N\ 11914 Dinsdag 27 December. A°. 1898 (§eze (Courant wordt dagelijks, met uitzondering van (§pn- en feestdagen, uitgegeven. Vierde Blad. Feuilleton. KERSTAVOND. LEIBSC BA&BLAB PRIJS DEZER COURANT: Voor Lelden per 8 maanden, t Franco per post Afzonderlijke Nommere0 05, f 1.10. PRIJS DER ADVERTENTIEH: Van 1-6 regels f 106. Iedere regel meer f 0.17f. Orootera lettorB naar plaatsruimte. Voor het incasseeren buiten de etad wordt f 0.05 berekend. l)e Zaak-Hogerhuis. In „De Soc.-Dem." komt het volgende ingezonden stukje voor: „Het wordt te bar, Manheer de Redacteur, het loopt de spuigaten uit, het moet in de krant. Verbeeld u, daar vraagt Van Praag op do vergadering in Den Heller aan den wak keren Staïlman of hU in Beetgum wil komen sprektn over de Hogerhuiazaak. En wat ant- woorat hu? Ik zal er met ds. v. d. Heide nader over correspondeeren. Ik heb dadelijk >ien heer Staalman geschre ven: „Vriend, wanneer wilt gij nu komen, bepaal zelf den dag." Ik heb er netjes een 6-cts.-postz-gel ingedaan en het antwoord moet nog komen, de beer Staalman zwijgt als het weloekende gfsd- en mijn postzegel houdt ie. Toen dacht ik: Wacht, ik zal hem telegra- pheeren met betaald antwoord. Dit nu deed ik op den 12den Decembr. En het antwoord blijft wederom uit en Staalman zwijgt gelijk een mof. Staalman zal wel niet in Beetgum durven komen. Maar ik vind het noodig om evenals by de boerderyen een bordje is aangebracht, waarop te lezen staat „Wacht u voor den kwadeu hond", zoo in het publieke leven een bonje op te hangen: „Wacht u voor den kwaden Staalman, want zfin woord houdt hg piet, maar eens anders postzegels wel." A. VAN DER HEIDE." In het „Sociaal Weekblad" heeft mr. M. W. F. Treub, hoogleeraar te Amsterdam, den officier van justitie by de rechtbank te Leeuwarden en die rechtbank zelf van party- digheid beschulJigd. Ook het „Vad." sctyy^tin geiyken geest, en sterk door dezen dutfÜfelen steun In de pers, beschul igde de 'heer Troelstra in de Tweede Kamer de rechtbank encbot hot to L euwar- den, zonder er doekjes om te winden, van partijdigheid. In het „Handelsblad" heeft mr. L. Ch. Besier den handschoen voor de Leeuwarder justitie opgevat. In dit artikel - dat nogal aandacht heeft getrokken kwam de schry- ver tot het volgende resultaat: lo. Dj officier van justitie te Leeuwarden kon niet anders dagvaarden dan tvegens een voudige beleedigingwel verre van door een „kunstgreep" het bewys der waarheid te ooderdrukken, handelde hg volgens de eenige keus, cie zgn plicht hem liet; 2°. de rechtbank, het hof en het Openbaar Ministerie by dat coll-ge waren gebonden aan de dagvaarding en konden niet handelen alsof de beklaagden ter zake van een geheel ander feit terechtstonden dan de dagvaarding inhield; 3°. zelfs indien een vervolging wegens smaad •ware iügesteld, zou het bewijs oer waarheid van de aantijging niet toegelaten, omdat het van geen nut had kunnen zyn by de beoordeling van een bewering der beklaag den, dat zy in het algemeen belang hadden gehandeld. Het „Weekblad v. b. R." schrgft naar aan leiding van het opstel des heeren Besier: „De gronden, tor verdediging dezer drie stellingen aangevoerd, laten wg rusten, omdat wg 0D3 niet begeven in een onderzoek naar hun juistheid. „De hoofdvraag is voor ons, of de Leeuwar der rechter (rechtbank en hof) rechtens ver plicht, althans bevoegd was de beklaagden toe te laten tot het door hen aangeboden bewys van de waarheid hunner aantyging. Deze vraag is nu door het bt roep in cassatie, vanwege de beklaagden ingesteld tegen het arrest van het Leeuwarder hof, aan 's Hoogen Raads oordeel onderworpen. In afwachting