N». 11948 Zaterdag 4 Februari. A°. 1899 i§eze (gourant wordt dagelijks, met uitzondering van fon- en feestdagen, uitgegeven. Feuilleton. De bloem van bet woud. LEIDSCH DAGBLAD. PBJJS DEZER COUBATiT» Voor Lelden per B maanden. Franco per poet Afzonderlpke Nommors 1.10. 1.40. 0.05, PBJJS DER ADVEBTENTUÊH s Van 1-6 regels f 1.06. Iedere regej meer f 0.17- Groclero letters naar plaatsruimte - Voor het incasseer en buiten de stad wordt f 0.05 berekend oriicïëelo Keunlsg,eying,on« NOTIFICATIE. De Gedoputeerde Staten der provincie Znid Holland, Gelet op art. 102, alinea 2, der Wet van den 7den goptember 1890 (Staatsblad No. 164); Noodigen do innonera der provinoie Znid-Holland, die ildera ia 'e Rij ka directe belaaiingen zijn aange- elagen, nit, om dasrvan vóór den 15den Maart 1899 aan hun College te doen blijken, door overlegging van het aanslagbiljet of van een uittrek8el uit de kohieren dc-r Rijka dirocto belastingen, ten oinde daarop worde gelet bij het opmaken der 1 (j s t van de boogetaangealagenon, verkiesbaar tot Afgevaardigden ter Eerste Kamer van de Staten- Generaal. De aanslagbiljetten of nittrekseli nit do kohieren moeten, w&t de grondbelasting aangaat, deu dienst 1899 betreffen. Do bedoelde etukken behoort n door belangheb benden te worden ingezonden aan het lokaal van het Provinciaal Bestuur van Znid-Holland, met opgave van: 1°. den naam, de voornamen en do woonplaats van en aangeslagene; 2°. de gemeente en de dagteekening zijner ge boorte; en 3°. bijaldien hg bnitenelands ia geboren, of, en «oo Ja, wa.rom hg a's Nederlander ie te beEohouwen, met vermelding van de dagtoekeLiog zijner natura lisatie, indien deze moebt hebben plaata gehad. 'a-Qravenhage. den 23sien Januari 1899. De Gedeputeerde 8 aten voornooa d, FOCK, Voorzitter. F. TAVENUAAT, Grifhor. De Burgemeester der gemeente LeideB, Ontvangen hebbeDdo den ataat No. 76, aanwijzende de uitkomsten dor meting ene hatting van gebouwde en ungobouwde eigendommen, bedoeld bij d artt. 16 en 23 er Wet van den 26steu Mei 1870 (Staats blad No. 82) betrekkelijk de grondbelasting; brengt ter kennis van belanghebbenden, dat die opgave gedurende dsrtig dagen ter Secretaiio dezer g-meen'e is nedergelegd. Leiden, De Burgemeester voornoemd, 2 Febr. 1899. F. WA8. Leiden, 3 Februari. - In da groote zaal van het wfikgebouw „Püiel", aan de Miioelstegracbt alhier, werd gisteravond de derde wintero\jeenkom8t ge houden vanwege de Christelijke Jongelings- Tereniging #Uw Bewaarder zal niet sluimeren" (afdeeling van het Nederlandsch Jongelings verbond). Als spreker daarin trad op onze hooggeachte stadgenoot prof. dr. J. H. Gunning, met het onderwerp: „Reisherinneringen uit Italië. Na opening der bijeenkomst met gebed en na er een wijle by te hebben stilgestaan hoe aangenaam het is in vreemde landen te reizen, waarbij men o. m. den onuitputtelyken rijkdom des lerens leert kennen, en ervaart, dat het menschcom inderdaad één is, bepaalde spr. onze aandacht meer in het bijzonder bij het schoone Italië, dat bij meermalen mocht bezoekon en waar by ook. in don nazomer van het vorige jaar eenigen tyd doorbracht. Zijn hooggeleerde vertoefde met ons in den geest bi) bezienswaardigheden te Florence, Rome, Venetië, Napels en Pompeji en kwam daarna tot de eigenlijke kern van zyn onder werp: Ravenna; eenmaal een keizerlijke residentie, reeds vroeg een bisschopszetel. In een krachtige, gespierde rede, of neeD, een rede was het eigenlijk niet, in een causerie, gekruid door aardige opmerkingen, welke ons tevens een blik deden slaan in sprekers aard of karakter, vertelde by hoe hy in dat oude, stille