fl°. 11913
Zaterdag 34 December.
A0. 1898
feze fèourant wordt dagelijks, met uitzondering
van (§on- en feestdagen, uitgegeven.
Feuilleton.
UIT HET LEVEN.
LEIDSCH
DAGBLAD.
P~RT.TR DEZER COURANT:
Voor Lolden per 3 maanden. 1.10,
Franco per post t 1.40.
Afzonderlijke Nommer9 0.05.
PT? LTS DEE AD VERTEN TJLÜH
Van 1 6 regels 1.06. Iedere regel meer/ 0.174. - Grootero
lettors naar plaatsruimte - Voor het Incasseer en botten de a tad
wordt f 0.05 berekend
Tweede Blad.
Gr meng d Nieuws.
Voor het gerechtshof te 's G r a-
venhage werd gisteren behandeld de zaak van
den gemeente- en onbezoldigd Rijks-veld
wachter te Hontenisse, dia door de rechtbank
(te Middelburg is veroordeeld tot zes maanden
gevangenisstraf en ontzetting voor den tijd
van drie jaren uit bet recht om by de ge
meente- of de Rijkspolitie eenig ambt te be-
kleeden, wegens het op een Zondagavond in
Aug. of Sept. 1896 in genoemde gemeent9
toebrengen van een sabelslag op het hoofd
van iemand, die daardoor verwond en ldter
in zijn verstandelijke vermogens gestoord werd,
welk laatste evenwel niet als gevolg van
het gebeurde is aangemerkt.
Het Openbaar Ministerie, van meening, dat
de mishandelde geen aanleiding heeft gegeven
tot zóó gewelddadig optreden als waartoe
bekl. is overgegaan, vorderde bevestiging van
het vonnis.
De verdediger, mr. P. P. L. Verschoor,
trachtte, in verband met de omstandigheid,
dat in deze zaak eerst ruim een jaar na het
gebeurde een vervolging is ingesteld, en dit
nog wel naar aanl-.iding van door de justitie
ODtvangen anonieme brieven, aan te toonen,
dat de getuigen omtrent de handelingen van
bekl. schrikbarend overdreven hebben en hun
verklaringen onaannemelijk zyn. Z. i. mag
slechts aangenomen worden, dat de z. g. mis
handelde, die door bekl op verzoek van een
herbergier uit diens inrichting verwijderd werd,
daarbij een onbeduidende verwonding heeft
bekomen. Pleiter concludeerde tot vrijspraak.
Uitspraak 5 Januari.
De colporteur uit Haarlem, die
verleden week voor de "Hjagsche rechtbank
etond wegens oplichting door zich gelden te
doen afgeven op aandeelen, enz., zoogenaamd
voor blinden en bijna' blinden, werd gisteren
deswege veroordeeld tot één jaar gevan
genisstraf.
De loopknecht van de '6-Gravenhaagsche
Melkinrichting, die zich schuldig maakte aan
verduistering van door die inrichting uitgegeven
penningen of daarvoor ontvangen gelden,
kreeg vier maanden gevangeoisstraf.
.Corrector" geeft in het „Hbl."
den volgenden practischen wenk:
„Ieder, die drukwerken bestelt, waarop een
gedeeltelijk uitgedrukt jaartal voorkomt, wordt
attent gemaakt, dat het aanbeveling verdient
dit getal nu geheel weg te laten. Immers,
achter 189kan alleen ingevuld worden het
cijfer „9". Moet het drukwerk dus dienen
voor meerdere jaren, dan zou na 1899 van
het getal 189.. alleen de „1" kunnen dienen,
en de bei Je andere vermderd moeten worden.
Veel beter is het dan ook die simpele „1"
weg te laten".
Te Sneek is uit een regenput
het l(jk opge?i8cht van oen jonge vrouw,
moeder van vijf kinderen.
De heer v. d. M., directeur der
8toomzuivelfabriek te Britswerd (Fr.), kreeg
bezoek en ging met zijn gast in een kamer,
waar een vulkachel met anthracietkool ge
stookt werd.
Door het slecht trekken van den schoor
steen verspreidden zich de gassen uit de
kachel door de kamer en beide personen vie
len bewusteloos neder.
In dien toestand werden zij door een derden
persoon gevonden, die gelukkig kort
daarna de kamer binnentrad.
Beide bewusteloozen werden spoedig buiten
gebracht en het kostte heelwat moeite hen
weer by te brengen.
