ir»; TT9Ï3
Maandag 30 Januari.
1889
<§eze <§ourant wordt dagelijks, met uitzondering
van gon- en feestdagen, uitgegeven.
PERSOVERZICHT.
Feuilleton.
Dc bloem van het woud.
Dj generaal stond onbeweegiyk als uit
steen gehouwen; slechts zyn linkerhand
draaide onophoudeiyk aan zyn snorbaard.
PRIJS DEZER COURRHT:
Yoor Lelden per 8 maanden* 1.10.
Franco per post 9 1.40.
Aizonderlijko Nommer9 0.05.
PELTS DER ADVEETEPTTIËH:
Van 1-6 regels f 1.06. Iedere regej meer f 0.17- Grootere
letters naar plaatsruimte - Voor het IncasseoroD botten de stad
wordt f 0.05 berekend
openbaren weg wordt bereden," is belastbaar.
Heeft de zoon dus een rywiel, dan mag pa
er af en toe ook eens op, en heeft de dochter
er een, dan mag moeder de vrouw het ook
wel eens in den maneschijn probeeren. In
dit opzicht is de aangenomen regeling zeer
billijk en gemakkelijk. Heeft men, krachtens
overeenkomst, de beschikking over een rijwiel
van een ander, dan wordt men geacht de
houder van een rijwiel te zijn, ten ware de
overeenkomst (met inbegrip van verlenging)
over korter tijdvak dan 21 dagen mocht
loopen.
Geen belasting wordt geheven wegens het
houden van:
a. rijwielen voor den publieken dienst
door personen, die daartoe verplicht zijn;
b. rijwielen, uitsluitend of hoofdzakelijk
voor de uitoefening van het bedrijf van
ondernemer van een besteldienst.
Men moet dus door de overheid verplicht
worden oen rijwiel te houden. Een postbode,
die voor zijn gemak een rijwiel houdt, kan
zich dus niet op letter a beroepen. Wordt
men echter door de overheid verplicht het
rijwiel te houden, dan mag men er ook, zoo
vaak als men maar verkiest, voor genoegen
mee rijden. Op de rijwielen van een onder
nemer van een besteldienst mag ook wel
eens een pleiziertocbtje worden gedaan, mits
ze maar hoofdzakelijk gebezigd worden voor
den besteldienst.
Velen vinden het misschien onbillijk, dat
een ambachtsman, die dagelijks met zijn wiel
naar het werk rijdt, niet vrijgesteld is, ook al
rijdt hy des avonds of 's Zondags wel eens
voor zijn genoegen. De lezer stelle zich gerust.
In 4 van art. 31 vinden we een bepaling,
die de rijwielbelasting min of meer tot een
„belasting naar draagkracht" verheft. Wan
neer de houder van een rijwiel, wegens het
gebruik van een door hem bewoond perceel,
niet in de personeele belasting wordt aange
slagen, dan wordt hij ook niet wegens zijn
rijwiel aangeslagen. Bedraagt de huurwaarde
van dat perceel echter wel zooveel, dat by in
de pers. bel. wordt aangeslagen, doch niet
meer dan 250 in een gemeente der 1ste klasse
(Amsterdam, Rotterdam), ƒ225 in een 2de kl.
(Den Haag), ƒ200 in een 3de kl. (Haarlem,
Arnhem, Utrecht, Groningen), ƒ175 in een
4de kl., ƒ150 in een 5de kl., ƒ125 in een
6de kl., ƒ100 in oen 7de kl., 75 in een
8ste kl. en 50 in een 9de kl., dan bedraagt
de belasting slechts 0.50. Bedraagt de huur
waarde meer dan deze bedragen, doch niet
meer dan het dubbele van deze bedragen,
dan is de belasting ƒ1. Bedraagt echter de
huurwaarde nog meer dan het dubbele der
aangehaalde bedragen, dan is de belasting 2
per rijwiel, waarmede men den openbaren
weg berijdt. Zooals gezegd, is deze bepaling
niet van toepassing op de tandems, tripiets,
quadruplets, enz. D&arvan bedraagt de belas
ting, ongeacht in welk perceel men woont, 4.
