m lil 11 Mé jp|| H Pil üjf WÊ WÈ n m m H H HEBT GIJ ASTHMA? MENGELWERK. WM m A Het Handelsblad ia het met den heer Van Boneval Faure, lid van de Eerste Kamer, eens, toen deze klaagde over gebrek aan waarheid in onze wetgeving. Doch het blad spreekt er z\jn bevreemding over uit, dat het Eerste-Kamer-lid óók niet noemde de wet op de registratie. „De registratie dient, zooals men weet, om aan akten een zekere, d. i. bepaalde dag- teekeDing te geven, dus te voorkomen, dat men anti-dateert, een handeling doet voor komen als geschied vroeger dan zy werkelijk heeft plaats gehad. Voor de rechtszekerheid geeft dat groot nut en de Staat doet een goed werk als hy zekere ambtenaren belast met het constateeren, dat op een bepaalden dag een akte is vertoond. Hy heeft recht daarvoor een vergooding te vordereD, maar wat doet hy nu? Hy heeft van die gelegen heid gebruik gemaakt om den burgers, die deze hulp komen vrageD, vaak een zware belasting op te leggen, een belasting op het verkeer, dikwyls op don nood. Tal van hooge evenredige rechten worden aldus ge- beven, by overdracht van goederen, by ver huringen, enz., enz. "Wel zyn die rechten in de laatste jaren, in 1892 o. a., by overdracht van onroerend goed, aanmerkelyk verlaagd, maar zy zyu toch voor tal van handelingen gehandhaafd en drukken zwaar op het verkeer. Met welk gevolg? Dat de wet schromeiyk wordt ontdoken, dat by tal van gelegenheden Yien zich er op spitst de akte zóó in te jicöten, dat men aan de klauwen van den fiscus ontkomt, die vaak werd de wet stipt gevolgd duizenden naar zich toe zou halen zonder dat er een behooriyke reden voor bestaat. Men vrage den notarissen en rechters maar eens hoe vaak de registratiewet door haar onhoudbare bepalingen partyen als het ware tot ontduiking dwiDgt. En dat zal niet ophouden, alvorens die wet is teruggebracht tot haar oorspronkelijk doel; het constateeren, dat een handeling is verricht, waarvoor een laag vast recht wordt geheven, en niet tevens die gelegenheid wordt gebruikt om de burgers sen stuitende belasting te doen betalen." Het blad acht afscbaffiing van deze wet Jriogend noodig, wyi zy tot onwaarheid uitlokt. In een asterisk Leerplicht zegt De Btandaard: Reeds nu mag gezegd, dat de Schoolwet kring met zyn Leerplicht min of meer fiasco beeft gemaakt. Vroeger, in de periode der hooge ideeön over Leerplicht, heette ld jaar de laagste leeftyd, waarmede men vrede kon nemen. Wat onder dat peil bleef, was het aanzien Diet waard. Toch dorst zelfs een kordaat man als Borgesius die 14 jaar niet aan, en halver wege achteruit schuifelend, zette hy zyn stek by het 13de jaar in don grond. Uit den ho9k der eerste Schoolwet-dwepers ging dan ook esn kreet van verontwaardiging over zoo ontoereikende voordracht op, en reeds waren do amendementen in de maak om de 8 in een 4 te veranderen. Maar slecht bekwam het hunl Zelfs toch tegen dat 13de jaar gingen zoo ernstige stemmen van verzet óók van liberale zyde op, dat do wethouders van financiën in de groote steden aan het rekenen gingen, en meer dan éón der Regeering in Den Haag te, verstaan gaf, dat er niets van kon komen. Reeds nu, nog eer do Memorie van Antwoord er is, wordt dat 13de jaar dan ook reeds tameiyk algemeen als een verloren pion beschouwd, die iu het tweede stadium van het ontwerp door den Minister zeiven zal worden teruggetrokken. Dus komt het dan weer op het oude punt van 12 jaren terug; om van het herhalings- onderwys nu maar gansch niet te reppen. Maar is dan zoodoende voor de schoolwet mannen