Door een nauwkeurige nasporing
van de verleden Donderdagnacht te Beers
gestolen voorwerpen in verband met de oien
dag gearresteerde landloopers, is 't den mare
cbaussees gelukt langs den weg GraveMill
in het gras te vinden een gor;el, bevattende
verschillende voorwerpen, als: ring, ketting,
bellen, borloge, enz., behoord hebbende aan
den bestolen Wagemans, te Beers, zoomede
afkomstig van den in het laatst van November
te Venray gepleegden diefstal. Een groot eind
verder werden in een kiezelkuil gevonden:
eenige brokken kaas, sukade en koek, benevens
koffieloonen, suikergoed, enz. Een boer vond
op de Millsche htiae een z;»kje centen, welke
vondst te Venray by de marechaussee is
gedeponeerd. De gordel mot gouden voorwer
pen is door de gearresteerde vrouw vermoede
lyk tijdens don overtocht naar Venray door
een met een mes aangebrachte scheur in den
wand van den wagen, uitgeworpen. In ha*r
bezit z\jn nog gevonden eenige dubbele en
enkele marken en grosschen, verder voor circa
14 gulden Hollandsch geld. Met dit zijn verder
in beslag genomen 3 sabels, 1 degen, 1 pistool,
1 boksbeugel, een slagersmes en breekwerk-
tuigen. Nog voortdurend wordt het onderzoek
door den yverigen brigade-commandant voort
gezet, en telkens komt er wat nieuws voor
den aag.
De zittingen van den Weener
gemeenteraad krygen meer en meer bet
karakter van een tooneelvoorstelling, gegeven
voor het byzonder genoegen der anti semio
tische schreeuwers, die de tribunes vullen,
en zoo ergen8, dan wordt wel daar bebooriyk
rekening gehouden met de zacht naar sensatie,
die een steeds 6terker wordende prikkel eischt.
Dinsdag byv. hebben de toeschouwera wer-
keiyk zeer spannende bogenblikken beleefd,
en zy hebben den inrichters der vertooning
hun groote tevredenheid kunnen betuigen
door een applaus, dat tot een waar vreugde-
gobuil klom.
Do burgemeester dr. Lueger heeft, om de
oppositie te smoren, op eigen gezag do be
paling ingevoerd, dat voortaan de sprekers
zich persoonlijk by ds secretarissen moeten
komen mei Jen, en by is er daardoor in ge
slaagd, der oppositie feitelijk de gelegenheid
te benemen het woord te voeren. Voordat
een der sprekers van de tegenparty den vry
langen weg van zyn zitplaats tot de tribune
van het bestuur heeft afgelegd, heeft de bur
gemeester reels de debatten voor gesloten
verklaard en tot stemming doen overgaan.
Deze wyze van handelen heeft Dinsdag
aanleiding gegeven tot een tooneel, dat door
de „Neue Freie Presse" aldus wordt ge
schilderd
Het Duitsche raadslid Slechter heeft met
veel moeite het woord verkregen en vraagt
nu een paar seconden pauze, om op adem
te komen.
Dr. Lueger: „Gy schynt ernstig ziek te
zyn, heer collega, als ge niet eens tegen die
paar treden kuntf"
Dr. Förster (oppositie): „Een fijne manierl"
De bnrgemeest r wy6t hem terecht, ver
klarende, dat hy z(jn geould uitput.
Dr. Förster antwoordt, dat hy met het
geduld van den burgemeester niets heeft te
maken, en wordt caarop van deze en drie
volgende zittingen uitgesloten.
Tydens deze schermutseling was het vry
rumoerig in de zail, maar by het vonnis van
den voorzitter wera het stil.
Dr. Förster gaat lachend zitten.
Dr. Lueger, na een pauze: Mynheer Förster,
gy zyt verplicht de zaal te verlaten."
De toeg^sprokene maakt geen toebereidselen,
waarop oe leden der anti semietische meerder
heid op hem toeloopen en hem uitschelden.
Men hoort roepen: „Smyt hem er uit! Er uit
met heml Voor jou moet een huisknecht
worsen aangeschaft met een ossenzweepl"
De onrust stygt tot oorverdoovend rumoer.
Intusschen heeft de voorzitter den magi-
straatsraad Rosner een bevel gegeven. D--ze
begeeft zich naar dr. Förster en noodigt hem
uit de zaal te verlaten. Dr. Förster weigert
beslist, waarop de beer Rosner uit de zial
gaat en na eenige oogenblikken van wild
rumoer terugkeert met twee forsche politie
agenten. De meerderheid en de galery juicht.
Magistraatsraad Rosner treedt met zyn escorte
op dr. Förster toe en verzoekt hem nogmaals
heen te gaan.
Een afwerende handbeweging is alles wat
hy ten antwoord krygt.
Dr. Lueger: „Dan verzoek ik u uw phciit
te doen."
Er ontstaat een groote beweging; men ver
keert in spanning wat de uitgesloteno zal
doen. De oppositie toont v roittering, de
meerderheid dryft tot geweld. De politie
agenten treden op dr. Förster toe, nemen
hom onder de armen, trekken hem van zyn
plaats en heffen hom op, waarna hy uit de
zaal wordt gedragen onder vreugJegehuil der
meerderheid en stormachtige protesten der
oppositie.