van '6 Raads beslissing achten wy het niet wen8chelgk, daarover in een debat te treden. „Dit alleen moet ons tot besluit van het hart. De goede trouw wordt by oen ieder, dus ook by den rechter, ondersteld. Wanneer nu de Leeuwarder rechter in zake Van oer Ploeg c. s. geweigerd heeft de beklaagden tot het door hen aangeboden bewys toe to laten, dan moet men aannemen, dat, volgens zyn opvatting der wet, die weigering 2gn plicht was. Heeft hy in deze opvatting der wet gedwaald, wat de Hooge Raad zal hebben te beslissen, dan nog heeft niemand het recht en kan zelfs geen onb=vooroordeelde met eenigen schyn van waarhtid beweren, dat deze rechtsdwaling haar oorsprong heeft in zyn partijdigheid of in zyn parti pris, m. a. w. dat hy, met schending van zyn eed en zyn plicht, zgn ambt niet „met eeriykheid, nauw gezetheid en onzy dgheid zonder aanzien van personen (heeft) waargenomen." „Meer zullen wy er niet van zeggen. De feilbaarheid des rechters hebben wy nooit in twyfel getrokken, en in een vrg land mag hy, zoo min als eenig ander staatsorgaan, zich aan de vrije crltiek zijner ambtshandelingen, waaronder zyn vonnissen de eerste plaats innemen, onttrekken of op dia critiek uit do hoogte nederzien. De justitie is ook in onze oogen niet zooals het „Vaderland" het onlaDgs uitdrukte „een heilig huisje", maar des rechters onpartijdigheid en onzydig'neiJ, die in Nederland steeds boven bedenking verbeven waren, trekke mön niét licht vaar jig in twyfel zoolang men daarvoor geen betere, geen overtuigender, geen meer afdoende gronden kan aanvoeren dan in zake v. d. Ploeg c. s. het geval was. Wantrouwen te wekken in 's rechters etrltfkhei-i of onzijdigheid is een zeer gevaarlijk sp 1. De rechter moge boven dezen to.-leg verheven zijn, het algemeen belang laat hy niet ongedeerd." TWREDE KA91EB. Over hoofdstuk 2 (Koloniën) werd geen algemeen debat gevoerd De heer Pyltersen verklaart zich t n opzichte van Suriname tegen te ver gedreven bezuini gingen; vraagt een speciale opleiding voor district commissarissen en dringt aan op maat regelen tegenovor de uit de omringende be zittingen geweken Franecbe bannelingen. De Minister antwoordt, dat onze gekant te Parys zich met deze zaak bezighoudt. Hg boaamt het standpunt van den heer Pyttersen t?n aanzien van de fiDanciöele zelfstandigheid van Suriname en de zuinigheid in 't beheer. Tegen kolonisatie zonder voorbereiding moet worden gewaakt. Emigratie van Hollandsche boeren verdient bevorderd te worden. Op voorstel van den heer Pyttersen werd met 40 tegen 37 stemmen besloten te schrap pen van de Surinaamsche begrooting de gol den voor uitbreiding van koeliescholen. Verworpen werd echter met 75 tegen 3 stemmen zgn voorstel om gelden beschikbaar te stellen voor aankoop van boeken In de landstalen ten gebruike der koelies. De begrooting van koloniën en die voor Suriname en Curagao zyn goedgekeurd. Achtereenvolgens werden daarna goedge keurd onderscheidene wetsontwerpen van een- voudigen aard, o. a. de overeenkomst met Duitschland, België en Frankryk, betreffende de meting van binnenvaartuigen; de natura lisatie-ontwerpen; do bekrachtiging der pro vinciale heffingen; de begrooting der Lands- drukkery. Het wetsontwerp tot bekrachtiging van provinciale beffingen in Drente (tollen voor rywielen, enz.) werd, nadat do beer Willinge en de Minister tegenover d*n heer Van Karne- beek de tolheffing van rywielen als billijk en rationool hadden gehandhaafd, verworpen met 32 tegen 31 st-emmen. Nog zyn goedgekeurd: de begrooting voor het Pensioenfond^ van weduwen en weozen van burgerlyke ambtenaren, voor 1899; de voorziening