21
I
'G
MENGELWERK.
ASTHMA KAN GENEZEN WORDEN.
;pc
Floe wist hij het?
Govert had werk gekregen in Holland, ver
van huis. Nog wel een drie weken kon het
duren voordat by terugkwam. Toen hy pas
weg was, gebourde het. Wat? Zyn eenig kind
verdronk in de sloot achter de ouderlyke
woning. Het zou hem echter oerst ter ooren
komen als hy terug was, als zyn werk by
de zandafgraving geëindigd zou zyn. Zyn
vrouw toch kon, evenals Govert zelf, de pen
niet naar behooren hanteeren. Zy schreven
elkaar daardoor nooit.
De ongelukkige moeder bleef den eersten
dag in huis by het ïykje zitten. Eerst toen
het avond werd, verliet zy de woning der
8marte.
Zy moest naar den bakker om brood. Het
was of zy heel kalm was. Over het ongeluk
repte zy met geen woord. De bakkersvrouw,
die baar hielp, bad zoo dolgraag wat tegen
haar gezegd. Maar wit te Z9ggen? Zooveel
woorden van troost en bemoediging als zy
zou hebben kunnen vinden en spreken met
tranen of luide klachten tegenover zich, zoo
weinig kon zy over de lippen brengen tegen
over deze, haar onverklaarbare, kalmte.
Al was het in den winkel precies als altyd,
het was toch heel anders, dat voelden de
vrouwen.
Nadat zy het brood aan de beproefde moeder
overgereikt had, zei de bakkersvrouw, mö9*
warig en met een blik op de groene trommel
op de toonbank: „Nu hoef ik er nooit meer
pepernoten voor hem by te doen. Wat is het
toch jammer!"
„Ja, 't is vroeseiyk", zei de andere vrouw.
Toen verliet zy den winkel, even stil, even
bedaard als zy er gekomen en geweest was.v
„Zy weet er veel van," oordeelde de bakkers-
vrouw.
B't Is vreeselyk." Dat hadden de buren
gezegd en zy sprak deze weinige woorden
werktuigiyk na.
Ook hadden zy er den nadruk op gelegd,
dat het gebeurde een ongeluk was, iets, waar
niemand wat tegen doen kon, want dat, als
het ongeluk, bet noodlot een mensch wil....
Hoe het zy, de moeder had dien troo3t
vaarae gehoord en gretig aangenomen, net
jsoo lang totdat zy het verdronken kind en
ook zichzolve was gaan beschouwen met iets
als verteederde meewarigheid, als slachtoffers
van het ongeluk, van het noodlot, 't Had zoo
moeten zyD, zóó en niet anders. Er was niets
aan te doen.
Later had zy zelfs oogenblikken van weelde
in haar leed. Trotsch was zy op het lykje,
toen het daar zoo stil en bleek lag tusschen
al dat wit: „net een engeltje."
„Alleen met de oogjes heb ik moeite gehad",
heette het tot allen, die het kwamen zien.
„De oogjes wilden niet dicht blyven. Ik heb
er al centen op gelegd, maar het wilde niet
helpeD, ze bleven Dog altyd half openjammer,
heel jammer, want het staat niet mooi."
Dat veroorzaakte haar voor het oogenblik
het grootste verdriet. Zy beschouwde het
kind al meer als een heilig speelgoed in haar
huis, als iets om te laten zien. te laten bewon
deren, dan als een voorwerp harer liefde, als
een eenmaal bezield wezen.
En tegenover de bewonderaars begon zy
het te pryzen. „'t Was toch zoo'n lief kind."
Dan liepen de tranen baar over de wangen.
Ze droogde ze niet. Ze gevoelde, dat een
vertoon van gepaste droefheid hier op zyn
plaats was.
Toen do begrafenis was afgeloopeD, vond
zy het leeg in huis. Zy bezocht nu haar
buren nog meer dan vroeger. En naarmate
de dag van het ODgeluk ouder werd, kwam
's avonds, als zy alleen was, een vage angst
over haar.
„Wat zou Govert zeggen?"
Als zy alleen in haar kamertje zat, de
armen op de tafel, de brandende lamp voor
haar, als haar schaduw op den muur, on-
natuurlyk vergroot, rees en daalde met de
bewegingen, die zy onwillekeurig maakte,
dan vooral kwam die vrees in al haar kracht
over haar.
