N«, 11934
Donderdag 19 Januari.
A#. 1899
feze <§ourant wordt dagelijks, met uitzondering
van (§pn- en feestdagen, uitgegeven.
PERSOVERZICHT.
FeuJlleton.
O, (lie gamma's!
LEIDSCH
DAGBLAD.
PHIJS DEZEB COUEANTi
Voor Lolden per 8 maanden.f 1.10.
Franco per post 1-40-
Uaonderlyke Nommers 0.06.
PBJJS DER ADVERTENTIÊK t
Van L-6 regels f 1.06. Iedere rogei meer f 0.17 - Grooterd
letters oaar plaatsruimte. - Voor het Incasseeren bulteD de stal
wordt f 0.05 berekend
Tweede Blad.
De redactie van het weekblad Maalschappe-
lijk Werk heeft aan een 25-tal hoogleeraren
de volgende vragen gedaan:
I. Is u van het nut der zg. university-
extension overtuigd?
II. Vreeat u ook, dat daardoor gekweekt
<sal worden halve kennis, wat zoo licht tot
f buitensporigheden aanleiding zal geven, of is
u van oordeel, dat door oen goede regeling
.n zorgvuldig kiezen van onderwerpen dit
gevaar voorkomen of althans tot een minimum
gereduceerd kan worden?
III. Gelooft u, dat een vereeniging, ten doel
hebbende het geven van cursussen overal in
3n lande, waar daaraan behoefte is, levens
vatbaar zal blijken te zijn?
17. Zoudt u bij eventueele oprichting van
een dergelijke vereeniging zooveel in uw ver
mogen is haar streven bevorderen, wellicht
door zelf actief op te treden?
V. Meent u, dat de stoot tot de oprichting
van een zoodanige vereeniging moet uitgaan
an de universiteiten?
VI. Acht u het wenschelijk, dat in een
zoodanige vereeniging cursussen worden ge
houden door niet-gegradueerden, speciaal door
studenten?
VII. Zoudt u het bijwonen der cursussen
volkomen vrij willen gesteld zien of aan eenige
voorwaarde gebonden, met name aan het geven
van eenige geldelijke restitutie voor het genoten
onderwijs?
VIII. Ligt het naar uw meening op den weg
der Regoering, door het geven van subsidie
een zoodanige vereeniging te steunen?
Twee antwoorden maakt het blad nu open
baar: een van prof. Bolland, die zich, meer
in het algemeen, niet onbepaald gunstig uit
spreekt, en een van den Amsterdamschen
hoogleeraar prof. "Winkler, die schrijft:
BIn antwoord op uw schrijven het volgende:
„ad Vraag I. Neen. Naar mijn meening
kan U.-E. slechts nut doeD, als lessen en
cursussen gegeven worden door de allereerste
wetenschappelijke krachten over enkele ooder-
werpenf die zij volkomen beheerschen. De
ervaring hoeft aan alle docenten geleerd, dat
niets moeilijker is dan het geven van z. g.
populair-weten8chappeli)k onderwas. Om hot
eonvoudig te kunnen zeggen moet men, zelfs
als men het onderwerp volkomen beheersclit,
zich zeer veel moeite geven; en dan is het
heter om het populair behandelde te laten
drukken. Bij een mondelinge voordracht is
de spreker te weinig verantwoordelijk, en
Imoedigt te zeer de traagheid aan bi) hoorders,
die lievor op gemakkelijke wijze overzichten
krijgen door een cursus dan door lezing van
hetere populaire geschriften en
„ad II dan voor halve kennis en nog meer
voor encyclopedische kennis gevaar loopen.
4iet voor buitensporigheden. M. i. worden op
g ond van gevoelens buitensporigheden ver
licht, niet op grond van half weten. Een
STOödo regeling kan natuurlijk veel voorkomen,
maar als er oen goede regeling is getroffen
en de onderwerpen degelijk on goed en be
vattelijk behandeld worden, als de keuze der
onderwerpen zoo is, dat geen onrijpe dingen
(gewoonlijk nog niet bevestigde resultaten)
worden besproken, dan vrees ik, dat het aantal
hoorders beperkt zal zijn, omdat zij zullen
meenen, dit wel te weten. Het gevaar schuilt
m. i. in concessies aan de hoorders, die de
nieuwtjes (rijp of niet) der wetenschap ver
langen, niet den stand der groote vragen.
