7 P c 6
Nu zou c 7 c 6 slecht
zyn omdat wit dan by gele
genheid zyn paard op b 6
zon kunnen vastzetten.
Rdt
8
b 6
cb6:
9
cb 6:
Ta-el
10
R b 7
Pe5
11
Ta—c8
0-0
12
P e 5
Re5:
13
P d 7
Ook 13,
R d 6
komt in
aaDmorking.
R g 8
14
16
Deze zet is om e 4 te ver
hinderen, maar verzwakt het
veld e 6.
D b 3 16 bB
a 4 16
W(j zouden hier de voort
zetting 16, f3 en o4 den
voorkeur geren.
16 b 4
P e 2 17 D b8
P f 4 18 a 6
In plaats van dezen zet,
die den vijandelijken raads
heer het gunstige veld b 5
vrygeeft, kan zwart beter 18,
g 5 en P f 6 spelen.
T c 1-c 8: 19 R c 8:
Niet 19, Tc8 wegens 20
Rf6ef 21 Pd6:
T f 1-c 1 20
Hiermede dreigt nogmaals
Rf 5
20 Rb 7
Rb 5 21 Pf 6
D c 2 7 22
Janowski heeft bij dezen
zet een meer intoressaote
dan correcte, bjj juist tegen
spel hoogstens tot remise
voerende offsreombinatie op
het oogj b(| zou echter beter
gedaan hebben zich daar niet
mede in te laten en met 22
F d 3 bet reeds verkregen
positievoordeel nog beduidend
te vergrooten. Antwoordt
zwart hierop 22 T c 8, dan
zou 23 Tc8:, Rc8:24Dc2
(met de dreiging R c 7) ten
gunste van wit het vervolg
zijn.
22 g 5
P d 8 23 T c 8
Dc8:-(- 24 Rc8:
Tcl-c8:+ 25 K g 7
Pc 5 26 f4
Dadelijk P e 4 is wegens
R e 5 -(- niet mogelijk.
f4: 27 P e 4.
T c 8 c 6 28 R c 5 l
zeer fijn gespeeldneemt wit
de Koningin dan krijgt zwart
het betere eindspel.
29
D b 8
30
P g 3-
31
D e 5
32
D b 2
33
K g 67?
d c 51
f g 5
h g 3
f4
Tc7 -t-
Ongoloofiyk maar waar.
Met 33K g 8 was de
party gemakkeiyk remise te
houden byv. 34. c 6, D cl +-
35. Kh 2, b3; 36. R d 3,
b 2 37. Tc8+, Kg 7. 38.
C7, blD 39. Rbl:, Dbl
40. Tb8, Ddl 41. c8D,
D h 5 -f- 42. Kgl, Ddl
43. K f 2, D d 2 44. Kf8,
D d 3 45. K g 4, D d 1
enz. De partyen van den
match Janowski Showalter
hebben, zooals wy helaai
moeten constateeren, de ver
wachtingen van de schaak
wereld in bet geheel niet
bevredigd. Tele daarvan zyn
van den kant van Showalter
door groote bévues ontsierd,
andereD, zooals byv. de eerste,
werden door bem in zoo'n
zwakke styl gespeeld, datzy
nauwelyke publicatie waard
zyn.
R d 3 34 K h 6
Tc7-h7:-i-85 Kg4
K h 2 36 opgegeven.
Aanmerkingen van J. Mieses.
(D. W.)
Si
'mM
Probleem No. 103 van J. J. Colpa,
Leiden.
ede
wtt
Mat In 8 zetten.
Adros voor oplossingenBureel
„Leidsch Dagblad", motto „Schaak
probleem".
Opl. probl. No. 102.
Rd3 aXb R c 2 enz.
K a 2 D c 2 enz.
K a 4 D d 5 enz.
enz.
Goede opl. No. 101 ontvangen vani
Lelden: R. Paulides, G. H. Key,
B. C. M. Savi, J. B. Bouwer, B. S. Van
Kloeten, J. v. Beveren (ook van No. 100),
Noordwyk: H. B. J. H.
Utrecht: A. v. Belde,