N». 11948
Zaterdag 4 Februari.
A°. 1899
i§eze (gourant wordt dagelijks, met uitzondering
van fon- en feestdagen, uitgegeven.
Feuilleton.
De bloem van bet woud.
LEIDSCH
DAGBLAD.
PBJJS DEZER COUBATiT»
Voor Lelden per B maanden.
Franco per poet
Afzonderlpke Nommors
1.10.
1.40.
0.05,
PBJJS DER ADVEBTENTUÊH s
Van 1-6 regels f 1.06. Iedere regej meer f 0.17- Groclero
letters naar plaatsruimte - Voor het incasseer en buiten de stad
wordt f 0.05 berekend
oriicïëelo Keunlsg,eying,on«
NOTIFICATIE.
De Gedoputeerde Staten der provincie Znid Holland,
Gelet op art. 102, alinea 2, der Wet van den 7den
goptember 1890 (Staatsblad No. 164);
Noodigen do innonera der provinoie Znid-Holland,
die ildera ia 'e Rij ka directe belaaiingen zijn aange-
elagen, nit, om dasrvan vóór den 15den Maart 1899
aan hun College te doen blijken, door overlegging
van het aanslagbiljet of van een uittrek8el uit de
kohieren dc-r Rijka dirocto belastingen, ten oinde
daarop worde gelet bij het opmaken der 1 (j s t van
de boogetaangealagenon, verkiesbaar tot
Afgevaardigden ter Eerste Kamer van de Staten-
Generaal.
De aanslagbiljetten of nittrekseli nit do kohieren
moeten, w&t de grondbelasting aangaat, deu dienst
1899 betreffen.
Do bedoelde etukken behoort n door belangheb
benden te worden ingezonden aan het lokaal van
het Provinciaal Bestuur van Znid-Holland, met
opgave van:
1°. den naam, de voornamen en do woonplaats
van en aangeslagene;
2°. de gemeente en de dagteekening zijner ge
boorte; en
3°. bijaldien hg bnitenelands ia geboren, of, en
«oo Ja, wa.rom hg a's Nederlander ie te beEohouwen,
met vermelding van de dagtoekeLiog zijner natura
lisatie, indien deze moebt hebben plaata gehad.
'a-Qravenhage. den 23sien Januari 1899.
De Gedeputeerde 8 aten voornooa d,
FOCK, Voorzitter.
F. TAVENUAAT, Grifhor.
De Burgemeester der gemeente LeideB,
Ontvangen hebbeDdo den ataat No. 76, aanwijzende
de uitkomsten dor meting ene hatting van gebouwde
en ungobouwde eigendommen, bedoeld bij d artt.
16 en 23 er Wet van den 26steu Mei 1870 (Staats
blad No. 82) betrekkelijk de grondbelasting;
brengt ter kennis van belanghebbenden, dat die
opgave gedurende dsrtig dagen ter Secretaiio dezer
g-meen'e is nedergelegd.
Leiden, De Burgemeester voornoemd,
2 Febr. 1899. F. WA8.
Leiden, 3 Februari.
- In da groote zaal van het wfikgebouw
„Püiel", aan de Miioelstegracbt alhier, werd
gisteravond de derde wintero\jeenkom8t ge
houden vanwege de Christelijke Jongelings-
Tereniging #Uw Bewaarder zal niet sluimeren"
(afdeeling van het Nederlandsch Jongelings
verbond). Als spreker daarin trad op onze
hooggeachte stadgenoot prof. dr. J. H. Gunning,
met het onderwerp: „Reisherinneringen uit
Italië.
Na opening der bijeenkomst met gebed en
na er een wijle by te hebben stilgestaan hoe
aangenaam het is in vreemde landen te reizen,
waarbij men o. m. den onuitputtelyken rijkdom
des lerens leert kennen, en ervaart, dat het
menschcom inderdaad één is, bepaalde spr.
onze aandacht meer in het bijzonder bij het
schoone Italië, dat bij meermalen mocht
bezoekon en waar by ook. in don nazomer
van het vorige jaar eenigen tyd doorbracht.
Zijn hooggeleerde vertoefde met ons in den
geest bi) bezienswaardigheden te Florence,
Rome, Venetië, Napels en Pompeji en kwam
daarna tot de eigenlijke kern van zyn onder
werp: Ravenna; eenmaal een keizerlijke
residentie, reeds vroeg een bisschopszetel.