Wegens de rijwielen, die telkens voor kor
ter tijdvak dan 21 dagen aan andoren ten
gebruike worden afgestaan, en wegens de
rijwielen, die gebezigd worden om onderricht
in het wielrydon te geven of te doen gevon
(vergelijk vraag VII), bedraagt de belasting
ƒ1.50 per rijwiel, onverschillig of het voor óón
dan wel voor meer personen is ingericht.
Hieronder zullen natuurlijk de rijwielen van
verhuurders en fabrikanten vallen, waarmede
door anderen op den openbaren weg wordt
gereden. Worden ze enkel in de rijwielschool
of op particulier terrein bereden, dan blijven
ze onbelastbaar.
Wegens de rijwieleD, die geregeld gebruikt
worden om voor winkelneringen bestellingen
op te nemen of waren te bezorgen (vergelijk
vraag VIII), bedraagt de belasting ƒ1. Ook
hierby is de inrichting (voor één of meer per
sonen) van de fiets onverschillig.
Het woord „geregeld" wil hier namelijk
niet zeggen „uitsluitend", zoodat een winke
lier met het rijwiel, dat geregeld voor bestel
lingen en bezorgingen dient, ook wel eens
voor pleizier mag rijden. De bedrijven van
vleeschhouwer en dergelijken vallen ook onder
deze bepalingen.
Voor verzwegen rijwielen wordt het bedrag
der belasting steeds verdubbeld, terwijl het
daarbij onverschillig is of de ontduiking in de
eerste of in de laatste maand van het jaar
wordt ontdekt.
Het hoofd van het gezin wordt geacht ook
de rij wielen van de leden van zijn gezin te
houden. Als leden van éón gezin worden be
schouwd bloed- en aanverwanten in de rechte
linie en in den tweeden graad der zijlinie
(broers en zusters), verblijf houdende in ge
deelten van één gebouw, die inwendig ge
meenschap met elkaar hebben. Ook worden
als leden van éón gezin beschouwd allo
andere personen, die éón of meer woonver
trekken in gemeenschappelijk gebruik hebben.
Hierbij valt het volgende op te merken.
Zijn jongelieden op kostschool of in een der
gelijke inrichting, of wonen ze op kamers,
dan zijn zij wegens hun rijwielen zeiven be
lastingplichtig en moeten zij steeds 2 van
een éénpersoons en 4 van een meerpersoons-
rijwiel betalen. Biyft een minderjarige, na
waarschuwing, onwillig om te betalen, dan
is de wettelijke vertegenwoordiger (ouder of
voogd) voor de belasting aansprakelijk, alsof
deze zelf was aangeslagen. Zyn jongelieden
in een gezin opgenomen, dan wordt, zooals
we gezien hebbeD, het hoofd van het gezin
de belastingplichtige. Op een vraag: wie de
belastingplichtige is van het rijwiel van een
dienstbode, gaven we onlangs een ontwijkend
antwoord. Thans weten wij, dat de Minister,
bij de behandeling der wet, uitdrukkelijk
heeft gezegd, dat de dienstboden zeiven als
do houders der rijwielen moeten worden aan
gemerkt. Zy zullen dus ook zeiven hun ry wiel
moeten aangeven en het volle pond, namelyk
ƒ2, daarvoor moeten betalen.
Rywielen, dio dienen by het onderricht in
het wielryden of voor winkelneringen (zie
vraag VII en VIII), moeten natuuriyk wor
den aangegeven.
By aangifte van een rywiel na 30 Juni
van het belastingjaar wordt een aanslag over
het halve jaar opgelegd. Andere splitsing laat
de wet niet toe. Evenmin wordt er ontheffing
van belasting verleend, indien men een aan
gegeven rywiel in den loop dos jaar3 afscbalt.
We hopen, dat de lezers thans zullen weten
wat hun te doen staat en zoo ongeveer zullen
kunnen berekenen hoeveel de belasting van
hun rywielen zal bedragen. Ten overvloede
stippen we nog even aan, dat alle aange
voerde bedragen slechts de hoofdsom der
belasting aanwyzen, zoodat daaraan nog moe
ten worden toegevoegd de door provincie en
gemeente geheven wordende opcenten, die
in sommige plaatsen de belasting nog zeer
kunnen verzwaren.
