N". 11914- Dinsdag 27 December. A0. 1898 feze (gourant wordt dagelijks, met uitzondering van (Zonen feestdagen, uitgegeven F1 ©Aiilleton. KERSTAVOND. LEIDSCH DA&BLAD. PRIJS DEZEH COURANT: Voor Leiden per 3 maanden, Franco per post Alzonderlijko Nommersq.05, r l.xo. PRIJS DER ADVERTENTIES: 6 rogels f 1.06. Iedere regel meer f 0.17J. - Grootora Van 1 letters naar plaatsruimte, wordt f 0.05 berekend. Voor het incasseoren buiten de stad Derde Blad. VREDE. Al de zachte aandoeningen van het men- echelyk hart hooren haar naam in den klank van dat óóne woord, dien klank van groote bekoring: Vredel Hot is het rein akkoord, waarin alle dis- barmoniéerende tonen zich oplossen. Het wekt de voorstelling van verademing en van rust. Als in de natuur het woeden der elementen -ontzetting verspreidt, de golven hoog ten hemel rijzen, het gebulder van den orkaan alle aardsche geluiden overstemt, dan zien wy angstig uit naar het einde van de worste ling, naar het oogenblik waarin de afgematte 8(ryders de wapens doon -nederzinken. Als de aanvallen van boozoc^È&tstochten ons zedelijk weervermogen tot de hoogste span ning opvoeren, elke nieuwe bestorming van -de steeds bedreigde verschansing de beducht heid voor een nederlaag doet stijgen, hoe •weldadig is dan het gevoel, dat wij met vrucht hebben weerstand geboden, dat de vrede is teruggekeerd in ons binnenste! Vrede I Niemand kan aan hem denken, zonder hem lief te hebben, omdat hy voldoet aan een onafwysbare behoefte. Alles wat in -ons is verlangt er naar, de innigste begeerten <ler ziel strekken er zich naar uit, geheel ons wezen voelt er zich toe aangetrokken gelyk de nachtelijke zwerver naar het licht dat hem een rustoord aanwyst. Bevestigend moeten we antwoorden op de •ejuwenoude vraag, die nog wel tot in een onafzienbare toekomst gesteld zal wordenIs niet het loven der menschen een stryd op aarde? We zuilen moeten biyven worstelen om te ontzwommen, ons verdedigen tegen vyandige machtén in en buiten onze omgeving, zelfs aanvallend optreden daar waar onze vooruitgang een verovering noodig maakt. Maar wy gevoelen ook, dat daarmede het laatste woord niet gezegd is. Die stryd heeft een doel, de verwerving van geesteiyke ryk- dommen, die den rustig thuis blyvende niet in den schoot valleo. Deüken wy aan ook oiet met verlangen aan bet tydstip, waarop dat doel bereikt, de begeerte naar waarheid on gerechtigheid bevredigd en het eindigen van den stryd het natuuriyk gevolg der behaalde zegepraal zal zyn? Het is zoo, dan volgt weer een nieuwe opwekking; op het gebied van don geest duurt een wapen stilstand niet lang, en we zetten den stryd in andere richtiüg wellicht, voort; is toch niet het zoeken naar evenwicht in ons denken, de hoop, eenmaal aan te landen op een punt, waar het bezit van de onbetwiste en onbe twistbare waarheid rust en vrede zal schenken, het ideaal dat ons aantrekt en tot volharding bemoedigt? Hoog, heel hoog boven ons, daar glanst het. In onze beste oogenblikken voelen wy, dat wy er heen moeten, ja, maar dat het nok tot ons nederdaalt; het is alsof de afstand kleiner wordt. Vrede, vrede juicht het in ons binnenste, vrede op aarde, in de menschen een welbehagen. En, ons verheffende tot de oneindigo bron van al wat er goed en schoon is en ooit geweest is en immer zyn zal hier beneden en tot de uiterste uiteinden des Heelals, doen wy het weerklinken, als het triumfkleed van den zegevierenden krijgsheld, die de lauweren der overwinning samenvoegt met de palmen des vredes: „Eere zy God in den Hooget" Ja, zoo luidt de hymne van den eersten