VoermanHenschel, KONINKLIJKE VEREENIGING Het Nederlandsch Tooneei. zaal «ras belde keoren geheel getuid. We kunnen dan ook geru6t zeggen, dat de uit voering onze verwachtingen dezen keer heeft overtroffen. Men schrift ons uit Leiderdorp: Gis teren gaf ca vereeniging „IJsvreugd" Zoeter- woudaLeïderjorp baar tierden jaarlykschen feestavond aan ce leden met hunne dames in bet koffiehuis genaamd „het Witte huisje" van een heer L. C. Van Hulst. Van af bet tooneel, door eenige leden vervaaraigd tn opgesteld, opende de voorzitter, de beer W. Demmendal Jr., te ongeveer acht uren deze feett-lyke bijeenkomst, alien een hartelijk welkom toeroepende en het lief en leed der ver«eniging, in het afgtloopen jaar onder vonden, vermeldende. Een welkomstlied, door den voorzitter vervaardigd en door zijne echtgenote ron geueeld, werd als inleijing staande gezongen. Thans wachtte den leden een groote ver gassing. Door een der dames, eebtgenoote ^an den heer F., was met eigen ban j een prachtig vaandel vervaardigd, bestaande uit een bruin fluweel veld, waarop in goud bet insigne der Trreeniging, zflnce een Friescbe schaats, omsloten in een krans van eike- blatten, in kunstnaahwerk was aangebracht, benevens co naam eer vereeniging en het jaartal der oprichting. Zichtbaar verrast be dankte de voorzitter het echtpaar voor dit kostoaar geschenk on hij beloof je het vaancel, thans zoo rein en onbesmtt, in denzelfaen toestand te zullen beworea en de eer er van boog te houaen. Daarna trad mej. 8. naar voren, die zeide, lat voorzeker bet bestaar en de leden bet allen bejammerden, datzg, aoor onbekendhei 1 ïnet betgeen ce^an avond der vereeniging wedervdren zou, niet in staat waren de geniale maakster naar waarde te kannen huldigen. Alleen baar echtgenoot en zü waren in het geheim ingewijd, voor wtlk vertrouwen werd dank gezegd. Tevens meenae zy de tolk van allen te z\jn en bood uit naam der vereeniging :der schenkster een corbeille met bloemen. Een paar jonge dames gaven den aan wezigen een Vaandellied, voor oezj gelegen heid vervaardigd en voor welke bemoeiingen zij ieder een bonquetje ontvingen. Na den rondgang met, en een défilé voor het vaandel, waren deze plechtigheden afge- ioopen en nam de eigenlijke feestvreugde een aanvang. Voordrachten, zang en dans wisselden elkander af. Alles op te sommen wat ten gohoore werd gebracht is niet noodïg. Vol- do nde zQ het te vermelden, cat alle aan wezigen zich beijverd hebt..en cezen feestavond naar wensch te doen slagen en moeite noch kosten hebben ontzien om coor aanschaffing van kostumes en toiletten de voorstelling zoo luisterrijk mogelijk te doen 2i)n. Tot laat in den nacht, neen totdat vruuwe Aurora goeden morgen zei Je, bleef men in gepaste vroolgk- beid bfleen, en toen bet oogenblik: van vertrek daar was, zeiden allen het Schiller na: „Wir haben einander so lieo." Uit de „Staatscourant." Kon. Besluiten. Benoemd lot lid van het college van regenten over het Rijksopvoedings- gesucht en de bijzondere strafgevaogeuis voor meisjes to Montfoort, J. F. B. Van Hasselt, bur gemeester dier gemeente. Benoemd tot lid en voorzitter der commissie, iie gedurende de jaron 1899, l9U0 en 19(Jl belast zal zijn roet het afnemen van het veeartseng- kundrg examen, dr. A. W. H. Wirtz, directeur van 's Rijks veeartsenijschool te Utrecht; tot lid en secretaris, H. C. Kcimers, plaatsvervangend districtsveearts en leeraar aan de Rijkslandbouw- school ta Wageningen; tot leden: M. 11. J. F. Thomassen, leeraar aan 's Rijka veeartsenijschool te Utrecht; H. Anker, plaatsverv. districtsveearts te Oudewater; D. A. De JongJzn., plaatsverv. districtsveearts