N». 11931
Maandag lO Januari.
A0. 1899
fuze <§ourant wordt dagelijks, met uitzondering
van rgpn- en feestdagen, uitgegeven.
PERSOVERZICHT.
Feuilleton.
DE VAAS.
LEIDSCH
DAG-BLAD.
PBIJS DEZEB COURAUTi
Voor Leiden per 8 maandent 1.10.
Franco per posl
AfconderhJKe NommerB °°6'
PBXJ8 DER ADVERTEN TJJ&R
Van 1 6 regels l 05. Iedere regej meer f 0.17 - Grootere
letters oaar plaatsruimte - Voor het Incasaeerao buiten de a tad
wordt f 0.05 berekend
Tweede Blad.
Eet Noordbrabantsch Dagblad komt op
tegen de redcneoiing van velen, die ter
wille van de kinderen-straatzwervers gaarne
leerplicht zouden ingevoerd zien, in het
belang dier kinderen zei ven en der openbare
rust van de plaats hunner inwoning Uat is
een-zelfzuchtige manier van redeneeren", zegt
het f blad, en het gaat dan voort:
„Omdat het voor uw dorp goed is, ziet ge
daarom over het hoofd, dat op veel dorpen
met gemengde bevolsing de katholieke kin
deren, komt er schoolplicht, naar minder
goede, practisch naar slechte scholen zullen
moeten gaan! Ons dunkt, dit is geen rede-
neeren. Dit is schrielheid vim opvatting, eigen
baat en onpracti8Chopportunisme. Vervolgens.
Wie zegt, dat die vagebondjes niet op andere
wtJze dan met een ontwerp op den leerplicht
naar school zyn te krijgen? Met belooningen,
toezoggingen, premiên, enz. D m bleef het
beginsel gehandhaafd, die slechte school werd
niet noodwendig tiet punt van samenkomst
voor goedo, kathoüeke kinderen.
Ten derde vraagt het blad, welke waarbor
gen men heeft, dat de school de „vagebond
jes" beter zal maken. De ervaring bewijst
toch, dai juist door de s nu. lkinderen het
meeste kattekwaad wordt u .gevoerd.
En ten vierde, wat kan men voor goeds
verwachten van de inrichtingen voor lager
onderv.ys? „Waren het nog vakscholen, land
bouwacholen t-yv., dan ware het nog wat.
anders. Maar wat zal uw vag bandje na 13
jaar dan beginnen? Voor den kring, waarin
h(J thuis hoort, komt by niet heel veel wijze;
va un oanken dan hy er op plaats nam l
A.ln er g-öpr^mlÖBrdo vnkacholun waren, boeren-
'acholeu ten plittenland -, en de Staat daar
een millioen of 3, 4 peiljaar aan besteedde,
dit zcu beter helpen. Ma® gedwongen onder-
wys in vak a—gt lager onderwys, waarach
tig, het zal een bitter beetje helpen I
Ten vyfde, en dit is wel het voornaamste,
één van twetën: gy geeft aan het hoofd
der school het recht, de kinderen, die zich
misdroegen, zeleloo3 zyn en anderen bederven,
van school to jagen, of wel gy volgt
minister Borgesius in z(Jn leerplicht-ontwerp
on stolt geen vrystelling op wegjagen van
school.
Maar wat dan? Als dit ontwerp doorgaat,
kan de meester geen slechten jongen van
'school jagen. Want dan valt de ouder in
straffen. Dit is bespotteiyk, zult ge zeggen.
Mmr het is toch zoo. Onder de vrijgestelde
land aren staan niet de „weggejaagden". Dus
die zyn niet vry; de ouders boloopen dus
straf als een kind van de school wordt ge-
jdagü, volgens de Wet. Dit is dwaas, zegt
ge. Heel goed, maar het kan toch niet anders.
War,t neemt ge wegjagen wól onder de vry-
etellingen op, dan laten de vagebonden zich
#8jeezen" onge zyt eveQ ver. En toch
moot een meester, wil de school niet ver
kankeren en de goede kinderen, om de slechtoD,
üodorven worden, een kwajongen weg kunnen
jagenDat kan ieder mensch bogrypen."