in het In isch kas tekort voor 1899; de wijziging van het tari-f van in- en uitvoerrecht in Indië; do afwijking van regels der gemeentewet omtrent do plaatselijke be lastingen te Hellevoetsluis, Vlieland, Helder en Vlissineen. Hoofdstuk Onvoorzien Uitgaven werd goed gekeurd, nadat de heer Van der Kun verkla .rd bad geen stemming te willen vragen, omdat hg reeds by hoofdstuk Financiën deed blgktn van zyn gevoelen over 's Ministers beleid. Voorts werd aangenomen de wet op de middelen. Daarna ging do Kamer op reces. EÏÏKITE HAHER. De Ec-rste Kamer, welke a. 8. Dinsdagmid dag bijeenkomt tot hervattingbar r werk zaamheden, zal zich als Jan in de afdèelingen begeren tot ond rzoek der van de. Tweeoe Kamer ontvangen spoedeischende wetsontwer pen en begrotingshoofdstukken. Het voornemen bestaat de Indische begroo ting togen den volgenden dag aan de orde te stellen en na afdoening van deze en van de andere onderwerpen, op Vrydag 30 dezer uiteen te gaan tot 9 Januari d. a, v. en op dien datum het secti onderzo k der Staats begroting voor 1899 aan te vangen. Ministers Kamerleden en de Minister ▼au Oorlog. Het heeft de aandacht getrokken, dat de minist rs Borgeeius en Lely, die Woensdag op de presentielijst als Kamerleden g tteken l hadden, wel by do overige amendementen hun collega van Oorlog steunden, maar zich v er wy derden, toen in stemming werd gebracht htt amendement der commissie V3n rappor tours, om de uitgaven voor de forten Liobrug en P.nningsvetr met f 221,000 te verminderen. Dit anundemtnt werd, zooals men weet, aangenomen. „Do Nederlander" deed naar aanleiding hiervan een scherpen aanval op do „radicale" party en de met haar homogene „radicale" Minist;rs, die, naar het heet, hun eigen Minister van Oorlog in den steek lieten. Het „Vad." vindt het begrijpelijk, dat de gel'genheid voor een philippics te kostelyk was, om die niet aan te grijpen. Maar is zy ook gerechtvaardigd? „Men we.t, zegt het blad, dat ook wy de houding der meerderheid by deze Vesting- begrooting geenszins bewonderen, maar het komt ons toch voor, dat wat de heeren Bor- gesius en Lely deden, wol verklaarbaar was. Wat was het geval? Da Minister had, by het amendement-Kerdyk de portefeuille quaestie stellende, de halveering van dat amendement niet beslist afgewezen. Zich houdende aan een vroeger woord, dat het aan de Kamer vrij- stond zyn plannen met meer of minder spoed af te werken, wilde hü haar ook thans vry- laton, doch deed een dringend beroep op h3ar stoun, om hem te schenken wat by wènscheiyk achtte. Men moebt dus aan nemen, dat het by de stemming spannen zou. Was het nu zoo ondenkbaar, dat de Minister zélf niet verlangde, dat oen mogeiyke aanneming van het amendement met een paar stemmen meerderheid zou te danken zyn aan zün collega's alleen,-maar dat de aanneming een duidelyk blgk van vertrouwen der Kamer zou zyn? Wy zyn niet in de geheimen inge wijd, maar wel zagen wy, dat do Minister blgkoaar mot zgn collega's in overleg trad over de door hen aan te nemen houoing. Dat zU hem opzetleiyk in den steek lieten, weigeren wy te gelooven, en onze uitltgging ligt, dunkt ons, nogal voor de hand." Dit de „Staatscourant.