te Leiden; tot plaatsverv. leden: M. G. De Bruin, leeraar aan 's Rijks veeartsenij school te Utrecht; F. W. Van Duim, plaatsverv. districtsveearts te Arnhem; J. 11. Van Oyen, plaatsverv. districts veearts en gouvernements- keurmeester te Haarlem; H. Van Aken, gemeente veearts te 's-Gravenhage; H. J. C. Van Lent, plaatsverv. districts veearts te Tiel. Aan mr. R. P. Clevcringa, op zijn verzoek, eervol ontslag verleend als lid van het college van regenten over het huis van bewaring te Almeloo, ouder dankbetuiging voor de in die be trekking bewezen diensten, en benoemd tol lid l van het college van regenten over het huis van bewaring te Almcloo, mr. G. Jannink, lid van Gedeputeerde Staten van Overijsel, .ononde te Stad-Almeloo. INGEZONDEN, Mijnheer de Redacteur.' Nog eenmaal, met uw verlof. Driemaal is immers scheepsrecht. Eenmaalandermaalton derden male dus! Mannen en vrouwen van Leiden en Omstre ken, uit alle kringen, standen, rangen, van allo gezindten, gaat teekenen op het adres, dat óf bfl de firma Kooyker df in het bureel van het Leidsch Dagblad ter teokening ligt, om aan Z. M. den Keizer aller Russen onze dankbare hulde te brengen voor zjjn ontwa peningsvoorstellen Een oproep tot allen, aie wèl denken, gaat er door beel de beschaafde wereld, om te ge tuigen! Een oorlog wordt er gevoerd tegen den oorlog! Alle man trekke op, geen vrouw blgve achter, 'tgeldt mannen en vrouwen! uw zonen, 't gelat den vrede, hot geluk der volkeren! Hier wint de sterkste het zeker! En de sterkste zal bier, moet hier blaken de •tem van het volk! Met een „God wil het" ten oorlog I Niemand blgve nu meer achter! 't Is de laatste waarschuwing straks gaat bet heerlyke spel beginnenVrede op sardef Wie zou niet mee willen doen 7 Hoogachtend, Uw dw. S. Kutscb LOJKXQA. MAANDAG 13 Februari: Tooueelspel in bedrijven, uit het Duitsch van Qerhart Eauplmann, vertaald door Taco E. De Beer. Aanvang te ZEVEN uren. Kerkelijke Berichten. Noordwykerhout: Herv. Gem. Zon dagavond te 7 uren, ds. Van Veen, pred. te Billügom. Geen Zondagsschool. Woubrugge: Ned. Herv. Gem. Zondag namiddag te 2 uren, ds. W. Kiercq, pred. te Koudekerk. Geraf. Gem. Donderdag 16 Fe'm., 's avonds te halfzeven, ds. R. Mulder, van Haarlem. De zaak Dreyfns-Picqnart. Het is in deze week juist een jaar geleden, dat voor het Hof van Assises van het Seine departement de behandfling begon van bet proces, dat Zola met zfln brief „Jaccuse" (Ik beschuldig) tegen zich en den uitgever van de „Aurore" had uitgelokt. Nagenoeg drie weken bi-lden de debatten aan in dat proces, en met iederen dag werd het duiielgker, dat het brutale geweld werd aangewend om tot eiken prjjs de waarheid te onderdrukken. Ten slotte wierpen do hoogste aanvotrders van het leger bet zwaaro in de weegschaal eer justitie; het geweld zeg-Tierde. Maar ondanks die overwinning, zgn in het jaar, dat sedert is verloopen, de onwederleg- baro bewjjzen voor de waarheid hjjeengezamel j de crimineele kamer van het Hef van Cassatie heeft de uitkomsten van het maandenlange onderzoek, dat zij heeft inge3teli na-'at het verzoek om revisie van het Dreyfus proces door haar ontvankelijk was verklaard, in handen van den procureur generaal g-*steld en wacht op diens requisitoir, om met de procedure voort te gaan. Het wetsontwerp, dat gisteren in de Kamer in behandeling kwam, strekkende om de be slissing over proces revisien van ae Kamer van Strafzaken aan het gebeele Hof van Cassatie over te dragen, is een poging, geïnspi reerd door ben, die tot eiken prtfs willen be- 1 tten, dat bet volledige, klare licht over de z^ak zal opgaan, dat aan bun rjjk een