N\ 11914
Dinsdag 27 December.
A°. 1898
(§eze (Courant wordt dagelijks, met uitzondering
van (§pn- en feestdagen, uitgegeven.
Vierde Blad.
Feuilleton.
KERSTAVOND.
LEIBSC
BA&BLAB
PRIJS DEZER COURANT:
Voor Lelden per 8 maanden, t
Franco per post
Afzonderlijke Nommere0 05,
f 1.10.
PRIJS DER ADVERTENTIEH:
Van 1-6 regels f 106. Iedere regel meer f 0.17f. Orootera
lettorB naar plaatsruimte. Voor het incasseeren buiten de etad
wordt f 0.05 berekend.
l)e Zaak-Hogerhuis.
In „De Soc.-Dem." komt het volgende
ingezonden stukje voor:
„Het wordt te bar, Manheer de Redacteur,
het loopt de spuigaten uit, het moet in de
krant. Verbeeld u, daar vraagt Van Praag op
do vergadering in Den Heller aan den wak
keren Staïlman of hU in Beetgum wil komen
sprektn over de Hogerhuiazaak. En wat ant-
woorat hu? Ik zal er met ds. v. d. Heide
nader over correspondeeren.
Ik heb dadelijk >ien heer Staalman geschre
ven: „Vriend, wanneer wilt gij nu komen,
bepaal zelf den dag." Ik heb er netjes een
6-cts.-postz-gel ingedaan en het antwoord
moet nog komen, de beer Staalman zwijgt
als het weloekende gfsd- en mijn postzegel
houdt ie.
Toen dacht ik: Wacht, ik zal hem telegra-
pheeren met betaald antwoord. Dit nu deed ik
op den 12den Decembr. En het antwoord
blijft wederom uit en Staalman zwijgt gelijk
een mof.
Staalman zal wel niet in Beetgum durven
komen. Maar ik vind het noodig om evenals
by de boerderyen een bordje is aangebracht,
waarop te lezen staat „Wacht u voor den
kwadeu hond", zoo in het publieke leven een
bonje op te hangen: „Wacht u voor den
kwaden Staalman, want zfin woord houdt hg
piet, maar eens anders postzegels wel."
A. VAN DER HEIDE."
In het „Sociaal Weekblad" heeft mr. M. W.
F. Treub, hoogleeraar te Amsterdam, den
officier van justitie by de rechtbank te
Leeuwarden en die rechtbank zelf van party-
digheid beschulJigd.
Ook het „Vad." sctyy^tin geiyken geest,
en sterk door dezen dutfÜfelen steun In de pers,
beschul igde de 'heer Troelstra in de Tweede
Kamer de rechtbank encbot hot to L euwar-
den, zonder er doekjes om te winden, van
partijdigheid.
In het „Handelsblad" heeft mr. L. Ch.
Besier den handschoen voor de Leeuwarder
justitie opgevat. In dit artikel - dat nogal
aandacht heeft getrokken kwam de schry-
ver tot het volgende resultaat:
lo. Dj officier van justitie te Leeuwarden
kon niet anders dagvaarden dan tvegens een
voudige beleedigingwel verre van door een
„kunstgreep" het bewys der waarheid te
ooderdrukken, handelde hg volgens de eenige
keus, cie zgn plicht hem liet;
2°. de rechtbank, het hof en het Openbaar
Ministerie by dat coll-ge waren gebonden aan
de dagvaarding en konden niet handelen alsof
de beklaagden ter zake van een geheel ander
feit terechtstonden dan de dagvaarding inhield;
3°. zelfs indien een vervolging wegens smaad
•ware iügesteld, zou het bewijs oer waarheid
van de aantijging niet toegelaten, omdat
het van geen nut had kunnen zyn by de
beoordeling van een bewering der beklaag
den, dat zy in het algemeen belang hadden
gehandeld.
Het „Weekblad v. b. R." schrgft naar aan
leiding van het opstel des heeren Besier:
„De gronden, tor verdediging dezer drie
stellingen aangevoerd, laten wg rusten, omdat
wg 0D3 niet begeven in een onderzoek naar
hun juistheid.
„De hoofdvraag is voor ons, of de Leeuwar
der rechter (rechtbank en hof) rechtens ver
plicht, althans bevoegd was de beklaagden
toe te laten tot het door hen aangeboden
bewys van de waarheid hunner aantyging.
