N". 11914-
Dinsdag 27 December.
A0. 1898
feze (gourant wordt dagelijks, met uitzondering
van (Zonen feestdagen, uitgegeven
F1 ©Aiilleton.
KERSTAVOND.
LEIDSCH
DA&BLAD.
PRIJS DEZEH COURANT:
Voor Leiden per 3 maanden,
Franco per post
Alzonderlijko Nommersq.05,
r l.xo.
PRIJS DER ADVERTENTIES:
6 rogels f 1.06. Iedere regel meer f 0.17J. - Grootora
Van 1
letters naar plaatsruimte,
wordt f 0.05 berekend.
Voor het incasseoren buiten de stad
Derde Blad.
VREDE.
Al de zachte aandoeningen van het men-
echelyk hart hooren haar naam in den klank
van dat óóne woord, dien klank van groote
bekoring: Vredel
Hot is het rein akkoord, waarin alle dis-
barmoniéerende tonen zich oplossen. Het wekt
de voorstelling van verademing en van rust.
Als in de natuur het woeden der elementen
-ontzetting verspreidt, de golven hoog ten
hemel rijzen, het gebulder van den orkaan
alle aardsche geluiden overstemt, dan zien
wy angstig uit naar het einde van de worste
ling, naar het oogenblik waarin de afgematte
8(ryders de wapens doon -nederzinken. Als
de aanvallen van boozoc^È&tstochten ons
zedelijk weervermogen tot de hoogste span
ning opvoeren, elke nieuwe bestorming van
-de steeds bedreigde verschansing de beducht
heid voor een nederlaag doet stijgen, hoe
•weldadig is dan het gevoel, dat wij met vrucht
hebben weerstand geboden, dat de vrede is
teruggekeerd in ons binnenste!
Vrede I Niemand kan aan hem denken,
zonder hem lief te hebben, omdat hy voldoet
aan een onafwysbare behoefte. Alles wat in
-ons is verlangt er naar, de innigste begeerten
<ler ziel strekken er zich naar uit, geheel ons
wezen voelt er zich toe aangetrokken gelyk
de nachtelijke zwerver naar het licht dat hem
een rustoord aanwyst.
Bevestigend moeten we antwoorden op de
•ejuwenoude vraag, die nog wel tot in een
onafzienbare toekomst gesteld zal wordenIs
niet het loven der menschen een stryd op
aarde? We zuilen moeten biyven worstelen
om te ontzwommen, ons verdedigen tegen
vyandige machtén in en buiten onze omgeving,
zelfs aanvallend optreden daar waar onze
vooruitgang een verovering noodig maakt.
Maar wy gevoelen ook, dat daarmede het
laatste woord niet gezegd is. Die stryd heeft
een doel, de verwerving van geesteiyke ryk-
dommen, die den rustig thuis blyvende niet
in den schoot valleo. Deüken wy aan ook
oiet met verlangen aan bet tydstip, waarop
dat doel bereikt, de begeerte naar waarheid
on gerechtigheid bevredigd en het eindigen
van den stryd het natuuriyk gevolg der
behaalde zegepraal zal zyn? Het is zoo,
dan volgt weer een nieuwe opwekking; op
het gebied van don geest duurt een wapen
stilstand niet lang, en we zetten den stryd
in andere richtiüg wellicht, voort; is toch
niet het zoeken naar evenwicht in ons denken,
de hoop, eenmaal aan te landen op een punt,
waar het bezit van de onbetwiste en onbe
twistbare waarheid rust en vrede zal schenken,
het ideaal dat ons aantrekt en tot volharding
bemoedigt?
Hoog, heel hoog boven ons, daar glanst
het. In onze beste oogenblikken voelen wy,
dat wy er heen moeten, ja, maar dat het
nok tot ons nederdaalt; het is alsof de afstand
kleiner wordt. Vrede, vrede juicht het in
ons binnenste, vrede op aarde, in de menschen
een welbehagen. En, ons verheffende tot de
oneindigo bron van al wat er goed en schoon
is en ooit geweest is en immer zyn zal hier
beneden en tot de uiterste uiteinden des
Heelals, doen wy het weerklinken, als het
triumfkleed van den zegevierenden krijgsheld,
die de lauweren der overwinning samenvoegt
met de palmen des vredes:
„Eere zy God in den Hooget"
Ja, zoo luidt de hymne van den eersten
Kerstnacht, het lied der Engelenkoren, het
schoonste wat menschenooren ooit vernamen.