Rondom die lamp vlogen de muggen, aan
getrokken door het licht, en gonsden nu en
dan ook om haar heen. Zy verjoeg ze of
trachtte ze dood te drukken, maar al gelukte
haar dit nogal eens, toch hoorde zy voort
durend hetzelfde eentonige geluid dicht by
zich. Zy zag ze op het lamplicht afkomen
en wegzweven in het donker en zoo hielden
ze haar bezig, urenlang. Maar 'a nachts be
letten zy haar te slapen en als zy dan zoo
wakker lag, maakte die angst zich weer van
baar meester.
En de dagen, ze had ze wel willen vast
houden, want hoe meer er voorbygingen,
des te levendiger werd in haar de gedachte:
„Hy i9 goedig, maar driftig. Wat zal hy
doen, als hy het hoort?"
Soms kon zy deze gedachte van zich af
zetten en dacht zy dus niet aan hem, maar
alleen aan hun kind, „nu een engeltje in den
hemel", en door de opvatting: „Niemand
sterft vóór zyn tyd, het moest zóó wezen",
word zy ru8tig)r.
Zoo ia ky dan nu thuis en staat zy
togenover hem voor de tafel. Zy heeft hem
alles verteld, met een huilorige stem, zeer
breedvoerig en niet zonder uitweidingen. Do
grondtoon van haar verhaal was: „'t Was
een ongeluk." En telkens, staande voor zyn
vagen blik, die haar aanzag zonder haar of
iets te zien, vond zy nieuwe byzonderheden,
in haar yver om zichzelve vry te pleiten van
alle schuld.
„Ik lag de wasch te spoelen en het kind
stond or by. Ik lette goed op hem, maar
overal te geiyk kon ik myn oogen niet laten
gaan. Ik riep hem nog, maar hy schoot onder
myn handen weg, de diepte in. En nietwaar:
„Als het ongeluk je wil....""
Terwyi zy vertelde, was langzaam by den
man het onbestemde gevoel opgokomon, dat
zy onwaarheid sprak. Hy kon die gedachte
wel niet vatten, vasthouden of een vorm
geven, hy verdacht haar niet, maar hy had
een vage gewaarwording van iets onwaars,
dat er was in haar woorden en in haarzelve.
Zwygend stond hy daar tegenover haar,
zoekende in zyn hersens naar iets, dat hy
niet verstond, dat hy uit moest denken, moest
zoeken te verstaan, te begrypen, naar een
flauwen schyn, die daar begon te schemeren
in zyn begrip, en toen zy hem daar zoo zag
staan, zocf stil, zoo zwygend, vatte zy moed
en begon zy haar verhaal weer van den be
ginne aan, half huilende.
Hy hoorde thans alleen slechts haar geluid,
en dat hy haar woorden niet hoorde, hinderde
weinig, want telkens weer zei ze hetzelfde.
Zy begon daarna zichzelve te pryzen, om
haar moed, haar tegenwoordigheid van geest,
haar dadelyk bukken, vooroverbuigen over
het water, haar grypen naar het kind. Toen
schetste zy breedvoerig hoe het haar te moede
was, hoe zy het bestierf, toen het lieve kind
onder haar handen wegglipte.
Altyd door klonk het geluid barer stem
door zyn gedachten heen, als iets, dat hem
belette duidolyk te zien; als een valschen toon,
die hem hinderde, en onwillekeurig maakte
hy een heftige beweging van ongeduld.
Daardoor deinsde zy zóó plotseling achternit,
dat hy haar moest aanzien, nu met volle
bewustheid.
En zy hield haar eenen arm afwerend voor
heur gelaat, alsof de gedachte zich van haar
had meester gemaakt, dat hy haar zou slaan,
zou kastyden. Haar gezicht droeg het stempel
van den hevigeD, wilden aDgst, die haar
bezielde.
En alsof eensklaps de nevel scheurde in
zpn verwarde gedachten, zag hy de waarheid,
de volle, naakte waarheid, ontdaan van alle
omhulsels.
„Ge liegt 1" riep, neen schreeuwde hy uit,
de tafel onder zyn yzeren vuist doende trillen.
