VoermanHenschel,
KONINKLIJKE VEREENIGING
Het Nederlandsch Tooneei.
zaal «ras belde keoren geheel getuid. We
kunnen dan ook geru6t zeggen, dat de uit
voering onze verwachtingen dezen keer heeft
overtroffen.
Men schrift ons uit Leiderdorp: Gis
teren gaf ca vereeniging „IJsvreugd" Zoeter-
woudaLeïderjorp baar tierden jaarlykschen
feestavond aan ce leden met hunne dames
in bet koffiehuis genaamd „het Witte huisje"
van een heer L. C. Van Hulst. Van af bet
tooneel, door eenige leden vervaaraigd tn
opgesteld, opende de voorzitter, de beer W.
Demmendal Jr., te ongeveer acht uren deze
feett-lyke bijeenkomst, alien een hartelijk
welkom toeroepende en het lief en leed der
ver«eniging, in het afgtloopen jaar onder
vonden, vermeldende. Een welkomstlied,
door den voorzitter vervaardigd en door zijne
echtgenote ron geueeld, werd als inleijing
staande gezongen.
Thans wachtte den leden een groote ver
gassing. Door een der dames, eebtgenoote
^an den heer F., was met eigen ban j een
prachtig vaandel vervaardigd, bestaande uit
een bruin fluweel veld, waarop in goud bet
insigne der Trreeniging, zflnce een Friescbe
schaats, omsloten in een krans van eike-
blatten, in kunstnaahwerk was aangebracht,
benevens co naam eer vereeniging en het
jaartal der oprichting. Zichtbaar verrast be
dankte de voorzitter het echtpaar voor dit
kostoaar geschenk on hij beloof je het vaancel,
thans zoo rein en onbesmtt, in denzelfaen
toestand te zullen beworea en de eer er van
boog te houaen.
Daarna trad mej. 8. naar voren, die zeide,
lat voorzeker bet bestaar en de leden bet
allen bejammerden, datzg, aoor onbekendhei 1
ïnet betgeen ce^an avond der vereeniging
wedervdren zou, niet in staat waren de geniale
maakster naar waarde te kannen huldigen.
Alleen baar echtgenoot en zü waren in het
geheim ingewijd, voor wtlk vertrouwen werd
dank gezegd. Tevens meenae zy de tolk van
allen te z\jn en bood uit naam der vereeniging
:der schenkster een corbeille met bloemen.
Een paar jonge dames gaven den aan
wezigen een Vaandellied, voor oezj gelegen
heid vervaardigd en voor welke bemoeiingen
zij ieder een bonquetje ontvingen.
Na den rondgang met, en een défilé voor
het vaandel, waren deze plechtigheden afge-
ioopen en nam de eigenlijke feestvreugde een
aanvang. Voordrachten, zang en dans wisselden
elkander af. Alles op te sommen wat ten
gohoore werd gebracht is niet noodïg. Vol-
do nde zQ het te vermelden, cat alle aan
wezigen zich beijverd hebt..en cezen feestavond
naar wensch te doen slagen en moeite noch
kosten hebben ontzien om coor aanschaffing
van kostumes en toiletten de voorstelling zoo
luisterrijk mogelijk te doen 2i)n. Tot laat in
den nacht, neen totdat vruuwe Aurora goeden
morgen zei Je, bleef men in gepaste vroolgk-
beid bfleen, en toen bet oogenblik: van vertrek
daar was, zeiden allen het Schiller na: „Wir
haben einander so lieo."
Uit de „Staatscourant."
Kon. Besluiten. Benoemd lot lid van het
college van regenten over het Rijksopvoedings-
gesucht en de bijzondere strafgevaogeuis voor
meisjes to Montfoort, J. F. B. Van Hasselt, bur
gemeester dier gemeente.
Benoemd tot lid en voorzitter der commissie,
iie gedurende de jaron 1899, l9U0 en 19(Jl belast
zal zijn roet het afnemen van het veeartseng-
kundrg examen, dr. A. W. H. Wirtz, directeur
van 's Rijks veeartsenijschool te Utrecht; tot lid
en secretaris, H. C. Kcimers, plaatsvervangend
districtsveearts en leeraar aan de Rijkslandbouw-
school ta Wageningen; tot leden: M. 11. J. F.