einde zou maken, om nog op het laatst* oogenblik den loop v: n het recht te stremmen. Zeker mag de invloed van de machten der duisternis, die hier aan het werk zyn, niet worden onder schat. Maar tot dusver is in den strijd van het licht t°gen de duisternis, van de waarheid tegen de logen op oen duur nog altfld de overwinning gebleven aan het licht en de waarbei J. Men mag er niet aan wanhopeD, dat dit ook ditmaal bewaarheid zal worden. Ware het anders, welk een verschrikkelijke toekomst zou Frankrijk dan te gemoetgaan! Oneer den iüdruk van de gisteren openbaar geworden, door ons medegedeelde uitkomsten van de enquête, die is ingesteld naar aan leiding eer beschuIcigiDgen van Qu snay De Beaurcpaire, laat Cornóly in de „Figaro" zich aldus uit over den bekenden brief van president Mazeau: „Deze enquête is aan den minister van justitie ter band gesteld met een brief van den eersten president Mazeau, die een in de jurl ische wereld geheel nieuwe theorie bevat. De heer Mazeau vreest, dat het door de crimineele kamer gewezen arrest de openbare meening niet zal volooen. Het is voor't eerst van mün leven, dat ik een jurist hoor vol houden, dat een gerechtelijk vonnis ten doel heeft de openbare meening te voldoen. Ik meenae tot o us ver, dat de rechters zich weinig bekommerden om de openbare meening en dat bun vonnissen juist ten doel hadden baar te vestigen en niet haar te gehoorzamen. Wanneer bet anders ware, wanneer de rechter de openbare meening moost raadplegen, can kan men niet inzien waarom er recht banken zouden zijn en waarom het volk niet rechtstreeks recht zou spreken doordat het zijn wil aan de magistraten zou opleggen. Ik geloof, dat oie brief historisch zal olijven en dat, zoolang men het recht zal doceeren ia Frankrijk, by aan de toekomstige rechts geleerden zal worden vertoond als een voor been om niet na te volgen. De enquête met haar verklaringen en som mige van die klachten, waarvan de onbe schaamdheid slechts wordt overtroffen door de naïveteit van de klagers, zal zeker aan de onpartijdige lezers, de eenlgeD, wier meening telt en ons raakt, een voldoende reden voor komen om de gewone regelen van de be voegdheid en de tradltioneele vormon der justitie omver te werpen. Al die lezers, wanneer ik oordeel naar mijzelf, zullen geslingerd worden tusschen een gevoel van bewondering en een indruk van vlijmende droefheid. Zy zullen oprecht die magistraten bewonde ren, die onbeweeglijk in minachtend «wijgen bebben volhard onder smaad en laster. Maar ook zullen zy zich bedroefd en vernederd ge voelen, wanneer zy zien boe men het hoogste gerechtshof heeft te kort gedaan en door welke nauwe en lage deuren men hen cringt om «icb te rechtvaardigen. Zy, die deze misdadige kuiperij tegen de Fransch» justitie hebben opgezet, en zy, die haar hebben laten begaan, hoewel zy haar konden verhinderen, bebben hun land veel kwaad berokkend. Zy hebben er misschien geen vermoeden van, en dat is hun eenige verontschuldiging. Maar de toskomst zal de monsterachtigheid van bon font bewyzen". Een manifest van Hsnri Blanc, Deerais, Jonnart, Louis Bartbouji Poincaré, Isambert, Léon Bourgeois, Henri Brisson, Sarrien, De la Porte, Mesureur, Camille Pelletan, Mil- I-rand en Yiviani, (veertien republikeinen, allen chefs, geen soldaten, waarvan zeven oud-ministers), zegt in hoof zaak het volgende Waartoe aan de strafkamer, dte een uit voerig onderzoek, waaraan zy drie maanden bezig geweest is, gesloten heeft, het recht te ontnemen, door een uitspraak de uitkomsten van dat onderzoek, in welken geest cie dan ook uitvalleD, te bevestigen? Zyn er in de strafkamer onwaardige