Ravenna, weleer een zee haven en thans van groot belang voor de kunstgeschiedenis, met zyn voorkomende in woners, velen bistorischen monumenten den tol zyner diep-eerbieöige bewondering had be taald, daarby vooral den overging van den ouden tot den nieuweren tyd sch rp doende uitkomen en ons verplaatsende in het gewichtige historische tydperk van de vierde tot de zevende eeuw na Christus' geboorte. Eerstens gaf de eerbiedwaardige spreker, met wien in den geest te reizen reeds een voorrecht is, een historisch overzicht. Van uit der tyden nacht werd de belangryke ge schiedenis van het oude, verweerde Ravenna opgehaald. In een indrukwekkende ry van zware heldengestalten trokken Theouosius Odoacer, Theodorik, de Dietrich von Bern der Germaansche sage, ons geestesoog voorby daar tusschen In de verwyf-Je afstammelingen der Caesaren, Honorius en Romulus Augustu- lus, en de fiere gestalte van Honorius' bevel hebber Stilicho. Met forsche, breede trekken werden ons geteekend de stryi met Alarik, den West-Gothen heer, en die tusschen Arius en Athanasius, of Christus één van wezen met den Vader dan wel geiyk van wezen zou geweest zyn; een stryd, volgens spr. geen dogma, maar inhoudende de gansche realiteit van het leven. Vervolgens tooverde prof. Gunning zyn aan dachtig auditorium voor oogen de overulyfselen van den belangwekkenden tyd, dien hy be handeld had. In breede taal verrezen de prachtige mozaïeken, welke nog schitteren, tot verbazing der beschouwers, daar, in die kerken; schitteren met onverouderde, ja met jeugdige pracht en praal. De grafkapel van prinses Galla Placidia, Honorius' zuster, ver schillende kerkgebouwen (o. a. do Sant' Apol- linare in Classe), het baptisterium werden ons beschreven, duideiyk en nauwkeurig, als vóór ons staande; interessante, tot verlangen naar méér prikkelende byzonderheden ons meege deeld, zoo o. dat nog menig bewys van niet-Christelyke legenden aangetroffen wordt in de eerste Christelijke kunst (de stroomgod, die op oen mozaïek, den doop des Heeren Christue in de rivier de Jordaan in beelJ brengende, ter halveriyve uit den vloed komt opgedoken; de herten, de hygende, vermoeide, afgejaagde herten uit den 42sten Psalm, die door Dionysische wingerdranken naar het water des levens snellen; de Goede Htrder, in de scboone, onberispelijke gestalte van een Apollo, wien enkel de lier ontbreekt). Daarna vertolkte spr. ons nog de impressie, die de grafkapel van den grooten Dante Allighieri, den dichter van de „Divina Com media," tot wien spr. zich altyd met groote kracht heeft aangetrokken gevoeld, op hem gemaakt heeft; den indruk op hem, die daar blootshoofds stond, daar, op die plek, waar zoovele mannen van beteekenis stonden vóór hem, den eenvoudigen reiziger uit het kleine, verre land, en wees hy er op, dat men, om zich aan Dante verwant te gevoelen, niet het schitterend genie van een Byron behoeft te hebben, daar Dante de vertolker is van het eeuwig menschelyke en hy geuit heeft in zyn gedichten wat de liefde hem dicteerde. Met gespannen aandacht volgden allen ckn betrouwbaren, geloofwaardigen gids tot aan zyn vertrek uit Ravenna, na een eer.Udig verblyf met hem en zyn reisgezel in een van de kerken dier grijze stad, en niemand be klaagde het zich, nadat de byeenkomst met dankgebed was gesloten, zich voor een wyie aan zyn hoede te hebben toevertrouwd. Eén vraag, een ernsti.e vraag, zal echter menigeen met ons zeer zeker in „Pniêl" op de lippen gekomen ziin; d6ze vraag nameiyk „Waar zyn de jongelingen, de leden der vereenlgiüg, voor welke prof. Gunning zoo vriendelyk is hier op te