niet al lang „het mooie" van het ontwerp af, en voelen ze zei ven niot, dat het juist daardoor pericliteert? Het schynt wol. Althans die fraaie betooging, die nu in de maak is, heeft wonderveel van een dier hals brekende kunsttoeren, waarop men dan eerst bedacht wordt, als men de ratten van het schip ziet kruipen, en daaraan merkt, dat er voor zinken van bet schip gevaar is. In De Heraut levert dr. Kuyper eeD uitge werkt pleidooi over de Koepokinenting, wairin hy aldus concludeert: „Alles komt (dus) ten slotte neer op de vraag, of de inenting, of welk ander middel ook, proefondervindeiyk metterdaad blykt, eenerzyds de vatbaarhoid voor de pokziekte te verminderoD, en anderzyds geen andere ernstige schade aan het lichaam toe te breDgen. Dit nu moet beproefd, moet onderzocht, moet door de ervaring uitgemaakt worden. Is de uitkomst van dat onderzoek ongunstig, dan vervalt het vanzelf. Maar ook, is de uitkomst van dat onderzoek wel gunstig, dan staat van de zyde des geloofs niet alleen niets aan de aanwending er van in den weg, maar dan zou het roekeloos en onvroom zyn, een door God ons aldus aangewezen middel ter be scherming van het leven van ons kind niet aan te wenden. Van dwang der overheid spreken we nu niet. Dit is steeds ongeoor loofd. Over myn lichaam, en het lichaam van myn kind, heeft de overheid niets te zeggen. Tegen overheidsdwang zal deswege ons pro- tost in naam van onze burgervryheid steeds biyven uitgaan. Maar uit dat oogpunt bezien we nu de zaak niet. We leggen de zaak thans aitsluitend voor aan de consciëntie der ouders. We vragen wat het zesde gebod hun als plicht oplegt ter bescherming van het leven van hün kind. En we zouden zoo gaarne aan wie nog aarzelen later het bitter berouw be sparen, dat we, helaas, by zoo menigeen zagen, als by het graf van een geliefd kind eindelyk toch besloten werd, om de kinderen, die men nog behouden mocht, te laten ineDten. En dit doel nu kan en zal o. i. bereikt worden, zoo blykt, dat Gods Woord bestryding van alle ïyden en ziekten eischt; dat dit volgens Gods Woord ook plichtmatig is, door middel van voorzorgsmaatregelen, ter voorkoming; dat gifstof niet absoluut kwaad is, maar ook ter genezing kan strekken; en dat tusschen een ziektestof en haar genezing vaak dit wondere verband bestaat, dat dezelfde ziektestof, die, in overmacht u overvallend, u doodt, in minieme mate en op andere w(js toegediend, het kwaad voorkomt of beteugelt." RECLANËI, a 25 Cents per regel. 1124 7 Dr. R. SCHIFFMANN's Middel tegen Asthma geeft onmiddellyke verlichting, zelfs by de hevigste aanvallen, en geneest waar andere mid elen falen. Verkrygbaar by D. W. E. F. DE WAAL, te Leiden, in pakjes van f 1.50 en/*2.75. Een hu.welij ksaanzoeb. Jong, kloek en slim, hy was te Marseille geboren was Ferróal gewoon zich over niets te verwonderen. Hy kwam niets te kort, had een aardig inkomen, leefJe vrooiyk in zyn vyf en twintig jaren en lachte met de toekomst. Te Parys ontmoette by Agnes, een aardig, braaf en goed meisje. Dat zy dit in zyn oog ook was, verborg hy niet voor haar en na een korte kennismaking besloten zy te trouwen. „Heb je nog ouders?" vroeg Ferréal. „Nu, myn vader leeft nog." „Waar woont hy?" „To Brest." „Wat voert hy daar uit?" „Hy herstelt schepen, die lek geworden zyn." „Zoo, zoo. Nu, een schoonvader, die op zoo'n manier scheepsdokter is, ïykt nogal aan- nemeiyk. „Ik ga heen," zei Ferréal daarop. „Waarom „Om mynheer uw vader om uw hand to vragen. Zie je, zoo ben ik nu eenmaal. Ik stel niets tot morgen uit, dat