* Bij Koninklijk besluit zijn, met ingang van 1 Jan. 1899, benoemd tot leden van den geneeskun digen raad voor Zuid-Holland: dr. T. H, Blom Coster, io 's Uravonbage; dr. G. P. Van Tienhoven, te 's-Gravonhago, dr. J. Vroesom de llaap, te Rot terdam; J. Broeksmit. heel- en vroedmeester te Zwiindiocht; dr. P. A. Vos, apotheker te Rot terdam; dr. A. Robertson, apotheker te Rotter dam en lot plaatsvervangers de leden dr. C. J. Vaiilant, te Schiedam; dr. F. H. G. Van Iterson, te Gouda; F. R. Vechtmann, apotheker te 's-Gra- venhago; Ij. Van Italië, apothokor te Rotterdam. Benoemd tot reserve-tweeden-luitenant bij het wapen der iofanterio, en wel bij het 1ste reg. de vaandrig C. Pesman, van genoemd corps, voorden tijd van vijf jaren, gerekend van 10 Juni 1898. bo: noemd bij het personeel vap den geneeskundigen dienst der landmacht, tot reserve officier van gez. der 2de klasse, dé heer A. Tuyl, arte. Met ingang van .l Januari 1.899' de officier van gez. der lste klasse bij de zeemacht, dr. D. P. Van Wouhujs, op zijn verzoek, eervol uit den zeedienst ontslagenbij do zeemacht bevorderd tot officier van gez. der lste klasse, de officier van gez. der 2de klasse R. Numans. A an den tweeden luitenant bij het corps mariniers J. A. Barran, met 1 Januari a. s., op zijn verzoek, eervol ontslag uit den dienst verleend. Door aon minister van koloniën ie de heer A. G. Van Hattum gesteld ter beschikking van den gouverneur-generaal van Ned.-lndië, om te worden benoemd tot leeraar bij het middelbaar onderwijs daar te lande. Kon. Mil. Academie. De „Sts.-Ct." bevat een Kon. besluit van 5 December 1898, tot wgziging van het reglement voor de Kon. Mil. Academie Deze wijzigingen, welke 1 Maart 1899 in werking treden, zijn do volgende: Aan art. 33 wordt bet volgende lid toegevoegd: „rf. gobeele of gedeeltelijke vrijstelling ton be hoeve van den cadet, die, aan de cadettenschool voor den dienst in Nedorlandsch-Indië opgeleid zijnde, bij het geneeskundig onderzoek, dat aan liet toelatingsexamen tot do Koninklijke Militaire Academie voorafgaat, voor dezen dienst ODgeschikt wordt bevonden, en voor wieu bij zijne bestem ming voor den dienst hier te laude de bijdrage niot of slechts gedeeltelijk kan worden betaald". De eerste zinsnede van art. 34 wordt gelezen als volgt: „De vrijstellingen ondor b, c en d van art. 33 worden jaarlijks bij Koninklijk Besluit bepaald." Do eerste zinsnede van art. 35 wordt gelezen als volgt: „De adspirant, die in de termen valt voor toe kenning van vrijstelling op grond van bet bepaalde bij art 33 onder a bij lo of ondor d, dan wel voor gedeeltelijke vrijstelling op grond van het bepaalde bij genoemd artikel onuer b en d, wordt niet tot cadet benoemd dan nadat door borg stelling, bij authentieke akte, voldoende zekerheii is verkregen, dat de som, voor welke vrijstelling zal worden verleend, zal worden terugbetaald ingeval de cadet op verzoek wordt ontslagen, o. om andere redenen afhankelijk van eigen wil o"' van eigen toedoen zijne bestemming mot volgt/ Gemengd Nieuws. Men schrgft uit 's-Gravonhago aan de „N. R. Ct.": Op last en in tegen woordighcii van liet militair gerecht bad gist-ren io het militaii hospitaal alhier de in on uitwtmige schou wing plaats van het lyk van den kapitein der infanterie O., te Delft, die, zooals men weet, j). Vrydagavond op zoo noodlottig* wyzo door een pistoolschot in het recht roog terwyi hg op de kamer van een luitenan' alhi r zich bevond, om 't leven kwam. De zaak is in onderzoek. Examens M. O. Het „Vad." vindI de klacht, dat by het afnemen van examen# M. O. aan mannelyke adspiranten het pu liet toogang heeft, sfc-.rk over reven. „Bij de examens M. O die in Den Haag wor Jen afgenomen, zitten de toehoorder.* achter den examinandus, hy ziet hen dur niet en het zal wel tot de zeer hooge uitzon deringen behooren, dat een toehoorder hem door gegiegel en gepraat hindert. Mocht he' echter eens voorgekomen zyn, dan zal de examencommissie er ongetwijfeld wel onmid- deliyk een tin Je aan gemaakt hebben. „Dat by beeren wel, bg dames geen toe hoorders mogen zgn, bepaalt do wet. Het beginsel van openbaarheid stond voorop, doch men heeft voor de dames een uitzondering gemaakt, oraoat zy, toen de btp-iling w.