In een krachtige, gespierde rede, of neeD,
een rede was het eigenlijk niet, in een
causerie, gekruid door aardige opmerkingen,
welke ons tevens een blik deden slaan in
sprekers aard of karakter, vertelde by hoe hy
in dat oude, stille Ravenna, weleer een zee
haven en thans van groot belang voor de
kunstgeschiedenis, met zyn voorkomende in
woners, velen bistorischen monumenten den
tol zyner diep-eerbieöige bewondering had be
taald, daarby vooral den overging van den
ouden tot den nieuweren tyd sch rp doende
uitkomen en ons verplaatsende in het gewichtige
historische tydperk van de vierde tot de
zevende eeuw na Christus' geboorte.
Eerstens gaf de eerbiedwaardige spreker,
met wien in den geest te reizen reeds een
voorrecht is, een historisch overzicht. Van
uit der tyden nacht werd de belangryke ge
schiedenis van het oude, verweerde Ravenna
opgehaald. In een indrukwekkende ry van
zware heldengestalten trokken Theouosius
Odoacer, Theodorik, de Dietrich von Bern
der Germaansche sage, ons geestesoog voorby
daar tusschen In de verwyf-Je afstammelingen
der Caesaren, Honorius en Romulus Augustu-
lus, en de fiere gestalte van Honorius' bevel
hebber Stilicho. Met forsche, breede trekken
werden ons geteekend de stryi met Alarik,
den West-Gothen heer, en die tusschen Arius
en Athanasius, of Christus één van wezen
met den Vader dan wel geiyk van wezen zou
geweest zyn; een stryd, volgens spr. geen
dogma, maar inhoudende de gansche realiteit
van het leven.
Vervolgens tooverde prof. Gunning zyn aan
dachtig auditorium voor oogen de overulyfselen
van den belangwekkenden tyd, dien hy be
handeld had. In breede taal verrezen de
prachtige mozaïeken, welke nog schitteren,
tot verbazing der beschouwers, daar, in die
kerken; schitteren met onverouderde, ja met
jeugdige pracht en praal. De grafkapel van
prinses Galla Placidia, Honorius' zuster, ver
schillende kerkgebouwen (o. a. do Sant' Apol-
linare in Classe), het baptisterium werden ons
beschreven, duideiyk en nauwkeurig, als vóór
ons staande; interessante, tot verlangen naar
méér prikkelende byzonderheden ons meege
deeld, zoo o. dat nog menig bewys van
niet-Christelyke legenden aangetroffen wordt
in de eerste Christelijke kunst (de stroomgod,
die op oen mozaïek, den doop des Heeren
Christue in de rivier de Jordaan in beelJ
brengende, ter halveriyve uit den vloed komt
opgedoken; de herten, de hygende, vermoeide,
afgejaagde herten uit den 42sten Psalm, die
door Dionysische wingerdranken naar het
water des levens snellen; de Goede Htrder,
in de scboone, onberispelijke gestalte van een
Apollo, wien enkel de lier ontbreekt).
Daarna vertolkte spr. ons nog de impressie,
die de grafkapel van den grooten Dante
Allighieri, den dichter van de „Divina Com
media," tot wien spr. zich altyd met groote
kracht heeft aangetrokken gevoeld, op hem
gemaakt heeft; den indruk op hem, die daar
blootshoofds stond, daar, op die plek, waar
zoovele mannen van beteekenis stonden vóór
hem, den eenvoudigen reiziger uit het kleine,
verre land, en wees hy er op, dat men, om
zich aan Dante verwant te gevoelen, niet
het schitterend genie van een Byron behoeft
te hebben, daar Dante de vertolker is van
het eeuwig menschelyke en hy geuit heeft
in zyn gedichten wat de liefde hem dicteerde.
Met gespannen aandacht volgden allen ckn
betrouwbaren, geloofwaardigen gids tot aan
zyn vertrek uit Ravenna, na een eer.Udig
verblyf met hem en zyn reisgezel in een van
de kerken dier grijze stad, en niemand be
klaagde het zich, nadat de byeenkomst met
dankgebed was gesloten, zich voor een wyie
aan zyn hoede te hebben toevertrouwd.
Eén vraag, een ernsti.e vraag, zal echter
menigeen met ons zeer zeker in „Pniêl" op
de lippen gekomen ziin; d6ze vraag nameiyk
„Waar zyn de jongelingen, de leden der
vereenlgiüg, voor welke prof. Gunning zoo
vriendelyk is hier op te treden?"