Dr. A. W. Bronsveld maakt in do Kroniek
dor Januari-Stemmen eenige opmerkingen
naar aanleiding van het onlangs te Rotterdam
gevoerd debat tusschen prof. Winkler en
anderen over de vrouwenbeweging.
(Alle dien avond uitgebrachte redevoeringen
zyn te zamen in brochure-vorm verschenen).
De schry ver verheugt zich, dat prof. Winkler
„beeft pal gestaan tegenover zyn ambtgenoot
Treub en tegenover een aantal man-vrouwen,
of zullen wt) zeggen „vrouw-mannen?" Prof.
Treub gaf zyns i iziens een causerie zond r
argumenten, sprak geestig, maar niet over
tuigend. Prof. Winkler leverde een betoog en
voerde argumenten aan, maar kwam daarby
op het terrein van het sexueele leven, waar
van zooveel allertreurigste byzonderheden
door hem werden meegedeeld. Het wekt by
den sohryver weerzin, dat de vrouwelyke
opponenten den hoo^leeraar ook daarover te
woord stonden.
„Indien ik niet vreesde, deze droeve cari-
c;ituren van het Ewig-weibliche te beleedigen,
z ju ik zeggen, dat ik diep medeiyden met
baar heb. Maar ik wil daarom liever wyzen
op het gevaar, dat onze maatschappy bedreigt
door den invloed van deze felle amazonen.
Het kan niet verborgen blyven, dat zy van
een gelukkig huisgezin niet het middelpunt
kunnen uitmaken. Echtscheidingen kunnen
niet achterwege blyven, en het voorboeld er
van zal het eerst gegeven worden door
degenen, van wie zulks het minst zou wor
den verwacht. Yele jongedochteren onzes volks
zullen dankbeelden overnemen en gewoonten
zich eigen maken, die het stofgoud wegblazen
van haar vleugelen, en op de hoogten, diezy
bewandelen, hoe langer hoe eenzamer leven
en sterven.
Neen, het zal aan deze onvrouweiykè vrou
wen niet gelukken al de bloemen in onzen
hof te doen versterven, of te berooven van
haar geuren en kleuren. Ook hier zal de
natuur sterker biyken te zyn dan de leer.
Het goede, dat er is in deze beweging, zal
door Gods wysheid beklyven, maar het zal
niet tot ons komen langs den weg, die door
de vurige en de innige voorstanders der
vrouwenbeweging gewezen en geprezen wordt."
In dezelfde Kroniek besproekt dr. Bronsveld
de circuUire-Dünner en het daarover in do
Tweede Kamer gevoerd debat. De schryver
heeft zich verwonderd over de kleurenblindheid
van den minister van binnenlandsche zaken,
die zich verschanst achter de bewering, dat
de openbare scholen neutraal moeten wezen
en het daarom ook werkeiyk zyn.
„Meer dan wellicht vele liberalen vermoe
den, heeft het optreden van den heer Dünner
indruk gemaakt op vele belangstellenden in
0U8 volksonderwys. Het is geen dogmatisme,
als wordt gezegd: wy willen niet, dat by onze
kinderen direct of indirect alle geloof wordt
ondermynd, en dat zy komen onder den
invloed van de materialistische levensbeschou
wing. Neen, hiertegen op te komen, is te
stryden voor het oorspronkeiyke karakter van
ons onderwys, en is te waken tegen het
verderf, dat uit het loochenen van God moet
voortkomen.
Wy willen de volksschool handhaven, maar
het moet een school zyn, waaraan het volk,
dat aan God vasthoudt, en dat onze Obristeiyk-
historl8Che tradities niet verloochenen wil,
met een gerust hart zyn kinderon kan toe
vertrouwen."
De heer W. J. Van Gorkom heeft in de
Java-Bode eenige artikelen geschreveD, waarin
hy zich in de eerste plaats aansluit by de
meening van hen, die den sterken drang naar
verbetering der verloskundige hulp
voor Europee8che vrouwen op
Java overdreven achten.
De toestand op dit gebied is, naar de
schryver meent, niet zoo erg. Daarentegen
acht hy het noodig het medeiyien, door de
bespreking van deze zaak in Nederland opge
wekt, over te breDgen op de inlandsche
bevolking, die zoo groote behoefte heeft
aan betere geneeskundige hulp in het
algemeen. Hy is het met dr. H. Bervoets,
zendeling-arts te Modjo-Warno, gehoel eenB,
dat laatstgenoemd belang veel grooter is dan
het eerste.