-rd opgenomen de wet dateert al v.«n 1863 nog algemeen als zwakker od nerveuzer wer* den beschouwd dan de mannen." Gisteren zyn te Haarlem aange houden 2 Amsterdamsche minderjarige knapen, die zich naar Antwerpen wilden begevi n. Eén hunner had voor het benoojigde reisgeld, enz, gezorgd door ten nadeele zijner ouders onge veer f 90 te ontvreemaen, die in zyn bezit werden govonden. De avonturiers zijn naar Amsterdam teruggobracht, om aan hum ouders te worden teruggegeven. (H. C.) Donderdagmiddag reed te Hein- kenszand een elfjarig boerenjongetje met eer» wagen, beladen met graan, door bet oorp, toen het met een zak graan van den wagon tus8chen de paarden gleed. De dieren gingen op hol en het kind kon zich Diet uit zyn netelige positie redden. Eindelijk sloeg de wagen om, doch het voorste gedeelte me* het kind werd door de paarden, die nog hardei voorthol jen, medegevoerd, totdat de eieren zich cindtiyk tegen een telephoonpaal vast li pen. Toen eerst kon de knaap met moeite uit zijn netelige positie gered worden; by werd voor dood opgenomen, aan hoofd en beenun vreeseiyk gekneusd. Het kin i werd by een bakker ingebracht en terstond werd daar geneeskundige hulp verleend, waarna het per draagbaar naar een familielid werd vervoerd. Zyn toestand is zeer zorgwekkend. Te Parys hebben de bedienden van kruideniers, delicatessenhandelaars en poeliers het werk gestaakt, om verbetering van loon en arbeiJsvoorwaarden te krygen. De staking omvat naar schattiDg 12,000 personeD. Er hebben reeds eenige ongeregeldheden plaata g-vonden. Slot) Een rilling overviel haar. Zy stond aarzelend op. Tnaechen de graven bewoog zich een zwart voorwerp. Het hief de armen in de hoogte, het schreide en riep in den donkeren nacht: .Moeder I Moeder l" Een kind. Het was werkelijk een kind. Een kleine knaap. Och arme, en hoe zag hg er ulti Half bevroren in zijn dun, armoedig kieltje, lag hg op bet graf geknield. Een bleek, lief gezichtje met groote, donkere oogen. Hg verroerde zich niet, toen zg naar hem toe kwam. Slechts toen zg dicht vóór hem stond, hief hg de oogen op. O, dat er kinderon zgn met zulke oogen; donkere spiegels, uit welke een eindeloos leed ons roerend en beschul digend aanstaart I „Wat dost gg hier in den heiligen Dacht, mgn kind? Wat zookt gg?" vroeg zg zacht. „Mgn moeder 1" zeide hg stil, met een ver moeid en klankloos stemmetje. „Ik wil naar mo.dor. Hier onder ligt zg. Ik beb baar ge- jroepen, maar zg komt nitt. Zg hoort mg niet. Moedert Moder!" riep hg nogmaals snikkend met hartstochtelyke smart, terwgi hg zich op het graf neerwierp. Dat sneed baar door het hart. „Hebt gg dan geen vader meer?" vroeg zg na eenige oogenblikken. Hg schudde het hoofdje. „Mgn vader was onderwgzerl" verklaarde hg en zg bemerkte, dat hg zeer trotsch was op zgn vader. „Hoe heet gg dan, mgn jongen?" „Heinrich, Hein! Bürneri" Zg voelde een smarteigke buivering bg dien naam. „Bg wien zgt gg nu, Heini?" „Bg den winkelier Philippeen", zeide hg, en de glans in zgn oogen, door de berinne ring aan zgn vader opgewekt, verdween weer. „Zgn dat bloedverwanten van u?" vroeg zg vorder. „Neen, zg woonden naast ons in den kolder. Toen men mgn moeder wegbracht, hebbeD zg mg in huis genomen. Ik moet naar het wees huis. Allen zgn dezen avond naar grootvader om IKerstmis te vieren," veegde hg er na eenig stilzwggen bg. „En u hebben zy geheel alleen achterge laten Hg knikte droevig. „Ik ben maar een vreem deling in huis. Ik moest naar