VoermanHenschel,
fëourant wordt dagelijks, met uitzondering
van fpn° en feestdagen, uitgegeven.
l)lt uommer bestaat uit TWEE
Bladen.
Leiden, 8 Februari.
N°. 11952
Donderdag: O Februari.
A°. 1899
LEIDSCH
DAGBLAD.
PEJUS DKZiKR COUBAIJTi
Toor Leiden per 8 maanden. 4 t f l.lÖk
Franco per poet 1.40.
Afzonderlijke Nommers 0.06.
PEJJS DEEL ADVEBTErmÊH t
VaD 1 6 regels f 1.06. iedere regel meer 0.171. - G-rootere
lettere naar plaatsruimte - Voor het Incaaseeren tui ten de stad
wordt f 0.06 berekend
Eerste Blad.
KONINKLIJKE VEREERIGINÖ
Het Nederlandsch Tooneel.
MAANDAG 13 Februari:
Toooeelspel in vijf bedrijven,
uit het Duitsch van Gerhart Hauptmaym,
vertaald door Taco E. Be Beer
De voorstelling zal plaats hebben in den
Leidschen Schouwburg.
Loges en Baignoires f 1. Parterre 50 Cts.
Galery 26 Cts.
Plaatsbespreking aan ons Bureel voor
Loge, Baignoire en Parterre 10 Cta. en voor
de Qalerjj 5 Cts. extra.
Abonnés binnen en buiten Leiden kun
nen van heden tot Donderdag middag klokslag
vier uren vooraf schriftelijk of per telephoon
plaatsen bespreken tegen vergoeding van 20 Cts.
bespreekgeld per plaatsonder voorwaarde,
dat de genomen plaatsen in den loop van
Vrijdag of Zaterdag op het daarvoor bestemde
en in ons nommer van Donderdag
avond afgedrukt wordende Bewijs worden
Afgehaald en betaald.
omciëele Kennlsgevlngeii.
BnrRomeeater en Wethouder» vau Loiden,
Gezien art. 8, late alinea der Hinderwet;
Brengen bij deze ter algemeene kennie, dat door
hen op h-.-den vergunning ie verleend aan J. VAN
DER TAB en reohtverkrygendon, tot het plaatsen
van en in-werking-utdlen van een gasmotor venltyj
pa&rdekraoht in het peroeel Volmolengraoht No. 7,
Burgemeester en Wethouders voornoemd,
Leidon, F. WAS, Burgemeester.
6 Febr. 1899. VAN HEYBT, Secretaris.
Hedennamiddag trad op in het groot-audito
rium van hot academiegebouw de rector-
magnifleus, prof. dr. P. J. Cosyn, om er den
824steo verjaardag der universiteit te horden
ken met een feestrede.
Al stemmen we in, zoo ongeveer begon
8pr., met de verzekering van Goel, den hoog-
gevierden stylist, dat den aanhef van een
betoog te vinden moeilijk een arbeid is, toch
is het voor heden eon uitzondering. Immers
een welkom moet het zijn en het onderwerp
i8 ook spoedig gevonden. Over Angel-Saksische
poëzie zou ihij spreken.
En op 8-Februari, den academischen rustdag,
past wel' Wat poëzie.
Maar oVer poëzie te sproken is nog geen
poëzie, maar wat aanhalingen zullen het meest
dorre proza verheffen en sieren. Citaten dus?
Plagiaat bedrijven, zooals een onbarmhartig
criticus het noemde?
Maar zijn niet de meest illustre schrijvers
aartsplagiatoren geweest?
En nog sterker, vervolgde spr., wilt gy een
voorbesld niet van een letterdief, maar van
een echten dief, die toch vroom en vroed was
als de beBte, en zelfs den eerenaam van D e
Groote werd waardig gekeurd, dan noem
ik u Keizer Karei, van wien in de Elegast to
lozen staat, dat hy eenmaal in zijn leven
heuech uit stelen ging, nog wel op allerhoogst
bes 1 l Maar of dat juist op 8 Februari ge
schiedde? Ziet, dat meldt de kroniekschrij
ver niet.
De red« van den hoogleeraar zou enkele
litteraire en daarmee verwante vraagstukken
aanroeren en by verschil van meening zou hy
kleur bekennen.