Deze vraag is nu door het bt roep in cassatie,
vanwege de beklaagden ingesteld tegen het
arrest van het Leeuwarder hof, aan 's Hoogen
Raads oordeel onderworpen. In afwachting
van '6 Raads beslissing achten wy het niet
wen8chelgk, daarover in een debat te treden.
„Dit alleen moet ons tot besluit van het
hart. De goede trouw wordt by oen ieder,
dus ook by den rechter, ondersteld. Wanneer
nu de Leeuwarder rechter in zake Van oer
Ploeg c. s. geweigerd heeft de beklaagden tot
het door hen aangeboden bewys toe to laten,
dan moet men aannemen, dat, volgens zyn
opvatting der wet, die weigering 2gn plicht
was. Heeft hy in deze opvatting der wet
gedwaald, wat de Hooge Raad zal hebben te
beslissen, dan nog heeft niemand het recht
en kan zelfs geen onb=vooroordeelde met
eenigen schyn van waarhtid beweren, dat
deze rechtsdwaling haar oorsprong heeft in
zyn partijdigheid of in zyn parti pris, m. a. w.
dat hy, met schending van zyn eed en zyn
plicht, zgn ambt niet „met eeriykheid, nauw
gezetheid en onzy dgheid zonder aanzien van
personen (heeft) waargenomen."
„Meer zullen wy er niet van zeggen. De
feilbaarheid des rechters hebben wy nooit in
twyfel getrokken, en in een vrg land mag
hy, zoo min als eenig ander staatsorgaan, zich
aan de vrije crltiek zijner ambtshandelingen,
waaronder zyn vonnissen de eerste plaats
innemen, onttrekken of op dia critiek uit do
hoogte nederzien. De justitie is ook in onze
oogen niet zooals het „Vaderland" het
onlaDgs uitdrukte „een heilig huisje", maar
des rechters onpartijdigheid en onzydig'neiJ,
die in Nederland steeds boven bedenking
verbeven waren, trekke mön niét licht vaar jig
in twyfel zoolang men daarvoor geen betere,
geen overtuigender, geen meer afdoende
gronden kan aanvoeren dan in zake v. d. Ploeg
c. s. het geval was. Wantrouwen te wekken
in 's rechters etrltfkhei-i of onzijdigheid is een
zeer gevaarlijk sp 1. De rechter moge boven
dezen to.-leg verheven zijn, het algemeen
belang laat hy niet ongedeerd."
TWREDE KA91EB.
Over hoofdstuk 2 (Koloniën) werd geen
algemeen debat gevoerd
De heer Pyltersen verklaart zich t n opzichte
van Suriname tegen te ver gedreven bezuini
gingen; vraagt een speciale opleiding voor
district commissarissen en dringt aan op maat
regelen tegenovor de uit de omringende be
zittingen geweken Franecbe bannelingen.
De Minister antwoordt, dat onze gekant te
Parys zich met deze zaak bezighoudt. Hg
boaamt het standpunt van den heer Pyttersen
t?n aanzien van de fiDanciöele zelfstandigheid
van Suriname en de zuinigheid in 't beheer.
Tegen kolonisatie zonder voorbereiding moet
worden gewaakt. Emigratie van Hollandsche
boeren verdient bevorderd te worden.
Op voorstel van den heer Pyttersen werd
met 40 tegen 37 stemmen besloten te schrap
pen van de Surinaamsche begrooting de gol
den voor uitbreiding van koeliescholen.
Verworpen werd echter met 75 tegen 3
stemmen zgn voorstel om gelden beschikbaar
te stellen voor aankoop van boeken In de
landstalen ten gebruike der koelies.
De begrooting van koloniën en die voor
Suriname en Curagao zyn goedgekeurd.
Achtereenvolgens werden daarna goedge
keurd onderscheidene wetsontwerpen van een-
voudigen aard, o. a. de overeenkomst met
Duitschland, België en Frankryk, betreffende
de meting van binnenvaartuigen; de natura
lisatie-ontwerpen; do bekrachtiging der pro
vinciale heffingen; de begrooting der Lands-
drukkery.
Het wetsontwerp tot bekrachtiging van
provinciale beffingen in Drente (tollen voor
rywielen, enz.) werd, nadat do beer Willinge
en de Minister tegenover d*n heer Van Karne-
beek de tolheffing van rywielen als billijk en
rationool hadden gehandhaafd, verworpen
met 32 tegen 31 st-emmen.