bed. Maar hot was zoo donker in huis en ik kon niet slapen. In de woning naast ons hadden ze een pyramide. Daar hingen lichtjes, vlaggetjes en appelen aan. Ik zag door de deurspleet. Later ben ik uit het venster geklommen en naar hier ge- loopen, bg moeder." „Maar gg moogt hier niet blyven, Heini. Het is zoer koud en gg zult ziek worden." Hg verroerde zich niet, trok slechts het hoofd nog dieper tusschcn de schouders en schoof do blauwe handen in de koite mouwen van zgn kieltje. „Kom met mg mee", zeide zU, terwyi zy haar hand uitstak, ,ik zal u Daar huis breDgen." Hg schudde het hoofd. „Neen, ik hoor daar niet thuis. Ik wil hier blyven by mgn moeder." Hy zoide dat zonder trots of zonder toorn, als ware dat zeer natuuriyk, en zette zich daarby op hot graf neer, als om te wachten. Zy zag hem in het gelaat. Een roerende uit drukking van vermoeidheid en geduld lag op zyn bleek gezichtje, de groote oogen staarden met oen zonderling innig verlangen in den donkeren nacht. Haar oogen vulden zich met tranen. „Qy hebt uw moeder zeker wel innig liefgehad, Heini?" vroeg zy zacht. „Mgn moeder!" Het verwelkte gezichtje glansde van trots en geestdrift. „Ach, myn moeder was zoo goodl Die sloeg my niet. 'e Avonds kuste zy my en wy baden te zameD, en met Kerstnacht hadden wy een Kerstboom. Er hingen appelen aan en bonte lichtjes tien lichtjes! Ik kreeg een grooten man van peperkoek en een houten paard zóo groot." Hg opende zgn magere armpjes, die blauw waren van koude. „Een trompet bad ik ook. Puilippeen's Karei heeft hem mg ontstolen. Zg slaan mg, omdat ik daar vreemd ben." Zyn oogen omfloersten zich weer. Hg zweeg. Zy zag, dat zyn lippen blauw waren en geheel zyn lichaam van koude sidderde. Zy stond nog altyd voor hem en hy bezag haar, alsof hy verwonderd was, dat zy niet heenging. „Heini!" Zy boog zich over hem en legde de hand op zyn biond hoofdje. „Kom met my, Heini. Wilt gg met mg meegaan naar huis?" Hy sloeg de oogen tot haar op met hulp- looze, eenigszins verschrikte biikkeD; er lag een zeldzame, zachte uitdrukking in haar gelaat, die hy niet begreep. Hy voelde warme tranen op zyn voorhoofd; hy verroerde de hand niet om ze weg te vegen, maar zag baar aan aia ia een droom. „Kom mee mot mg", zeide zg zacht, haar arm rond zyn magero schouders leggende, en met een half verstikte etem ging zy voort: „Ziet ge, ik had ook een kleinen jongen. Die heette ook Heini. Hy is nu by den lieven Hoer, waar ook uw moeder is. Nu heeft do lieve Heer u by my gezonden en my tot u omdat wy beiden zoo alleen en zoo treurig waren. Wilt gy myn Kerstmiekindjs zyn,- Heini? Mag ik uw moeder zyn?' Plotseling brak hy in snikken los cn d' kleine, sidderende gestalte verborg zich aar haar boezem. Zy weenden te zamen op hef stille kerkhof, deze twee eenzamen, die rr- niet meer eenzaam zgn. Da sterren aan den hemel glansden helder? der; de wind verhief zich ruischond in <t, hoornen. Er lag aia een g09cbemer van vsr« lichting over de zwygende graven. Ea weer zag het kind baar in hetechoone^ welwillende golaat en zyn tranen hielden op; een eindeloos gevoel van vreugde verlichtta zyn bleeke trekkeo. En ook de oogen der. vrouw worden helder; zy liet nogmaals en Dogmaals haar handen over de wangen, het haar, de schouders van den knaap giyden en dan omarmde zy hem opnieuw en fluisterde zy weer: „Kom mede!" Het kind echter drukte haar hand aan zyn lippen en zoo gingen zy langzaam tuaschep de graven voort. En in vroolyke tonen klonk uit den klokketoren het eeuwenoude wonder^ bare Kerstlied.

Historische Kranten, Erfgoed Leiden en Omstreken

Leidsch Dagblad | 1898 | | pagina 13