treden?" Zaterdag 4 Febr. zal prof. dr. D. E. Siegenbeek van Heukelom in een vergadering vanwege de afdeeling Leiden van den Bond vanNederland8che Onderwyzerssprekon over: „De lotgevallen van het stof in hetmensche lyk lichaam." Voor vrywilllge dienstneming by Hr. Ms. zeemacht meldden zich in de afgeloopen maand Januari by de verschillende kantoren van aanneming der marine aan: 65 jongens beneden den leeftyd van 16 jaren, waarvan er 46 werden afgekeurd en 19 geplaatst by de Kweekschool voor Zeevaart alhier. De voorletters van den heer Dee in het berichtje van gisteren, waarin wy mededeelden dat hy den lsten April a. s. zijn 25 jarig jubilé als pedel van de Leidsche universiteit zal herdenken, waren niet goed. Ze zyn niet C. H., maar F. A. De heer Henri M. Dekking, van Rotter dam, had het genoegen gisteravond in de Stadszaal alhier op te treden voor een zeer groot gedeelte der houders van bewyzen tot de Volksbyeenkomsten. De geachte spreker wist zyn toehoorders vóór de pauze te boeien door iets voor te dragen uit en over Coppóe's drama „Severo Torelli", een diama, dat speelt i - het laatst der 15de eeuw in de Italiaansche stad Pisa, welko stad reeds veel jaren beheerscht werd door het machtige Florence, welks landvoogd, de hertog van Spinola, een bloeddorstig bestuur over Pisa handhaafde; Severo Torelli is de naam van den hoofdpersoon in genoemd drama. Na de pauze kregen de bezoekers gelegen heid hun inspanning nu en dan af te wisselen door eens hartelijk te lachen; niet het minst was dit het geval met de voordracht „Aleid" (uit een onvoltooid blijspel), van Multatuli; en „Het eerste" en „Speechen in soorten", beide van den heer H. M. Dekking. De wyze, waarop de heer D. zich gisteravond wederom van zyn taak kweet, droeg ieders goedkeuring weg. Een warm applaus was do dank der vergadering. Uit het vorslag van de Kweekschool voor Zeevaart te Leiden blykt, dat gedurende het laatste jaar zich 971 jongelingen voor dienstneming hebben aangemelJ. Van dezen werden 632 afgekeurd. Gedurende het vorig jaar werden slechts 223 jongens aangenomen. De belangryke vermeerdering van de aanmel dingen is waarschyniyk voor een groot deel het gevolg van de maatregelen, die ongeveer anderhalf jaar geleden werden genomen om den lust voor den zeedienst aan te moedigen en wel in het byzonder van het verzo k, "at coor tusschenkomst van heeren schoolopzieners tot do hoofden der scholen werd gericht, om hun leerliogen te wyzen op de voordeeltn, die aan plaatsing by de marine z(ja verbonden. Aan Zyne Excellentie den Minister van Binnenland8che Zaken is door de „Vereeniging tot bestryding van knoeieryen in den Boter en Kaashandel" een adres gericht, waarin zy te kennen geeft, dat in haar buitengewone algemeene vergadering van den 23sten Januari jl., te Utrecht gehouden, na bespreking van het wetsontwerp, dato 14 December 1898, houdende bepalingen tot voorkoming van be drog in ^en boterhandel, met algemeene stemmen werd besloten: lo. Den Minister oprecht dank te zeggen voor de inaiening van oit wetsontwerp; 2o. Aan Zyne Excellentie mede te deelen, dat by algemeene ingenomenheid met de strekking tn den inhoud van het ontwerp, toch enkele wyzigingen en aanvullingen wenschelyk zyn, die, geheel in den geest van het ontwerp, de duideiykheid zouden bevorde ren en de practische waarde zouden verhoogen. Die wyzigingen zijn: a. Dat in do eerste alinea van art. 2 wordt ingelascht het woord invoerzoodat gelezen wordt „rond te brengen, rond te vonten, te vervoeren of te doen vervo:ren, in te voeren of uit te voeren", enz. Margarine mag in Nederland vry