Kerstnacht, het lied der Engelenkoren, het schoonste wat menschenooren ooit vernamen. Op de golven der jaren, op de stroomen der eeuwen is hot voortgedragen, over alle geslachten heen, tot den dag V3n heden. In onverminderde heeriykheid klinkt het ons tegen, niet als een jubellied der vervul ling, helaas! maar als een zang van belofte, van troost en van bemoediging. Milliarden denkende en gevoelende wezens, onze voor gangers op den aardbodem, hebben hoopvolle gedachten ontleend aan die enkele woorden, die een geheel levensprogram bevatten en den ganschen inhoud woergeven van een wereldbeschouwing, en zy zyn heengegaan, den blik des geloofs gericht op het beloofde land van vrede en van welbehagen, wetende dat zy het niet zouden betreden, maar toch dankbaar dat zy iets hebben kunnen doen om de tochtgenooten door de woestyn er een weinig naderby te brengen. Dat is onze roeping. Zalig zyn de vreed- zamen, want zy zullen Gods kinderen ge naamd worden. Op één onderdeel van het uitgestrekt ge bied, waar menschen togenover elkander staan, en juist daar, waar de eischen der beschaving dringender dan ooit zich doen geiden, is in den laatsten tyd een hervormende arbeid aangevangen. Zeer oude en zeer koste- ïyke denkbeelden zffn opnieuw in overweging genomen, en maken het onderwerp uit van veel besprekingen en van yverige propaganda. De stryd tegen den oorlog heeft een meer beslist karakter aangenomen, zoo zelfs dat machtige vorsten er in worden betrokken, en terwyl ook van audero zyden meer samen werking, meer concentratie van strydkrachten wordt voorbereid, kunnen wy misschien de hoop voeden dat binnen een niet al te groote tydruimte het denkbeeld van scheidsrechter- lyke beslechting der volken-geschillen een vasten vorm en een voor algemeene toepas sing vatbare omschryving zal hebben beko men, dat de wapeningen, dia de natiën letterlyk uitmorgelen en de verbetering be lemmeren van maatschappelyko toestanden door het in beslag nemen van de geldmidde len, een aanmerkeiyke vermindering kunnen ondergaan. Voor het oogenblik stellen wy ons van de bekende conferentie-uitnoodiging geen dad6lyk succes voor, omdat wy niet genoegzaam overtuigd zyn van den ernst, waarmede de voorboroiding tot de ontwape- nings-voorstellen geschiedt; immers, terwyl die voorstellen nog niet eens zuiver zyn ge formuleerd, gaat toch Rusland zyn krygsmacht meer uitbreiden, effent do Duitsche keizer yverig de wegen voor de goedkeuring in den Ryksdag van een nieuwe legeruitbreiding. Het is niet op die manier dat de vrede zyn intrek zal nemen op het stipje des heerals, door het verblind en verdwaasd menschengeslacht bewoond. En vanwaar die tegenstelling tusschen woorden en daden? Hoe moeten wy het ver klaren dat de betuigingen van vredelievende gezindheid, met welke de vorsten zoo byzon- der mild zyn, als het ware omlyst worden door een woud van een millioen bajonetten? Ligt dit aan de vorsten alleen, en zouden juist zy degenen zyn, op wie het „Vrede op aarde!" geen vat heeft? Wy weten beter, en zoo wij het nog niet wisten, de geschiedenis van dit jaar zou het ons wel geleerd hebben. De machtigste repu bliek die er ooit geweest is Leeft den onrecht- vaardigsten oorlog gevoerd, waarvan de tweede helft der eeuw kan getuigen, en bet is de natie, die voor geen andere onderdoet in openbaringen van sympathie met de Kerst gedachte, door welke wederom het bewys is geleverd dat hot Recht moet zwichten waar de Macht haar stem verheft. Het hoofd van den Staat gaf hier geen leiding, maar hy word geleid door de publieke opinie, door de stem