Over officiëole arbeid zegt De Kaas
bode:
Daar is een nieuwe armenwet in
wording.
Deze nieuwe wet zal met particuliere en
kerkeiyke armenzorg voldoende rekening bly-
ven houden. Gelukkig.
Maar
Vóór het nieuwe gebouw kan ryzen, heeft
men noodig een vasten ondergrond. Deze
schynt gelegd te worden door een commissie
van statistiek, die, den weg opgaande van al het
officiëele, den armbesturen een berg papieren
thuis zond.
Nu heeft men allereerst den weg te weten
in officiëele terminologie, om door dien berg
heen te kunnen.
Voorts moet men daarvoor tyd hebben en
lust.
Dit alles ontbreekt by de meeste bestuur
ders van de voreenigingen voor armenzorg.
Zy legden dan ook den bundel papieren
ter zyde.
Volgde drie vierendeel jaars later een
mini8teriëele aanschry ving, dreigend met boete
en gevangenisstraf.
Nu toog men aan den arbeid.
Drie tabellen en acht en dertig rubrieken 1
Niet om mede te spotten.
Daarby verscheen in dien tusschentyd een
folio-bybel, bevattende de namen der kiezers,
klein gedrukt, eenige duizenden.
Van dezen moet terloops worden uitgevischt,
of er zich onder hen ook bedeelden bevinden.
En al dezen arbeid hebben te verrichten
menschen met drukke bezigheden, die woke-
ïyks eenige uren uit hun dageiykschen werk
kring breken ter verzorging van hun armen.
Daarby komt een schrikkelyke afkeer van
statistieken, rubrieken en tabellen.
Wat er dus van dezen arbeid terecht komt?
Helaas, bitter woinig. Van het kiezersboek
spreken we niot eons. Maar van de tabellen.
Wie durft haar waarde schatten nominaal
op 60 pet. van bet bruto cyfer? Wy niet.
Eq nu moge men het feit betreuren, zaak
is, dat er rekening mede gehouden worde,
zoodra deze statistieken als bouwstof zullen
worden gebezigd voor de fundamenten van een
nieuw ontwerp.
Men onderzoeke eerst de innerlyke waarde
der bouwstof.
In het Sociaal Weekblad gaat de heer
H. W. J. A. Schook, hoofd eener openbare
school te Amsterdam, eens Da, wat de werking
van leerplicht in Duitschland ons leert.
Tweede Blad. -
Onder het hoofd De Ry'wielenbelas-
t i n g bevat Het Nieuws van den Dag het
volgende artikel:
De wet van 14 Juli 1898, Staatsblad No.
181, regelende de personeele belasting naar
den grondslag „rywielen", is op 1 Januari
jl. in werking getreden.
In verband daarmede zullen de belasting
plichtigen op do beschryvingsbiljetten de vol
gende vragen vinden:
„Rywielen.
VI. Hoeveel rywielen worden door u gehou
den, niet vallende onder vraag VII
of VIII:
ingericht voor één persoon?
ingericht voor meer dan éón per
soon?
VII. Indien g(J uw bedryf er van maakt of
het tot uw bedryf behoort rywielen
telkens voor korter tydvak dan een en
twintig dagen aan andoren ten gebruike
af te staan of onderricht in het wiel-
ryden te geven of te doen geven, hoe
veel rywielen worden door u gehouden,
die gy daarvoor bezigt?
VIII. Indien gy een winkelnering dryft^ hoe
veel rywielen houdt gy, die geregeld
gebruikt worden, om voor die nering
bestellingen op te nemen of waren te
bezorgen?
N.B. Rywielen, welke buiten de belas
ting vallen, moeten niet in het antwoord
op vraag VI begrepen worden".
Wy vertrouwen, dat de fielsrydende lezers
(of hun belastingbetalende ouders) omtrent
doze „nouveauté" op belastinggebied wel eens
_77at meer willen weten en geven daarom de
volgende beschouwingen.