Thomassen, leeraar aan 's Rijka veeartsenijschool
te Utrecht; H. Anker, plaatsverv. districtsveearts
te Oudewater; D. A. De JongJzn., plaatsverv.
districtsveearts te Leiden; tot plaatsverv. leden:
M. G. De Bruin, leeraar aan 's Rijks veeartsenij
school te Utrecht; F. W. Van Duim, plaatsverv.
districtsveearts te Arnhem; J. 11. Van Oyen,
plaatsverv. districts veearts en gouvernements-
keurmeester te Haarlem; H. Van Aken, gemeente
veearts te 's-Gravenhage; H. J. C. Van Lent,
plaatsverv. districts veearts te Tiel.
Aan mr. R. P. Clevcringa, op zijn verzoek,
eervol ontslag verleend als lid van het college
van regenten over het huis van bewaring te
Almeloo, ouder dankbetuiging voor de in die be
trekking bewezen diensten, en benoemd tol lid
l van het college van regenten over het huis van
bewaring te Almcloo, mr. G. Jannink, lid van
Gedeputeerde Staten van Overijsel, .ononde te
Stad-Almeloo.
INGEZONDEN,
Mijnheer de Redacteur.'
Nog eenmaal, met uw verlof. Driemaal is
immers scheepsrecht.
Eenmaalandermaalton derden
male dus!
Mannen en vrouwen van Leiden en Omstre
ken, uit alle kringen, standen, rangen, van
allo gezindten, gaat teekenen op het adres,
dat óf bfl de firma Kooyker df in het bureel
van het Leidsch Dagblad ter teokening ligt,
om aan Z. M. den Keizer aller Russen onze
dankbare hulde te brengen voor zjjn ontwa
peningsvoorstellen
Een oproep tot allen, aie wèl denken, gaat
er door beel de beschaafde wereld, om te ge
tuigen! Een oorlog wordt er gevoerd tegen
den oorlog! Alle man trekke op, geen vrouw
blgve achter, 'tgeldt mannen en vrouwen!
uw zonen, 't gelat den vrede, hot geluk der
volkeren! Hier wint de sterkste het zeker!
En de sterkste zal bier, moet hier blaken de
•tem van het volk!
Met een „God wil het" ten oorlog I
Niemand blgve nu meer achter!
't Is de laatste waarschuwing straks
gaat bet heerlyke spel beginnenVrede op
sardef Wie zou niet mee willen doen 7
Hoogachtend,
Uw dw.
S. Kutscb LOJKXQA.
MAANDAG 13 Februari:
Tooueelspel in bedrijven,
uit het Duitsch van Qerhart Eauplmann,
vertaald door Taco E. De Beer.
Aanvang te ZEVEN uren.
Kerkelijke Berichten.
Noordwykerhout: Herv. Gem. Zon
dagavond te 7 uren, ds. Van Veen, pred. te
Billügom. Geen Zondagsschool.
Woubrugge: Ned. Herv. Gem. Zondag
namiddag te 2 uren, ds. W. Kiercq, pred. te
Koudekerk.
Geraf. Gem. Donderdag 16 Fe'm., 's avonds
te halfzeven, ds. R. Mulder, van Haarlem.
De zaak Dreyfns-Picqnart.
Het is in deze week juist een jaar geleden,
dat voor het Hof van Assises van het Seine
departement de behandfling begon van bet
proces, dat Zola met zfln brief „Jaccuse" (Ik
beschuldig) tegen zich en den uitgever van
de „Aurore" had uitgelokt. Nagenoeg drie
weken bi-lden de debatten aan in dat proces,
en met iederen dag werd het duiielgker, dat
het brutale geweld werd aangewend om tot
eiken prjjs de waarheid te onderdrukken. Ten
slotte wierpen do hoogste aanvotrders van
het leger bet zwaaro in de weegschaal eer
justitie; het geweld zeg-Tierde.
Maar ondanks die overwinning, zgn in het
jaar, dat sedert is verloopen, de onwederleg-
baro bewjjzen voor de waarheid hjjeengezamel j
de crimineele kamer van het Hef van Cassatie
heeft de uitkomsten van het maandenlange
onderzoek, dat zij heeft inge3teli na-'at het
verzoek om revisie van het Dreyfus proces
door haar ontvankelijk was verklaard, in
handen van den procureur generaal g-*steld
en wacht op diens requisitoir, om met de
procedure voort te gaan.