Daarentegen gaat hy niet met dr. Bervoets
m9e, waar deze de opleiding der inlandsche
vroedvrouwen zou willen opdragen aan speciaal
hiervoor aangestelde (geneeskundige) Regoe-
ringeambtenaren. Een voldoend aantal men-
schen met genoegzame toewijding en zelf
verloochening zouden z. i. voor dit werk niet
te vinden zyn. Slechts éón groep van menscben
zal hiervoor in de eerste tientallen van jaren
geschikt zyn: de zendeling-artsen.
In verband met des schryvers denkbeeld,
om dus de zendeling-artsen voor de opleiding
der inlandsche vroedvrouwen to gebruiken,
acht hy meerderen moreel en en financiöelen
steun der medische zending door .de Regeering
noodig. Bedroevend schynt het hem, dat aan
de weinige medische zondingsposten, die wy
nu in den Archipel hebben, nu en daD, als
een aalmoes, wat geneesmiddelen of geld
worden gezonden. Tegenover de honderden
zendeling-artsen in Engelsch-Indiö, Japan, enz.
telt de schryver er in onze Oost slechts v i e r.
„Geleideiyke uitbreiding van het aantal
zendeilng-artsen, aan wie dan de opleiding
van inlandsche vroedvrouwen toevertrouwd
kon worden, zou voor de bevolking een wel
daad zyn, waarby alles, wat tot heden voor
den iolander is gedaaD, in het niet zou zinken."
De Maasbode zegt: Arbeidsinspectie
io kloosters? Een inzender in hot
Sociaal Weekblad schry ft eenige regelen, die
niet onopgemerkt mogen passeeren.
Het stukske luidt:
„Dezer dagen werd my als een feit mede
gedeeld, dat in een groot Katholiek gesticht
hier te lande, waar de meisjes byna uitsluitend
borduurwerk verrichten, een meisje van ruim
20 jaar wegens ernstige oogontsteking be
handeld moet worden in een geneeskundige
inrichting; een ander heeft een barer oogen
verloren en een glazen oog gekregen. Beide
gevallen zyn waarschyniyk een gevolg van
overwerken bij kunstlicht. Ofschoon de Overste
thans voorzichtiger is gewordeD, valt het te
betreuren, dat een eventueel te benoemen
fabrieksinspectrice niet het recht zal hebben
deze gestichten te bezoeken; de vervaardigde
artikelen immers worden gewooniyk verkocht,
dus de bepalingen der Arbeidswet zouden ook
hier toegepast moeten worden. H. P. L."
Zulk een beschuldiging is ernstig.
Ze verdiende beter gestaafd te zyn dan met
een onbepaald: „werd my als een feit mede
gedeeld."
Zóó heeft ze den schyn van een praatje.
Te meer, omdat in kloosters, en zulk een
is blijkbaar bedoeld, te oordeelen naar de
vermelding van „de Overste" maar ook
in R.-K. liefdegestichten, byna zonder uit
zondering de regel geldt: Vroeg naar bed,
vroeg op.
Meestal gaat men in zulke inrichting te
9 uren ter ruste, 's Zomers öus by daglicht.
En 's winters in ieder geval nog op een uur,
dat het minder verklaarbaar maakt, hoe men
zich de oogen kan overwerken by
kunstlicht.
Zeifs het aangebrachte woordje „waar
schyniyk" kan hier weinig redden.
Het zet alleen het gansche berichtje op
nog losser schroef.
En de opzet mist voldoenden ondergrond,
om een zoo stellige en scherpe conclusie te
wettigen.
Maar al ware de opzet juist, wat ge
heel te bewyzen valt dan is de slotsom
nog wondorlyk.
Kloosters, liefdegestichten, enz. zyn geen
fabrieken of werkplaatsen in den zin der wet.
Kunnen dus niet onder de arbeidswet
vallen.
Of men zou ook weeshuizen, blindenge-
stichten, naaikransen, liefdadigheidsvereni
gingen onder de arbeidsinspectie moeten stellen.
Hier worden twee zaken verward, die
gansch ongeiyksoortlg zyü, en waarvan een
bykomende omstandigheid (verkoop of niet)
het wezen niet wyzigt.