Op de golven der jaren, op de stroomen
der eeuwen is hot voortgedragen, over alle
geslachten heen, tot den dag V3n heden. In
onverminderde heeriykheid klinkt het ons
tegen, niet als een jubellied der vervul
ling, helaas! maar als een zang van belofte,
van troost en van bemoediging. Milliarden
denkende en gevoelende wezens, onze voor
gangers op den aardbodem, hebben hoopvolle
gedachten ontleend aan die enkele woorden,
die een geheel levensprogram bevatten en
den ganschen inhoud woergeven van een
wereldbeschouwing, en zy zyn heengegaan,
den blik des geloofs gericht op het beloofde
land van vrede en van welbehagen, wetende
dat zy het niet zouden betreden, maar toch
dankbaar dat zy iets hebben kunnen doen
om de tochtgenooten door de woestyn er
een weinig naderby te brengen.
Dat is onze roeping. Zalig zyn de vreed-
zamen, want zy zullen Gods kinderen ge
naamd worden.
Op één onderdeel van het uitgestrekt ge
bied, waar menschen togenover elkander
staan, en juist daar, waar de eischen der
beschaving dringender dan ooit zich doen
geiden, is in den laatsten tyd een hervormende
arbeid aangevangen. Zeer oude en zeer koste-
ïyke denkbeelden zffn opnieuw in overweging
genomen, en maken het onderwerp uit van
veel besprekingen en van yverige propaganda.
De stryd tegen den oorlog heeft een meer
beslist karakter aangenomen, zoo zelfs dat
machtige vorsten er in worden betrokken, en
terwyl ook van audero zyden meer samen
werking, meer concentratie van strydkrachten
wordt voorbereid, kunnen wy misschien de
hoop voeden dat binnen een niet al te groote
tydruimte het denkbeeld van scheidsrechter-
lyke beslechting der volken-geschillen een
vasten vorm en een voor algemeene toepas
sing vatbare omschryving zal hebben beko
men, dat de wapeningen, dia de natiën
letterlyk uitmorgelen en de verbetering be
lemmeren van maatschappelyko toestanden
door het in beslag nemen van de geldmidde
len, een aanmerkeiyke vermindering kunnen
ondergaan. Voor het oogenblik stellen wy
ons van de bekende conferentie-uitnoodiging
geen dad6lyk succes voor, omdat wy niet
genoegzaam overtuigd zyn van den ernst,
waarmede de voorboroiding tot de ontwape-
nings-voorstellen geschiedt; immers, terwyl
die voorstellen nog niet eens zuiver zyn ge
formuleerd, gaat toch Rusland zyn krygsmacht
meer uitbreiden, effent do Duitsche keizer
yverig de wegen voor de goedkeuring in den
Ryksdag van een nieuwe legeruitbreiding. Het
is niet op die manier dat de vrede zyn intrek
zal nemen op het stipje des heerals, door
het verblind en verdwaasd menschengeslacht
bewoond.
En vanwaar die tegenstelling tusschen
woorden en daden? Hoe moeten wy het ver
klaren dat de betuigingen van vredelievende
gezindheid, met welke de vorsten zoo byzon-
der mild zyn, als het ware omlyst worden
door een woud van een millioen bajonetten?
Ligt dit aan de vorsten alleen, en zouden
juist zy degenen zyn, op wie het „Vrede op
aarde!" geen vat heeft?
Wy weten beter, en zoo wij het nog niet
wisten, de geschiedenis van dit jaar zou het
ons wel geleerd hebben. De machtigste repu
bliek die er ooit geweest is Leeft den onrecht-
vaardigsten oorlog gevoerd, waarvan de tweede
helft der eeuw kan getuigen, en bet is de
natie, die voor geen andere onderdoet in
openbaringen van sympathie met de Kerst
gedachte, door welke wederom het bewys is
geleverd dat hot Recht moet zwichten waar
de Macht haar stem verheft. Het hoofd van
den Staat gaf hier geen leiding, maar hy
word geleid door de publieke opinie, door de
stem des volks, die voor de zoovoelste maal
weer heeft bewezen de stem van God niet
te zyn.