ik heden doen kan. Ik houd veel van je, jy ook van my, hè?" „Ja. „Nu, de trein vertrekt van avond om acht uren; dan ben ik morgen te Brost. Ik ga naar het dok en spreek er je vader. Om drie uren neem ik den trein en ben overmorgen savonds om zeven uren weer hier." Zy bloosde, glimlachte en reikte hem de band tot afscheid. Ferréal nam een rytuig en verwonderde er zich niet over, dat de koetsier dronken was; evenmin stond hy er van te kykon, dat de beambte aan het loket hem ongeldige Rumeensche munt terug gaf en dat hem in de wachtkamer zyn valies ontstolen werd. 't Was ook niets byzonders voor hem, dat de trein onderweg dérailleerde en hy er met een gekwetsten neus afkwam. Het ergste was nog het tydverlies ten gevolge van dat ongeval. Yier en twintig uur later dan hy gedacht had kwam hy te Brest en sloeg haastig de Rue de Siam in. „Waar is het dok?" vroeg hy iemand. „Penfeld, derde gebouw links." Ferréal had nooit van het Penfeld gehoord, maar iemand als hy had geen verderen uitleg noodig. Hij liep recht vooruit als iemand, die zyn weg kent, sloeg eens rechts en een paar keeren links in en zag eindelyk op een bordje: Penfeld-kade. Als slim Marseillaan begreep hy, dat hy op den goeden weg was. Hy volgde de kade, brak byna de beenen over de kabels, struikelde over de ringen, werd op zy geduwd door zakkendragers en kwam ten slotte voor een gebouw, waar met zwarte letters op bruinachtigen grond te lezen stond: Dok. Dat hy het zoo gauw gevonden had, ver wonderde bem niet meer dan de rest. Hy bemerkte een deur, deed ze open en kwam in een donkere zaal, waar op een veldbed een matroos zyn pyp lag te rooken. „Mynheer Kéoézek?" vroeg Ferréal. Kónózek was de familienaam van zyn aangebedene. „Die is hier niet." „Waar dan?" „Wel, natuuriyk aan 't werk." „Waar?" „Daar! Beneden." Met zyn duim deed de matroos een allesbehalve duidelyke aanwyzing. „Goed. Ik zal naar hem toegaan," sprak Ferréal. „jy, mannetje?" „Waarom niet?" „Dat zou wel aardig zyn." „Kom, geen praatjes; ik moet Kénózek spreken. Er is zelfs groote haast by en ik heb daarom geen minuut te verliezen." De matroos stond op. „Dus ben je ook van de party?" Ferréal begreep die vraag niet. „Te drommel," zei hy als eenig antwoord. „Goed, ik zal je by hom brengen, 't Is hier vlak by. Hier kan je je aankleeden." Aankleedenl Ieder ander dan Ferróal sou daar verwonderd over gestaan hebben, maar by niet. De matroos deed een paar schreden naar de deur, maar eensklaps keerde hy zich om. „Neen, geen gekheid," zei hy en uam een vettig lystje van den muur, waarvan hy de volgende vragen begon voor te lezen: „Je bent niet dronken?" „Ik? Ik hob nog geen glas water op." „Heb je langer dan een uur geleden gegeten „Drie uren geleden." „Ben je niet bezweet?" „Ik ben zoo droog als een lei." „Een leidadelyk." Ferróal begon te denken, dat hy voor den gek gehouden werd. „Ben je goed gezond?" vroeg de matroos verder. „Ja." „En kalm7" „Ja. „Goed. Kleed.jo dan maar uit." Zonder tegenspraak gehoorzaamde Ferróal. De matroos opende een koffer en haalde er een muts, een vest, een broek en schoenen uit, die een zonderlinge lucht van teer en zeewier verspreidden. Daarop haalde de matroos een groenachtig kleedingstuk voor den dag: jas en broek uit éón stuk. Met de behendigheid van een kamerdienaar hielp hy Ferréal aan- kleedeD, trok hem een paar zware schoenen aan, hielp hem in het vest en haalde een leeren kraag op, die hem juist op de schouders paste. Ferréal liet geduldig met zich sollen, de matroos zette hem nog een