Het wetsontwerp, dat gisteren in de Kamer
in behandeling kwam, strekkende om de be
slissing over proces revisien van ae Kamer
van Strafzaken aan het gebeele Hof van
Cassatie over te dragen, is een poging, geïnspi
reerd door ben, die tot eiken prtfs willen be-
1 tten, dat bet volledige, klare licht over de
z^ak zal opgaan, dat aan bun rjjk een einde
zou maken, om nog op het laatst* oogenblik
den loop v: n het recht te stremmen. Zeker
mag de invloed van de machten der duisternis,
die hier aan het werk zyn, niet worden onder
schat. Maar tot dusver is in den strijd van
het licht t°gen de duisternis, van de waarheid
tegen de logen op oen duur nog altfld de
overwinning gebleven aan het licht en de
waarbei J. Men mag er niet aan wanhopeD,
dat dit ook ditmaal bewaarheid zal worden.
Ware het anders, welk een verschrikkelijke
toekomst zou Frankrijk dan te gemoetgaan!
Oneer den iüdruk van de gisteren openbaar
geworden, door ons medegedeelde uitkomsten
van de enquête, die is ingesteld naar aan
leiding eer beschuIcigiDgen van Qu snay De
Beaurcpaire, laat Cornóly in de „Figaro" zich
aldus uit over den bekenden brief van president
Mazeau:
„Deze enquête is aan den minister van
justitie ter band gesteld met een brief van
den eersten president Mazeau, die een in de
jurl ische wereld geheel nieuwe theorie bevat.
De heer Mazeau vreest, dat het door de
crimineele kamer gewezen arrest de openbare
meening niet zal volooen. Het is voor't eerst
van mün leven, dat ik een jurist hoor vol
houden, dat een gerechtelijk vonnis ten doel
heeft de openbare meening te voldoen. Ik
meenae tot o us ver, dat de rechters zich weinig
bekommerden om de openbare meening en
dat bun vonnissen juist ten doel hadden
baar te vestigen en niet haar te gehoorzamen.
Wanneer bet anders ware, wanneer de
rechter de openbare meening moost raadplegen,
can kan men niet inzien waarom er recht
banken zouden zijn en waarom het volk niet
rechtstreeks recht zou spreken doordat het
zijn wil aan de magistraten zou opleggen.
Ik geloof, dat oie brief historisch zal olijven
en dat, zoolang men het recht zal doceeren ia
Frankrijk, by aan de toekomstige rechts
geleerden zal worden vertoond als een voor
been om niet na te volgen.
De enquête met haar verklaringen en som
mige van die klachten, waarvan de onbe
schaamdheid slechts wordt overtroffen door
de naïveteit van de klagers, zal zeker aan de
onpartijdige lezers, de eenlgeD, wier meening
telt en ons raakt, een voldoende reden voor
komen om de gewone regelen van de be
voegdheid en de tradltioneele vormon der
justitie omver te werpen.
Al die lezers, wanneer ik oordeel naar
mijzelf, zullen geslingerd worden tusschen een
gevoel van bewondering en een indruk van
vlijmende droefheid.
Zy zullen oprecht die magistraten bewonde
ren, die onbeweeglijk in minachtend «wijgen
bebben volhard onder smaad en laster. Maar
ook zullen zy zich bedroefd en vernederd ge
voelen, wanneer zy zien boe men het hoogste
gerechtshof heeft te kort gedaan en door welke
nauwe en lage deuren men hen cringt om
«icb te rechtvaardigen.
Zy, die deze misdadige kuiperij tegen de
Fransch» justitie hebben opgezet, en zy, die
haar hebben laten begaan, hoewel zy haar
konden verhinderen, bebben hun land veel
kwaad berokkend.
Zy hebben er misschien geen vermoeden
van, en dat is hun eenige verontschuldiging.
Maar de toskomst zal de monsterachtigheid
van bon font bewyzen".