Nog zyn goedgekeurd: de begrooting voor
het Pensioenfond^ van weduwen en weozen
van burgerlyke ambtenaren, voor 1899; de
voorziening in het In isch kas tekort voor
1899; de wijziging van het tari-f van in- en
uitvoerrecht in Indië; do afwijking van regels
der gemeentewet omtrent do plaatselijke be
lastingen te Hellevoetsluis, Vlieland, Helder
en Vlissineen.
Hoofdstuk Onvoorzien Uitgaven werd goed
gekeurd, nadat de heer Van der Kun verkla .rd
bad geen stemming te willen vragen, omdat
hg reeds by hoofdstuk Financiën deed blgktn
van zyn gevoelen over 's Ministers beleid.
Voorts werd aangenomen de wet op de
middelen.
Daarna ging do Kamer op reces.
EÏÏKITE HAHER.
De Ec-rste Kamer, welke a. 8. Dinsdagmid
dag bijeenkomt tot hervattingbar r werk
zaamheden, zal zich als Jan in de afdèelingen
begeren tot ond rzoek der van de. Tweeoe
Kamer ontvangen spoedeischende wetsontwer
pen en begrotingshoofdstukken.
Het voornemen bestaat de Indische begroo
ting togen den volgenden dag aan de orde te
stellen en na afdoening van deze en van de
andere onderwerpen, op Vrydag 30 dezer
uiteen te gaan tot 9 Januari d. a, v. en op
dien datum het secti onderzo k der Staats
begroting voor 1899 aan te vangen.
Ministers Kamerleden en de Minister
▼au Oorlog.
Het heeft de aandacht getrokken, dat de
minist rs Borgeeius en Lely, die Woensdag
op de presentielijst als Kamerleden g tteken l
hadden, wel by do overige amendementen
hun collega van Oorlog steunden, maar zich
v er wy derden, toen in stemming werd gebracht
htt amendement der commissie V3n rappor
tours, om de uitgaven voor de forten Liobrug
en P.nningsvetr met f 221,000 te verminderen.
Dit anundemtnt werd, zooals men weet,
aangenomen.
„Do Nederlander" deed naar aanleiding
hiervan een scherpen aanval op do „radicale"
party en de met haar homogene „radicale"
Minist;rs, die, naar het heet, hun eigen
Minister van Oorlog in den steek lieten.
Het „Vad." vindt het begrijpelijk, dat de
gel'genheid voor een philippics te kostelyk
was, om die niet aan te grijpen. Maar is zy
ook gerechtvaardigd?
„Men we.t, zegt het blad, dat ook wy de
houding der meerderheid by deze Vesting-
begrooting geenszins bewonderen, maar het
komt ons toch voor, dat wat de heeren Bor-
gesius en Lely deden, wol verklaarbaar was.
Wat was het geval? Da Minister had, by het
amendement-Kerdyk de portefeuille quaestie
stellende, de halveering van dat amendement
niet beslist afgewezen. Zich houdende aan een
vroeger woord, dat het aan de Kamer vrij-
stond zyn plannen met meer of minder spoed
af te werken, wilde hü haar ook thans vry-
laton, doch deed een dringend beroep op
h3ar stoun, om hem te schenken wat by
wènscheiyk achtte. Men moebt dus aan
nemen, dat het by de stemming spannen
zou. Was het nu zoo ondenkbaar, dat de
Minister zélf niet verlangde, dat oen mogeiyke
aanneming van het amendement met een paar
stemmen meerderheid zou te danken zyn aan
zün collega's alleen,-maar dat de aanneming
een duidelyk blgk van vertrouwen der Kamer
zou zyn? Wy zyn niet in de geheimen inge
wijd, maar wel zagen wy, dat do Minister
blgkoaar mot zgn collega's in overleg trad
over de door hen aan te nemen houoing.
Dat zU hem opzetleiyk in den steek lieten,
weigeren wy te gelooven, en onze uitltgging
ligt, dunkt ons, nogal voor de hand."
Dit de „Staatscourant.*
Bij Koninklijk besluit zijn, met ingang van 1
Jan. 1899, benoemd tot leden van den geneeskun
digen raad voor Zuid-Holland: dr. T. H, Blom Coster,
io 's Uravonbage; dr. G. P. Van Tienhoven, te
's-Gravonhago, dr. J. Vroesom de llaap, te Rot
terdam; J. Broeksmit. heel- en vroedmeester te
Zwiindiocht; dr. P. A. Vos, apotheker te Rot
terdam; dr. A. Robertson, apotheker te Rotter
dam en lot plaatsvervangers de leden dr. C. J.