Ter wille van het Sociaal Weekbladdat
prof. Treub uitnemend pleegt te redigeeren,
hadden we gewenscht er niet zulk een stukske
in aan te treffen.
Sporen van zeker benepen anti-clericalismo
vertoont het moer dan van logica; en betrouw
baarheid, zooals het daar ligt, mist het geheel.
De Nieuwe Schiedamsche Courant stelt zich
de vraag, of de vrouwen zich aan do
studie moeten wyden en beantwoordt deze
vraag in een uitvoerig artikel. Het blad wyst
op een onlangs verschenen brochure van
professor Eduard Albert, waarin deze beroemde
heelkundige opkomt tegen de dwaling alsof
de enkele persoon en Diet het paar als de
eenheid van de menscheiyke maatschappy
ware te beschouwen.
Mon beweert wel, dat de vrouw zich naar
lichaam en geest evengoed zou ontwikkelen
als de man, indien haar maar de gelegenheid
werd geboden maar die bewering is in
stryd met do natuur en met de ervaring*
Professor Albert is overtuigd, dat een gesta
dige vooruitgang alleen mogeiyk is door de
overerving. Hy beroept zich daarby als een
voorbeeld uit de ervaring op de toonkunst,
welke de vrouw immers reeds esuwen lang
vóór het woord vrouwen-emancipatie nog was
uitgevonden even vry en onbelemmerd heeft
kunnen beoefenen als de man. En toch
zegt hy bestaan er op het gebied der muziek
byna geen vrouwelyke scheppingen.
Voor de beoefening dor geneeskunde schie-
toD, volgens prof. Albert, de kracht-n der
vrouw naar li' haam en ziel te kort. Wel acht
by ze by u.tstek geschikt voor de verpleging
van ziek n, on daarom raadt by jongen
meisjes z er zie a n die taak te wyden,
wat n een korten en goedkoopen leertyd
kan ges hleden.
Vrouven, die op het gebied van weten -
scbapp n en kunst, by*. ten onzent mevr.
Bosbo m Toussaint, nitblonken, zyn uitzonde*
ringe'die door hun buitengewone gaven
altyd haar weg wel vinden.
D n, overgaande tot beantwoording der
vra g, of het meisje behoorlijk ontwikkeld
dieU te worden, antwoordt de N. Schied. Ct
Allereerst moeten wy hier onderscheiden;
or zijn hoogere en lagere standen. Wat voor
den een voldoende i». is het voor den ander
rog niet. Een meisj a uit den gewonen burger
stand heeft ruim voldoende aan de kennis
der gewone schoolvakken; vooral dient zy
de kundigheden lezen, schry ven en rekenen
goed machtig te zyn, vermeerderd natuuriyk
met die der vrouwelyke handwerken. Heeft
het meisje zich die kundigheden goed eig6H
gemaakt, dan zal zy beter in staat zyn een
gewoon burgerman als gezellin het leven to
veraangenamen, dan wanneer zy toegerust
ware met vele, vaak overbodige, soms zelfs
BChadelIJke kennis.
Mot een meisje uit de hoogere standen ir
het zeker eenigszlns anders gesteld. Mc
opzet spaciëerden wy hot woord „eenigszins"
want ook in de hoogere standen zal mep
meer hebben aan een vrouw, wier lust hef
is als een vriendeiyke zon hot levenspal
van anderen te verlichten, dan aan een, dl*
don heelen dag met den neus in de boeke»
zit, en meergemeld neusje optrekt, als et
eenig huishoudeiyk werk dient verricht
worden.
De werkkring van de vrouw, als echtge-
noote en moeder, is zóó edel, dat zy daaraan
niet mag worden onttrokken. Het is daarom
verkeerd het vrouwelyke geslacht naar dr
universiteit te vooren en het alle beroepen
evenals mannen te doen uitoefenen. Er is
niets tegen in te brengen, dat enkele vrouwen,
die naar liohaam en geest buitengewonen
aanleg bozitten, zich aan een zoogenaamde
„broodstudie" wyden. Doch voor de vrouw
in het algemeen is deze werkkriüg niet do
aangewezene.