worden ingevoerd, om nu vergissing te voorkomen is bet noodig voor te schrijven, dat ook by invoer dat product gemerkt zy. b. Dat in dezelfde alinea van art. 2 in plaats van de woorden „buitenste verpakking" gelezen wordt „op de waar zelve en op elke verpakking", enz. Het gevaar beBtaat, dat tydens het vervoer gebruikt wordt een buitenste verpakking, byv. van papier of een zak, dio gemakkelijk kan worden verwyderd, zoodat het product onge merkt zou worden afgeleverd. De wyziging bedoelt dat gevaar te voorkomen. c. In alinea 4 van art. 3 in plaats van de woorden „openbare middelen van vervoer" te lezen „de, by algemeenen maatregel van be stuur aan to wyzen, openbare middelen van vervoer". Indien allo openbare middelen van vervoer worden uitgezonderd van de controle, in dit artikel bedoeld, is het te vre zen, dat veel rondventers, potjes' oer6n, enz. zich aan de controle zullen onttrekken door hun voertuigen te maken tot openbare vervoermiddelen. By algemeenen maatregel van bestuur kan het best een omschryving worden gegeven van de openbare vervoermiddelen, die in de wet bedoeld worden. d. Aan het slot van art. 3 by te voegen 06n bepaling, dat het vertogen is in adver- tentién, circulaires en dergelijke publieke mededeelingen, margarine anders dan met de, by deze wet vastgestelde, benamingen, aan te bieden of aan te bevelen. De treurige en bedriegelyke wyze, waarop thans getracht wordt in advertentiën, enz. het publiek te bedriegen, maakt doze aanvulling zeer wenschelyk. e. Art. 10 te wyzigen, zóó, dat by recioive binnen twee jaren altyd hechtenis, hetzy m;t, hetzy zonder boete, wordt toegepast. De Ingrypende beteekenis van overtredingen by export van boter maakt het noodig een strenge straf getiedend voor te schryven, terwyi tevens die straf verei6cht is waar reeds meermalen het bewys is geleverd, dat aan- zienlyke geldt oeten niet in staat zyn de knoeiers af te schrikken. Terwjjl de adresseerende Vereeniging met bescheidenheid de aandacht van den Minister vraagt voor bovenstaande opmerkingen, spr ekt zy ten slotte den wensch uit, dat het wets ontwerp spoedig zal worden behandeld en aangenomen. De minister van justitie verzoekt tq worden bekend gemaakt met het bestaan van bloed- of andere aanverwante betrekkingen van den he.r Cornelis Jan Van Vleuten, gepens. Indisch ambtenaar, thans te Lau sanne, geboren te Pek longan (Nejerl. Oost Indië) den 6den Augustus 1859, zoon van wyieo Jan Marinus Van VleuteD, in laven oud-directeur van Binnenlandsch Bestuur in Nederlandsch Oost-Indië, geboren te Amster dam 21 Mei 1837, destyds wonende te's Gra- venhage en aldaar overleden den 30sten Aug. 1892, en zyn eebtgeuoote Anna Maria TtQ Cate, geboren te Maastricht den 5den Dec. 1834, dochter van Daniel Ten Cate, desty is lste luitenant by de toen bestaande 13de afd. infanterie, welke lattr is opgelost in bet tegenwoordige 3de regiment infanterie te Bergen op-Zoom, en ciens echtgenoote Anna Maria Pauw. Gemelde Corndis Johannes Van Vleuten heeft nog een zuster, genaamd Marie, welke zou gehuwd zyn met zekeren T. L. Isacsa, handelaar. Hy wordt thans verpleegd wegens aboormalen geestestoestand in htt Asile de Qery, Lausanne. De Minister van Financiën heeft, gelyk wy roededeelden, by zyn antwoord aan de Eerste Kamer een staat overgelegd van de uitkeeringen over 1898 aan elke gemeente toekomende volgens de nieuwe regeling, vergeleken met die naar de oude regeling. Wy zien uit di n staat, welke nog niet geheel volledig is, omdat omtrent enkele cyfers nog verschil bestaat, dat in het geheel ongeveer 12,922,000 aan de gemeenten was uit te