Hier en daar een greep. Maar zoo beslist
mogelijk zou zijn oordeel zyn en by scherp
party kiezen, namen verzwijgen uit grooten
eerbied voor een harer eminentste woordvoer
ders, wieus schoenriem, zeide spr., ik niet
waardig ben te ontbinden.
Allereerst dan werd gesproken over het
zonderlinge gedicht van den zanger Widslth,
d. i. Yèr-tocht genaamd. Immers van geschie
denis hebben wy uit de dagen van de vestiging
der Juten en Augelen en Saxen in Britanië
niets.
Hulden bezingen, vereeuwigen lag voor de
hand. Daarvoor is de Widsïth een goudmyo.
HU heeft overal gereisd, is overal geweest,
bij weet alles, betrouwbaar is hy als een
Kretenzer van den ouden stempel, of liever,
hy liegt niet, noch loog ooit, want hy heeft
nooit bestaan.
En toch vertelt hy van alles en van overal.
Zeker, hy weet als een, die verre reizen doet,
veel te vertellen, maar weet hy het alleen,
of het eerst?
Waarom moet de Wfdstth ouder zyn dan
do Beowulf? Omdat Wïdstth van Beowulf
zwygt? Maar spr. meent, dat W., waar hy
van sommigen zwygt en van anderen spreekt,
die toch by elkander behooren, dat met opzet
deed en waar argumenten van anderen aard
ontbreken, houdt hy de Beowulf voor ouder.
Dat wat de literatuur betreft. Poëzie, in
zuiver Heidenschen vorm is ze nergens te
vinden. Engeland was al vroeg gekerstend.
Spr. deelde de schoone anekdote mede van Beda.
Men zegt, dat op zekeren dag Gregorius
op de markt van Rome knapen opmerkte, die
te koop werden aangeboden. Getroffen door
de blankheid hunner huid, hun schoon haar,
hun bevallig uiteriyk, vroeg hy van welk land
zy kwamen
„Van Britaniè," was het antwoord, ,waar
de lieden er zoo uitzien."
En Gregorius zuchtte diep omdat de Vorst
der duisternis over zulke schoone menschen
heerschte. „Hoe dat Heidensche volk wel
heette." „Angli (Engeischen)."
„Zeer juist", merkte Gregorius op, „want
ze hebben het voorkomen van angeli (engeleD)
en dezulken behooren in de hemelen erfge
namen der engelen te zyn.
De naam der landstreek Deira werd door
den in woordspelingen onuitputteiyken kerk
vorst treffend door de ira verklaard. Aan
Godes toorn zouden ze worden ontrukt en
tot de eeuwige barmhartigheid Christi ge
roepen. Nu nog de naam des Koningal Aellï.
En ook hierop zinspelende, riep de groote
man uit: „Alleluia, de lof des Scheppers be
hoort aldaar gezongen te worden."
En zoo is geschied. Spr. meent dat de naam
in den vóórchristelyken tyd, d. 1. in den
umlauteloozen vorm, moet wordenjovergebracht,
A1U; dan is Alleluia gerechtvaardigd.
Het wonder der bekeering van de Engeischen
was geschiedt
Toch, terwyi men veel zuiver geesteiyke
gedichten uit dien tyd zou verwachten, zyn
't meest wereldscbe gedichteo, maar waarin
de invloed van het Christendom onmiskenbaar
is. De Heidensche stof is in oen Christeiyken
vorm gegoten en de diohter legt zyn eigen
geloof in den mond zyner heidensche helden.
De Beowulf strekt hiervoor ten bewijze. De
populariteit van hot heldendicht is te vloden
onder hen, die hun kindoren zoo noemdoD,
niet onder de geesteiyke hoeren zeiven. Eq de
zoo te noemen Christelyke passages zyn
doornen in hot oog der Hoogere critiek. De
tekst ia volgens hen bedorven.
Die critiek berustte naar spr.'s meening op
zuiver individueele opvatting en onderstellingen.
En als zeer moderne echryvers zelfs grove
flaters maken, mogon wo de oude ons dan
als vlekkeloos voorstellen? Spr. wees op een
gedeelte van het Walther-fragment.
Over de geostelyke poëzie gaf spr. met
een enkel voorbeeld aan, hoe deze ons een
samonsmelting doet aanschouwen van het
Christelyke en Germaansche element.
In de lyrische poëzie missen wy het ge
moed, den inDigen toon, die opryst uit do
bronwel des gevoels. Er is iets kils in de
kerkeiyko poëzie.