„Ge hegtl Je was er niet by, toen het ge
beurde 1 Je stondt weer te praten met buur
vrouw Miel"
Hy sloeg goen acht op de uitwerking zyner
woorden. Zy waren niet gesproken om haar
te beproeven, opdat zy zich verraden of door
de mand vallen zou; zy waren ook niet listig
overwogen; neeD, zy waren als vanzelf over
zyn lippen gekomen, na ontstaan te zyn als
buiten zyn wil of begrip om, in dat ééne
oogenblik, toen by do waarheid zag, omdat
hy haar kende.
In die onbewuste beweging van schrik, in
baar angst voor hem lag de bekentenis, dat
zy gelogen had.
Zy kon niet bleeker worden dan zy was,
maar ze kromp ineen, sidderend, vernietigd.
„Hoe wist hy het? Had hy het in de
praterige buurt gehoord, eer hy by haar
kwam? Wisten zy het allemaal?"
Zy dacht, dat zy het zoo knap had ver
borgen. Toen zy thuiskwam, had zy het
lykje gevonden, maar na haar eersten gil
van schrik had zy zich bedwongen en eerst
veel later misbaar gemaakt. Anderen had
zy de toedracht der zaak medegedeeld als
aan hem. Niemand was er achter gekomen
of had bemerkt, dat zy loog, niemand dan
hy, de vader van haar kind.
Zy werd rustiger, toen zy zag, dat hy
geen geweld zou gebruiken, maar spreken
durfde zy niet meer, hoe dan ook.
Hy zat daar stil te rooken, de eene pyp
na de andere. Hy gaf geen antwoord als zy
het eiDdeiyk waagde iets aan hem te vragen
of iets tot hem te zeggen. Hy lette niet op
haar en niet op het slaan der klok.
Zy deed haar gewone werk en toen de
tyd daarvoor gekomen was, schonk zy hem
koffie. Maar hy liet ze koud worden op de
plek, waar zy ze had neergezet, en hy zag
niet naar haar om; hy deed alsof zy niet in
do kamer was.
En langzaam bekroop haar een andere
angst, haar, in de tegenwoordigheid van den
zwygenden man; een angst, vager, akeliger
dan de eerste, een geheimzinnige vrees,
bygeloovig in haar sombere fantaisie: „Hoe
had hy het geweten? Wie had het hem ge
zegd? Had het onnoozele schaap zich gewro
ken? Was het de geest van hun kind?"
BECL4ME9,
a 25 Cents per regel.
Dr. R. SCHIFFM ANN's Middel tegen Asthma
geeft onmiddellyke verlichting, zelfs by de
hevigste aanvallen, en geneest waar andere
middelen falen. Verkrygbaar by D. W. E. F.
DE WAAL, te Leiden, in pakjes van ƒ1.50
en f2.75859 8
Het iucident-Quesnay De BeaHre-
pnire in do Kamer.
Er is Donderdag in de ovorigens zoo on
stuimige zitting van de Fransche Earner, van
wolker loop wy in ons vorig nummer verslag
gaven, éón woord gesproken, dat algemeene
instemming vond. „Het land heeft genoeg
van de Dreyfus zaak," zeide de anti semiet
Lasies. Ongelukkig houdt de overeenstemming
by dat enkele woord oft want - zegt het
„Utr. Dbl.", waaraan deze beschouwing is
ontleend ieder legt het uit op zyn wyze.
De een wil de zaak uit do wereld helpen
door het volledige, schitterende, verblindende
licht er over te doen opgaan, dat mr. Mornard,
do raadsman van de familie-Dreyfua in de
revisie procedure, verwacht van het onderzoek,
waarmede de Crimineele Kamer van het Hof
van Cassatie thans bezig is. De ander wil
juist het koste wat het wil beletten, dat
dit licht over de zaak dpi schijnen, en door
de macht van het geweli bewerken, dat men
kan zeggen: de zaak is uit. En vandaar de
bittere stryd, die nu reeds sedert zoovele
maanden wordt gevoerd, en die stuk voor
stuk de grondzuilen, waarop de republiek
steunt, dreigt te ondermynen: eerst het leger,
nu de Justitie.
In Quesnay Da Beaurepaire is voor den
generalcn staf een bondgenoot onder de
hoogste rechters van het land zelf opgestaan,
die misschien onder dezen nog medestanders
heeft on in overleg met dezen en met de
militaire party een uuideiyk aangewezen doel
volgt: de vernietiging van het werk der revisie.