Lr. Förster wordt langzaam weggedragen.
Hy verzet zich niet. By de deur hebben zich
do leden der oppositie op een iy g.-schaard.
Nadat de deur achter het uitgesloten raadslid
is dichtgedaan, begint het rumoor met ver
dubbelde kracht. Een der secretarissen en
eenige leden der meerderh id beschuldigen
dr. Brix, een poging te hebben gedaan om
zyn collega te bevrijden. Dr. Brix protesteert,
maar wordt uitgesloten. Ook dr. Mittler, die
den voorzitter voor leugenaar uitmaakt, wordt
het recht ontnomen deze zitting te blyven
bywonen en op drie volgenoe zittingen te
Vorscbynen. Den heer Lueger, die zelf in de
hoogste mate opgewonden is, voegt dr. Mittler
tot driemaal too: „Ge liegt 1"
De heer Rosner kejrt in de zaal terug met
acht politio-agenten. Dr. Brix verlaat de zaal,
doch dr. Mittler biyft weigeren heen to gaan.
Hy wordt daarop als zyn collega weggedragen,
waarna de burgemeester snel een paar voor
stellen laat aannamen en de vergadering sluit.
Een telegram uit Shanghai, te
Londen ontvangen, bericht, dat in de Chineesche
legerplaats te Hangtschau een ontzettende
kruitontploffing hoeft plaats gehad. Alle huizen,
in den omtrek van een Engelsche quadraatmyi,
werden vernield. Volgens een voorloopige
schatting zyn over de duizend Chineesche
soldaten om het leven gekomen. De gebouwen
van de Fransche en der Amerikaansche missie
werden sterk beschadigd.
By Weichselmünde, na by Danzig,
strandde de Noorweegsche scbouner „Activ"
in hooge branding. De bemanning vluchtte
in de toppen der masten en werd eindelyk
na een vermoeienden arbeid van een paar uren
gered.
Uit Nieuw-Guinea komt over
Brisbae de mededeeling, dat op de kusten
aldaar een vernielende storm gewoed heeft.
Onderscheidene schepen gingen teo gronde,
waarby veel raenschen om het leven kwamen.
Kerkelijke Berichten.
Hoogmade: Ned.-Herv. Gem. Eersten
Kerstdag, des voormiddags te tien uren, ds.
W. Klercq, predikant te Koudekerk aan den
R|jo. Den Tweeden Kerstaag zal ur g en
godsdienstoefening gehoaden worden.
Oogstgeeet: Ned -Herv. Gem. Zondag-
voorm. te tien uren ds. B. Ten Kate, van
Rotterdam. Des av. te halfzeven ds. C. Spoel
stra, vroeger pred. te Zo^terwoude.
Maandag-voorm. te tien oren ds. A. J. Ruys.
Oade-Wetering: Ned.-Herv. Gem.
Zondag (Eersten Kerstdag), 's voorm. te tien
uren, ds. J. Hoogenraad, pred. te Lei en.
Valken burg: Ned.-Herv. Gem. Eersten
Kerstdag Des voormiddags te tien uren ds.
Van IVyng «.arden, pred. te Katwyk aar. Zee.
Tweeden Kerstdag. Des voormiddags te tien
oren ds. De Hoest, prod, te LeideD.
In beide oiensten collecte voor de Zondags
school.
"Woubrugge: Geraf. Gem. Maandag-
voorm. te tien uren de beer A. v. Dyk, can-
didaat te Kampen.
Ned. Prot.-Bond. Zondag-avond te halfzeven
dr. Rosssingb, em.-pred. te Leiden.
Rij kspostspaarbank.
Alhoewel deze heilryke instelling zich aller
wegen in den lande groote symp tbio ver
worven heeft, kan het toch nuttig zyn,
om by enkele byzondere gelegenheden
nog oens op haar bestaan, baar wyze van
werken, enz. meer bepaald de aandacht te
vestigen.
Hi-rvan overtuigd, is de directeur volgaarne
bereid, om (met het oog op het aanstaande
Nieuwjaarsfeest en de daarmede gepaard
gaande uitreiking van fooien) aan ben, die
ze, ter doelmatige verspreiding, wenschen to
ontvangen, kosteloos te doen toekomen: zóó
veel exemplaren van een populair geschrift,
tot titel dragende: „Rykspostspcar aDk, Bs-
langrykste voorschriften, betrekkelijk haar
dion8t", als zy, tot dat doel, willen erlan en.