Vaiilant, te Schiedam; dr. F. H. G. Van Iterson,
te Gouda; F. R. Vechtmann, apotheker te 's-Gra-
venhago; Ij. Van Italië, apothokor te Rotterdam.
Benoemd tot reserve-tweeden-luitenant bij het
wapen der iofanterio, en wel bij het 1ste reg. de
vaandrig C. Pesman, van genoemd corps, voorden
tijd van vijf jaren, gerekend van 10 Juni 1898. bo:
noemd bij het personeel vap den geneeskundigen
dienst der landmacht, tot reserve officier van gez.
der 2de klasse, dé heer A. Tuyl, arte.
Met ingang van .l Januari 1.899' de officier van
gez. der lste klasse bij de zeemacht, dr. D. P. Van
Wouhujs, op zijn verzoek, eervol uit den zeedienst
ontslagenbij do zeemacht bevorderd tot officier
van gez. der lste klasse, de officier van gez. der
2de klasse R. Numans.
A an den tweeden luitenant bij het corps mariniers
J. A. Barran, met 1 Januari a. s., op zijn verzoek,
eervol ontslag uit den dienst verleend.
Door aon minister van koloniën ie de
heer A. G. Van Hattum gesteld ter beschikking
van den gouverneur-generaal van Ned.-lndië, om
te worden benoemd tot leeraar bij het middelbaar
onderwijs daar te lande.
Kon. Mil. Academie.
De „Sts.-Ct." bevat een Kon. besluit van 5
December 1898, tot wgziging van het reglement
voor de Kon. Mil. Academie Deze wijzigingen,
welke 1 Maart 1899 in werking treden, zijn do
volgende:
Aan art. 33 wordt bet volgende lid toegevoegd:
„rf. gobeele of gedeeltelijke vrijstelling ton be
hoeve van den cadet, die, aan de cadettenschool
voor den dienst in Nedorlandsch-Indië opgeleid
zijnde, bij het geneeskundig onderzoek, dat aan
liet toelatingsexamen tot do Koninklijke Militaire
Academie voorafgaat, voor dezen dienst ODgeschikt
wordt bevonden, en voor wieu bij zijne bestem
ming voor den dienst hier te laude de bijdrage
niot of slechts gedeeltelijk kan worden betaald".
De eerste zinsnede van art. 34 wordt gelezen
als volgt:
„De vrijstellingen ondor b, c en d van art. 33
worden jaarlijks bij Koninklijk Besluit bepaald."
Do eerste zinsnede van art. 35 wordt gelezen
als volgt:
„De adspirant, die in de termen valt voor toe
kenning van vrijstelling op grond van bet bepaalde
bij art 33 onder a bij lo of ondor d, dan wel
voor gedeeltelijke vrijstelling op grond van het
bepaalde bij genoemd artikel onuer b en d, wordt
niet tot cadet benoemd dan nadat door borg
stelling, bij authentieke akte, voldoende zekerheii
is verkregen, dat de som, voor welke vrijstelling
zal worden verleend, zal worden terugbetaald
ingeval de cadet op verzoek wordt ontslagen, o.
om andere redenen afhankelijk van eigen wil o"'
van eigen toedoen zijne bestemming mot volgt/
Gemengd Nieuws.
Men schrgft uit 's-Gravonhago
aan de „N. R. Ct.":
Op last en in tegen woordighcii van liet
militair gerecht bad gist-ren io het militaii
hospitaal alhier de in on uitwtmige schou
wing plaats van het lyk van den kapitein
der infanterie O., te Delft, die, zooals men
weet, j). Vrydagavond op zoo noodlottig*
wyzo door een pistoolschot in het recht roog
terwyi hg op de kamer van een luitenan'
alhi r zich bevond, om 't leven kwam. De
zaak is in onderzoek.
Examens M. O. Het „Vad." vindI
de klacht, dat by het afnemen van examen#
M. O. aan mannelyke adspiranten het pu liet
toogang heeft, sfc-.rk over reven.
„Bij de examens M. O die in Den Haag
wor Jen afgenomen, zitten de toehoorder.*
achter den examinandus, hy ziet hen dur
niet en het zal wel tot de zeer hooge uitzon
deringen behooren, dat een toehoorder hem
door gegiegel en gepraat hindert. Mocht he'
echter eens voorgekomen zyn, dan zal de
examencommissie er ongetwijfeld wel onmid-
deliyk een tin Je aan gemaakt hebben.