Quesnay De Beaurepaire verlangt, oat niet
de Kamer van Strafzaken alleen, die hy in
baar geheel voor partydig verklaart, omdat
hy den voorzitter en den rapporteur van
partydjgheid meent te kunnen betichten, maar
het geheele Hof van Cassatie over de revisie
zal oordeelen. Wanneer hy de vervulling van
dezen eisch weet te bereiken, dan rekent hy
er op óf dat de meerderheid van het voltallige
Hof meer op de hand is van de militaire
party dan de meerderheid van de Kamer van
Strafzaken, zoo Jat de revisie zou worden ver
worpen, öf althans dat een langdurige ver
traging van het revisie proces zal worden
verkregon. Want daar de niet tot de Kamer
van Strafzaken behoorenüe leaen (htt ge
heele Hof telt 48, de Kamer van Strafzaken
16 leden) hetgeen tot dusver is verricht niet
hebben meegemaakt, zou dat onderzoek van
meet af weder moeten worden opgevat ten
aanhooren van het geheele Hof. En inmiddels
heeft men ruimschoots den tyd om weer
nieuwe middelen te bedenken om de zaak
van de baan te brengen.
WaDneer echter het verlangen van Quesnay
De Beaurepaire niet wordt vervuld en dus
de Kamer van Strafzaken belast blyft met de
verdere leiding van het proces, dan kunnen
de aanhangers van den generalen staf altyd
nog zeggen: „De rechters van de Kamer van
Strafzaken zyn partyuig"; een rechter van
het Hof van Cassatie zelf heeft het gezegd en
bewezen. Want al mogen Quesnay De Beaure
paire's beweringen nog zoo nietig en beuzel
achtig zyn, de domme menigte zal ze be-
zwaariyk als zoodanig erkennen, wanneer
men haar in levenaen Ifjve den rechter voor
stelt, aie de zaak von den generalen staf
verdedigt en 2yn ambtg.nobten van partydig-
heid beschuldigt. Daarin ligt een groot gevaar
voor het revisiewerk.
Yan de bemoeiingen der Kamer met de
zaak kon men geen groote verwachtingen
koesteren na den uitsl g van de stemming
voor de verkiezing van den voorzitter in het
nieuwe zittingsjaar, waarby Desehanel met
den steun van alle reactionnaire elementen
gekozen werd tegenover Brisson, die door de
revislonnisten gesteund werd. Laat ons echter
aldus vervolgt het „Utr. Dbl." - terstond
hierby voegeD, dat de Kamer ditmaal getoond
heeft beter ts zyn dan haar reputatie. De
regeering trouwens ook. Toen Lasies zich
niet ontzag in do openbare zitting de raads-
heeren Loew en Bard en den procureur-generaal
Manau te brandmerken als „nn trio de coquins"
(een drietal schurken), was het de minister
president Dupuy, die den ietwat langzamen
voorzitter voorkwam en namens zyn ambt
genoot van justitie met verontwaardiging
protest aanteekende tegen dergelyke taal. En
de Kamer heeft, door met groote meerderheid
de eenvoudige orde van den dag aan te
nemeD, den minister van Justitie de vrye
hand gelaten in het disciplinair onderzoek,
dat by tegen Quesnay De Beaurepaire wil
instellen.
„On meurt de politique" is een govleugeld
woord, iat dikwyls op den polltleken stryd
in Frankryk is toegepast. Ook thans wordt
dit woord weder bewaarheid. In tegenstelling
daarmede stelt Cornóly in de „Figaro" het
zuiver menscbeiyke in het licht, dat in dezen
stryd gelegen is, in de volgende schoone
woorden:
„De heer Quesnay de Beaurepaire heeft ge-
sprokon. Hy heeft geschreven, en de ontroe
ring is overgegaan in een schaterlach. Het is
trouwens moeilyk by zulke openbaringen
ernstig te blyven, die een waar monument
zyn van kinderachtigheid
„En wanneer men gaat nadenken, schrikt
men van de gedachte, dat de man van deze
guitenstreek, die het stellig ernstig meent,
rechter is, rechter, die over andere rechters
presideert, en welke rechters, bid ik u, rech
ters, die de rechters richten!"
De heer Cornély begrypt volkomen, dat de
eerste president Mazeau besloten heeft zelf de
debatten over de revisie te leiden. Natuurlyk
echter is zyn lot beslist, zal hy nu voor dief
worden uitgemaakt, voor e<jn falsaris van
Joodscben oorsprong.