Zoo is het, en datzelfde gevaar biyft dreigen,
ook van andere zyden. De volken vertrouwen
elkander niet, en daar hebben zy gelyk aan.
De beschaving is nog niet zoo ver doorge
drongen, dat zy het egoïsme der massa's,
uitgestald met hot sclioonschynend étiquet
van „nationale eer" en „nationaal belang",
binnen zoodanige grenzen heeft teruggedreven,
dat het internationaal Recht in hoogste in
stantie beslist, zonder beroep op de wapenen.
Do volken beseffen ihaér al te goed, "dat zy
tegen elkander op bon hóede moeten 2yn.
Wezenlyk Christelyke volken fcyn er nóg niet.
Zullen zy er ooit zyn? Laten wy het hopen,—
want eerst; dan zal de Wereldvrede komen.
Laten wy het onze doen, in samenwerking
met allen die hetzelfde willen, om de Kerót-
gedachte uit de sferen van het ideaal te
doen uitstralen op de nog zoo dorre volden
der werkeiykheid, om daar licbt en warmte
te brengen, om daar leven te wekken en
groeikracht mede te deelen.
Deze arbeid, tot welken wij allen zyn ge
roepen, geschiedt niet uitsluitend door deel
te nemen aan bewegingen ten gunste van
een politiek 6treven, op de inkrimping van do
krygsmacht gericht. Hoe aanbevelenswaard
dit op zichzelf moge zyn, toch raakt het
slechts de oppervlakte der dingen, terwyl,
zooals wy trachtten te doen uitkomen, de
oorzaak van het kwaad, hetwelk wy zouden
willen bestryden, veel dieper ligt. De uit
wendige verschynaelen eener krankheid tem
peren isiets, doordringen tot den oorsprong,
en daarop inwerken, is beter. En juist tot dat
betere zyn wy allen in staat, als de ernstige
wil aanwezig is.
Het is oen grootsch denkbeeld, voor den
wereldvrede te yveren. Men kan zich geen
schooner taak voorstellen. Welnu, laten wy
dan beginnen daar, waar begonnen moet
worden. Zonder onze belangstelling te ont
houden aan het streven dor hooggeplaatsten,
van wie verwacht wordt, dat zy do palmen
des vredes zullen doen nederdalen over de
natiëD, zullen wy voortgaan met te werken
aan de fundeeringen van het gebouw der toe
komst, door het aankwe&ken van „welbe
hagen", van wolwillendheid.
Vrede in ons huis, in den kring onzer
bekenden, onzer arbeidgenooten; do begeerte
om al hetgeen den vrede mocht bedreigen,
dadeiyk te onderzoeken en te verwydoren;
het verlangen om steeds verder rondom ons
een atmosfeer van vriendelyke gezindheid,
van onderling vertrouwen te do'.n heerschen,
ziet, als alle menschen zich wat meer moeite
gaven om dat eenvoudig program tot uitvoe
ring te brengen, dan zouden we kans hebben
eenig8zin8 spoediger te geraken tot zulk een
toestand der geesten, dat zelfs do oorlog, hoe
machtig ook, er voor zou moeten wyken. Eik
verschynsel in de wereldgeschiedenis staat in
nauw verband met de zedeiyke gesteldheid
van dat gedeelte des menschelyken geslachte,
waar het zich voordoet; feiten zyn openbarin
gen van toestanden. Verbeteren wy de laatste,
en de eerste zullen noodwendig den invloed
daarvan toonen. De niet vervulling van den
weD8ck naar vrede bewyst dat de wereld het
Christendom niet in zich heeft opgenomen als
het eenig leidend beginsel; het er meor en
meer in te brengen is hetgeen wy allen doen
kunnen tot beteugeling van wapengeweld.
Doch ook zy men dit indachtig: de oorlog is
een oordeel over velen; de geschiedenis van
den Spaansch-Amerikaanschen stryd beeft
ons dat weer met volkomen duidelykbeid doen
zien. Oud onrecht wordt door -nieuw geweld
gewroken de zelfzucht, toegepast op het
regeeringsbeleid, kan geen andere dan slechte
vruchten voortbrengen. Ook voor deze leer
hebben we een apostolaat te aanvaarden, in
de eerste plaats predikende door eigen hande
lingen en voorbeeld. Zoo kunnen wy biy-
véndo uitkomsten verwachten en do hoop
voeden dat de vredestichters van boven en
van beneden elkander eenmaal ontmoeten
zullen.