Zaterdag 4 Febr. zal prof. dr. D. E.
Siegenbeek van Heukelom in een vergadering
vanwege de afdeeling Leiden van den Bond
vanNederland8che Onderwyzerssprekon over:
„De lotgevallen van het stof in hetmensche
lyk lichaam."
Voor vrywilllge dienstneming by Hr. Ms.
zeemacht meldden zich in de afgeloopen
maand Januari by de verschillende kantoren
van aanneming der marine aan: 65 jongens
beneden den leeftyd van 16 jaren, waarvan
er 46 werden afgekeurd en 19 geplaatst by
de Kweekschool voor Zeevaart alhier.
De voorletters van den heer Dee in het
berichtje van gisteren, waarin wy mededeelden
dat hy den lsten April a. s. zijn 25 jarig
jubilé als pedel van de Leidsche universiteit
zal herdenken, waren niet goed. Ze zyn niet
C. H., maar F. A.
De heer Henri M. Dekking, van Rotter
dam, had het genoegen gisteravond in de
Stadszaal alhier op te treden voor een zeer
groot gedeelte der houders van bewyzen tot
de Volksbyeenkomsten.
De geachte spreker wist zyn toehoorders vóór
de pauze te boeien door iets voor te dragen
uit en over Coppóe's drama „Severo Torelli",
een diama, dat speelt i - het laatst der 15de
eeuw in de Italiaansche stad Pisa, welko
stad reeds veel jaren beheerscht werd door
het machtige Florence, welks landvoogd, de
hertog van Spinola, een bloeddorstig bestuur
over Pisa handhaafde; Severo Torelli is de
naam van den hoofdpersoon in genoemd drama.
Na de pauze kregen de bezoekers gelegen
heid hun inspanning nu en dan af te wisselen
door eens hartelijk te lachen; niet het minst
was dit het geval met de voordracht „Aleid"
(uit een onvoltooid blijspel), van Multatuli; en
„Het eerste" en „Speechen in soorten", beide
van den heer H. M. Dekking.
De wyze, waarop de heer D. zich gisteravond
wederom van zyn taak kweet, droeg ieders
goedkeuring weg. Een warm applaus was do
dank der vergadering.
Uit het vorslag van de Kweekschool
voor Zeevaart te Leiden blykt, dat gedurende
het laatste jaar zich 971 jongelingen voor
dienstneming hebben aangemelJ. Van dezen
werden 632 afgekeurd. Gedurende het vorig
jaar werden slechts 223 jongens aangenomen.
De belangryke vermeerdering van de aanmel
dingen is waarschyniyk voor een groot deel
het gevolg van de maatregelen, die ongeveer
anderhalf jaar geleden werden genomen om
den lust voor den zeedienst aan te moedigen
en wel in het byzonder van het verzo k, "at
coor tusschenkomst van heeren schoolopzieners
tot do hoofden der scholen werd gericht, om
hun leerliogen te wyzen op de voordeeltn,
die aan plaatsing by de marine z(ja verbonden.
Aan Zyne Excellentie den Minister van
Binnenland8che Zaken is door de „Vereeniging
tot bestryding van knoeieryen in den Boter
en Kaashandel" een adres gericht, waarin zy
te kennen geeft, dat in haar buitengewone
algemeene vergadering van den 23sten Januari
jl., te Utrecht gehouden, na bespreking van
het wetsontwerp, dato 14 December 1898,
houdende bepalingen tot voorkoming van be
drog in ^en boterhandel, met algemeene
stemmen werd besloten:
lo. Den Minister oprecht dank te zeggen
voor de inaiening van oit wetsontwerp;
2o. Aan Zyne Excellentie mede te deelen,
dat by algemeene ingenomenheid met de
strekking tn den inhoud van het ontwerp,
toch enkele wyzigingen en aanvullingen
wenschelyk zyn, die, geheel in den geest van
het ontwerp, de duideiykheid zouden bevorde
ren en de practische waarde zouden verhoogen.
Die wyzigingen zijn:
a. Dat in do eerste alinea van art. 2 wordt
ingelascht het woord invoerzoodat gelezen
wordt „rond te brengen, rond te vonten, te
vervoeren of te doen vervo:ren, in te voeren
of uit te voeren", enz.
Margarine mag in Nederland vry worden
ingevoerd, om nu vergissing te voorkomen
is bet noodig voor te schrijven, dat ook by
invoer dat product gemerkt zy.
b. Dat in dezelfde alinea van art. 2 in plaats
van de woorden „buitenste verpakking"
gelezen wordt „op de waar zelve en op elke
verpakking", enz.