„Sommigen hebben met liet blykbare oog
merk de revisie onmogeiyk te maken, den
wensch kenbaar gemaakt, dat het hoogste
rechtscollege in vereenigde zitting van alle
Kamers de zaak voor zich zou opeischen,
zeggende, dat tot dien pry's de openbare mee
ning, waarover zy schynen te beschikken,
die zy in den zak schijnen te hebben, gerust
gesteld zal zyn.
„Ik weet niet, in myn diepe onwefcon ;heid,
of een dergelyke regollng wettelUk mogeiyk
is, maar ik wilde dat ait zoo ware. O, ja!
„Wanneer men, zooals wy, zich er toe
bepaalt te willen weten waarom Henry (wien
door den heer Cavaignac, toen deze minister
van oorlog was, een duw in de richting van
zyn scheerdoos werd gegeven) zyn valschheid
heeft gepleegd, wanneer men slechts licht
verlangt, wanneer men slechts bewogen wordt
door dat verheven en christelyka gevoel, dat
voorheen al myn vrienden begrepen en volg
den en dat de slaap en de rust verjaagt,
wanneer men denkt, dat een galeiboef on
schuldig kan zyn, dan zou men de ganscbe
wereld tot getuige willen nemen en haar
brengen tot de erkenning en de herstelling
van de mogeiyke dwaling, die een schepsel
Gods 4oet ïyden.
„Ik zou het Hof van Cassatie, het geheele
Hof van Cassatie en ook het Hof van Appèl
en alle mogelijke magistraten en juryleoeD,
ik zou oie allen willen zien zitting nemen,
omdat wy helaas moeten wachten en de
oogen en de ooren gesloten moeten houoen
voor de geluiden en het rumoer der aarde,
om den Rechter daar boven te hooren en te
aanschouwen, Die zich nooit vergist en Die
de hoogste en afooende revisiën uitspreekt."
In zyn in de „Echo de Paris" voorkomenden
oproep, gericht tot de afgevaardigden van de
Kamer, zegt Quesnay de Beauropoire„Ik doe
een beroep op u, myne hoeren, ofschoon uwe
meerderheid voor korten tyd tegen my is
opgetreden. Ik kan uw oordeel over my niet
aannemen. Het verleden scheidt ons door een
afgrood, maar niettemin kom ik heaen tot u
met oen hoed in de hand en opgeheven hoofd,
wyi alles voor de vaderlandsliefde moet
wyken. Als de andere burgers moet ook gy
het ooroetl van het opperste gerechtshof
afwachten, maar bet recht van contróle komt
u toe. Gy weet, dat het oordeel van het Hof
van Cassatie een hooge moreele kracht moet
bezitten, en dat niemand na de openbaar
making van dit vonnis het woord daarover
mag Demon, zonder opruier te worden. Maar
het oordeel, dat het Hof van Cassatlo voor
bereidt, zal in bet land slechts nieuwe twee
dracht teweegbrengen. Uw recht van controle
moet daarom met het oog op den moreelen
waarborg van de beslissing van het Hof van
Cassatie uitgeoefend worden. Ik bezweer het
u, mflne heeren, het oordeel, dat wordt voor
bereid, kan door bet land niet worden aan
genomen, want vooraf reeds is het verdacht.
Het oorueel, dat in den schoot van de Kamer
van Strafzaken wordt voorbereid, zal der
Fransche justitie niet waai dig zyn. De waar
borgen, aie gy met recht kunt eischen, ont
breken geheel. Myne heereD, staat ni t toe,
dat een verdacht vonnis geveld wordt, dat
nog langer in het Hof van Cassatie opper
rechters zitten, die met recht veroauht kun
nen worden." De Beaurepaire beticht oan
den procureur-generaal Maneau van party
digheid, omdat by vroeger als rapporteur
van het Hof van Cassatie Zola en Picquart in
bescherming genomen had. De Beaurepaire her
haalt aan zyn oude beschuldigingen tegen het
Hof van Cassatie in het algemeen wegens
het incident Bard-Picquart en het resul
taat van het daarover ingestelde onderzoek.
Dan gaat hy verder: „De minister van justitie
heeft, naar de pers meldt, besloten het status
quo te behouden m-1 de uitzondering, dat de
eerste president Mazeau het voorzitterschap
van de Kamer van Strafzaken op zich zal
nemen. Myne heeren 1 Nooit, zal een minister
een grootere dwaling begaan hebben als deze.