Gemengd Nieuws.
De twee Kerstdagen beloven
weer veel goeds aan de Leidsche vo tbal-
liefhebbers. Eersten Kerstdag heeft „Ajax I",
die door zyn overwinning van Zondag 11. in
Den Haag tegen „Swift" van het kampio n-
schap vry zeker kan zyn, wedstryd tegea
„Hollandia", eveneens uit Den Haag. Tweeden
Kerstdag tegen „Quhk", uit Amsterdam. Do
op den Eersten Kerst ag te houden wedstryd
is uitgeschreven door d<-n Haagscben Voetbal-
tond; de daarop den volgenden dag te spelen
wedstrijd gaat buiten de competities om. Beide
wedstrydon zullen worden gehouden, niet
zooals het „Sportblad" mededeelt op het terrein
Utrechtsche Veer 27 (waartoe het weglaten
van e n punt al niet zou kunnen ltiden),
maar op het terrtin, gelegen aan den Oogst-
geesterweg, ingang naast de kweekery van
den heer Van Eek, „Villa Pomona."
Men schryft uit Haarlem aan dö
„N. R. C.";
Zooals is bericht, werd alhier gevangen
genomen de paarden8lacbter J. Dirken, ver
dacht van diefstal van een paard uit de weide.
Politie en justitie stellen ia deze een groot
onderzoek in, omdat D. ook verdacht wordt
van verschillende andere feiten.
Zoo byv. werden als by ergens in de om
streken vertoefde wel eens paarden do 3d ge
vonden in de weide, de beesten bleken ddn
gestorven aan inwemige verbloeding, zonder
dat van buiten iets te merken was, en D. kwam
dan z.g. op het gerucht af om hetdooje ier
te koopen.
Zyn vloeschhouwery had hy hier aan het
Eegynbof en vlak daarnaast had de bier
handelaar Scboevaart zyn stal.
Op 14 April 1897 kwam de knecht om
het paard in te spannen en vond dit dood
liggen, met het hoofd waar andtrs de achter-
beonen staan. Het scheen, dat bet beest zich
had losgerukt, waDt het touw, waarmede
het was vastge'onden geweest, was geschourd.
Het di-r had een kl in wonoje on ier de kuif
in den kop en men meende, dat hot koliek
had gehad, zich had losgerukt en vallende
in een spyker was gekomen.
Buurman D. was er dadeiyk by om het te
koopen en kocht het, maar ue beer S. moot
altyd z(jn geld nog hebben. Hy durfde daarom
nitt vragen, omdat D. beken j staat als
iemanl, die dan meestal zyn schuld met de
vuist afdeed.
Opvallend was het by dit geval, dat juist
een paar dagen van te voren by een uit rager,
oie naast den stal zyn pakhuis he ft, een
mandje mot sleutels was ontvreemd en dat
een van D's kennissen, die in de Haarlem
mermeer woont, by dtn koop tegenwoordig"
was en, ook al heel toevallig, juist een pa rd
te koop had.
De om D's huis wonende eigenaren van
paarden zyn ze^r olyde, dat by achter slot zit.
Te Groningen woraen vermist
de volgende effecten: 4 stuks 4 pet. Norfolk
and Western, 2 per April '98 en 2 per Oct.
'98, Nos 4204/5; 1 stuk Atchison Topeka
Adjustment o'lig 31283; 1 stuk 2'/, pet.
Brussel, serie 111962 No. 1; 1 stuk 2'/2 pet,
Antwerpan, serie 71452, No. 9; 3 stuks 4 pet.
Rusland Zuid West Spw., Nos. 149849,
189583 en 208820; 4 stuks 4'/j pet. Portugal,
2 per April '98 en 2 per Oct. '98, Nos.
895301 en 970340; 6 stuks 4'/, pet. Tabak
Portugal, 3 per April '98 en 3 per Oct. '98,
Nos. 151178/9 en 288094; 1 stuk 4 p t.
Rusland 1880, No. 1002826/30; 5 stuks 4 pet.
1890, 2de serie No. 519376/400.
De mogelykbeid is niet uitgesloten, dat zy
abusieveiyk naar Amsterdam zyn gnzonden.