Veel licflyker zyn de kleine lyrische stukken
van wereldschen inhoud. Somber is de toon,
geheel in overeenstemming met de onrust
der tyden.
De lyriek verloochent haar oorsprong
nergens, haar styi is episch, haar metrum
episch, een strophische vorm ontbreekt. Arm
8Chynbaar by onzen rykdom is ze. Maar de
moderne Croesus is hier de miodere-verreweg.
Vergeiyk maar eens Tollens' „O ferwintering"
of Teujers pFrithiof-Saga" met een Oud-
germaan8ch gedicht, waarmee oen geoefend
declamator een overweldigenden indruk kan
maken t Een declamator zeg ik, vervolgde spr.,
mag ik zeggen een zanger?
En zoo komt spr. als vanzelf op zingeD,
en vertelde wat Beda verhaalt van het wonder
dat mot Caedmon plaats greep, die op eenmaal
in verzen, die hy nooit gehoord had, den
Schepper begon te loven? En, meent spr.,
al zeggen sommigen dat alleen mopjes werden
gezongeD, maar die geestolyke liederen niet,
£>f de tafelliederen werden gezongen, maar
die geesteiyko liederen niet, of de tafelliederen
werden gezongen en ook Caedmons verzen
of geen van beide.
Wil men met Rameau zeggen dat men
alles op muziek kan brengen, zelfs een
Holland8Che courant, dan, zeide spr., zeker,
zeker, waarom ook niet Rameau's geboorte
akte? dus ook een Oud-germaansch vers?
maar dan vermoorden wy het metrum. Doch
kon er voorheen geen vryere rythmus bestaan
hebben, waarvan wy geen slecht begrip meer
hebben? Daarop antwoordt spr. rondweg:
Credo quamvis absurdam auribus nostris.
En alleen het strophische bezwaar laat hy
gelden.
Na over Singen und Sagen gesproken te
hebben, nog een enkel woord over de beeld
spraak. Wat is ze uitgebreid l En met haar
die nooit haast maakt, is in harmonie de
verhaaltrant, waar byv. spr. herinnerde aan
't oogenblik als Beowulf in gevaar is en
Wiglaf zyn heer helpen zal, maar na ruim
zestig regels eerst werkeiyk helpt.
Zoo is 't gedurig by den dichter. Hy leidt
telkens af door byzaken, heeft oog voor allerlei
byzonderheden, hy is altyd moraliaeerend.
Vormen worden in acht genomen, onbetame-
lykheden vermeden, by drinkgelagen gaat het
steeds betameiyk toe, droDkon beteekent:
gemonteerd, door wyn opgewekt. Nu dat
weten we wel anders. Maar de Angelsaksers
hadden 't misschien in do gevolgen der
dronkenschap niet zooverre gebracht als de
oude Dithmarscher8, die, als ze bruiloft gingen
houden, nooit verzuimden hun doodshemd op
weg mee te nemen.
Ook de kerkeiyke poëzie verloochent nergens
den krygshaftigen aard van den Germaan.
Zoo wordt o.m. Abraham's veldtocht tot
bevryding van Loth en de zynen een echt
Oud-germaanschen veldslag. Spr. haalt daarvan
meerdere voorbeelden aan.
Gelukkig, zoo vervolgde spr., is do Engelsche
philoloof met zyn letterkunde, die reeds op het
laatst der 7de eeuw aanvangt, dus vroeger
dan eenigo Germaansche. En wö wat ouda
rest ons? Overal zang - en by ons? Van de
Friezen is gezegd: Frlala ratiocinatur, non
cantat; maar ze hebben althans één dichter
naam wy niets??. Toch moet er een Oud-
nedorlandsche letterkunde bestaan hebben.
Daarvoor pleit een vormbepaling omtrent
het metrum, maar de inhoud biyft ons ver
borgen. Maarwy gaan voort en biy ven
zoeken. Maar hora fugitl de tyd verstrykt,
alles vloeit. Er is geen stilstand. Alles wisselt
en verandert omdat wy veranderen. Daar zyn
echter onveranderlyke raadselen des harten,
aio altoos en allen tot zooten troost strekkon.
Onze heilige liefde voor het Vaderland, onze
piëteit voor het geliefde Oranjehuis, onze
warme hartklop voor onze Alma Mater I
Ouden gaan, jongen komen. Het machtige
wapen van onzen tyd is het woord, het
woord dat doodt waar het zwaard slechts
wondt. Mogen de woorden der jongeren
(studenten) steeds de uitdrukking zyn van
hoog idealistische gezindheid, die uwe daden
bestuurt.