metalen kap op en begon te praten van: „Knoopen dicht maken, over de knoopsgaten het koperen beslag dicht doen, alle schroeven aan den kraag aandraaien," enz. Het duurde lang, maar Ferréal was geduldig. Hy zei slechts: „Weet je zeker, dat ik Kónézek zal aantreffen „O, die zal niet wegvliegen," lachte de matroos, en voegde er by: „Nu kom je niets meer te kort dan den helm; dien zullen we je ginds opzetten." De matroos nam een grooten bal, die in een leeren zak zat, onder den arm en geleidde Ferréal naar buiten. Na een korte wandeling kwamen zy op een pier, die uitliep in een wator van een meter of twintig diepte. Dichtby de pier lag een groot schip met zwarten romp. „Wat is er dat voor een?" vroeg Ferréal. „De „Duguay Frouin," een leelyk woord om te spellen." De matroos wenkte nu een kameraad, die acbter Ferréal kwam te staan. „Alles goed?" „Ja. „Opgelet. Je ziet de lei en de griffel aan je gordel?" „Ja," zei Ferróal. Dat was zyn laatsto woord. Mot oen snelle bewoging stlopten dé twee matrozen hem den koperen helm om zyn hoofd en schroefden dien op zyn schouders vast. Nu was de Marseillaan wel wat verwonderd. Hy zag byna niets meer en kreeg het benauwd. ProLstetren hielp echter niet. Opeens voelde hy zich opgeheven en scheen te hy zweven. Hy kreeg een gevoel van koude en hoorde het bruisen boven zyn hoofd. Hy opende de oogen en door de kykglazen van z(jn helm zag by een visch voorbyzwemmen. Ferréal daalde betrekkeiyk snel. Eindelyk zag hy den bodem en op eenigen afstand een monster met grooten kop en wyde geopende oogen, dat met haastige schreden naar hem toe kwam. De zonderlinge gedaante nam do lei van zyn gordel, schreef er wat op en liet het zien. „Ik ben Kénézek. Wat wil je?" 't Was een plechtig oogenblik voor Ferréal. Hy duizelde en was niets op zyn gemak, maar eenige slagen met de luchtpomp, die hem versche lucht toevoerde, deden hem zyn bedaardheid terugvinden. Op zyn beurt nam hy zyn lei en schreef met eenige moeite: „Ik heet Ferréal, woon te Parys, bezit 10,000 livres. Ik boud van uw dochter Agnes en vraag u om haar hand." De oude gromde onder zyn helm. Met een bos wier veegde by zyn lei af en schreef, nadat Ferréal schrifteiyk nog gevraagd had: „Stemt ge toe?" het volgende: Ta, en ik ben biy, dat ze opgeruimd is. Maar nu, ryd op, ik heb het drukl" Ferréal wilde in zyn vreugde zyn schoon vader om den hals vliegen, maar hot ging met dien helm niet „Ruk uit," schreef de oude, en daar Ferréal niet wist hoe hy het aan moest leggen om weer naar boven te komeD, trok de duiker by hem aan de noodiyn. Ferróal voelde zich omhoog hyschen en midden door een school spieringen heen kwam hy weer aan de opper vlakte. „Dat beteekent niets," zei de matroos, die smakeiyk het glas rum uitdronk, door Ferréal hem aangeboden. „In uw plaats had ik nog tien minuten gewacht, 'tls nu tien minuten voor vyven en om vyf uren moet Kénézek boven komen." „Een man als ik wacht geen tien minuten." „Te Parys teruggekeerd, huwde hy met de dochter van den duiker en, niet beter te weten, zyn zy altyd gelukkig geweest. Een dure Anjer. Door een onzer bladen werd kort geleden een bericht medegedeeld omtrent een Hyacint, waarvan het eigendom en uitsluitend recht van aankweek in Noord-Amerika verkocht was voor de som van zeventig duizend gulden. De onkundige zal hier allicht gedacht hebben een dier overdreven berichten te lezen, dJe van over de zee wel eens meer naar Europa komen, terwyi de deskundige natuuriyk overtuigd moest zyn, dat het bericht onjuist was weder gegeven en