By ontdekking ^trzo.-kt do commissaris van
politie te Groningen onmiddellyk bericht eu
in be8lag-noming van het vermiste.
Zonder woonplaats en door ge
brek aan geld wanhopig geworden, heeft
Donderdagavond te omstreeks 11 uren te
Dordrecht zekere vrouw E. W. een eind aan
i)
Kerstavond! Wonderbare toovermaebt van
■den Duitschen Kerstnacht! In de kerktorens
luiden de klokken, een feestelyk gekleede
menigte beweegt zich in do stratoD, lachende
gezichten met blozende wangen en glinsterende
oogen. Vriendelyke groeten worden naar alle
kanten gewisseld. „Zalig Kerstfeest!" klinkt
het allerwegen.
In de kerken glimmen de lichtjes aan de
<3enneboompjes. Dicht opeengedrongen staan
«r de menschenvoorname dames in ryk pels
werk naast het oude moedertje uit het volk,
dat vroom de bevende, door arbeid verharde
handen samenvouwt; kinderen, met groote,
naïeve oogen, naast mannen, op wier ernstig
voorhoofd leed en zorgen diepe rimpels hebben
gegroefd.
Weer klinkt zy van de gewyde plaats, de
eeuwenoude boodschap, die vóór tweemaal
duizend j.iren van engelenlippen over de velden
van Bethlehem heeft geklonken: „Heden is
u de Heiland geboren I"
Het wordt achter de vensters licht. Uit
elke kelderopening, uit het minste kamertje
blinkt stralende licbtschyn. Een aangename
geur van groen en gebak stygt op uit elk
huis: Ker8tnachtgeur! Veelkleurige geschen
ken zyn op do wit gedekte tafels uitgespreid.
Jubelende kinderstemmen weerklinken do
ouders zien er gelukkig en vergenoegd uit.
De ouderen van dagen worden weer jong, de
treurigen glimlachen.
O, heeriyk, gezegend Kerstfeest!
Één venster, dat ik kon, blyft donker tus
schen al die hel verlichte. Een arm, gewond
men8chenbart treurt daar. Bleek, met samen
geperste lippen en traanlooze, brandende oogen,
zit in de duisternis achter de dichtgesloten
vensters een eenzame, in somber rouwgewaad
gekleede vrouw. Zy heeft haar dienstboden
weggezonden: „Gaat naar huis by uw ouders
en vrienden. Viert feest, waar gy kunt. Daar
is geld geld!Met een schuchter woord
van dank hadden zy de ryke giften aange
nomen en waren stom heengegaan. Elk bezoek,
elke deelneming wees zy hard en stroef van
de hand. „Ik kan geen vrooiyke menschen
zien. Ik zou niet kunnen hooren lachen. Ik
wil all9on zyn op Kerstavond, alleen met myn
dooden!" En zy was alleen, geheel alleen
Nog het jaar te voren had in diezelfde kamer
oen stralende Kerstboom gebrand, rooskleurige
kinderarmen strekten zich jubelend uit naar
de schitterende voorwerpen aan zyn takken.
Wat juichten en babbelden zy, die heldere
stemmetjes„Zie toch eens naar die pop, Heini!
Zy heeft een kleedje aan, dat mon kan uit
doen." En Gretchens blauwe oogen sperden
zich wyd open van verrukking.
Heini zat reeds op het prachtige hobbelpaard
en spoorde het met geestdriftig hu!-geroep
aan. Hy had looden soldaten gekregen, ruiters,
die men van de paarden kon afnemen, en een
hoorn om op te toeteren. Hy liet al zyn sol
daten togen den boozen koning Herodes op
rukken, die ellendig verslagen en van zyn paard
geworpen werd.
Iedereen had die kleinen liefgehad. Zy waren
alles voor de moeder, sedert zy weduwe was
£e*orden. Djn kwam die booze ziekte in de
stad; beide stierven in een enkele week. Weinige
dagen goledsn had men de twee doodkistjes
uit het huis gedragen naar het kerkhof! Het
was donker en stil geworden in het huis.