des volks, die voor de zoovoelste maal weer heeft bewezen de stem van God niet te zyn. Zoo is het, en datzelfde gevaar biyft dreigen, ook van andere zyden. De volken vertrouwen elkander niet, en daar hebben zy gelyk aan. De beschaving is nog niet zoo ver doorge drongen, dat zy het egoïsme der massa's, uitgestald met hot sclioonschynend étiquet van „nationale eer" en „nationaal belang", binnen zoodanige grenzen heeft teruggedreven, dat het internationaal Recht in hoogste in stantie beslist, zonder beroep op de wapenen. Do volken beseffen ihaér al te goed, "dat zy tegen elkander op bon hóede moeten 2yn. Wezenlyk Christelyke volken fcyn er nóg niet. Zullen zy er ooit zyn? Laten wy het hopen,— want eerst; dan zal de Wereldvrede komen. Laten wy het onze doen, in samenwerking met allen die hetzelfde willen, om de Kerót- gedachte uit de sferen van het ideaal te doen uitstralen op de nog zoo dorre volden der werkeiykheid, om daar licbt en warmte te brengen, om daar leven te wekken en groeikracht mede te deelen. Deze arbeid, tot welken wij allen zyn ge roepen, geschiedt niet uitsluitend door deel te nemen aan bewegingen ten gunste van een politiek 6treven, op de inkrimping van do krygsmacht gericht. Hoe aanbevelenswaard dit op zichzelf moge zyn, toch raakt het slechts de oppervlakte der dingen, terwyl, zooals wy trachtten te doen uitkomen, de oorzaak van het kwaad, hetwelk wy zouden willen bestryden, veel dieper ligt. De uit wendige verschynaelen eener krankheid tem peren isiets, doordringen tot den oorsprong, en daarop inwerken, is beter. En juist tot dat betere zyn wy allen in staat, als de ernstige wil aanwezig is. Het is oen grootsch denkbeeld, voor den wereldvrede te yveren. Men kan zich geen schooner taak voorstellen. Welnu, laten wy dan beginnen daar, waar begonnen moet worden. Zonder onze belangstelling te ont houden aan het streven dor hooggeplaatsten, van wie verwacht wordt, dat zy do palmen des vredes zullen doen nederdalen over de natiëD, zullen wy voortgaan met te werken aan de fundeeringen van het gebouw der toe komst, door het aankwe&ken van „welbe hagen", van wolwillendheid. Vrede in ons huis, in den kring onzer bekenden, onzer arbeidgenooten; do begeerte om al hetgeen den vrede mocht bedreigen, dadeiyk te onderzoeken en te verwydoren; het verlangen om steeds verder rondom ons een atmosfeer van vriendelyke gezindheid, van onderling vertrouwen te do'.n heerschen, ziet, als alle menschen zich wat meer moeite gaven om dat eenvoudig program tot uitvoe ring te brengen, dan zouden we kans hebben eenig8zin8 spoediger te geraken tot zulk een toestand der geesten, dat zelfs do oorlog, hoe machtig ook, er voor zou moeten wyken. Eik verschynsel in de wereldgeschiedenis staat in nauw verband met de zedeiyke gesteldheid van dat gedeelte des menschelyken geslachte, waar het zich voordoet; feiten zyn openbarin gen van toestanden. Verbeteren wy de laatste, en de eerste zullen noodwendig den invloed daarvan toonen. De niet vervulling van den weD8ck naar vrede bewyst dat de wereld het Christendom niet in zich heeft opgenomen als het eenig leidend beginsel; het er meor en meer in te brengen is hetgeen wy allen doen kunnen tot beteugeling van wapengeweld. Doch ook zy men dit indachtig: de oorlog is een oordeel over velen; de geschiedenis van den Spaansch-Amerikaanschen stryd beeft ons dat weer met volkomen duidelykbeid doen zien. Oud onrecht wordt door -nieuw geweld gewroken de zelfzucht, toegepast op het regeeringsbeleid, kan geen andere dan slechte vruchten voortbrengen. Ook voor deze leer