berustte op een verkeerd lezea of begrypen van een of ander bericht van het eene blad door een ander blad overgenomen en zoo door de Pers de ronde doende. Het raadselachtige in dit bericht is nu opge lost, nu de Engel8Cbe zoowel als de Amori- kaansche vakbladen op het gebied van den tuinbouw nadere byzonderheden mededeelen omtrent hetgeen heeft plaats gehad, en het welk eigenaardig gonoeg scbynt te zfln om ook aan de lezers dezer courant niet te wor den onthouden. De verkochte plant is geen Hyacint, wat uit den aard der zaak in Amerika onmogelijk had kunnen zyn, maar een Anjer, en de ver koop heeft plaata gehad te Boston omstreeks half Januari 11. De kweeker en verkooper is de heer Peter Fiaher, een bloemist van Schotsche afkomst, te Ellis Mass. U. S. A., die reeds vroeger een aantal goede verscheidenheden van Anjers had gewonnen en in den handel gebracht en ook deze nieuwe verscheidenheid uit zaad had verkregen. Do kooper is de heer Thomas W. Lawson, een bekende bankier te Boston, en de prys dertig duizend dollars 75,000). De Anjer was genoemd Mrs. Thomas W. Lawson naar de ecbtgenoote van den bankier, die een man is van groot fortuin, eigenaar van prachtige tuinen en kostbare platenverzamelingen en bekend door groote gulheid en liefdadigheid. De gemelde Anjer was reeds sedert eenigen tyd by de tuinbouwers in Noord-Amerika be kend. In 1896 werd die het eerst tentoon gesteld en in 1897 verkreeg ze getuigschrilten te Boston en te Chicago, en in 1898 op een vergadering der Nieuw-Yorksche Bloemisten- club werd ze gewaardeerd met 98 punten. Op de voorjaarstentoonstelling der Tuinbouw- Maatschappy van Massachusetts verkregen de tentoongestelde bloemen dezer verscheidenheid de zilveren medaille en in Maart 1898 te Boston de Lawson-vaas. De door de Amerikaansche Anjervereeniging vastgestelde beschryving luidt alduskleur donkerrood, bloem zeer groot, staande op zeer lange en sterke steaJ gels met een uitmuntenden kelk, van forschen groei en een vroege en ryke bloeier. De ver scheidenheid heeft dus alle eigenschappen die ze als snybloem, waarvoor de Anjers in Amerika thans zoozeer in trek zyn, kunnen doen waardeereru In het afgeloopen jaar schynt eerst een bod gedaan te zyn voor deze Anjer van 4000 dollar en sedert werd de plant herhaaldelijk door de Pers besproken, tot eindelyk het bod van 30,000 dollar werd verkregen, waarvoor de eigendom dier plant werd afgestaan. Er is een overeenkomst gesloten met een han delaar, die het monopolie voor den verkoop heeft van de afgesneden bloemen. Deze brachten in den kleinhandel vroeger reeds 3 dollar per dozyn 7.50) op, terwyi de gewone prflj voor anjerbloemon niet meer is dan oen halva dollar per dozyn 1.25). Toen de eigendom dezer Anjer verkocht werd, bestond de voor- raad daarvan uit 8000 stuks, zoodat per stuk ruim f 9 betaald werd, waardoor de hoogo prys eenigszins verklaard wordt, hoewel meo zelf in Amerika er aan twyfelt, of het mogeiyk zal zyn door den verkoop van afgesneden bloemen en kweekplanten den betaalden prys terug te bekomen, tenzy men de verscheiden heid nog een tydlang blijft aankwoeken, eer die in den algemeenen handel wordt opge nomen. De betaalde prys is tot nu toe eenig in de jaarboeken van den Amerikaanschen tuinbouw, daar men vroeger meende, dat de hoogste prys, daar voor een plant betaald, was 10,000 dollar (f 25,000) en wel voor een roos, genaamd „Her Majesty". De omstandigheid, dat de Anjer den naam draagt van de echtgenoote van den kooper, beeft ongetwyfeld tot het betalen van