De eerste en voornaamste bepaling luidt
als volgt: „De belasting wordt geheven wegens
„het houden" hier te lande van rywielen, „die
op den openbaren weg worden bereden"." De
aangehaalde woorden duiden de twee voor
waarden aan, die voor de belastingplichtigheid
worden veroischt. Men mag dus zooveel rywie
len houden als meü wil, mits men er maar
niet mee op den openbaren weg komt. Hoe
of het rywiel er uitziet, doet niet ter zake.
Voor deze wet staat een eerste-klas-rywiel
geiyk met de primitiefste kar, die men zich
kan denken.
Zelfs het kinder-rywieltje, waarby immers
ook de voortstuwende kracht uitgaat van den
beryder, is even zwaar belast als de prach
tigste heeren- of damesfiets. Alleen wanneer
het rywiel voor meer dan éón persoon is
ingericht, wordt de belastiog om die reden
hooger. Doch ook dan weer geen verschil
tus8chen oen rywiel voor 2, 3, 4 of meer
personen. Is de belasting voor de óón-persoons-
rywielen verschillend (oierover later), voor
de twee- of meer-persoons-rywielen bedraagt
ze steeds 4 (in hoofdsom), tenzy ze ender
vraag VII of vraag VIII vallen.
„Höt houden van een rywiel, dat op den
12)
Langs denzelfdon weg, waarvan hy gekomen
I was, keerde de generaal naar zyn woonhuis
terug; toen kwam een officier op hem af en
meldde, dat er oen Zweedsch hoofdman aan
gekomen was, door vyf dragonders vergezeld.
De Zweed bracht een boodschap van gene
raal Bauer en een schry ven aan den generaal.
Het voorhoofd van Pfuel trok te zamen.
„Breng de Zweden hier l" beval hy kortaf.
De Zweedsche officier verscheen.
„Hoofdman Sparre," aldus stelde hy zicb, na
den militairen groet gowisseld te hebben, voor.
„Gezonden door den opperbevelhebber, gene
raal Bauer. Hier zyn myn geloofsbrieven."
En by reikte een groot schryven over.
By het woord opperbevelhebber krulde Pfuels
bovenlip spottend; werktuiglyk krulde hy met
zyn rechterhand den langen snorbaard. Lang
zaam brak hy dan het schry ven open, en nog
langzamer las hy; het scheen, als wilde hy
ieder woord van buiten leeren.
„Uw generaal," zeide hy met een scherpen
klemtoon op het woordje uw, „uw genoraal
schryft my, dat by u een mondelinge opdracht
voor my gegeven heeft, en dat ik uw mede-
deeÜDgen, als komende van hem, moot op
nemen. Om die aan te hooren, heb ik nu geen
lust. "Wees heden myn gsst, de zaken handelen
"we later af. Het is nu het uur, waarin ik de
bezwaren aanhoor, welke myn soldaten in te
brengon hebben. „Dit recht mag ik hun niet
OQthouden."
Hy gaf den naast hem staanden trompetter
een teeken, waarop deze oen signaal blies.
Drie soldaten tradon toen uit het gelid en
naderden den generaal.
„Waarover hebt gy te klagen?" vroeg deze.
„Gy weet, rechtmatige bezwaren help ik gaarne
uit den weg, maar wee u, als gy my iets
onwaars of ongegronds voorlegt. Vooruit,
spreekt t"
„Wy hebben sedert een maand geen soldy
ontvangen, generaal," verklaarde een hunner;
„is dat in orde?"
„Wie is uw hoofdman?"
„Hoofdman Rollo."
„Hoofdman Rollo heeft twee dagen geleden
reeds de helft van uw soldy ontvangen; de
andore helft vinden wy in Würzburg. Hoofd
man Rollo I Ik verwacht, dat deze lieden
hedenavond nog bovredigd worden; geschiedt
dat niet, dan reken ik morgen met u af."
Pfuel had zyn stem niet verhoogd, maar
toch klonk ze scherp en snydend. Hy knikte
nog even met het hoofd, ten teeken, dat
het onderhoud geëindigd was; maar de sol
daten bleven staan.
„Wat verder?" vroeg hy verwonderd.
„Wy verlangen andere legerorders, generaal;
deze zyn te streng."