keeren, terwijl het bedrag over 1897 ƒ8,571,000 bedroeg; een verschil dus van ƒ4,350,000, waarby nog ƒ356,274 kwam wegens de bydragea in de jaarwedden van burgemeesters en secretarissen. Voor 1899 komt wegens vermeerdering der bevolkiDg hier nog 150,000 by en 20,000 voor de genoemde jaarwedden. In mindering komt echttr wat aan vroegere buitengewone uit keeringen ten behoeve van enkele gemeenten wegvalt, zynde ongeveer 441,000. Zoo komt ce Minister voor 1899 tot een bedr.g van ruim 13 millioen, wat de oude gefixeerde uitkeering met 4,435,000 overtreft. Het aantal cier gemoenten, die ni ts moer ontvingen, is 360 of byna een derde deel van het geheele aantal. In Drente heeft elke ge- moente meer ontvangen, in Friesland, Gro- 21) Alban keek Gregoor met scherpen blik aan en reikte hem dan de hand. „Ik heb veel goeds van u gehoord en wp zijn u veel dank verschuldigd. Gij z(jt soldaat geweest gelijk ik en onder kameraden ver- Btaat men elkander spoedig. Ook ik heet u welkom." „Maar, jonker, treed nu toch het huis binnen," verzocht vrouw Rotburg. „Schud hot reisstof af en neem een frisschen dronk. Ons bier is goed." „Wanneer g(J het brouwt, 'dan twijfel ik niet, of Let is voortreffelijkDoch daar valt mi) nog iets in. Stoffer, waar is uw pleegkind? Ook dit moot ik zien." Vrouw Rotburg antwoordde: „Irmi, o, wauneer men haar noodig heeft, Is z(j nooit te vinden. Uren geleden reeds £ing zij het bosch in, om versche bloemen voor Benedicts te halen." „Dan zullen we wachten, totdat zi) terug- keert," meende Alban. „Gaan wij even, Stoffer, opdat ik u alleen spreke." H|j keerde zich om naar de deur. „Hé, wat is dat?" riep h(J uit. Daar stond Irmi, door de straleq van de ondergaande zon met een gouden glans om geven; joDge takken van zacht groen omstren gelden haar schouders; fraaie witte bloemen had zij in de handen. Door de aanwezigheid van een vreemdeling verrast, bleef zij onbe weeglijk staan. „Hier is m(jn pleegdochter," zeide Stoffer. „Treed naderbij, Irmi, en begroet jonkheer Alban, den zoon van onzen heer; we hoopten reeds lang hem hier te zien." Het jonge meisje trad langzaam naderbij. Bedeesd blikte zij naar den grond, en kramp- achtig hielden baar handen de bloemen vast. „Wess welkom, jonker," fluisterde zij. „Dat het u bi) ons bevallen mogot" „Ik dank u, woudbloempje, van uw lippen klinkt dat woord dubbel zoet in mijn oor. Uw hand zal de eerste dronk in mijn oud huls schenken. Kom, Stoffer, en ook gij, vriend Berk, vergezelt mij. Maar zeg mij, man, wie heeft u dien naam gegeven? Daar- mede is u een groot onrecht aangedaan. Bik had men u moeten noomen, die geHjkt u beter dan de buigzame berk." Gregoor lachte. Den anderen morgen in de vroegte verliet Alban het huls, om doelloos het woud te doorkruisen. Toen hy op den terugweg was, ontmoette by Irmi, die van hst wouddorp kwam. „Hoe," riep hy uit, „reeds zoo vroeg op, kind; van waar komt gy?" „Uit het wouddorp, jonker; ik bracht een arme vrouw oen potjo brandzalf." „Zoo, verstaat gy de kuost om wonden te hpien?" „Zeker, jonker, tante Rotburg U daarin zeer ervaren, en Benedicta leerde my nog veel heilzame kruiden kennen." „Gy kunt dua niet alleen wonden 6laan, maar ze ook heieD. Gy ziet my verwonderd aan Zéker, maar boe zoudt gy my ver- etaan, gy, onschuldig kind? Maar wat ik zeggen wil, vriend Stoffer heeft mp van uw heldendaden by de bestorming van het bosch- huis verteld; hoe komt gy aan zulk een moed? Dien had ik heusch by u niet gezocht." „O, vraag mp daarnaar niet; bet was het verschrikkelykste oogenblik van mpn leven. Dat van woede vertrokken gezicht vervolgde my