Hoort my toch aan, ik ben vakman!" By
beweert dan, dat ook de eerste president
Mazeau by de revisie procedure geen voldoenden
waarborg biedt, dat recht wordt gesproken„De
eerste president zal op zyn zetel blyveD, terwyi
Bard en de overigen hem hun Hebreeuwsch
voordragen. Op deze wyze zal een oud spreek
woord bewaarheid worden, dat zegt, dat de vlag
de waar dekt. Het eenige resultaat, dat men be
reiken kan, zal zyn, dat de rechterstand nog iets
meer wordt blootgesteld. Het geheele land zou
tegen het vonnis ln opstand komen, en wy zouden
voor den burgeroorlog staan." Dan eischt hy
van de Kamer over de vraag te beraadslagen
en te stemmen, opdat de Kamer van Strafzaken,
zooals ze nu is samengesteld, niet meer aan de
Dreyfns-zaak zal kunnen komen. „Onttrekt aan
de Kamer van Strafzaken van nu af de Drey-
fus-zaak, stelt een onmiddeliyk gerechteiyk on
derzoek in; niets is meer gerechtigd, daar
onze wetten een rechtmatige verdenking van
de rechters toelaten. Daar nu de zaak Diet
kan stilstaan, neemt daarom een wet aan,
waardoor aan de Kamer van Strafzaken de
bevoegdheid wordt ontnomen, en draagt deze
bevoegdheid aan het geheele Hof van Cassatie
over, dat dan het recht zal hebben, kennis
van alle processtukken te nemen."
Hy besluit met de volgende dichteriyke
ontboezeming aan de officieren: „Onze arme,
trouwe officieren in hun uniform en hun offer-
tooi werken met verknochtheid aan het hoogste
werk. Zy bereiden zich voor tot den dood, en
morgen, als de trompetten blazen, zullen zy
hun bloed vergieten voor diegenen, aie hen
belasteren. Ik begroet hen met bewondering
en Ik roep den soldaten toe, dat het leger in
al zyn raDgea achting verdient, en wanneer
ik er toe kan bydragen, het leger te wreken
over de haar aangedane onbillykheid, dan zal
ik het niet betreuren, dat ik myn onafhankelyk-
heid zoo duur betaald heb. Gy heeren afge
vaardigden hoort de stem van een goed burger!"
De Kamer heeft zich echter er van ont
houden zich rechtstreeks in de zaak te mengen.
Dat was onder de gegeven omstandigheden
het beste wat zy doen kon, want had
zyde van Quesnay De Beaurepaire ge^
dan zou een regeeringscrisls onvermyc,
geweest zyn, die zich misschien weldra
een staatscrlsis zou hebben ontwikkeld.
Voor het oogen-lik is dit gevaar niej
duchten. Maar of het ook voor de toeko»
is afgewend? Moeiiyker dan ooit is hetik
te voorzien, wat in Frankryk de toeko:
brengen zal.
Quesnay Do Beaurepaire Is dus door
Kamer voor de tweede maal afgemaakt.;
eerste maal, 30 Maart 1897, is nog geen
jaar geleden. Het was op dien datum, dat
Kamer op voorstel van de commissie, beno^
om het Panama-schandaal te liquidoeren,
volgende motie aannam„De Kamer betr?.
het, dat van het tegin der Panama-zaak
coor de zwakheid van zekere rechters,
straffeloosheid der schuldigen bewerkt fe
Yiviani, lil der commissie, had ter toellchl
toen het volgende gezegd: „Wy beschuldi|
den heer De Beaurepaire in zyn hoedanigki
als procureur generaal ty het Hof van Ap]
door 8chuloige onbezonnenheid een vitlei
vervolging begonnen te zyn, die ydel bli
toen het er op aankwam haar coortezotti
Wy klagen hem aan op deze wyze de g!
heele straffeloosheid der schuldigen beweri
te hebben. W(j maken hem bovendien kj
Vcrwyt in zyn hoedanigheid van procures
generaal opzettclyk nagelaten te hebben, i
de woning van (baron) Reinach beslag
1 ggen op stukken, die tot uitgangspunt
een nieuw geding zouden hebben kunns
dienen en ook op deze wyze de straffelou
heid der sehul igen eewerkt te heoben..