„ad III. Stellig. Hoe grootor de concedes
zullen zijn, aan hoorders gemaakt, die op
gemakkelijke wijze een „physique amusante",
etc. wenschen te hooren, des te meer levens
vatbaar zal de bedoelde vereeniging zyn.
Worden die concessies niet gemaakt, dan
daarentegen geloof ik niet aan de levensvat
baarheid in zeer ruimen kriDg.
„ad IV. Dat hangt geheel af van de wijze,
waarop die vereeniging zou handelen.
„ad V. Dat weet ik niet. Niet uitsluitend,
zou ik denken. De universiteiten zouden
voeling moeten hebben en samen moeten
werken met andere vereenigingen.
„ad VI. Ik acht dit verderflijk. Gewoonlijk
is op dien leeftijd de zelfoverschatting in
tegenspraak met het kunnen. De bescheidener,
beteren zullen het niet W2gen, de brutalen
daarentegen zullen meenen, het te kunnen
en heelwat bombast voor zuivere weten
schap uitgeven. Natuurlijk zijn geen niet-
gegradueerden uit te sluiten van de voor
drachten. Men moet, zonder of met graad,
de allermeest ervarenen kiezen, omdat een
voudige behandeling de allerhoogste eiscben
stelt aan den docent. Daarom geen beginners.
„ad VII. Ja, eenige, hoezeer ook geringe,
retributie moet men eiïchen. Of die op geldelijk
gebied of elders moet gezocht worden, kan
ik niet beoordeelon. Wel moet allo streven,
om er een kostelooze publieke vermakelijk,
heid van te maken, geweerd.
„ad VIII. Beslist niet. Alle vereenigingen,
die niet op eigen kracht kunnen draven,
maar aan de Staatsruif knabbelen, vertoonon
een bedenkelijk gemis aan energie."
Nu met eenige weken de jeugdige mili
ciens naar de kazerne moeten vertrekken,
teekent Dc Nicutoe Koerier verzet aan tegen
de wijze, waarop in veel kazernes de keuring
geschiedt. De onthullingen van den laatsten
tijd geven het blad aanleiding om te vragen
of „de keuring onzer brave, eerbare Holland-
sche jongens golijkon moet op een keuring
van slaven in Afrika's wildernissen?" Dan
vervolgt het blad:
„In een adres aan de Tweede Kamer heeft
dr. Nuyen8 medegedeold, hoe het toeging bij
de keuring der miliciens in de kazerne te
Hoorn; hoe daar 40 tot 80 miliciens, geheel
ontkleed, bü elkaar stonden te wachten, tot
dat zij door den dokter één voor óén in aller
bijzijn werden gekeurd. En uit nadere infor
maties is ons gebleken, dat zulks niet alléén
te Hoorn, maar eveneens te Don Helder,
Venloo, Maastricht, Breda, 's Boscb, Den Haag,
Haarlem, Leiden en Hellevoetslui3 plaats had.
Mag men aldus spotten met de eerbaarheid
onzer jongens?
Staan de ouders hun kinderen af voor den
dienst des Vaderlands, om hen reeds op den
drempel der kazerne behandeld te zien als
eertijds do slaven? Het is een schande voor
Nederland, dat zulks mogelijk is 1
En op dezelfde wijze als bovenbeschreven
gaat het daarenboven in menige kazerne toe
bij zwemoefeningen, en zelfs te Hoorn aan
den publieken weg. Waar is dan toch het
besef der verantwoordelijkheid by de bevel
voerende officieren? Des te harder en luider
mag hier het verwijt klinkeD, wfil de geheele
wegneming van dit euvel geen noemens
waardige kosten noch moeite oplevert.
Men behoeft slechts te willen, en de kleine
onkosten zal men niet merken op de begroo
ting van ettelijke millioenen. En al waren de
kosten hoog, is het geld voor zulke verbete
ringen niet eindeloos beter besteed dan aan
nieuwe kapotjassen, of geweren of forten?