Heil het Vaderland 1 Leve de Koningin
Groeie en bloeie Neerlands eerste Universiteit
tot in alle eeuwen I
Meermalen werd de rede, waariQ het nier
aan humor ontbrak, door teekenen van by val
onderbroken.
Het groot-auditorium was geheel gevuld
en de tribune, waar nu wegens het overlyden
van den oud-hoogleeraar Fruiu de academische
kapel ontbrak, was mede door belangstellen
den, o. w. veel dames, ingenomen.
Wegens hetzelfde sterfgeval heeft de
Academische Senaat ook besloten de gebrul-
keiyke serenade van het Studentencorps, welke
aan de hedenavond ia het hotel Verhaaff den
ten gezameniyken maaltyd vereenigden hoog
leeraren zou gebracht worden, niet aan te
nemen.
De studenten-ryjooi van het eerste jaar, in
den middag, waarin o. a. voorgesteld weru
een bezoek van Keizer Wilhelm II (na zyn
bezoek aan het Heilige Land) ook aan de
Leidsche Universiteits-stad, trof het wegens
den regen niet erg. Toch was er veel volk
op de been.
Van de openbare en oenlge particulierego-
bouwen was de driekleur ontplooid.
Zaterdag overleed te dezer stede na oen
langdurig lyden, op 62-jarigen ieeftyd, de heer
Philippu8 Van der Heyden Azn., die gedurende
een lange reeks van jaren met eere het ambt
van diaken by de Ned. Herv. Gemeente alhier
bekleedde.
Hedenmorgen te elf uren werd zyn stoffeiyk
overschot op de begraafplaats aan do Marepoort
ter aarde besteld, welke droeve plechtigheid
een groote schare van belangstellenden by-
woonde.
De baar, waarop de kist met het stoffeiyk
overschot was geplaatst, werd op de begraaf
plaats gedragen door ambtsbroeders van den
overledene en gevolgd door zyn naaste betrek
kingen, leden van den kerkeraad en enkele
predikanten der Ned.-Herv. Gemeente alhier.
Nadat de kist ia de groeve was neergelaten,
trad de heer P. J. Muloer uit den breeden
kring van omstanders naar voren, om namens
het college van diakenen woorden van waar
deering te wyden aan de nagedachtenis van
broeder Van der Heyden, voor wien het in
den aanstaanden zomer vyf en twintig jaren
geleden zou zyn, dat hy als armverzorger
optrad. Van hem zeide spr., kan worden
gezegd, dat hy gewerkt heeft, zoolang het
dag was. Zyn moeiiyk ambt vervulde hy op
uitnemende wyze. Zy, die by hem kwamen
om hulp, wenen door hem met liefde ont
vangen, en waar het noodig was, wist hy
ook terecht te wyzen.
In aanmerking nemende het lyden, dat hy
in den laatsten tyd zyns levens meermalen
had te doorstaan, moest men hem bewon
deren over do wyze, waarop hy zyn werk
behartigde. Gaarne was hy bezig in den dienst
van zynen Heer. Spreker richtte ten slotte
een woord van troost tot de kinderen van
den overledene, die in hem zulk een zorg-
vollen vader hebben verloren, een vader, die
hun den weg wees tot den Heer. Hy eindigde
zyn toespraak met den ontslapene toe te
roepen: Rust zacht, wy hopen u weder te
zien l
Vervolgens werd het woord gevoerd door
ds. G. J. De Hoest, die er op wees, dat het
stoffelyk overschot van een man is ten grave
gebracht, wiens gemis in zyn gezin diep zal
worden gevoeld en die in veler hart een
ledige plaats achterlaat. Spr. prees hem als
een sieraad van den kerkeraad der Ned.-Herv.
gemeente alhier en herdacht hem tevens als
vriend. Den korten tyd, dat spr. in oe gelegen
heid was geweest, hem in zyn gezin gade
te slaan, had hy hem leeren kennen als een
liefhebbend echtgenoot en een zorgvol vader.
Als dienaar des Woords had spr. echter
nog eon andere taak. Hy herinnerde aan het
woord van den levenden en levengevenden
Heiland: „Heb Ik u niet gezegd, dat, zoo gy
gelooft, gy de heeriykheid Gods zieD zult?"