hebben we een apostolaat te aanvaarden, in de eerste plaats predikende door eigen hande lingen en voorbeeld. Zoo kunnen wy biy- véndo uitkomsten verwachten en do hoop voeden dat de vredestichters van boven en van beneden elkander eenmaal ontmoeten zullen. Gemengd Nieuws. De twee Kerstdagen beloven weer veel goeds aan de Leidsche vo tbal- liefhebbers. Eersten Kerstdag heeft „Ajax I", die door zyn overwinning van Zondag 11. in Den Haag tegen „Swift" van het kampio n- schap vry zeker kan zyn, wedstryd tegea „Hollandia", eveneens uit Den Haag. Tweeden Kerstdag tegen „Quhk", uit Amsterdam. Do op den Eersten Kerst ag te houden wedstryd is uitgeschreven door d<-n Haagscben Voetbal- tond; de daarop den volgenden dag te spelen wedstrijd gaat buiten de competities om. Beide wedstrydon zullen worden gehouden, niet zooals het „Sportblad" mededeelt op het terrein Utrechtsche Veer 27 (waartoe het weglaten van e n punt al niet zou kunnen ltiden), maar op het terrtin, gelegen aan den Oogst- geesterweg, ingang naast de kweekery van den heer Van Eek, „Villa Pomona." Men schryft uit Haarlem aan dö „N. R. C."; Zooals is bericht, werd alhier gevangen genomen de paarden8lacbter J. Dirken, ver dacht van diefstal van een paard uit de weide. Politie en justitie stellen ia deze een groot onderzoek in, omdat D. ook verdacht wordt van verschillende andere feiten. Zoo byv. werden als by ergens in de om streken vertoefde wel eens paarden do 3d ge vonden in de weide, de beesten bleken ddn gestorven aan inwemige verbloeding, zonder dat van buiten iets te merken was, en D. kwam dan z.g. op het gerucht af om hetdooje ier te koopen. Zyn vloeschhouwery had hy hier aan het Eegynbof en vlak daarnaast had de bier handelaar Scboevaart zyn stal. Op 14 April 1897 kwam de knecht om het paard in te spannen en vond dit dood liggen, met het hoofd waar andtrs de achter- beonen staan. Het scheen, dat bet beest zich had losgerukt, waDt het touw, waarmede het was vastge'onden geweest, was geschourd. Het di-r had een kl in wonoje on ier de kuif in den kop en men meende, dat hot koliek had gehad, zich had losgerukt en vallende in een spyker was gekomen. Buurman D. was er dadeiyk by om het te koopen en kocht het, maar ue beer S. moot altyd z(jn geld nog hebben. Hy durfde daarom nitt vragen, omdat D. beken j staat als iemanl, die dan meestal zyn schuld met de vuist afdeed. Opvallend was het by dit geval, dat juist een paar dagen van te voren by een uit rager, oie naast den stal zyn pakhuis he ft, een mandje mot sleutels was ontvreemd en dat een van D's kennissen, die in de Haarlem mermeer woont, by dtn koop tegenwoordig" was en, ook al heel toevallig, juist een pa rd te koop had. De om D's huis wonende eigenaren van paarden zyn ze^r olyde, dat by achter slot zit. Te Groningen woraen vermist de volgende effecten: 4 stuks 4 pet. Norfolk and Western, 2 per April '98 en 2 per Oct. '98, Nos 4204/5; 1 stuk Atchison Topeka Adjustment o'lig 31283; 1 stuk 2'/, pet. Brussel, serie 111962 No. 1; 1 stuk 2'/2 pet, Antwerpan, serie 71452, No. 9; 3 stuks 4 pet. Rusland Zuid West Spw., Nos. 149849, 189583 en 208820; 4 stuks 4'/j pet. Portugal, 2 per April '98 en 2 per Oct. '98, Nos. 895301 en 970340; 6 stuks 4'/, pet. Tabak Portugal, 3 per April '98 en 3 per Oct. '98, Nos. 151178/9 en 288094; 1 stuk 4 p t. Rusland 1880, No. 1002826/30; 5 stuks 4 pet. 1890, 2de serie No. 519376/400. De mogelykbeid is niet uitgesloten, dat zy abusieveiyk naar Amsterdam zyn gnzonden. By ontdekking ^trzo.