Het Nederlandsche volk vraagt geen gunst,
maar vraagt recht, wanneer het verbetering
eischt van dezen toestand.
Uit goede bron hebben wy vernomen, dat
de Minister van Oorlog, op bovenstaande feiten
gewezen, onderzoek en verbetering heeft be
loofd. Wy zyn er don Minister dankbaar voor.
Maar waar jaren lang het Nederlandsche volk
op zulke ergeriyko wyze in zyn beste zonen
is behandeld; waar deze toestand zoo alge
meen schynt verbreid, daar is een openlyke,
offieièele verklaring van den Minister noodig,
opdat hot volk wete, dat de hoogste autori
teit in het leger deze handelingen afkeurt,
en het overtuigd is recht te vindon, indien
nog ooit dergeiyko praktijken mochten wor
den herhaald. Da noodige documenten, om een
onderzoek in te stollen, staan den Minister
ten dianeto; zou hy do klachten wat wy,
na de ons verstrekte gegevens voor gehoel
onmogeiyk houden ongegrond vinden,
welaan, hy zuivere dan de kazerne van de
smet, die door deze onthullingen op haar ge
worpen is.
Maar staan de feiten, zooals vertrouwbare
ooggetuigen uit de verschillende garnizoenen
ze mededeeloD, dan ook gebiedt de eer, die
oen Minister aan het volk verschuldigd is,
dat hy deze handelingen lake, zooals zy bet
verdienen, en den ouders de plechtige ver
zekering geve, dat in de toekomst hun
kinderen aan zulke beleeiigingen niet meer
zullen blootstaan. En daarom achten wy een
officiöale verklaring van den Minister onver-
mydeiyk.
Met gonoegon vernamen wy, dat er ook
eenige uitzonderingon zyn; zoo byv. te Roer
mond, waar het by de keuringen en zwem
oefeningen zeer fatsoenlyk toegaat. Maar nu
het van niet minder dan van „negen" garni
zoensplaatsen „bekend" is, dat do keuringen
en zwemoefeningen op zeer onpassende wyze
om geen erger woord te gebruiken
geschieden, dienen ook de strengste maat
regelen genomen to worden ter voorkoming
van zulke misbruiken. En mochten, by de
eerstvolgende gelegenheden, de miliciens onder
vinden, dat men geen acht hoeft geslagen op
do gegronde klachten, dan zullen zy een goed
werk verrichten met publiciteit aan deze
zaken te geven."
In het Handelsblad kwam een artikel
voor over „De Gefortuneerden en de
Levensverzekering", waarin er op
gewezen werd, dat op het gebied van de
praktyk der levensverzekering ons land
zoo lang achtoriyk is gebleven.
Een der oorzaken, waarom de levens
verzekering in ons maatschappeiyk leven niet
zoo sterk is doorgedrongen als in Engeland,
moet wellicht gezocht worden in ons nationaal
vermogen. Wy zyn een ryk volk, maar, in
tegenstelling met Engeland, zyn de vermogens
hier meer verdeeld, en er zyn veel bezitters
van aanzieniyke vermogens, die geen levens
verzekering sluiten, omdat zy van oordeel zyn,
aan vrouw en kinderen genoeg te kunnen
nalaten om van te leven.
Nu zou dit geen zoo groot kwaad zyn, ware
het niet, dat in ons land Diet zoo vaak meer
en ook niet zooveel meer wordt overgelegd
als vroeger hot geval was, toen aan vrouw
on kinderen in den regel genoeg werd
nagelaten, om in donzelfdon stand te kunnen
biyven leven. Ftiteiyk was dan ook in
vroegere jaren voor velen een levensverzeke
ring, uit dit oogpunt beschouwd, niet noodig
en daardoor is wellicht die onverschilligheid
ontstaan, die men nu nog in de kriugen,
waar men over groote kapitalen en groote
inkomens beschikt, omtrent levensverzekering
kan constateeren.