Een manifest van Hsnri Blanc, Deerais,
Jonnart, Louis Bartbouji Poincaré, Isambert,
Léon Bourgeois, Henri Brisson, Sarrien, De
la Porte, Mesureur, Camille Pelletan, Mil-
I-rand en Yiviani, (veertien republikeinen,
allen chefs, geen soldaten, waarvan zeven
oud-ministers), zegt in hoof zaak het volgende
Waartoe aan de strafkamer, dte een uit
voerig onderzoek, waaraan zy drie maanden
bezig geweest is, gesloten heeft, het recht
te ontnemen, door een uitspraak de uitkomsten
van dat onderzoek, in welken geest cie dan
ook uitvalleD, te bevestigen? Zyn er in de
strafkamer onwaardige magistraten? De wet
heeft in dat geval voorzien, de minister van
justitie heeft het wapen in zyn bandAls
by er geen gebruik van maakt dan is, volgens
zyn eigen verklaring, do reden daarvan dat
er geen schuldigen zyn. De uitkomsten van
het on erzoek (van Mazeau) bewyzen de vol
komen ongegrondheid van de heftige beschul
digingen, tegen de magistraten uitgebracht,
en de commissie uit de Kamer heeft met
algemeene stemmen in baar rapport te kenuen
gegeven dat die beschuldigingen op niets
berustten.
Naar onze meening is hst de zaak niet,
een oplossing te geven aan een quaestie,
waarover, vóór de openbare behandeling, geen
onzer zich sterk mag maken, een gemotiveerde
meening uit te spreke. Alleen de justitie mag
uitspraak doen. Iedereen behoort zich neer te
leggen by de uitspraak, welke die ook zy.
Maar de justitie moet die uitspraak kunnen
doen in volle onafhankelijkheid.
De waarborgen van de vrjjheid en van de
veiligheid van alle burgers staan op bet
spel. Alle burgers, zonder onderscheid, de
zwakste zoowel als de machtigste, de armste
evengoed als de rijkste, hebben belang bty
het hanuhaven der eerste grondstellingen van
het recht.
Durft men dan zeggen, dat het voldoende is,
om de ledtn der strafkamer te disquaJificeeren
ben aaD lasteriyke aantygmgen te onderwer
pen? Waar zal men eindigen* als men zoo
deDkt? Reeds wordt de gelaigbeid van het
onaerzosk bestreien. Morgen zullen de leden
der andere kamers van bet Hof aan laster
blootstaan. Het hoogste rechterlgko college
van den Staat is door de openoare machten
aan den laster overgeleverd.
En men noucot- «ea v?et, die zulke gevolgen
noodzakeiyk moet hebben, een wet ter be
vrediging van het land. Wg voor ons zien er
een wet tot bevordering van tweeuracht tus
schen de burgers in.
Beaurepaire gaat nog voort met zfln laster
campagne. In het niet openbaar gemaakte
gedeelte van Mazeau's dossier, zegt by, be
vindt zich een verklaring van generaal Chanoine,
waaruit volgt, dat de oud-miniafcer Sarrien
reeos vóór de behandeling van de zaak door
de strafkamer wist, dat sommige leden toen
reeds besloten waren, Dreyfus onschuldig te
verklaren.
Maar ait is nog mooier: de dienst der
inlichtingen by het ministerie van oorlog weet,
dat Bard, vier dagen vóór de zitting, zyn
rapport heeft voorgelezen aan CJémenceau,
Labori en Reinach, en Clémeuceau heeft
dat bekend.
De zitting der Kamer van Afgevaardigden
werd gistermiddag te kwartier over tweeën
onder presidium van den beer Deschanel ge-
optnd. Van 2 uren af waren de publieke
tribunes overvol. Er waren veel dames. Reeds
by een aanvang waren de tyzonder talryke
afgevaardigden zeer luidruchtig. Sedert gerui-
men tyd was er niet zooveel levendigheid
geweest.
Door den minister-president Dupuy werd
voor het regeeringsvoorstel, om de revisie-
zaken aan de Kamer van Strafzaken te ont
trekken, de urgentie aangevraagd, welke zon
der oppositie werd goedgekeurd.
De beer De Freycinet nam plaats in de
ministersbank.
De rapporteur Renault Morlière spreekt te
midden eener diepe stilte van de Kamer. Hy
herinnert aan het ontwerp des heeren Gerville
Réacbe, dat rechtstreeks betrekking had op
de ongelukkige zaak, waaronder het land reeds
zoo lang lyat. (Rumoer. Een stem van rechts
roept: „A qui la faute?") Morlière constateert,
dat minister Dupuy verklaard heeft zich het
recht voor te behouden dit ontwerp te be-
stryden, daar het onmogelyk is de reeds
gesaisisseerde jurisoictie de behandeling te
ontnemen. (Toejuichingen en bravo's van de
linkerzijde.)