-kt do commissaris van politie te Groningen onmiddellyk bericht eu in be8lag-noming van het vermiste. Zonder woonplaats en door ge brek aan geld wanhopig geworden, heeft Donderdagavond te omstreeks 11 uren te Dordrecht zekere vrouw E. W. een eind aan i) Kerstavond! Wonderbare toovermaebt van ■den Duitschen Kerstnacht! In de kerktorens luiden de klokken, een feestelyk gekleede menigte beweegt zich in do stratoD, lachende gezichten met blozende wangen en glinsterende oogen. Vriendelyke groeten worden naar alle kanten gewisseld. „Zalig Kerstfeest!" klinkt het allerwegen. In de kerken glimmen de lichtjes aan de <3enneboompjes. Dicht opeengedrongen staan «r de menschenvoorname dames in ryk pels werk naast het oude moedertje uit het volk, dat vroom de bevende, door arbeid verharde handen samenvouwt; kinderen, met groote, naïeve oogen, naast mannen, op wier ernstig voorhoofd leed en zorgen diepe rimpels hebben gegroefd. Weer klinkt zy van de gewyde plaats, de eeuwenoude boodschap, die vóór tweemaal duizend j.iren van engelenlippen over de velden van Bethlehem heeft geklonken: „Heden is u de Heiland geboren I" Het wordt achter de vensters licht. Uit elke kelderopening, uit het minste kamertje blinkt stralende licbtschyn. Een aangename geur van groen en gebak stygt op uit elk huis: Ker8tnachtgeur! Veelkleurige geschen ken zyn op do wit gedekte tafels uitgespreid. Jubelende kinderstemmen weerklinken do ouders zien er gelukkig en vergenoegd uit. De ouderen van dagen worden weer jong, de treurigen glimlachen. O, heeriyk, gezegend Kerstfeest! Één venster, dat ik kon, blyft donker tus schen al die hel verlichte. Een arm, gewond men8chenbart treurt daar. Bleek, met samen geperste lippen en traanlooze, brandende oogen, zit in de duisternis achter de dichtgesloten vensters een eenzame, in somber rouwgewaad gekleede vrouw. Zy heeft haar dienstboden weggezonden: „Gaat naar huis by uw ouders en vrienden. Viert feest, waar gy kunt. Daar is geld geld!Met een schuchter woord van dank hadden zy de ryke giften aange nomen en waren stom heengegaan. Elk bezoek, elke deelneming wees zy hard en stroef van de hand. „Ik kan geen vrooiyke menschen zien. Ik zou niet kunnen hooren lachen. Ik wil all9on zyn op Kerstavond, alleen met myn dooden!" En zy was alleen, geheel alleen Nog het jaar te voren had in diezelfde kamer oen stralende Kerstboom gebrand, rooskleurige kinderarmen strekten zich jubelend uit naar de schitterende voorwerpen aan zyn takken. Wat juichten en babbelden zy, die heldere stemmetjes„Zie toch eens naar die pop, Heini! Zy heeft een kleedje aan, dat mon kan uit doen." En Gretchens blauwe oogen sperden zich wyd open van verrukking. Heini zat reeds op het prachtige hobbelpaard en spoorde het met geestdriftig hu!-geroep aan. Hy had looden soldaten gekregen, ruiters, die men van de paarden kon afnemen, en een hoorn om op te toeteren. Hy liet al zyn sol daten togen den boozen koning Herodes op rukken, die ellendig verslagen en van zyn paard geworpen werd. Iedereen had die kleinen liefgehad. Zy waren alles voor de moeder, sedert zy weduwe was £e*orden. Djn kwam die booze ziekte in de stad; beide stierven in een enkele week. Weinige dagen goledsn had men de twee doodkistjes uit het huis gedragen naar het kerkhof! Het was donker en stil geworden in het huis. Donker en stil Het hart der eenzame vrouw kromp ineen van smart en bitterheid. Boneden in hot huis klonk de muziek: „Stille nacht, heilige nacht", door heldere kinderstemmen gezongen; dan gejuich, geklikklak en gekletter en daartus- schen het getoeter van een hoorn. Ach, dat toeteren! Zy kromde zich onder de