Em veranderde wyze van leven; het door
dringen van meer weelde, ook in de deftige
geslachten, die vroeger om hun eenvoud
bekend waren; de gemakkelykheid om geld
uit te geven; do reusachtige uitbreiding van
het wereldverkeer; de hoog^re eischen in alles
wat het dagelyksch comfort betreft; eindeiyk
de zucht om groot te doen, zyn allo zooveel
factoren, welke voeren tot geld uitgeven en
die dus do kansen verminderen van hot
ter zyde-leggen van kapitaal, verkregen uit
gemaakte winsten of gevormd uit niet ge
bruikte renten. Hoewel dit nu niet onmiddeliyk
afkeur verdi nt, omdat het geld daardoor in
omloop komt en derhalve voor de natie
oneindig productiever is dan dat het byv. op
bet Grootboek wordt gezet, dient toch in bet
oog te worden gehouden, dat de erfgenamen
door de verdeeling van het kapitaal, dat men
nalaat, vaak niet op denzelfden voet kunnen
voortleven, als zy by het leven van den erflater
hebben kunnen doen.
Om dit te voorkomeD, daartoe dient de
levensverzekering.
Voor de gefortuneerden in den lande heeft
de levensverzekering niet minder beteekeüis
dan zy reeds bezit by hen, die van een beperkt
inkomen moeten leven.
Werkeiyk ryko menschen doen vaak ver
standig, do premie van hun verzekering of
een deel daarvan ineens te betalen. Zy zyn
daD, vooral wanneer zy niet van hun rente
lever, maar hun kapitalen gestoken bobben
in ondernemingen, die ook aan verlies bloot
staan, gewaarborgd tegen alle onvoorziene
omstandigheden, daar zy nimmer bevreesd
behoeven te zyn, dat do premiebetaling hun
te eenlger tyd te zwaar zal vallen.
„Maar," zal men zeggen, „die onvoorziene
omstandigheden, welke de meest solide
ondernemingen aan het wankelen kunBen
brengen, kapitalen kunnen doen verdwynen
als sneeuw voor de zon, kunnen ook do
levensverzekering-maatschappijen troffen, en
dan is al het gestorte kapitaal of zyn allo
gestorte promiön verloren."
Deze opmerkiDg, wellicht overal elders vol
komen gerechtvaardigd, gaat Diet op by het
verzekeringswezen. Ia een verhandeling van
Johan De Witt komt reeds het eerste ont
werp van een sterfte-tafel voor, die, hoewel
zy niet kan vergeleken worden met wat men
thans met dien naam bestempelt, toch vol
doende bewees, hoezeer De Witt overtuigd
was van de waarheid, dat men by hot bepalen
van de waarde van uitkeeringon, die van het
leven van bepaalde personen afhankeiyk zyn,
rekening moet houden met de levenskans van
eiken ouderdom, zooals die door waarneming
vastgesteld kan worden. De berekening van dio
levenskansen ligt ten grondslag aan elke
ievensverzekering-maatscbappy, zoodat deze,
in tegenstelling met andere financiöele
instellingen, gebaseerd is op een natuur
wet. Haar sterftetafels doen haar met
voldoende nauwkeurigheid zien, hoeveel der
op gelyke wyze verzekerden elk jaar zullen
overlyden, en zy kan dan berekenen, hoe
groot het bedrag der premiön moet zyn,
dat zy van alle verzekerden moet ontvangen,
wil zy de uitkeeringen doen, waartoe zy
zich by contract, in deze de polis, heeft
verbonden.
Een levensverzekering-maatschappy ver
keert dus in eea andere en in een veel betere
conditie dan elke andere maatschappy of
vennootschap, die aan wisselvallige winsten
of verliezon blootstaat. Do sterftocyfers zyn
bekend; een geneeskundig onderzoek waakt
er voor, dat deze onder de verzekerden niet
booger zyn dan elders in normale omstandig
heden; de wiskunde is de groote helpster
voor de premie- en reserve-berekening. Alle
gegevens van juistheid en soliditeit zyn dus
voorhanden; en dat levensverzekering-raaat-
schappyen ook bestand zyn tegen de hevigste
stormen in de meest buitengewone omstandig
heden, kan blyken uit het feit, dat in Frankryk,
in de jaren 1870 en 1871, toen de oorlog dat
ongelukkige land in oen poel van ellende
stortte en de Commune daarna byna nog meer
slachtoffers vroeg dan de oorlog, alle maat-
6chappyen aan haar verplichtingen hebben
voldaan. By thans vergeleken, was toen
het verzekeringswezen nog maar in zyn
kindsheid.