Het gevaar beBtaat, dat tydens het vervoer
gebruikt wordt een buitenste verpakking, byv.
van papier of een zak, dio gemakkelijk kan
worden verwyderd, zoodat het product onge
merkt zou worden afgeleverd. De wyziging
bedoelt dat gevaar te voorkomen.
c. In alinea 4 van art. 3 in plaats van de
woorden „openbare middelen van vervoer" te
lezen „de, by algemeenen maatregel van be
stuur aan to wyzen, openbare middelen van
vervoer".
Indien allo openbare middelen van vervoer
worden uitgezonderd van de controle, in dit
artikel bedoeld, is het te vre zen, dat veel
rondventers, potjes' oer6n, enz. zich aan de
controle zullen onttrekken door hun voertuigen
te maken tot openbare vervoermiddelen. By
algemeenen maatregel van bestuur kan het
best een omschryving worden gegeven van
de openbare vervoermiddelen, die in de wet
bedoeld worden.
d. Aan het slot van art. 3 by te voegen
06n bepaling, dat het vertogen is in adver-
tentién, circulaires en dergelijke publieke
mededeelingen, margarine anders dan met de,
by deze wet vastgestelde, benamingen, aan
te bieden of aan te bevelen.
De treurige en bedriegelyke wyze, waarop
thans getracht wordt in advertentiën, enz.
het publiek te bedriegen, maakt doze aanvulling
zeer wenschelyk.
e. Art. 10 te wyzigen, zóó, dat by recioive
binnen twee jaren altyd hechtenis, hetzy m;t,
hetzy zonder boete, wordt toegepast.
De Ingrypende beteekenis van overtredingen
by export van boter maakt het noodig een
strenge straf getiedend voor te schryven,
terwyi tevens die straf verei6cht is waar reeds
meermalen het bewys is geleverd, dat aan-
zienlyke geldt oeten niet in staat zyn de
knoeiers af te schrikken.
Terwjjl de adresseerende Vereeniging met
bescheidenheid de aandacht van den Minister
vraagt voor bovenstaande opmerkingen, spr ekt
zy ten slotte den wensch uit, dat het wets
ontwerp spoedig zal worden behandeld en
aangenomen.
De minister van justitie verzoekt tq
worden bekend gemaakt met het bestaan van
bloed- of andere aanverwante betrekkingen
van den he.r Cornelis Jan Van Vleuten,
gepens. Indisch ambtenaar, thans te Lau
sanne, geboren te Pek longan (Nejerl. Oost
Indië) den 6den Augustus 1859, zoon van
wyieo Jan Marinus Van VleuteD, in laven
oud-directeur van Binnenlandsch Bestuur in
Nederlandsch Oost-Indië, geboren te Amster
dam 21 Mei 1837, destyds wonende te's Gra-
venhage en aldaar overleden den 30sten Aug.
1892, en zyn eebtgeuoote Anna Maria TtQ
Cate, geboren te Maastricht den 5den Dec.
1834, dochter van Daniel Ten Cate, desty is
lste luitenant by de toen bestaande 13de
afd. infanterie, welke lattr is opgelost in bet
tegenwoordige 3de regiment infanterie te
Bergen op-Zoom, en ciens echtgenoote Anna
Maria Pauw.
Gemelde Corndis Johannes Van Vleuten
heeft nog een zuster, genaamd Marie, welke
zou gehuwd zyn met zekeren T. L. Isacsa,
handelaar. Hy wordt thans verpleegd wegens
aboormalen geestestoestand in htt Asile de
Qery, Lausanne.
De Minister van Financiën heeft, gelyk
wy roededeelden, by zyn antwoord aan de
Eerste Kamer een staat overgelegd van de
uitkeeringen over 1898 aan elke gemeente
toekomende volgens de nieuwe regeling,
vergeleken met die naar de oude regeling.