Quesn»y De Beaurepaire heeft de verjark;
in het Panama-proces laten gaan en hee
zich als rechterlyk am tenaar voor het
heele land met een dubbel aangezicht Tg
toond: met oen vriendelyk en lachend gek
voor de sterken en met een onverbiduel|jï
gelaat voor de zwakken en dienenden". Dea
rede is krachtens een door de Kamer ak
311 tegen 170 stemmen genom n besluit, i;
alle gemeenten van Frankryk aangeplakt.
De Böaurt-paira heeft hierna een discipk
nair onderzoek gevraagd en verkregen, hei-
welk m t een slap gemotiveerde vryspraa)
van het Hof van Cassatie is geëindigd.
Gemengd IVieuws.
De Hoogs Raad deed uitsprazij
omtrent de vordering van de eerste (geschd
den) ochtgenoote van een te Oirschot ove:
leden k .pitein, tegen de tweede echtgenoot:
en we .uwe van oien officier tot betaliug v s
ongeveer f 100,000, zijnde de heltt van ic
winst, welke de tweede huwelyksgeineeuschaj
had opgeleverd, en zulks op grond, dat Oi
man eeu ongeldige beschikking zo.u-b*ca7 1*^ b
gemaakt ten behoeve van de tweede vrow C
waardoor da eerste zoude zjjn benadeeld.
De Hooge Raad handhaafde het arrest ?it|
het gerechtshof te 's-Hertogenboscb, waarbij-
de vordering is afgewezen.
In de nabylieid van Kampei
waren twee werklieden aan het ruzie maken
met elkaar, het kwam tot vechten en inhei '-'
heetst van het gevecht vergaten ze, dat zs
dicht by de diepe scbuteloot van de buiten,
haven waren. Opeens bemerkten ze hst, maar
toen lagen ze reees te spartelen. Beiden kom 9
den goed zwemmen, zoodat zy met een nat -
pak er af kwamen. Hun woede waB hiermede-^ 8
ook gekoeld.
Ook een slimmerd. Op het posty^
kantoor te "Wtatcroekj kwam iemand inforl'v
meersn, waar de plaats .Elders" in ooiL^J
vaderland te vinden was. Heel veel las hy in
de courant onder de advertentiön „vertrokken fl
naar elders" en dacht, omdat daar zooveel IS
menschen heen trekken: Daar moet het wel ^9
een welvarende gemeeDte zyn. De gelukzoe
ker meende dan, daar ook eens een kpjeky^,
te gaan nemen. (H. D.)
Naar men uit Zutfen meldt werdBl
in het postkantoor aldaar ontdekt, dat dag J
directeur, de heer Van der Scbaaff, zich dooi
ophanging in den kelder van het leven hiiW7
beroofd. Langen tyd was hy reeds zwaarmoedig,
De asch van Crnsar gevondonf-
By opgravingen op het forum te Rome h06ft H
men aan den voet der door Augustus ter eerV
van C®sar opgerichte gedonkzuil o. a. een urn J
ontdekt met een opschrift, volgens hetwelk^
zy de asch des Gallen-dwingtrs bevat.
Er mosten ook een zuil, opschriften et
andere overblijfselen gevondeD zun van deng
tempel van Vesta, het Pallasbeeld, volgens deg
sage door Eneas van Troje medegebracht enz,
Te Plougastel, een plaatsje teutT
zuiden van Brest, zyn Dinsdag 32 paren V
boeren en boerinnen te gcljk getrouwd. De
aanwezige bloedverwanten en genoodigden f
waren ontelbaar.
Ter opsporing vanAndréozal,
naar uit Kopenhagen aan de „Times" gen el
wordt, de welbekende reiziger, kapitein Daniël
Bruno, een espeditie organiseeren. De expe-
peditie zal in den aanstaanden zomer van
de oostkust van IJsland vertrekken en haar
weg nemen langs het Jan Mayeneiland en
Kaap Barclay naar de costkust van Groenland.
dB de sited. Werkiar. tyi o,|c.oBes:
DATUM.
dagen.
Volw.
pers.
Kin.
deroo. j To***!»
8 J&D.
ZODCUg
60
14
74
9
Maandag.
80
22
103
10
Dinedag
90
28
116
11
TT oenedag.
90
26
116
12
Donderdag
98
26
18
Yrgdag
100
27
127
14
Zaterdag.
87
23
110