Dat de meer gefortuneerden, de bezitters
van groote kapitalen in Nederland zich minder
aan de verzekering van hun loven laten
gelegen liggen, vindt vermoedeiyk grooten-
deels zyn oorzaak in mindere bekendheid met
de zaak, waardoor zy niet op de hoogte zyn
van de groote voordeelen, welke zy voor
zich en hun betrekkiDgen daaruit kunnen
erlangen.
De hoer Mugnier, oud-fabrikant van viool
snaren, had een aardig kapitaaltje verzameld
en besloot, op een aangenamen stand van
Izyn rente te gaan leven. Heel toevallig ont-
[dekte hy op een morgen, dat hy doelloos de
■eene straat uit, de andere in wandelde, inde
j rue de la Seine appartementen, die hem onmid
dellijk zeer aanlachten. Zeven kamers op de
l vierde verdieping voor vierhonderd vyftig
guldeü, dat was een spotprys, en, vroezende,
dat de eigenaar er toe zou besluiten na eenigen
tÜd meer te vragen, huurde hy de kamers
Toor negen jaar.
Do familie Mugnier ontdekte dageiyks nieuwe
^angename eigenschappen van de woning.
^gÜ genoten er do welverdiende rust, waar-
zy zoo verlangd hadden. Mevrouw
^ugnier ging des morgens naar de markt en
^BïTichtte haar boodschappen; Mugnier las
t.^n zyn „studeerkamer" zyn courant en juffrouw
®oqise speelde haar gamma's.
Zij zetto zich in den regel reeds des
Biorgens om halfacht aan de piano; om elf
JaJ60 29 om ^jeuneerentogen
Q uur hervatte zy de studie, om eerst tegen
uren te eindigen.
I De yver, waarmede zy zich op de pnuziek
Që e, was inderdaad pryzenswaardig.
Mugnier wist, toon hy de kamers huurde,
niet, dat er boven hem een schilder woonde,
een leerling van de „Ecole des Beaux-Arts",
een jongmensch met een inkomen van twaaf-,
veertienhonderd gulden. Wanneer men drie
en twintig jaar is, mag men wel een beetje
plezier maken, vooral als men de middelen
bezit om de kosten daarvan te bestryden.
Onze vriend Max zoo heette hy ging nooit
vóór twee uren in den nacht naar bed en
stond dus laat op. Dat is begrypelyk. Men kan
niet om zes uren uit de voeren komen als
men er om twee uren eerst inkruipt. Hy
stond dus laat, heel laat op.
Mugnier bewoonde eenigen tyd de vertrekken
welke hy voor negen jaar gehuurd had, vóór
dat hy tot de ontdekking kwam, dat de
schaduwzyde niet ontbrak.
Gedurende de drie maanden, dat de vierde
verdieping onbewoond geweest was, was de
schilder de gelukkigste van veel menschen
geweest. Hy kon tot den middag in zyn bed
blyven liggen, zonder in zyn slaap door eenig
gerucht gestoord te worden.
Op een morgen werd hy door een ongewoon
geluid wakker. Het was negen uren.
Hy luisterde; ja, dat geluid kwam van
beneden het waren gamma's
Hy trok de dekens over zyn hoofd, hopende
weer te zullen inslapen. Onmogelijk! Eindeiyk
kon hy het niet langer uithouden en stond hy
op. Hy kleedde zich aan, liep zyn atelier op
en neer, wierp een raam open en ademde
de frissche morgenlucht in. Dat getjingel
beneden maakte hem afschuweiyk zenuwachtig
en het schoen nooit te zullen ophouden; regel
matig, eentonig ging het maar steeds door.
„Maar dat is om gek te worden riop Max
uit. „Daar moet ik een stokje voor steken."
Hij luisterde weer. Ja, nu hoorde hy duidelyk,
dat hot gamma's wareü, niets anders dan
gamma's.