een hoogeren prys aanleiding kunnen geven, daar het in Amerika meer is voorgekomen, dat dergeiyke naamgeving door betrokkenen zeer werd gewaardeerd. Zoo is byv. onlangs door een dame der groote wereld to Nieuw-York een zilveren vaas vereerd aan een bloemist, die een plant naar haar dochter genoemd had. (E. C.) J. H. K. SCHAAKRUBRIEK. Maandag 13 Februari 1S99. Redactie: L. 8. V. „Mobphy." Adres: B. Van Dan, Haarlemmerstraat 26, Lelden. Schaaknieuws. De jaarlyksche kabelmatch tusschen Engeland en Noord-Amerika zal dit jaar den lOden en llden Maart plaats vindon. De match tusschen JaDowski en Showalter Is geëindigd. Janowski won met 7 tegen 2 en I remise partyen. Schaakpartij No. 83. Gespeeld in den tweekamp te Nieuw York, den loden Januari 1899. Janowski. Wit. d 4 c4 P e 3 Rf 4 o 3 Pf 3 Showalter. Zwart. dB e 6 Pf 6 R e 7 0-0 a 6 Beter zou zyn c6. c 6! 7 Om c6 van zwart te ver hinderen. 7 P c 6 Nu zou c 7 c 6 slecht zyn omdat wit dan by gele genheid zyn paard op b 6 zon kunnen vastzetten. Rdt 8 b 6 cb6: 9 cb 6: Ta-el 10 R b 7 Pe5 11 Ta—c8 0-0 12 P e 5 Re5: 13 P d 7 Ook 13, R d 6 komt in aaDmorking. R g 8 14 16 Deze zet is om e 4 te ver hinderen, maar verzwakt het veld e 6. D b 3 16 bB a 4 16 W(j zouden hier de voort zetting 16, f3 en o4 den voorkeur geren. 16 b 4 P e 2 17 D b8 P f 4 18 a 6 In plaats van dezen zet, die den vijandelijken raads heer het gunstige veld b 5 vrygeeft, kan zwart beter 18, g 5 en P f 6 spelen. T c 1-c 8: 19 R c 8: Niet 19, Tc8 wegens 20 Rf6ef 21 Pd6: T f 1-c 1 20 Hiermede dreigt nogmaals Rf 5 20 Rb 7 Rb 5 21 Pf 6 D c 2 7 22 Janowski heeft bij dezen zet een meer intoressaote dan correcte, bjj juist tegen spel hoogstens tot remise voerende offsreombinatie op het oogj b(| zou echter beter gedaan hebben zich daar niet mede in te laten en met 22 F d 3 bet reeds verkregen positievoordeel nog beduidend te vergrooten. Antwoordt zwart hierop 22 T c 8, dan zou 23 Tc8:, Rc8:24Dc2 (met de dreiging R c 7) ten gunste van wit het vervolg zijn. 22 g 5 P d 8 23 T c 8 Dc8:-(- 24 Rc8: Tcl-c8:+ 25 K g 7 Pc 5 26 f4 Dadelijk P e 4 is wegens R e 5 -(- niet mogelijk. f4: 27 P e 4. T c 8 c 6 28 R c 5 l zeer fijn gespeeldneemt wit de Koningin dan krijgt zwart het betere eindspel. 29 D b 8 30 P g 3- 31 D e 5 32 D b 2 33 K g 67? d c 51 f g 5 h g 3 f4 Tc7 -t- Ongoloofiyk maar waar. Met 33K g 8 was de party gemakkeiyk remise te houden byv. 34. c 6, D cl +- 35. Kh 2, b3; 36. R d 3, b 2 37. Tc8+, Kg 7. 38. C7, blD 39. Rbl:, Dbl 40. Tb8, Ddl 41. c8D, D h 5 -f- 42. Kgl, Ddl 43. K f 2, D d 2 44. Kf8, D d 3 45. K g 4, D d 1 enz. De partyen van den match Janowski Showalter hebben, zooals wy helaai moeten constateeren, de ver wachtingen van de schaak wereld in bet geheel niet bevredigd. Tele daarvan zyn van den kant van Showalter door groote bévues ontsierd, andereD, zooals byv. de eerste, werden door bem in zoo'n zwakke styl gespeeld, datzy nauwelyke publicatie waard zyn. R d 3 34 K h 6 Tc7-h7:-i-85 Kg4 K h 2 36 opgegeven. Aanmerkingen van J. Mieses. (D. W.) Si 'mM Probleem No. 103 van J. J. Colpa, Leiden. ede wtt Mat In 8 zetten. Adros voor oplossingenBureel „Leidsch Dagblad", motto „Schaak probleem". Opl. probl. No. 102. Rd3 aXb R c 2 enz. K a 2 D c 2 enz. K a 4 D d 5 enz. enz. Goede opl. No. 101 ontvangen vani Lelden: R. Paulides, G. H. Key, B. C. M. Savi, J. B. Bouwer, B. S. Van Kloeten, J. v. Beveren (ook van No. 100), Noordwyk: H. B. J. H. Utrecht: A. v. Belde,

Historische Kranten, Erfgoed Leiden en Omstreken

Leidsch Dagblad | 1899 | | pagina 6