Welnu, dit woord is, zeide spr., ook vervuld
in het ïydend leven van onzen ontslapen
vriend. Er i3 alle grond en vertrouwen, dat
zyn geloof in aanschouwen is verwisseld en
hy de heerlijkheid Gods ziet in een van des
Vaders woningen, hem bereid.
Na een woord van troost tot do nagelaten
betrekkingen, riep spr. den overledene toe:
Rust in vrede, tot ook over dit kerkhof de
stem van den levenwekkenden Heiland van
Bethanië ruischt en gy zult opstaan tot
heeriykheid. Met een woord van ernstig ver
maan tot de omstanders besloot spr. zyn
treffen :e rede.
Nadat door familieleden bloemen op de kist
waren gestrooid en een zoon van den over
ledene bedankt hal voor do eer, zyn hoog-
geachten vader bewezen, verlieten allen onder
den indruk der plechtigheid de begraafplaats.
Wy hebben reeds meermalen in de
Stadszaal en by andere gelegenheden personen
gezien, die zich verbazend snel van kleederon
konden verwisselen, maar iemand als Angeloti,
die gisteravond datzelfde kunstje in den
Schouwburg vertoonde, zagen wy nog niet.
Wat h y op dat gebied vertoonde, grenst aan
het ongeloofiyke, terwyl hy bovendien als
tooneelspelor het publiek, dat niet talryk
was opgekomen, aangenaam wist bezig te
houden.
Hy acteerde in eenige Duitsche stukken,
in één zelfs in acht verschillende dames- en
heerenrollen, zóódanig, dat het moeiiyk was
zich te verbeelden, dat men telkens denzelfden
persoon voor zich zag. Ook in het „interna
tionaal concert", waarin hy als dirigent der
in bet orkest gezeten dames-kapel (versterkt
met twee heeren) eenige der meest bekende
componisten voorstelde, was hy heel aardig.
Het ontbrak hem dan ook niet aan herhaalde
teekenen van byval, waarin insgelyks deelde
gezegde kapel, welke verdi^natelyk de pauzen
aanvulde.
Het tot afwisseling in het Nederlandsch
gegeven éénbedryvige biyspel „De gruwel
daden van Fieberman" werd door een drietal
personen op bevredigende wyze gespeeld.
Vooral de heer Jean Cbarlier was als Fieberman
heel vermakeiyk.
Den 31sten Maart a. s. zal de verorde
ning „tot aanwyzing van een plaats, waar
klopperyen van tapyten kunnen worden opge
richt zonder voorafgaande vergunning van
het gemeentebestuur", ophouden te golden.
Deze verordening i3 destyds door den Raad
vastgesteld krachtons de haar by de hinder
wet toegekende bevoegdheid, om b(J plaatso
lyko verordening een tepaalde plaats der
gemeente aan te wyzen voor het oprichten^
hebben of gebruiken van een der in de hinder
wet genoemde inrichtingen, met verbod om
elders in de gemeente het bedryf of die
bedreven uit te oefenen.
Betten liging ran de regeling, in die eer-
or lening vervat, komt ook thans nog aan
B. en Ws. wenscheljjk voor.
Zy geven den Raad daarom in overweging
tot de vaststelling oer verordening opnieuw
over te ga<*n, wier inhoa?, behou dens e-.-nigo
redactiewyzigingeo, geheel met oien- er thans
nog geldende verordening overeenstemt.
De officier van gez. der lste klasse 0.
Pino, gedetacheerd te Leiden, worat met 1
Maart a. s. op non activiteit gesteld.
De bronzen medaille voor 12 jaren eer
lijken en trouwen dienst, m=t daaroy be-
hoore id brevet en lint, is toegekend aan den
korporaal der mariniers J. F. Prinse, ge
detacheerd by de Kweekschool voor Zeevaart
alhier.
De mail van West Indiè, aangebracht te
H&vre per stoomboot „Prins Willem IV,"
wordt hedenavond alhi-r verwacht.
De minist r van oorlog heeft bepaald,
dat ty de vesting artUloti-, ty de in Miart
a. 8. plaats hebbende ind eling der ingelyfoen
voor oe militie te land dor lichting 1899, by
voorkeur moet-n worden ingedeeld die man-
schappen, welke herkomstig zyn uit gemeen-
teD, waar de schutiery geheel of gedeelt-iyk
voor den dienst der vesting artillerie i estemd
is, of die thuis behooren in vestingen, in
kustplaatsen of in gemeenten, waarin of in
welker nabyheil verdedigingswerken zyn
gelegen.