nog lang in myn droomen, toon de man vau den muur af viel. Wanneer ik dien menaoh ooit wederzag, dan zou ik het van schrik besterven." „Arm kind, moge u zulk een ontmoeting bespaard biUven 1 Maar daar zyn we thnis. Op de trap zie lk reeds vrouw Rotburg, die naar mp uitziet. Het ontbyt is zeker bereid. Zie lk u spoedig weder, Irmi?" „Mpo, neen. Het past een arm kind niet in het gezelschap van zulk een voornaam heer, als gy zyt, te vertoeven, en daarenboven moet ik nog veel in de keuken doen." In gedachten verzonken zat Alban alleen aan de groote tafel. Dat was dus Stoffers pleegkind! Welk een verschil met het beeld, dat Alban zich na zyns vaders modedeelingen voorgesteld had! Van wien zou dat meisje afstammeu? Een boerendochter was Irmi zeker niet; haar voorname gelaatstrekken zoowel als haar geheele wezen toonden aan, dat edeler bloed in haar aderen vloeide. Wie echter kon die vragen oplossen? Veel dankte zy haar beschaafde maDieren aan den invloed der zuster, die zich jarenlang in het bosch huis ophield. Maar die beschaafde manieren moesten toch gedoeltelyk aangeboren zyn! Irmi medenemen zou bp nu zeker. Zou zulk een dienaresse zyn moeder niet hoogst welkom zyn? Dat beschaafde meisje kon men toch niet eenzaam, door iedereen vergeten, in bet boschbuis achterlaten! Alban kwam Irmi nu meer in het woud tegOD, maar bet meUje zorgde steeds door iemand vergezeld te zpn. Hy zocht, door haar vergezeld, de plaatsen in het bosch op, welke hem van vroeger lief waren. Natuuriyk hadden in het woud groote veranderingen plaats gehad; de struiken waren hoornen geworden. Irmi bad haar schuchterheid tegenover den jongen graaf afgelegd, en zy lachte en bab belde met hem als oen vrooiyk kind. Zpn moeder, die hy hoog vereerde, uitgezonderd, had Alban nog nooit een vrouw van naby gekend. Vrouw Rotburg was met dit wandelen, dat zy tpdvermorsen noemde, volstrekt niet ingenomen, maar zy zweeg, omdat de jouksr het wilde. „Hoe grooter dit meisje wordt, des te minder heeft men aan haar," klaagde Rotburg eens tegen Alban. „Somwijlen zit zy met open oogen te droomen, ja, wanneer zy staat to bakken of te koken, Ib zy er geheel niet met haar gedachten by. En ik zeg maar, dat dit komt door haar geetadigen omgang met Benedicta; ik heb het wol togen Stoffer gezegd. Wat zal dat nog worden?" „Maak u daarover niet bezorgd," antwoordde Aloan troostend; „wat men geleerd hoeft, is in het leven immer nuttig, nooit scbadelyk." „Ja, voor voornamo lieden, jonker, maar niet in onzen stand. Wanneer men do huis houding verstaat, dan weet men genoeg. Irmi Is doodarm, nooit heeft zy haar ouders gekend. In het wouddorp ken ik twee brave, jonge mannen, die beiden haar huwen willen; en wat denkt gy wel, dat Irmi zeide?" „Hoe kan ik dat weten?" „Zy lachte en zeide, dat zy nog een kind was. Ik wilde haar bepraten, maar Stoffer verbood bet; hy hondt het meisje voor een prinses." „En het komt mg voer, dat Stoffer golyk heeft. Maar wees onbekommerd, ik neem Irmi met de kloostervrouw mede naar Würz- burg; voor haar toekomst zal myn moeder zorgen." „Irmi naar mevrouw de gravin? Ja, dan wordt zy goed opgebrachtMaar ik, wat moet ik dan aanvangen? Vyflien jaren lang heb ik voor het meisje gezorgd, met haar getobd, en nu ik baar overal voor gebruiken kan, moet zy weg. Ik word dagelpks ouder, jonker 1" „Ja, en toch valt er niets aan te veranderen myn vader wil het. Eo gy.... gy neemt een meid uit het dorp." „Ja, maar wat heb ik aan een boerenmeid? Irmi is myn rechterhand," (Wordf vervolgd).

Historische Kranten, Erfgoed Leiden en Omstreken

Leidsch Dagblad | 1899 | | pagina 1