magistraten? De wet heeft in dat geval voorzien, de minister van justitie heeft het wapen in zyn bandAls by er geen gebruik van maakt dan is, volgens zyn eigen verklaring, do reden daarvan dat er geen schuldigen zyn. De uitkomsten van het on erzoek (van Mazeau) bewyzen de vol komen ongegrondheid van de heftige beschul digingen, tegen de magistraten uitgebracht, en de commissie uit de Kamer heeft met algemeene stemmen in baar rapport te kenuen gegeven dat die beschuldigingen op niets berustten. Naar onze meening is hst de zaak niet, een oplossing te geven aan een quaestie, waarover, vóór de openbare behandeling, geen onzer zich sterk mag maken, een gemotiveerde meening uit te spreke. Alleen de justitie mag uitspraak doen. Iedereen behoort zich neer te leggen by de uitspraak, welke die ook zy. Maar de justitie moet die uitspraak kunnen doen in volle onafhankelijkheid. De waarborgen van de vrjjheid en van de veiligheid van alle burgers staan op bet spel. Alle burgers, zonder onderscheid, de zwakste zoowel als de machtigste, de armste evengoed als de rijkste, hebben belang bty het hanuhaven der eerste grondstellingen van het recht. Durft men dan zeggen, dat het voldoende is, om de ledtn der strafkamer te disquaJificeeren ben aaD lasteriyke aantygmgen te onderwer pen? Waar zal men eindigen* als men zoo deDkt? Reeds wordt de gelaigbeid van het onaerzosk bestreien. Morgen zullen de leden der andere kamers van bet Hof aan laster blootstaan. Het hoogste rechterlgko college van den Staat is door de openoare machten aan den laster overgeleverd. En men noucot- «ea v?et, die zulke gevolgen noodzakeiyk moet hebben, een wet ter be vrediging van het land. Wg voor ons zien er een wet tot bevordering van tweeuracht tus schen de burgers in. Beaurepaire gaat nog voort met zfln laster campagne. In het niet openbaar gemaakte gedeelte van Mazeau's dossier, zegt by, be vindt zich een verklaring van generaal Chanoine, waaruit volgt, dat de oud-miniafcer Sarrien reeos vóór de behandeling van de zaak door de strafkamer wist, dat sommige leden toen reeds besloten waren, Dreyfus onschuldig te verklaren. Maar ait is nog mooier: de dienst der inlichtingen by het ministerie van oorlog weet, dat Bard, vier dagen vóór de zitting, zyn rapport heeft voorgelezen aan CJémenceau, Labori en Reinach, en Clémeuceau heeft dat bekend. De zitting der Kamer van Afgevaardigden werd gistermiddag te kwartier over tweeën onder presidium van den beer Deschanel ge- optnd. Van 2 uren af waren de publieke tribunes overvol. Er waren veel dames. Reeds by een aanvang waren de tyzonder talryke afgevaardigden zeer luidruchtig. Sedert gerui- men tyd was er niet zooveel levendigheid geweest. Door den minister-president Dupuy werd voor het regeeringsvoorstel, om de revisie- zaken aan de Kamer van Strafzaken te ont trekken, de urgentie aangevraagd, welke zon der oppositie werd goedgekeurd. De beer De Freycinet nam plaats in de ministersbank. De rapporteur Renault Morlière spreekt te midden eener diepe stilte van de Kamer. Hy herinnert aan het ontwerp des heeren Gerville Réacbe, dat rechtstreeks betrekking had op de ongelukkige zaak, waaronder het land reeds zoo lang lyat. (Rumoer. Een stem van rechts roept: „A qui la faute?") Morlière constateert, dat minister Dupuy verklaard heeft zich het recht voor te behouden dit ontwerp te be- stryden, daar het onmogelyk is de reeds gesaisisseerde jurisoictie de behandeling te ontnemen. (Toejuichingen en bravo's van de linkerzijde.) De algemeene meening der bureaux was, dat men geen uitzonderingswet wenschte. De strooming was zoo krachtig, dat de voor