„Zoo, en iu welken geest?"
„Nooit mogen ^y des avonds uit. By den
kleinsten twist straft; men ons met provoost
dat willen wy anders hebben."
„Myn zoon, gy kent de krygsartikelen toch,
tot,welke gy u hebt verplicht, toen gy by
my in dienst tradt?"
„Zeker, die kennen wy, maar wy willen
er ons niet meer aan houden; zóó willen
wy niet meer verder; we verlangen meerdere
vryheid."
D 3 man sprak toornig, brutaal dichterby
tredende.
„Gy wilt en gy verlangt," sprak by nu
ontzettend kalm; gy handelt alzoo tegen de
krygsartikelen, welke gy bezworen hebt. En
dat waagt „gy my te zeggen? Gewapend
voor my, uw generaal, met zulke eischen
te treden? Dus openlyke muitery?....
Ziedaar dan myn antwoord."
Bliksemsnel trok hy een pistool uit den
gordel en schoot daarmede op den soldaat.
Met verbryzeld hoofd stortte deze op den
grond neder.
„Weg daarmede 1" beval de generaal met
een handbeweging. „Hoofdlieden, vosrt de
manschappen in hun kwartieren terug. Gy
echter, Zweed, volg my in myn woning."
Li de groote zaal van het huis stond een
tafel, ryker gedekt dan men in die tyden en
in zulk een oord verwachten kon. Op dat ge
deelte der tafel, by de voor den generaal of
zyu gaston bestemde plaatsen, stonden groote
zilveren kruiken en kroezen, alles fraai be
werkt. Maar geen stuk geleek op een ander;
men zag het: alles was hier byeen geroofd.
De spyzen waren eenvoudig, doch krachtig;
gedronken werd er veel, niet alleen de Duit-
8che landwyn, maar ook edeler en zwaardere
dranken.
In den beginne vlotten de gesprekken niet
by8ter; het voorval in het kamp had ver
lammend op menige rappe tong gewerkt.
Maar toen de wyn eenmaal zyn werking liet
gevoelen en de hoofden verhit werden, toen
werden de gesprekken luider en vryor. Pfuels
blik ging meermalen onderzoekend over do
tafel; plotseling sloeg hy met de hand op do
tafel, zoodat de bekers en kannen rinkelden.
„Gecoeg voor heden, myn heeren l" riep
hy. „By den nu komenden schietwedstryd
moeten de oogen der schutters helder en hun
handen vast zyn."
Hy stond op en de overigen volgden zyn
voorbeeld. Staande wendde Pfuel zich tot den
Zweed.
„Myn beste schutters zullen heden proeven
van hun bekwaamheid afleggen," zeide hy,
„en ik heb daarvoor verscheidene pryzen uit,
geloofd. Behaagt het u, uw schutters ter eere-
ook aan ons echyfscbieten deel te nemen?"
Wederom spaalde het bekende spottende
lachje om Pfuels lippen.
„Ik ken noch de kunst van uw schutters,
noch uw schietverordeDingen, genoraal," ant
woordde de vreemdeling; „evenmin behoor
ik tot onzo beste schutters. Maar op uw
wensch ben ik gaarne bereid oen schot af
te vuren."
Nu grepen de gezamenlyke aanwezigen naar
hun wapens, hoeden en zwaardeD, welke zy,
eer zy tafelen giDgeD, hadden afgelegd,
Aan de hand van allerlei gegevens, die voor
den schry ver onwraakbare getuigen zyn, komt
hy tot een slotsom, die allerbedroevendst is,
omdat daaruit blykt, dat met den leerplicht
de veratandelyke ontwikkeling van het Duit-
sche volk niet opweegt tegen die van het
Nederlandsche zonder leerplicht. Ziehier
het woordelyk slot van des hoeren Schook's
artikel:
„Ik biyf leerplicht voor ons land toejuichen
als oen maatregel om het volk te dwingen
zyn belangen niet langer met voeten te treden,
om den kwaadwilligen ouders te beleifcen
oorzaak te zyn, dat het onderwys ook voor
de kinderen der goedwilligen weinig vruchten
afwerpt, en om de jeugd te beschermen, zy
het dan ook slechts gedeelteiyk, tegen de
exploitatie door werkgevers; maar ik biyf
eveneens by myn meening, reeds geuit in
het nummer van 5 November, dat Duitsch
land ons in de eer3to plaats kan leeren hoe
leerplicht zonder bouw van nieuwe scholen
en uitbreiding van het aantal onderwijzers,
en zonder behooriyk streng toezicht, uitge
oefend door een centraal gezag, een doode
letter blyft, en in de tweede plaats, dat leer
plicht geen panacee ia."