Eet Vaderland, het wetsontwerp op
arbeid 8- en rusttijden besprekende,
meent, dat de Minister terecht geen samen
koppeling heeft voorgesteld van deze bepa-
i)
De eerste luitenant Erhardt was met zyn
jonge vrouw van de huwelyksreis terugge
keerd. Natuuriyk had men naar de laatste
mode een uitstapje naar het Noorden gekozen,
Hammerfe8t aangedaan, het schoone Bergen,
■den dom van Drontheim bewonderd en in
Obristiai ia even ongewone als overbodige
zaken aangekocht, en was ten laatste in aan
gename vermoeidheid, vol van een zalig heim
wee, teruggekeerd, om het zicb, na het on
lustige leven op stoombooten en in hotels,
in het nieuw gebouwde tehuis eens recht ge
zellig en behaagiyk te maken.
Het verlof van den jongen officier liep,
helaas 1 op den dag der terugkomst ten einde.
Reeds den morgen, volgende op den intocht
la do kleine met weelderig bloeiende clematis
omgroeide villa, moest de gemakkelijke burger
kleding voor de strak zittende uniform wUkeD.
Onberispelijk gemonteerd trad luitenant
.Erhardt de buiskamer binnen,
i »Wat staat je die roode kraag goedl" riep
mevrouw Anuomarie trotscb, terwijl z|j hot
Jeugdige gebruinde gezicht van baar man kuste.
EU zette hem een krachtig ontbijt voor en
tam toen uit haar sleutelmandje een fijn ge-
J Werk doekje.
.Straks ga ik dadelijk stof afnemen", sprak
gewichtig. „Ge zult zien, Max, hoe helder
ons nestje steeds zyn zal."
.Daarvoor heb ik me immers ook zoo'n
lieveD, kleinen huisgeest, zoo'n vlijtig bijtje
uitgozocht," antwoordde bU teeder. „Ik kon
mU nooit voor vrouwen met veel beweging
interesseeren
Hj verstomde eensklaps, sprong [haastig
op en liep een paar malen door de kamer.
Toen draaide bU zich op zUn hiel om. „Wat
ik nog zeggen wou, schat: Ik heb op mUn
echrüftafel een vaas gezet, van terracotta,
zeer breekbaar. Ze heeft in de dagen van
mUn jonggezellenleven bU mUn werk steeds
vóór mU gestaan. Ik beveel ze in je bUzondere
zorg aan." HU haalde zUn horloge uit den zak.
„MUn hemel reeds zoo laat I Ik moet vliegend,
weg. Adieu, Annemarie!" De uniformpet op
het hoofd gedrukt, naar sabel en handschoenen
gegrepen, en weg was hU 1
Als versteend keek de jonge vrouw hem na.
„Adieu, Annemarie 1" Yerder niets. Geen hart
verscheurend afscheid met kussen en omhel
zingen zUnerzUds, eon paar tranen als dauw
droppels van haar kant, evenals op reis, toon
Max eens voor vUf minuten weggegaan was,
om voor zich een courant of voor zUn jonge
vrouw een paar rozen te koopen.
Geluk een rouwvlag daalde de stofdoek
omlaag. Miemoedig drentelde Annemarie naar
baar mans werkkamer, die, streng in etui
gehouden, geen enkel overtollig voorwerp
vertoonde. Ook het blad van de groote schrUf-
tafel droeg slechts de noodzakelUkete dingen
voor alledaagsch gebruik. Maar daartusschen
troonde, licht en slank .van terracotta en
zeer breekbaar" - een vaaé. Èn Max had deze
vaas in de bUzondere zorg zUner jonge gade
aanbevolen.
Met licht trillende vingeren nam Annemarie
het noodlottige ding op en beschouwde het
schilderwerk op hot urnvormig voorwerp.
Zwarte lUnen naar Etruskisch model. Een
dekseltje stak sluitend iu den lan gen, engen hals.
Heere-mUn-tUd 1 Zulke dingetjes had de jonge
vrouw op de kostschool bU dozUnen geschilderd.
In haar boudoir moesten er nog twee staan,
met zand gevuld, om het omvallen te beletten.
ZU woog de vaas in haar hand. De oppasser
moest bU gelegenheid zand in het lichte stuk
aardewerk doen, vanwege de „zeer bUzondere
zorg."