Wy zien uit di n staat, welke nog niet
geheel volledig is, omdat omtrent enkele
cyfers nog verschil bestaat, dat in het geheel
ongeveer 12,922,000 aan de gemeenten was
uit te keeren, terwijl het bedrag over 1897
ƒ8,571,000 bedroeg; een verschil dus van
ƒ4,350,000, waarby nog ƒ356,274 kwam
wegens de bydragea in de jaarwedden van
burgemeesters en secretarissen. Voor 1899
komt wegens vermeerdering der bevolkiDg
hier nog 150,000 by en 20,000 voor de
genoemde jaarwedden. In mindering komt
echttr wat aan vroegere buitengewone uit
keeringen ten behoeve van enkele gemeenten
wegvalt, zynde ongeveer 441,000. Zoo komt
ce Minister voor 1899 tot een bedr.g van
ruim 13 millioen, wat de oude gefixeerde
uitkeering met 4,435,000 overtreft.
Het aantal cier gemoenten, die ni ts moer
ontvingen, is 360 of byna een derde deel van
het geheele aantal. In Drente heeft elke ge-
moente meer ontvangen, in Friesland, Gro-
21)
Alban keek Gregoor met scherpen blik aan
en reikte hem dan de hand.
„Ik heb veel goeds van u gehoord en wp
zijn u veel dank verschuldigd. Gij z(jt soldaat
geweest gelijk ik en onder kameraden ver-
Btaat men elkander spoedig. Ook ik heet u
welkom."
„Maar, jonker, treed nu toch het huis
binnen," verzocht vrouw Rotburg. „Schud hot
reisstof af en neem een frisschen dronk. Ons
bier is goed."
„Wanneer g(J het brouwt, 'dan twijfel ik
niet, of Let is voortreffelijkDoch daar
valt mi) nog iets in. Stoffer, waar is uw
pleegkind? Ook dit moot ik zien."
Vrouw Rotburg antwoordde:
„Irmi, o, wauneer men haar noodig heeft,
Is z(j nooit te vinden. Uren geleden reeds
£ing zij het bosch in, om versche bloemen
voor Benedicts te halen."
„Dan zullen we wachten, totdat zi) terug-
keert," meende Alban. „Gaan wij even, Stoffer,
opdat ik u alleen spreke."
H|j keerde zich om naar de deur.
„Hé, wat is dat?" riep h(J uit.
Daar stond Irmi, door de straleq van de
ondergaande zon met een gouden glans om
geven; joDge takken van zacht groen omstren
gelden haar schouders; fraaie witte bloemen
had zij in de handen. Door de aanwezigheid
van een vreemdeling verrast, bleef zij onbe
weeglijk staan.
„Hier is m(jn pleegdochter," zeide Stoffer.
„Treed naderbij, Irmi, en begroet jonkheer
Alban, den zoon van onzen heer; we hoopten
reeds lang hem hier te zien."
Het jonge meisje trad langzaam naderbij.
Bedeesd blikte zij naar den grond, en kramp-
achtig hielden baar handen de bloemen vast.
„Wess welkom, jonker," fluisterde zij. „Dat
het u bi) ons bevallen mogot"
„Ik dank u, woudbloempje, van uw lippen
klinkt dat woord dubbel zoet in mijn oor.
Uw hand zal de eerste dronk in mijn oud
huls schenken. Kom, Stoffer, en ook gij,
vriend Berk, vergezelt mij. Maar zeg mij,
man, wie heeft u dien naam gegeven? Daar-
mede is u een groot onrecht aangedaan. Bik
had men u moeten noomen, die geHjkt u beter
dan de buigzame berk."
Gregoor lachte.
Den anderen morgen in de vroegte verliet
Alban het huls, om doelloos het woud te
doorkruisen. Toen hy op den terugweg was,
ontmoette by Irmi, die van hst wouddorp
kwam.
„Hoe," riep hy uit, „reeds zoo vroeg op,
kind; van waar komt gy?"
„Uit het wouddorp, jonker; ik bracht een
arme vrouw oen potjo brandzalf."
„Zoo, verstaat gy de kuost om wonden
te hpien?"
„Zeker, jonker, tante Rotburg U daarin
zeer ervaren, en Benedicta leerde my nog
veel heilzame kruiden kennen."
„Gy kunt dua niet alleen wonden 6laan,
maar ze ook heieD. Gy ziet my verwonderd
aan Zéker, maar boe zoudt gy my ver-
etaan, gy, onschuldig kind? Maar wat ik
zeggen wil, vriend Stoffer heeft mp van uw
heldendaden by de bestorming van het bosch-
huis verteld; hoe komt gy aan zulk een moed?
Dien had ik heusch by u niet gezocht."
„O, vraag mp daarnaar niet; bet was het
verschrikkelykste oogenblik van mpn leven.