De algemeene meening der bureaux was,
dat men geen uitzonderingswet wenschte. De
strooming was zoo krachtig, dat de voor
stellers van gelyksoortige ontwerpen deze
onmiddellyk terugnamen. En toch beeft de
regeering een ODtwerp ter tafel gebracht van
een dusdanige strekking.
Morlière valt vervolgens het regeerings
voorstel aan, dat hy uitmaakt voor een onge-
rQmde gelegenheidswet, te meer, daar het
twyfel doet ryzen aan de rechtschapenheid
der rechters. „Ik verdedig hier de beginselón,
die de waarborg zyn voor de veiligheid van
alle burgers. Dergelijke ontwerpen hsbben
stoeds de verontwaardiging opgewekt." (De
linkerzijde juicht herbaalde malen toe.)
Morlière herinnert er aan, dat na 1887 do
machtige stem van Berryer zich deed hooren,
ten einde te protesteeron tegen oen uitzonde
ringswet, en deze ten val bracht. (De heer
De Mahy veroorzaakt eenig tumult door in
de rede te vallen).
„Heden," vervolgt Morlière, „ia de toestand
nog ernstiger, want op hetzelfde oogenblik,
dat de zaak by den rechter aanhangig is
gemaakt, wil men haar aan dezen onttrekken."
(Do afgevaardigde Morinaud schreeuwt:
„Het zyn er rechters naar!"
Hy wordt tot de orde geroepen. H(j herhaalt
„Neen, 't zyn geen rechters.")
Morlière spreekt vervolgens over de be-
schul igingen van Quesnay De Beaurepaire.
Hy constateert, dat by enquêtes als die van
den eersten-president Mazeau openbaarmaking
geen gebruik is. Maar bet onderhavige geval
is ongewoon. De Kamercommissie, aan welke
het dossier was voorgelegd, moest de stukken
pai'liceeren, ten einde verdenkingen te ver-
myden en heeft dit dus gedaan. Maar nu zien
wg de Kamer treden in de plaats van een
Raad van discipline der magistratuur (toe
juichingen) en genoopt om zich te mengen in
een zuiver juridische zaak. Dat is een flagrante
schending van het beginsel van scheiding der
machten.
Komende tot het onderzoek zelf merkt hy
op dat erkend wordt dat De Beaurepaire ongeiyk
heeft: „Do eer der magistraten is volstrekt
ongeschonden, wat trouwens reeds door den
minister van justitie is verzekerd.
„En indien de magistraten hun taak waar
dig zgn gebleven, waarom zou men hun dan
deze taak ontnemen? Da regeering kan de
rechtbanken niet naar haar believen wyzigen."
De rapporteur ontkent dat net noodzakeiyk
zou zyn het land tot kalmte te brengen, gelyk
de regeering beweert; z. i. zou dat een daad
van gevaarlgke zwakheid zyn. Hy spreekt
als zyn meening uit, dat de Kamers in ver-
eenigds zitting niet sneller de zaak zullen
afdoen. De Regeering zal door haar voorstel
bet begrip van de gerechtigheid dooden."
Onder de toejuichingen dor linkerzijde ein
digt hg zyn redevoering aldus:
„Ik ben nóch voor nóch tegen Dreyfus.
Zoolang het vonnis van kracht is, zal ik
weigeren te gelooven, dat hy onschuldig is.
Maar ik zal nooit van oordeel zgn, dat, om
het leger te eeren, de magistratuur onteerd
moet worden."
De afgevaardigde Rose krygt daarop het
woord om het ontwerp d6r regeering te ver
dedigen. „Wat alles overheerscben moet, is de
wensch om bet land tot kalmte te brengen,"
zegt by. „Al is het Regeringsontwerp eeD
gelegenheidswet, dan nog geloof, ik dat wy
hot moeten aannomon, want bet heil van
het land eischt het." (Beweging). Spreker
vraagt den revisionnisten voor het ontwerp te
stemmen: „het is een offer, dat gebracht
moet worden op het altaar van het vaaerland.
Neemt het regeeringsvoorstel aan, dat is de
redding en het eind der agitaties." (Toejui
chingen rechts en by het Centrum).
Rede van Lebret.