stellers van gelyksoortige ontwerpen deze onmiddellyk terugnamen. En toch beeft de regeering een ODtwerp ter tafel gebracht van een dusdanige strekking. Morlière valt vervolgens het regeerings voorstel aan, dat hy uitmaakt voor een onge- rQmde gelegenheidswet, te meer, daar het twyfel doet ryzen aan de rechtschapenheid der rechters. „Ik verdedig hier de beginselón, die de waarborg zyn voor de veiligheid van alle burgers. Dergelijke ontwerpen hsbben stoeds de verontwaardiging opgewekt." (De linkerzijde juicht herbaalde malen toe.) Morlière herinnert er aan, dat na 1887 do machtige stem van Berryer zich deed hooren, ten einde te protesteeron tegen oen uitzonde ringswet, en deze ten val bracht. (De heer De Mahy veroorzaakt eenig tumult door in de rede te vallen). „Heden," vervolgt Morlière, „ia de toestand nog ernstiger, want op hetzelfde oogenblik, dat de zaak by den rechter aanhangig is gemaakt, wil men haar aan dezen onttrekken." (Do afgevaardigde Morinaud schreeuwt: „Het zyn er rechters naar!" Hy wordt tot de orde geroepen. H(j herhaalt „Neen, 't zyn geen rechters.") Morlière spreekt vervolgens over de be- schul igingen van Quesnay De Beaurepaire. Hy constateert, dat by enquêtes als die van den eersten-president Mazeau openbaarmaking geen gebruik is. Maar bet onderhavige geval is ongewoon. De Kamercommissie, aan welke het dossier was voorgelegd, moest de stukken pai'liceeren, ten einde verdenkingen te ver- myden en heeft dit dus gedaan. Maar nu zien wg de Kamer treden in de plaats van een Raad van discipline der magistratuur (toe juichingen) en genoopt om zich te mengen in een zuiver juridische zaak. Dat is een flagrante schending van het beginsel van scheiding der machten. Komende tot het onderzoek zelf merkt hy op dat erkend wordt dat De Beaurepaire ongeiyk heeft: „Do eer der magistraten is volstrekt ongeschonden, wat trouwens reeds door den minister van justitie is verzekerd. „En indien de magistraten hun taak waar dig zgn gebleven, waarom zou men hun dan deze taak ontnemen? Da regeering kan de rechtbanken niet naar haar believen wyzigen." De rapporteur ontkent dat net noodzakeiyk zou zyn het land tot kalmte te brengen, gelyk de regeering beweert; z. i. zou dat een daad van gevaarlgke zwakheid zyn. Hy spreekt als zyn meening uit, dat de Kamers in ver- eenigds zitting niet sneller de zaak zullen afdoen. De Regeering zal door haar voorstel bet begrip van de gerechtigheid dooden." Onder de toejuichingen dor linkerzijde ein digt hg zyn redevoering aldus: „Ik ben nóch voor nóch tegen Dreyfus. Zoolang het vonnis van kracht is, zal ik weigeren te gelooven, dat hy onschuldig is. Maar ik zal nooit van oordeel zgn, dat, om het leger te eeren, de magistratuur onteerd moet worden." De afgevaardigde Rose krygt daarop het woord om het ontwerp d6r regeering te ver dedigen. „Wat alles overheerscben moet, is de wensch om bet land tot kalmte te brengen," zegt by. „Al is het Regeringsontwerp eeD gelegenheidswet, dan nog geloof, ik dat wy hot moeten aannomon, want bet heil van het land eischt het." (Beweging). Spreker vraagt den revisionnisten voor het ontwerp te stemmen: „het is een offer, dat gebracht moet worden op het altaar van het vaaerland. Neemt het regeeringsvoorstel aan, dat is de redding en het eind der agitaties." (Toejui chingen rechts en by het Centrum). Rede van Lebret. Do minister van justitie Lebret ontkent, dat bet regeeriugsvoorstel een uitzonderings wet is: „Wg gaan niet rechters zoeken buiten de magistratuur; wg willen alleen maar een eind maken aan de agitatie. Gy moet u af vragen wat de wensch der openbare meening is. Gy moet in