tonen, als in folterende smaiten. Zy wilde niets hooren, niets voelen en toch hoorde zy alles door de muren heen, alsof haar gehoor scherper was geworden dan vroeger. Naast haar woonde oen jong echtpaar, dat vier weken geleden een zoontje gekregen had. Nu waren de grootouders daar, de geheele familie, en zy hoorde het gedruisch van vroolyk lachende stemmen, klinkende glazen en dan een licht doordringend stemmetje, waarvoor al hot andere oplettend verstomde. Zy zag het stralende gezicht der jonge moeder zich over het blozende gezichtje heen- buigen; zy zag Kreunend bedekte zy het gelaat met de handen, om niets te zien, maar het toeteren en jubelen duurdeo voort en zy vluchtte van kamer tot kamor tot in haar slaapvertrek, dat op den tuin uitzag. Maar ook uit de kouken9 en achterhuizen klonk gezang en kindergejubel. Achter elk ven ster brandden de Kerstboomlichtjes. „Hoeral heden is het Kerstnacht l" riep een knaap in den tuin. Zy blikte rond in de duisternis, met wilde, verwarde blikken. Zouden die martelende, ontzettende tonen haar dan overal volgen? Was er dan geen boekje in de groote, wyde wereld, waar men zich kon verbergen in de stilto en in de duisternis? Ja, arm, gewond bartl Er is één plaats, waar nooit een vreugdegeroep weerklinkt, waar de wind slechts klachten en zucbten opneemt, waar de treurwilgen met altyd neer gebogen kruinen weenen en witte rozen rond donkere kruisen bloeien. Daar is eenzaamheid, waar de dooden rusten, verre van de wereld, op het kerkhof. Als een verlossing ontstond In baar die gedachte. Zy hulde zich in een pelsmantel en bond een zwarten doek rond haar hoofd. Zy ontmoette geen levende ziel op haar weg; allen vierden feest. Door de eenzame straten schoof zy snel voort als een donker nacht spook. Altyd dezelfde feestelijke lichtglans, dezelfde jubelkreten van kinderstemmen; Kerstmisvreugde in hutten en in paleizen l Voorbyi Voorby! De huizen werden zeld zamer; met lange tusschenpoozen brandden met droef geschemer de lantaarns. In het ruw getimmerd latwerk, dat het kerkhof omzoomde, was een opening, die zy kende. Z(1 sloop er door hoen. Binnen haalde zy diep adem. Hoe stil was het hier! Als een glim mende zee, met gestolde golven, lag het groote doodenveld daar. Zwart verhieven zich de donkere cypreskruinen tegen den helderen nachthe i el. Zacht ruischte de wind in de kale takken dor treurwilgenals dunne spel den en sterretjes rees de fijne sneeuw van de rozenstruiken. Tusschen de lango rijen besneeuwde kransen en grafheuvels zocht zy haar weg. Een hoog yzer n hek omsloot een langwerpig vierkant. Alles, wat haar het leven lief en aangenaam gemaakt had, was in deze kleine ruimte be sloten. Dat was nu geheel haar wereld, die beide stomme grafheuvels. In den oenen rustte baar echtgenoot reeds sedert vyf jaren, daarnaast sliepen baar twee kinderen. Zy was op de lage bank ineengezonken, haar brandend voorhoofd togen het koude yzer leunend. Het denkbeeld van een mogeiyk gevaar in den kouden winternacht kwam niet eens in haar op. Haar bitter leed, oen gevoel van troo8telooze, hopelooze verlatenheid be- heersebte haar geheel en al. Dan, opeens kwam het haar voor, alsof haar zuchten weerklank vonden, als bewoog zich iets tusschen de graven. Een zacht, smar- teiyk weenen! Zy hield den adem in en zag in het ronde. Van daar, waar zich in lange ryen de versch gedolven graven uitstrekten, van daar kwam het. Nu hoorde zy duideiyk het bang, langgerekt klagen eener kinderstem, Slot volgt.)

Historische Kranten, Erfgoed Leiden en Omstreken

Leidsch Dagblad | 1898 | | pagina 9