Do minister van justitie Lebret ontkent,
dat bet regeeriugsvoorstel een uitzonderings
wet is: „Wg gaan niet rechters zoeken buiten
de magistratuur; wg willen alleen maar een
eind maken aan de agitatie. Gy moet u af
vragen wat de wensch der openbare meening
is. Gy moet in uw verschillende kiesdistricten
gaan hooren (gerucht). Het zyn redenen van
algemeenen aard die de Regeeriog hebben
geleid. Wy hebben ons afgevraagd of wy
niet moesten handelen naar den volksweDsch.
(Protest by de uiterste linkerzyde). Het hoog
belang van het land cischte de indiening van
het ontwerp en ik ben overtuigd, dat het voor
stel goed is.
„Wy hebben esrst tot indiening van ons
ontwerp besloten, na advies te hebben ge
vraagd aan den eersten-presiiont Mazeau.
(Het centrum en de rechterzyde juichen too).
De enquêteurs konden verklaren, dat er niets
te doen viel, en dan was de zaak afgeloopen
gowt est. (Hoongelach). Zg hebben het tegen-
ceel verklaard en tegelykertyd da eer der
beschuldigde magistraten boven allen twyfel
verheven. Maar zg hebben een advies ge
geven, waarvoor men zich moet buigen. (Ont
kenning links).
De afgevaardigde Millerand w(jst er op, dat
de Rogeering zich beroept op het aavies van
den eersten-president Mazeau als de eenige
reden voor het indienen van het ontwerp.
„Dit stuk is de uitslag van een onderzoek, dat
door magistraten is goedgekeurd en dat ook
gy het recht hebt te beoordeelen. Weet gy
of by den heer Mazeau de staatsman niet in
de plaats van den rechter is getreden?"
Naar sprekers meening is de eigeniyke fout
dat zy, die de bevoegdheid bebben om een
meening uit te spreken over de onschuld der
magistraten, niet de bevoegdheid hebben om
der Kamer een gedragslyn voor te schryven.
De enquêteurs hebben verklaard, dat de ma
gistraten onkreukbaar eeriyk en onpartydig zyn.
Spreker wyst er nog op, dat de president
der Strafkamer, mr. Loew, den eersten presi
dent Mazeau heeft aangeboden de leiding van
het onderzoek door de Strafkamer op zich
te nemen. „Ziedaar heb antwoord op de be
schuldiging, dat by zich by voorbaat party
had gesteld."
De beer Millerand gaat voort: „Na een
rechtskundig advies te hebben gegeven, geeft
president Mazeau een staatkundig advies. Hy
raadt der Regeering aan de Strafkamer te
desaislsseeren en de Regeering legt ons een
desbetreffend ontwerp voor, daaTby als baar
doel aangevende het land tot kalmte te willen
brengen. Maar hoopt gy dan de magistraten
by welke gy de zaak aanhangig gaat maken'
te kunnen onttrekken aan de beleediglQgen'
waarmede mon de magistraten, aan wie gy
de zaak ontneemt, heeft overstelpt (Toejuichin,
gen van links.) Reeds maakt men een nieuwe
lyat van verdachten op uit de ledtn van de
Civiele Kamer en de Chambre dee Requêtes.'
„In het Regeeringsontwerp is slechts dubbel-
zinnigheid en tegenspraak. De vereenlgij#
Kamers van het Hof zullen genoodzaakt
worden de geheele instructie opnieuw te be.
ginnen en Beaurep Ire zegt zelfs, dat men bet
arrest moet vernietigen, dat de revisie heeft
geopend". Spreker bespot den oud minister
Cavaignac, oie zich door Henry heelt laten
bedriegeD, daarna het parlement heeft be«
crogen en toen tegen het revisie-arrest opkwam
krachtens zyn onfeilbaarheid. Bg valt ook
den minister van justitie aan, wiens voorstel
de zaak tot in het oneindige verlengt.
Hy besluit aldus„Zie, mynheer de minister,
president, hen, die u toejuichen, gy zult onder
hen de uitvoerders van staatsgrepen vinden.
(Toejuichingen). Niemand bestrijdt de nadee.
len van het ontwerp, maar, zegt men, het is
een kalmeeringswet. Als het oen Caesar ver
oorloofd is de wet te minachten, dan is het ds
roem der Republikeinen de gerechtigheid ta
verdedigen.