Donker en stil
Het hart der eenzame vrouw kromp ineen
van smart en bitterheid. Boneden in hot huis
klonk de muziek: „Stille nacht, heilige nacht",
door heldere kinderstemmen gezongen; dan
gejuich, geklikklak en gekletter en daartus-
schen het getoeter van een hoorn. Ach, dat
toeteren! Zy kromde zich onder de tonen, als
in folterende smaiten. Zy wilde niets hooren,
niets voelen en toch hoorde zy alles door de
muren heen, alsof haar gehoor scherper was
geworden dan vroeger.
Naast haar woonde oen jong echtpaar, dat
vier weken geleden een zoontje gekregen had.
Nu waren de grootouders daar, de geheele
familie, en zy hoorde het gedruisch van vroolyk
lachende stemmen, klinkende glazen en dan
een licht doordringend stemmetje, waarvoor
al hot andere oplettend verstomde.
Zy zag het stralende gezicht der jonge
moeder zich over het blozende gezichtje heen-
buigen; zy zag
Kreunend bedekte zy het gelaat met de
handen, om niets te zien, maar het toeteren
en jubelen duurdeo voort en zy vluchtte van
kamer tot kamor tot in haar slaapvertrek,
dat op den tuin uitzag.
Maar ook uit de kouken9 en achterhuizen
klonk gezang en kindergejubel. Achter elk ven
ster brandden de Kerstboomlichtjes. „Hoeral
heden is het Kerstnacht l" riep een knaap in
den tuin.
Zy blikte rond in de duisternis, met wilde,
verwarde blikken. Zouden die martelende,
ontzettende tonen haar dan overal volgen?
Was er dan geen boekje in de groote, wyde
wereld, waar men zich kon verbergen in de
stilto en in de duisternis?
Ja, arm, gewond bartl Er is één plaats,
waar nooit een vreugdegeroep weerklinkt,
waar de wind slechts klachten en zucbten
opneemt, waar de treurwilgen met altyd neer
gebogen kruinen weenen en witte rozen rond
donkere kruisen bloeien. Daar is eenzaamheid,
waar de dooden rusten, verre van de wereld,
op het kerkhof.
Als een verlossing ontstond In baar die
gedachte. Zy hulde zich in een pelsmantel en
bond een zwarten doek rond haar hoofd. Zy
ontmoette geen levende ziel op haar weg;
allen vierden feest. Door de eenzame straten
schoof zy snel voort als een donker nacht
spook. Altyd dezelfde feestelijke lichtglans,
dezelfde jubelkreten van kinderstemmen;
Kerstmisvreugde in hutten en in paleizen l
Voorbyi Voorby! De huizen werden zeld
zamer; met lange tusschenpoozen brandden
met droef geschemer de lantaarns. In het
ruw getimmerd latwerk, dat het kerkhof
omzoomde, was een opening, die zy kende.
Z(1 sloop er door hoen. Binnen haalde zy diep
adem. Hoe stil was het hier! Als een glim
mende zee, met gestolde golven, lag het
groote doodenveld daar. Zwart verhieven zich
de donkere cypreskruinen tegen den helderen
nachthe i el. Zacht ruischte de wind in de
kale takken dor treurwilgenals dunne spel
den en sterretjes rees de fijne sneeuw van
de rozenstruiken.
Tusschen de lango rijen besneeuwde kransen
en grafheuvels zocht zy haar weg. Een hoog
yzer n hek omsloot een langwerpig vierkant.
Alles, wat haar het leven lief en aangenaam
gemaakt had, was in deze kleine ruimte be
sloten. Dat was nu geheel haar wereld, die
beide stomme grafheuvels.
In den oenen rustte baar echtgenoot reeds
sedert vyf jaren, daarnaast sliepen baar twee
kinderen.
Zy was op de lage bank ineengezonken,
haar brandend voorhoofd togen het koude
yzer leunend. Het denkbeeld van een mogeiyk
gevaar in den kouden winternacht kwam niet
eens in haar op. Haar bitter leed, oen gevoel
van troo8telooze, hopelooze verlatenheid be-
heersebte haar geheel en al.
Dan, opeens kwam het haar voor, alsof
haar zuchten weerklank vonden, als bewoog
zich iets tusschen de graven. Een zacht, smar-
teiyk weenen! Zy hield den adem in en zag
in het ronde. Van daar, waar zich in lange
ryen de versch gedolven graven uitstrekten,
van daar kwam het. Nu hoorde zy duideiyk
het bang, langgerekt klagen eener kinderstem,
Slot volgt.)