Indien de voorstanders van den leerplicht
zóó denken over het wetsvoorstel van minister
Borge3ius want dit wordt door zulk oordeel
in het hart getroffen wat moeten dan de
beatryders wel zeggen? vraagt De Tijd.
In het Sociaal Weekblad van 7 Januari werd
de wenschelykheid betoogd, dat jongens
ook in huiselyko bezigheden, in
„i'Uiswerk", werden geoefend. Het artikel,
met het opschrift: „Waarom baldadige straat
jeugd?" besloot de inzender met den vol
genden zin:
„Het ontbreken van huiswerk in de tegen
woordige Rijksopvoedingsgestichten lykt my
ook nu een leemte. Zelfs de meisjes doen daar
weinig aan, doch voornamelijk aan naaldwerk,
zelfs aao haken in overwegende mate, wat
toch weinig te pas komt in het werkmaus-
gezin of voor een dienstbode, de toekomst
van byna al deze meisjes. Doch ook in de
jorjg6U8gestichton: waarom is dédr voor alle
huiswerk afzonderlyk personeel, in plaats van
de jongens de grooteren voornamelyk
onder toozicht alles zelf te laten doen wat in
hun gesticht9buishouding te doen valt?".
In het laatst verschenen nommer van het
Sociaal Weekblad schryft prof. G. A. Yan
Hamel naar aanleiding van het bovenstaande
„Ik kan niet nagaan uit welke bron de
8chryver de gegevens voor zyn positieve uit
spraak heeft geput. Maar do juistheid van dia
uitspraak kwam my aanstonds zóó twyfel.
aebtig voor, dat ik iolichtiogen uit de be3te
bron trachtte in te winnen.
Aan die bron ontleen ik het volgende:
Ryksopvosdingsgesticht voor meisjes. De
goheele huishouding van het gesticht wordt
door de verpleegden onder leiding en toezicht
der bewaarsters bezorgd.
Bovendien worden alle verpleegden onder
wezen in de nuttige handwerken en van haar
Daarna verlieten allen, met den generaal
aan het hoofd, het huis.
Sedert de inspectie heerschte er een gedrukte
stemming onder de soldaten; nauwelyks fluis
terden de lieden met elkander. In het gebeele
kamp hoorde men noch eenige scherts, noch
oen vrooiyk lied weerklinken. Ook in do
afdeeling, waaronder Voit Stoffer zich bevonu,
was het akelig stil, en by hem ook had het
voorval, dat in zyn nabyheid geschied was,
een pyniyken indruk achtergelaten. Hy wilde
daarover eenige vragen tot zftn hopman richten,
doch onmiddellyk legde deze den viDger op de
lippen. Het zwygon mocht den man echtor
ook bedenkeiyk toeschyoen, en daarom zeide
hy half gekscherend:
„Ons middageten is heden slecht; het vleesch
nauwelyks genietbaar. De generaal meent, dat
het van magore beesten komt, wolke wy in
het leger gebracht hebben; eigeniyk moesten
wy dat tuig alleen opeten. Maar voor die
anderen ddar is het heden ook niets beter,
ha, ha, ha."
Plichtmatig stemden de soldaten met z(1n
lachen in. Yeit Stoffer bad daardoor tyd go-
had zich te bezinnen en de govaarlykeVraag,
welke hem op de tong lag, bleef onuitgesproken.
In het kamp was intusschen alles voor het
schyfscbieten in orde gemaakt. Aan den rand
van de gracht, welke het kamp afsloot, waren
groote schyven opgesteld, waarop zwarte rin
gen geschilderd waren.
{Wordt vervolgd).