„Dat by beeren wel, bg dames geen toe
hoorders mogen zgn, bepaalt do wet. Het
beginsel van openbaarheid stond voorop, doch
men heeft voor de dames een uitzondering
gemaakt, oraoat zy, toen de btp-iling w.-rd
opgenomen de wet dateert al v.«n 1863
nog algemeen als zwakker od nerveuzer wer*
den beschouwd dan de mannen."
Gisteren zyn te Haarlem aange
houden 2 Amsterdamsche minderjarige knapen,
die zich naar Antwerpen wilden begevi n. Eén
hunner had voor het benoojigde reisgeld, enz,
gezorgd door ten nadeele zijner ouders onge
veer f 90 te ontvreemaen, die in zyn bezit
werden govonden. De avonturiers zijn naar
Amsterdam teruggobracht, om aan hum
ouders te worden teruggegeven. (H. C.)
Donderdagmiddag reed te Hein-
kenszand een elfjarig boerenjongetje met eer»
wagen, beladen met graan, door bet oorp,
toen het met een zak graan van den wagon
tus8chen de paarden gleed. De dieren gingen
op hol en het kind kon zich Diet uit zyn
netelige positie redden. Eindelijk sloeg de
wagen om, doch het voorste gedeelte me*
het kind werd door de paarden, die nog hardei
voorthol jen, medegevoerd, totdat de eieren
zich cindtiyk tegen een telephoonpaal vast
li pen. Toen eerst kon de knaap met moeite
uit zijn netelige positie gered worden; by
werd voor dood opgenomen, aan hoofd en
beenun vreeseiyk gekneusd. Het kin i werd
by een bakker ingebracht en terstond werd
daar geneeskundige hulp verleend, waarna
het per draagbaar naar een familielid werd
vervoerd. Zyn toestand is zeer zorgwekkend.
Te Parys hebben de bedienden van
kruideniers, delicatessenhandelaars en poeliers
het werk gestaakt, om verbetering van loon
en arbeiJsvoorwaarden te krygen. De staking
omvat naar schattiDg 12,000 personeD. Er
hebben reeds eenige ongeregeldheden plaata
g-vonden.
Slot)
Een rilling overviel haar. Zy stond aarzelend
op. Tnaechen de graven bewoog zich een zwart
voorwerp. Het hief de armen in de hoogte,
het schreide en riep in den donkeren nacht:
.Moeder I Moeder l"
Een kind. Het was werkelijk een kind. Een
kleine knaap. Och arme, en hoe zag hg er
ulti Half bevroren in zijn dun, armoedig
kieltje, lag hg op bet graf geknield. Een bleek,
lief gezichtje met groote, donkere oogen. Hg
verroerde zich niet, toen zg naar hem toe
kwam. Slechts toen zg dicht vóór hem stond,
hief hg de oogen op. O, dat er kinderon zgn
met zulke oogen; donkere spiegels, uit welke
een eindeloos leed ons roerend en beschul
digend aanstaart I
„Wat dost gg hier in den heiligen Dacht,
mgn kind? Wat zookt gg?" vroeg zg zacht.
„Mgn moeder 1" zeide hg stil, met een ver
moeid en klankloos stemmetje. „Ik wil naar
mo.dor. Hier onder ligt zg. Ik beb baar ge-
jroepen, maar zg komt nitt. Zg hoort mg niet.
Moedert Moder!" riep hg nogmaals snikkend
met hartstochtelyke smart, terwgi hg zich
op het graf neerwierp.
Dat sneed baar door het hart. „Hebt gg
dan geen vader meer?" vroeg zg na eenige
oogenblikken.
Hg schudde het hoofdje. „Mgn vader was
onderwgzerl" verklaarde hg en zg bemerkte,
dat hg zeer trotsch was op zgn vader.
„Hoe heet gg dan, mgn jongen?"
„Heinrich, Hein! Bürneri"
Zg voelde een smarteigke buivering bg dien
naam. „Bg wien zgt gg nu, Heini?"
„Bg den winkelier Philippeen", zeide hg,
en de glans in zgn oogen, door de berinne
ring aan zgn vader opgewekt, verdween weer.
„Zgn dat bloedverwanten van u?" vroeg
zg vorder.
„Neen, zg woonden naast ons in den kolder.
Toen men mgn moeder wegbracht, hebbeD zg
mg in huis genomen. Ik moet naar het wees
huis. Allen zgn dezen avond naar grootvader
om IKerstmis te vieren," veegde hg er na
eenig stilzwggen bg.
„En u hebben zy geheel alleen achterge
laten
Hg knikte droevig. „Ik ben maar een vreem
deling in huis. Ik moest naar bed. Maar hot
was zoo donker in huis en ik kon niet slapen.