Dat van woede vertrokken gezicht vervolgde
my nog lang in myn droomen, toon de man
vau den muur af viel. Wanneer ik dien
menaoh ooit wederzag, dan zou ik het van
schrik besterven."
„Arm kind, moge u zulk een ontmoeting
bespaard biUven 1 Maar daar zyn we thnis.
Op de trap zie lk reeds vrouw Rotburg, die
naar mp uitziet. Het ontbyt is zeker bereid.
Zie lk u spoedig weder, Irmi?"
„Mpo, neen. Het past een arm kind
niet in het gezelschap van zulk een voornaam
heer, als gy zyt, te vertoeven, en daarenboven
moet ik nog veel in de keuken doen."
In gedachten verzonken zat Alban alleen
aan de groote tafel. Dat was dus Stoffers
pleegkind! Welk een verschil met het beeld,
dat Alban zich na zyns vaders modedeelingen
voorgesteld had! Van wien zou dat meisje
afstammeu? Een boerendochter was Irmi
zeker niet; haar voorname gelaatstrekken
zoowel als haar geheele wezen toonden aan,
dat edeler bloed in haar aderen vloeide. Wie
echter kon die vragen oplossen? Veel dankte
zy haar beschaafde maDieren aan den invloed
der zuster, die zich jarenlang in het bosch
huis ophield. Maar die beschaafde manieren
moesten toch gedoeltelyk aangeboren zyn!
Irmi medenemen zou bp nu zeker. Zou zulk
een dienaresse zyn moeder niet hoogst welkom
zyn? Dat beschaafde meisje kon men toch
niet eenzaam, door iedereen vergeten, in bet
boschbuis achterlaten!
Alban kwam Irmi nu meer in het woud
tegOD, maar bet meUje zorgde steeds door
iemand vergezeld te zpn. Hy zocht, door haar
vergezeld, de plaatsen in het bosch op, welke
hem van vroeger lief waren. Natuuriyk
hadden in het woud groote veranderingen
plaats gehad; de struiken waren hoornen
geworden.
Irmi bad haar schuchterheid tegenover den
jongen graaf afgelegd, en zy lachte en bab
belde met hem als oen vrooiyk kind. Zpn
moeder, die hy hoog vereerde, uitgezonderd,
had Alban nog nooit een vrouw van naby
gekend.
Vrouw Rotburg was met dit wandelen, dat
zy tpdvermorsen noemde, volstrekt niet
ingenomen, maar zy zweeg, omdat de jouksr
het wilde.
„Hoe grooter dit meisje wordt, des te minder
heeft men aan haar," klaagde Rotburg eens
tegen Alban. „Somwijlen zit zy met open
oogen te droomen, ja, wanneer zy staat to
bakken of te koken, Ib zy er geheel niet met
haar gedachten by. En ik zeg maar, dat dit
komt door haar geetadigen omgang met
Benedicta; ik heb het wol togen Stoffer
gezegd. Wat zal dat nog worden?"
„Maak u daarover niet bezorgd," antwoordde
Aloan troostend; „wat men geleerd hoeft, is
in het leven immer nuttig, nooit scbadelyk."
„Ja, voor voornamo lieden, jonker, maar
niet in onzen stand. Wanneer men do huis
houding verstaat, dan weet men genoeg. Irmi
Is doodarm, nooit heeft zy haar ouders gekend.
In het wouddorp ken ik twee brave, jonge
mannen, die beiden haar huwen willen; en
wat denkt gy wel, dat Irmi zeide?"
„Hoe kan ik dat weten?"
„Zy lachte en zeide, dat zy nog een kind
was. Ik wilde haar bepraten, maar Stoffer
verbood bet; hy hondt het meisje voor een
prinses."
„En het komt mg voer, dat Stoffer golyk
heeft. Maar wees onbekommerd, ik neem
Irmi met de kloostervrouw mede naar Würz-
burg; voor haar toekomst zal myn moeder
zorgen."
„Irmi naar mevrouw de gravin? Ja, dan wordt
zy goed opgebrachtMaar ik, wat moet
ik dan aanvangen? Vyflien jaren lang heb
ik voor het meisje gezorgd, met haar getobd,
en nu ik baar overal voor gebruiken kan, moet
zy weg. Ik word dagelpks ouder, jonker 1"
„Ja, en toch valt er niets aan te veranderen
myn vader wil het. Eo gy.... gy neemt een
meid uit het dorp."
„Ja, maar wat heb ik aan een boerenmeid?
Irmi is myn rechterhand,"
(Wordf vervolgd).