Annemarie beot zich op de lippen. Was zU
ontstemd over de vaas of over het haastige
afscheid? ZU vergat het zingen en neuriën
op dezen voormiddag, doch toen zU den
disch voor bet eerste middagmaal In eigen
huis met bloemen sierde, toen vervloog baar
wrok, en de thuiskomende Max trof een lief,
vergenoegd vrouwtje aan.
HU bracht, benevens een geheole massa
aardige, vroolUke nieuwtjes, een paar kaartjes
voor den schouwburg mee naar huis en bestelde
een rUtuig, om wat te gaan toeren. Zoo vloog
de dag om in ongestoorde eendracht.
Alles scheen in de heerlUkste orde te zUn.
Toch kon Annemarie 's nachts niet nalaten
van de vaas te droomen. Het fraai gevormde
vaatwerk veranderde in een slanke, bleeks
vrouw, die bU gelegenheid van een uitbreken-
den oorlog Max de wapens overhandigde.
Met de gedachte aan dien uitbrekenden
oorlog ontwaakte AnDemarie en zocht de
zonnestralen, die gisteren een vroolUken dans
op haar dekens hadden uitgevoerd. Doch de
hemel was met een grUzen sluier overtogen
en bad geen van goud glinsterende boden
afgezonden.
Annemarie, die reeds in haar ouders huis
er mee geplaagd was geworden, dat grUze
wolken bU haar steeds als het ware een grüze
stemming veroorzaakten, beproefde als ge
trouwde vrouw van een eersten luitenant haar
leelUke gewoonte heldhaftig te overwinneD, en
spreidde een wel is waar gekunstelde, maar
toch rooskleurige luimigheid ten toon.
Max kuste haar voortdurend de toppen der
vingers. „Zoo lief ben je, geloof ik, nog nooit
voor me geweest, Annemarie," verzekerde hU
herhaaldelUk.
Daarop stond zU fier op en sprak zege
vierend: „Dat komt, omdat ik vandaag slecht
geluimd ben."
Dien dag was het afscheid van vrU wat
laoger duur. Toen Max voor de derde maal
omkeerde, voegde hU aan zUn liefkoozingen
nog de woorden toe: „Nu, on dan de vaas
je west er alles van."
Annemarie ontstelde. Dat de herinnering
aan dit waardelooze ding in zulke oogenbllk-
ken zich tuSBChen belden kon dringen, kwam
haar bedenkelUk voor. Met vluggen tred ging
zU wederom naar Max' werkkamer, om de
vaas nogmaals nauwkeurig te beschouwen.
ZU herinnerde zich in Florence juist zoo'n
schildering als die, welke den voorkant van
het onderhavige stuk versierde, gezien te
hebbenAtbene, oen krUgsman beschormend.
AnDemarie trad aan bet veDster.
Zeer fijn en vaardig was het schilderwerk
uitgevoerd, doch de gozich'on der twee figuron
schenen niet koel en Grieksch zuiver van
snede. De gelaatstrekken van den krUgsman
deden aan Max denken. OngetwUfeld, het was
Max, jeugdig en baardeloos, smal en slank.
En de Athene! De karakteristieke lUntn
van baar gezicht duidden aan, dat ook hier
eon portret bedoeld was.
Wier portret?
Uit een laDgdurend gepeins ontwaakte do
jonge vrouw met het besluit, de vaas verkeerd*
op haar plaats te zetteD, met den achterkant,
dio een Amor, den boog spannende, voorstelde,
naar Max' zitplaats gekeerd.
Toen de jonge officier 's middags, over zUn
arbeid gebogeD, aan zyn schrUftafel zat, trad
Annemarie binnen, bee! zacht en licht van
tred en tocb zoo zwaar van bart.
Haar blik zocht do vaas. Inderdaad, Max
bad ze omgedraaid, vermoedelUk om bet ge
zicht van die godin met zUn blik te kunner
bereiken.
Annemarie verbleekte. Om de electriciteit,
waarmee zich opeens haar aderen vulden,
te ontladen, eloeg z(j meermalen de palmen
van haar handen togen elkander,
Da jonge officier verschrok, verbaasd en
eenigszins ontstemd, omdat hU zich in een
gewichtig werk gestoord zag.
(Slof volgt.)