In de woning naast ons hadden ze een pyramide.
Daar hingen lichtjes, vlaggetjes en appelen
aan. Ik zag door de deurspleet. Later ben ik
uit het venster geklommen en naar hier ge-
loopen, bg moeder."
„Maar gg moogt hier niet blyven, Heini.
Het is zoer koud en gg zult ziek worden."
Hg verroerde zich niet, trok slechts het
hoofd nog dieper tusschcn de schouders en
schoof do blauwe handen in de koite mouwen
van zgn kieltje.
„Kom met mg mee", zeide zU, terwyi zy
haar hand uitstak, ,ik zal u Daar huis breDgen."
Hg schudde het hoofd. „Neen, ik hoor daar
niet thuis. Ik wil hier blyven by mgn moeder."
Hy zoide dat zonder trots of zonder toorn,
als ware dat zeer natuuriyk, en zette zich
daarby op hot graf neer, als om te wachten.
Zy zag hem in het gelaat. Een roerende uit
drukking van vermoeidheid en geduld lag op
zyn bleek gezichtje, de groote oogen staarden
met oen zonderling innig verlangen in den
donkeren nacht.
Haar oogen vulden zich met tranen. „Qy
hebt uw moeder zeker wel innig liefgehad,
Heini?" vroeg zy zacht.
„Mgn moeder!" Het verwelkte gezichtje
glansde van trots en geestdrift. „Ach, myn
moeder was zoo goodl Die sloeg my niet.
'e Avonds kuste zy my en wy baden te zameD,
en met Kerstnacht hadden wy een Kerstboom.
Er hingen appelen aan en bonte lichtjes
tien lichtjes! Ik kreeg een grooten man van
peperkoek en een houten paard zóo groot."
Hg opende zgn magere armpjes, die blauw
waren van koude. „Een trompet bad ik ook.
Puilippeen's Karei heeft hem mg ontstolen.
Zg slaan mg, omdat ik daar vreemd ben."
Zyn oogen omfloersten zich weer. Hg
zweeg. Zy zag, dat zyn lippen blauw waren
en geheel zyn lichaam van koude sidderde.
Zy stond nog altyd voor hem en hy bezag
haar, alsof hy verwonderd was, dat zy niet
heenging.
„Heini!" Zy boog zich over hem en legde
de hand op zyn biond hoofdje. „Kom met my,
Heini. Wilt gg met mg meegaan naar huis?"
Hy sloeg de oogen tot haar op met hulp-
looze, eenigszins verschrikte biikkeD; er lag
een zeldzame, zachte uitdrukking in haar
gelaat, die hy niet begreep. Hy voelde warme
tranen op zyn voorhoofd; hy verroerde de
hand niet om ze weg te vegen, maar zag
baar aan aia ia een droom.
„Kom mee mot mg", zeide zg zacht, haar
arm rond zyn magero schouders leggende,
en met een half verstikte etem ging zy voort:
„Ziet ge, ik had ook een kleinen jongen. Die
heette ook Heini. Hy is nu by den lieven
Hoer, waar ook uw moeder is. Nu heeft do
lieve Heer u by my gezonden en my tot u
omdat wy beiden zoo alleen en zoo treurig
waren. Wilt gy myn Kerstmiekindjs zyn,-
Heini? Mag ik uw moeder zyn?'
Plotseling brak hy in snikken los cn d'
kleine, sidderende gestalte verborg zich aar
haar boezem. Zy weenden te zamen op hef
stille kerkhof, deze twee eenzamen, die rr-
niet meer eenzaam zgn.
Da sterren aan den hemel glansden helder?
der; de wind verhief zich ruischond in <t,
hoornen. Er lag aia een g09cbemer van vsr«
lichting over de zwygende graven.
Ea weer zag het kind baar in hetechoone^
welwillende golaat en zyn tranen hielden op;
een eindeloos gevoel van vreugde verlichtta
zyn bleeke trekkeo. En ook de oogen der.
vrouw worden helder; zy liet nogmaals en
Dogmaals haar handen over de wangen, het
haar, de schouders van den knaap giyden en
dan omarmde zy hem opnieuw en fluisterde
zy weer: „Kom mede!"
Het kind echter drukte haar hand aan zyn
lippen en zoo gingen zy langzaam tuaschep
de graven voort. En in vroolyke tonen klonk
uit den klokketoren het eeuwenoude wonder^
bare Kerstlied.