Daarop verklaart do minister president Dupuy
dat de regeering van dit oogenblik collectief
da verantwoordelgkheid voor het ontwerp op
zich neemt en zegt:
„Ik richt my tot do gebeele rupublikein.
sche party en ik kan dat doen. Ik verklaar,
dat de republikeinen met een ten volle gerust
hart ons voorstel kunnen aannemen. Gy hebt
het spook der reactie opgeroepen en dikwtyla
geno-g gezegd, dat daarin het gevaar schuilt.
Er zit ook een les iner moet een eind komen
aan de zaak.
„De revisie was reeds «p hst juridisch ter
rein overgebracht, toen ik aan de regeeriog
kwam. Wy hebben alles gedaan om haar daar
te houden. Wy hebben een bewjjs gegeven
van onzen eerbied voor de justitie door aan
haar mede te deelen het geheinw ossier. "Wy
zyn dus noch medeplichtigen, noch aupes van
de tegenstanders der revisie. Maar op het
oogenblik is de toeatand veranderd. Er 13
twyfel gerezen in de openbare meening. Ueo
kan vreeztn, dat het oefinitief vonnis niet
voldoende gezag zou hebben om zonder tegen
spraak aangenomen te worden. En voor het
vonnis moet een iegelyk zich buigen, zal de
zaak beslist een einde nemen. Het vonnis
moet zoo zgn dat het maar twee soorten
van hartstocht kan opwekken, den hartstocht
der waanziDAigen en dien der oproerigen,
(Toejuichingen).
„Üe enquêteurs verklareD, dat het stra-s*
rumoer doordringt tot het praetorium, dat de
gemoederen der rechters niet vry zgn gebleven
van de hartstochten van buiten.
„Hoe zou de Kamer van Strafzaken het
land kunnen overtuigen, wanneer zg niet eens
beide andere Kamera kan overtuig-n."
De heer Dupuy ontkent, dat bet voorstel
een gelegenheidswet zou zyn, of van revo
lutionairen of dictatorialen aard. Het is een
zeer bgzondere zaak, de zaak-Dreyfus, die by
ons tot nog toe onbekende verdenkiogen
wekte, die tot de anarchie deed afdal n mannen,
bekend om de kracht en de verhevenheid van
hun geest, die tegenover elkander heeft gesteld
twee evenzeer geheiligoe zaken, het leger ei
de justitie. De Kamer zal het voorstel aan
nemen als zjj met ons van oordeel is dat het
de kalmte kan doen wederkeeren in de ge
moederen. Door een eind te maken aan de
zaak Dreyfus zullen wy het land een dienat
hebben bewezen".
De afgevaardigde Camille Pelletan protesteert
tegen de taal van don heer Dupuy. Hy gaat
vluchtig de resultaten van de zaak na en
beschuldigt den minister van justitie, dat b(j
is aangekomen met redenen van niets in
plaats van met beginselen. Hy vervolgt:
„De minister president Dupuy zal bewyzen
de woorden der Fransche tribune onwaardig,
dat voor een bgzondere zaak een byzond^re
rechtspraak noodzakeiyk is.
„Men wendt zich tot de republikeinen. Zy
moesten wel ontaard zyn, als zy vergaten, dat
hun party de geheele eeuw heeft geworsteld
voor het recht."
Spreker toont aan, dat het voorstel een
verwarring van machten is. „De Regeering
verschuilt zich achter de openbare meening.
Die maakt men zooals men haar hebben wil
maar de openbare meening kan nooit een
schending van het recht en de gerechtigheid
goedmaken."
De heer Pelletan laakt de spionneering,
waaraan de Strafkamer onderworpen is ge
weest: „De Kamer stond onder de hooge be
waking der politie en nog meer afkeer wekt
de bespieding van de Kamer door leden van
het Hof van Cassatie."
De heer Pelletan eindigt met den uitroep'.
„De nieuwe rechters kunnen geen rechters
zyn, want men schryft hun hun gedragsiyo
voor. Als het voorstel wordt aangenomen,
zal er geen repubiikeinsche party meer in
Frankrgk zyn."
De stemming.
Met 826 tegen 206 stemmen besluit és
Kamer over te gaan tot de artikelsgewijs
behandeling. (Toejuichingen op schier alle
banken).
De afgevaardigde Paul (Flrmin Faurs
bestrijdt het eenige artikel van bet ontwerp,
dat volgens hem een belemmering zal zyn vau
de reviaiezaken, die langs den gewonen weg