„Wacht, ik zal jullie ook wat muziek
geven!" riep hy woedend uit en hy begon
in zyn atelier rond te springen, stoelen, tafels,
ezels, alles omver te werpen, borden stuk
te gooien, houtsblokken over den vloer te
rollen en een helsch loven aan te richten
mot alles, wat onder zyn handen kwam.
Plotseling zweeg de piano.
II.
Juist wilde hy weer onder de dekens
kruipen, om tot rust te komen, toen er aan
de deur werd geklopt. Hy opende deze en een
zyner vrienden trad binnen.
„Wat is hier gebeurd?" vroeg deze, ver
wonderd in het wanordelyke vertrek rond
ziende.
„O, kerel, spreek er niet vaD," antwoordde
Max met een zucht. „Hier beneden me huist
een monster, dat 's morgens om zeven uren
al op de piano begint te trommelen."
„Dat moet vreeseiyk zyn!"
„'t Is om gek te worden, zeg ik je! En
om het niet langer te hooren, ben ikzelf
wat leven gaan maken. Luister, daar beginnen
de gamma's weer. Ik hoopte al, dat ik er een
eind aan gemaakt had."
„Zal ik je een beetje helpen? Ik houd er
wel van den boel door elkaar te gooien."
„B.st. Ik kan nu toch niet meer slapen.
Hier, neem jy de tang, ik heb hier een
houten hamer. Vooruit maar!"
En een uur lang richtten zy met hun beiden
zulk een helsch leven aan, als er nog nooit
in de rue de la Seine vernomen was.
Eindelijk waren ze uitgeput en besloten
ze te gaan déjeuneeren, om nieuwe krachten
te verzamelen.
Op de trap ontmoetten zy oen gezet heertje,
dat zeer opgewonden bewegingen met de
armen maakte en zeer driftig scheen.
„Dat is toch al to erg!...." riep hy.
„Is me dat een huis voor een fatsoeniyk
menschMaar ik zal me by den eigenaar
beklagenDio schilder moet er uit, dat
is zekor. 't Is een schande!"
„Wat is er gebeurd, mynheer vroeg Max,
inwendig lachend.
„Verbeeldt u eens, heeren, dat sinds twee
uur de bowoner van de verdieping boven
ons zulk een helsch leven gemaakt beeft,
dat we ieder oogenblik vreesdon het plafond
to zullen zien instorten. Myn vrouw en ik
hebben nu en dan den spiegel vast moeten
houdeü, en verscheiden van de platen, die
tegen den wand hingen, zyn naar beneden
gevalleD.
„En gebroken?" vroeg Max.
„In gruzelmenten, mynheer, in gruzelmenten.
Het glas ligt in onze kamer gezaaid l"
„Prachtig 1" zeide Max.
„Wat blieft u?" vroeg het heertje.
„Ik zeide alleen achtig; daar moet iets
aan gedaan worden."
Plotseling deed zich weer dezelfde regel
matige, eentonige muziek hooren, die hom
uit den slaap had gewekt.
„Wat is dat, vraag ik u?" vroeg Max,
door dat geluid zóó driftig wordende, dat
by bet mannetje wel van de trap had willen
gooien."
„Dat? Dat is myn dochter, die aan het
studeeren is."
„Het is dus uw dochter, die 's morgens om
zeven uren al begint te tjingolee?"
„Tjingelen tjingelen
„Ja, ja, tjingelen, niet anders l" riep Max,
den armen Mugnier by den kraag va'ttenc^e.
„En ik verzoek u haar te verbieden daarmede
voort te gaan. Hoort u? Ze maakt me dolt
Ik ben in staat een moord te bogaan. Ik ben
de schilder, die boven u woont."
De vriend slaagde er in Max zoo ver tot
bedaren te brengen, dat hy Mugnier losliet,
die haastig de vlucht nam.
Toen zy het huis zouden verlaten, sprak de
concierge Max aan.
„Meneer, de menschen van de vierde ver
dieping hebben erg geklaagd over het rumoer
boven hun hoofden. Zou dat niet een beetje
minder kunnen?"
„Wat, hebben ze zich durven beklagen? Dat
is wat mooisi Ze hebben je zeker niet verteld,
dat ze zeiven een muziek makend monster er.
op nahouden.'*
Slot volgt.)