uw verschillende kiesdistricten gaan hooren (gerucht). Het zyn redenen van algemeenen aard die de Regeeriog hebben geleid. Wy hebben ons afgevraagd of wy niet moesten handelen naar den volksweDsch. (Protest by de uiterste linkerzyde). Het hoog belang van het land cischte de indiening van het ontwerp en ik ben overtuigd, dat het voor stel goed is. „Wy hebben esrst tot indiening van ons ontwerp besloten, na advies te hebben ge vraagd aan den eersten-presiiont Mazeau. (Het centrum en de rechterzyde juichen too). De enquêteurs konden verklaren, dat er niets te doen viel, en dan was de zaak afgeloopen gowt est. (Hoongelach). Zg hebben het tegen- ceel verklaard en tegelykertyd da eer der beschuldigde magistraten boven allen twyfel verheven. Maar zg hebben een advies ge geven, waarvoor men zich moet buigen. (Ont kenning links). De afgevaardigde Millerand w(jst er op, dat de Rogeering zich beroept op het aavies van den eersten-president Mazeau als de eenige reden voor het indienen van het ontwerp. „Dit stuk is de uitslag van een onderzoek, dat door magistraten is goedgekeurd en dat ook gy het recht hebt te beoordeelen. Weet gy of by den heer Mazeau de staatsman niet in de plaats van den rechter is getreden?" Naar sprekers meening is de eigeniyke fout dat zy, die de bevoegdheid bebben om een meening uit te spreken over de onschuld der magistraten, niet de bevoegdheid hebben om der Kamer een gedragslyn voor te schryven. De enquêteurs hebben verklaard, dat de ma gistraten onkreukbaar eeriyk en onpartydig zyn. Spreker wyst er nog op, dat de president der Strafkamer, mr. Loew, den eersten presi dent Mazeau heeft aangeboden de leiding van het onderzoek door de Strafkamer op zich te nemen. „Ziedaar heb antwoord op de be schuldiging, dat by zich by voorbaat party had gesteld." De beer Millerand gaat voort: „Na een rechtskundig advies te hebben gegeven, geeft president Mazeau een staatkundig advies. Hy raadt der Regeering aan de Strafkamer te desaislsseeren en de Regeering legt ons een desbetreffend ontwerp voor, daaTby als baar doel aangevende het land tot kalmte te willen brengen. Maar hoopt gy dan de magistraten by welke gy de zaak aanhangig gaat maken' te kunnen onttrekken aan de beleediglQgen' waarmede mon de magistraten, aan wie gy de zaak ontneemt, heeft overstelpt (Toejuichin, gen van links.) Reeds maakt men een nieuwe lyat van verdachten op uit de ledtn van de Civiele Kamer en de Chambre dee Requêtes.' „In het Regeeringsontwerp is slechts dubbel- zinnigheid en tegenspraak. De vereenlgij# Kamers van het Hof zullen genoodzaakt worden de geheele instructie opnieuw te be. ginnen en Beaurep Ire zegt zelfs, dat men bet arrest moet vernietigen, dat de revisie heeft geopend". Spreker bespot den oud minister Cavaignac, oie zich door Henry heelt laten bedriegeD, daarna het parlement heeft be« crogen en toen tegen het revisie-arrest opkwam krachtens zyn onfeilbaarheid. Bg valt ook den minister van justitie aan, wiens voorstel de zaak tot in het oneindige verlengt. Hy besluit aldus„Zie, mynheer de minister, president, hen, die u toejuichen, gy zult onder hen de uitvoerders van staatsgrepen vinden. (Toejuichingen). Niemand bestrijdt de nadee. len van het ontwerp, maar, zegt men, het is een kalmeeringswet. Als het oen Caesar ver oorloofd is de wet te minachten, dan is het ds roem der Republikeinen de gerechtigheid ta verdedigen. Daarop verklaart do minister president Dupuy dat de regeering van dit oogenblik collectief da verantwoordelgkheid voor het ontwerp op zich neemt en zegt: „Ik richt my tot do gebeele rupublikein. sche party en ik kan dat doen. Ik