De adelborst der lste klasse by ds
KoDinklyke Nederlandscho Marine reserve P.
Van Huizen wor t met 16 Februari a. s.,
wegens het ein igen van zyn oeftnlng6tyd,
van zyn plaatsing aan boord van Hr. Ms,
pant8erschjp „Evertsen" ODtheven.
De lste luit. J. D. Schaap, van het 4de
reg. vest.art. te Helder, ia overgeplaatst by
het corps pantserfort artillerie te IJ muiden;
de lste luit. R Van Paotbaleon baron Van
Eek, van den staf der geniete Haarlem, wordt
1 Maart overgeplaatst by het corps genie
troepen te Utrecht; de 2de luit. kwurtm.
ML A. Teune, van het 3de reg. inf. te Bergen-
op-Zoom, wordt 1 April overgeplaatst by het
2de reg. inf. en gedetacheerd by het lste reg.
huzaren te Zutfon.
Ia de jongste vergadering van den Raad
der gemeente Ouder-Amstel nam de heer
J. G. Kruimel als burgemeester afscheid van
de raadsleden en gemeente-ambtenaren. In
een treffende toespraak wees ZEd. er op, dat
hy in zyn 37 jarige ambtsvervulling niet anders
dan het werkeiyk belang der gemeente had
beoogd, boswel zyn plannen en vooratellen
maar al te dikwyls werden miskend, zoo zelfs,
dat by niet heeft kunnen doen w^t gewenscht
was.
De heer Heemsbergen, wethouder, richtte
tot den burgemeester een woord van afscheid.
Het stoomschip „Lombok", vau Batavia
naar Amsterdam, vertrok 6 Febr. van Genua;
de „Oongaran" arriveerde 6 Febr. van Rotter
dam te Padang; de „Soembing", van Batavia
naar Rotterdam, passeerde 7 Febr. Bovezier;
de „Edam" vertrok 7 Februari van Niouw-
York naar Rotterdam; de „Madura," van Ba
tavia naar Amsterdam, passeerde 7 Febr,
Gibraltar; de „Prins Alexander," van Amster
dam naar Batavia, arriveerde 7 Februari te
Port-Said; de „Prins Willem IV" arriveerde
7 Febr. van West Indiè te Havre.
Rynsburg. In het jaar 1898 zyn in deze
gemeente 74 vaccinatièn verricht, waarvaa
3 aan kinderen van 1 tot 3 jaar, 61 aan
kinderen van 3 tot 6 jaar en 11 aan kinderen
va i) tot 12 jaar.
IJlt de „StaaUcoarftnL"
Kon. besluite d. Benoemd tot burgemeester
van Meeden en van Muntendam, K. Venema,
secretaris dier gomeenton; van Biervliet en van
Uzendijke, Ch. De Vos; van Waterland kerkje,
J. A. Bekaar, secretaris dier gemeenten; van
Niewolda, H. Waalkons; van Heerewaarden, G.
Van Eyseren; van Domburg, E. L. baron Van
Hardenbroelc; van Osaendrocht, J. F. Theuns;
van Bergschenboek en van Hille^ersberg, G. J.
Le Fèvre de Montigny, secretaris dier gemeenten;
van Waarde, J. Vereoke; van Dongen, P. Van
Gastel; van Ubbergen, jhr. J. IJ. G. G. Dommer
van Poldersveldt, en van Schimmert, P. Eyssen,
secretaris dier gemeente.
Benoemd tot rescrvc-tweeden-luitenant bij hot
wapen der infanterie en wel bij het 4de regiment,
de vaandrig E. Van Kammen, van genoemd corps.
Aan den reserve-officier van gezondheid der
2de klasse A. W. Verhoyden, gerekend van '27 Fobr.
1899, een eervol ontslag verleend uit zijn betrok
king tot de landmacht; met ingang van 15 April
1899, aan J. Witkop van Roijen, op zijn verzoek,
eervol ontslag verleend als burgemeester der ge
meente Kantens; aan rnr. C. Croockewit, op zyn
verzoek, eervol ontslag verleend als lid en voor
zitter van bet college van regenten over het huis
vaD bewaring te Helder, ondor dankbetuiging voor
de daarin bewezen diensteé.