verklaar, dat de republikeinen met een ten volle gerust hart ons voorstel kunnen aannemen. Gy hebt het spook der reactie opgeroepen en dikwtyla geno-g gezegd, dat daarin het gevaar schuilt. Er zit ook een les iner moet een eind komen aan de zaak. „De revisie was reeds «p hst juridisch ter rein overgebracht, toen ik aan de regeeriog kwam. Wy hebben alles gedaan om haar daar te houden. Wy hebben een bewjjs gegeven van onzen eerbied voor de justitie door aan haar mede te deelen het geheinw ossier. "Wy zyn dus noch medeplichtigen, noch aupes van de tegenstanders der revisie. Maar op het oogenblik is de toeatand veranderd. Er 13 twyfel gerezen in de openbare meening. Ueo kan vreeztn, dat het oefinitief vonnis niet voldoende gezag zou hebben om zonder tegen spraak aangenomen te worden. En voor het vonnis moet een iegelyk zich buigen, zal de zaak beslist een einde nemen. Het vonnis moet zoo zgn dat het maar twee soorten van hartstocht kan opwekken, den hartstocht der waanziDAigen en dien der oproerigen, (Toejuichingen). „Üe enquêteurs verklareD, dat het stra-s* rumoer doordringt tot het praetorium, dat de gemoederen der rechters niet vry zgn gebleven van de hartstochten van buiten. „Hoe zou de Kamer van Strafzaken het land kunnen overtuigen, wanneer zg niet eens beide andere Kamera kan overtuig-n." De heer Dupuy ontkent, dat bet voorstel een gelegenheidswet zou zyn, of van revo lutionairen of dictatorialen aard. Het is een zeer bgzondere zaak, de zaak-Dreyfus, die by ons tot nog toe onbekende verdenkiogen wekte, die tot de anarchie deed afdal n mannen, bekend om de kracht en de verhevenheid van hun geest, die tegenover elkander heeft gesteld twee evenzeer geheiligoe zaken, het leger ei de justitie. De Kamer zal het voorstel aan nemen als zjj met ons van oordeel is dat het de kalmte kan doen wederkeeren in de ge moederen. Door een eind te maken aan de zaak Dreyfus zullen wy het land een dienat hebben bewezen". De afgevaardigde Camille Pelletan protesteert tegen de taal van don heer Dupuy. Hy gaat vluchtig de resultaten van de zaak na en beschuldigt den minister van justitie, dat b(j is aangekomen met redenen van niets in plaats van met beginselen. Hy vervolgt: „De minister president Dupuy zal bewyzen de woorden der Fransche tribune onwaardig, dat voor een bgzondere zaak een byzond^re rechtspraak noodzakeiyk is. „Men wendt zich tot de republikeinen. Zy moesten wel ontaard zyn, als zy vergaten, dat hun party de geheele eeuw heeft geworsteld voor het recht." Spreker toont aan, dat het voorstel een verwarring van machten is. „De Regeering verschuilt zich achter de openbare meening. Die maakt men zooals men haar hebben wil maar de openbare meening kan nooit een schending van het recht en de gerechtigheid goedmaken." De heer Pelletan laakt de spionneering, waaraan de Strafkamer onderworpen is ge weest: „De Kamer stond onder de hooge be waking der politie en nog meer afkeer wekt de bespieding van de Kamer door leden van het Hof van Cassatie." De heer Pelletan eindigt met den uitroep'. „De nieuwe rechters kunnen geen rechters zyn, want men schryft hun hun gedragsiyo voor. Als het voorstel wordt aangenomen, zal er geen repubiikeinsche party meer in Frankrgk zyn." De stemming. Met 826 tegen 206 stemmen besluit és Kamer over te gaan tot de artikelsgewijs behandeling. (Toejuichingen op schier alle banken). De afgevaardigde Paul (Flrmin Faurs bestrijdt het eenige artikel van bet ontwerp, dat volgens hem een belemmering zal zyn vau de reviaiezaken, die langs den gewonen weg

Historische Kranten, Erfgoed Leiden en Omstreken

Leidsch Dagblad | 1899 | | pagina 2