Het zal hem zelfs hoogst aangenaam wezen,
wanneer byvoorbeeld bestuurders van in de
termen vallende vereenigingen, fabrikanten
on andere werkgevers, direction van onder
nemingen (spoorwegen, stoombooten, trams,
enz.), direction van grootere hotels en koffie
huizen, enz van dit zijn aanbod gebruik maken.
Voor het geval zy zicb, te dien einde, tot
hem willen wonden, wordt oneer hun aan
dacht gebracht, dat allo brieven, geaaresseerd:
„Aan den Directeur der Rybspostspaarbank,
te Amsterdam," vry van port zyn.
Ook aankondigings biljetten betrekktiyk de
Rijkspostspaarbank kan men ter ophan
ging in werkplaatsen, of an ere, dairtoe ge
schikte lukalon van dien directeur ont
vangen.
Aan verzoeken van et-n of anderen aard
zal ten spoedigste worden voldaan.
Slot.)
„Maar laat ik doorgaan," zeide myn vriend,
zyn glas in één teug ledigend.
„Jaren gingen voorby, de drukte der dage-
ïykscbe bezigheden, de indrukwekkende
Indische natuur, de ongewone tooneelen deden
my het verleden vergeten, maar soms, als ik
's avonds thuiskwam en gemakkelyk in myn
schommelstoel zat, ja, dan dacht ik wel eens
aan myn jong vriendinnetje, met dien teeren
blos op haar wangen, en dan kwam de vraag
by my op, of ze al een heele dame zou zyn
en of ze nog wel eens aan my zou denken.
Op zekeren morgen ging ik zien hoe het
gewas stond op de nieuwe aanplanting, die
mylen van myn huis gelegen was. Het was
oen echtte tropische dag, myn paardje liep
uitstekend, ik liet het maar loopen zooals het
zelf wilde, daar het nog een langen rit in het
vooruitzicht had. Vlak by een kromming van
den weg hoorde ik Hollandsch spreken; ik
gaf myn paardje de sporen en kreeg weldra
een gezelschap dames en beeren in het oog;
ik stelde my voor en de kennismaking was
spoedig gemaakt. Al pratende vernam ik, dat
het een familie was, bestaande uit vader, zoons
en dochters, met een gouvernante, die eens een
uitstapje in het binnenland maakten. Toen ik
myn blikken over het gezelschap liet gaan
en de gouvernante aankeek, sloeg zy de oogen
neer en een reode blos overtoog haar wangen.
Ik had dat gezicht meer gezien, maar waar
en wanneer wist ik niet.
By het heengaan gaf ik haar de hand on
wenschte haar goede reis. Weer diezelfde
kleur en zy stamelde: „Dank u, mynheer."
Onder het heenryden peinsde ik waar ik dat
gezioht meer zou kunnen gezien hebben, en
die stem kwam mjj ook zoo bekend voor.
Telkens onder myn werk hoorde ik die
stem en zag weer die oogen; soms dacht ik
wel: Zou het myn vriendinnetje uit vroeger
jaren zyn? Neen, dat kon niet; tegen die
gedachte trachtte ik my te verzetten.
Veertien dagen later, op een mooien avond,
toen ik in de voorgalery zat en rustig myn
toddy dronk, hoorde ik het gedraaf van een
paard, dat al nader en nader kwam. Nog een
paar minuten en een inlander, bezweet en vol
stof, hield met een ruk de teugels in, slin
gerde zich van het paard en liep haastig
naar my toe.
„Mynheer, of gy dadeiyk by den heer M.
wilt komen; de gouvernante is ernstig ziek
en wil u spreken."
„My spreken?"
„Ja, mynheer, en of n vooral spoedig komt,
want zy is stervende 1"
Duizenden gedachten doorkruisten myn
brein gouverüante my spreken ster
ven 1 Spoedig zat ik in het zadel, gaf myn
paard de sporen en rende, met myn hoofd
tegen den hals van het paard, dat nauwelyks
den grond raakte, den weg op; achter my
de inlander, zyn paard aansporende met stoo-
tende, schrille schreeuwen.
Eindelyk waren we er, de paarden met
schuim bedekt.
Mynheer M. kwam my te gemoet, gaf my
do hand en zeidei „Ik heb u lafcen roepen,
omdat de gouvernante telkens in haar ziekte
om u vraagt. Wy hebben er eerst geen ge
hoor aan gegeveD, denkende, daar er hier
weinig jongelui in den omtrek zyD, dat zy
misschien op u dien middag „at first sight"
verliefd was geraakt, maar nu de dokter haar
opgegeven heeft, wil ik haar dien dienst, mis
schien den laatsten, dien wy haar bewyzen
kunnen, niet weigerenmaar het zal wei oen
gril van haar zyn. Tweede deur links 1"
Ik haastte my naar boven en trad de
kamer bénnen. Toen ik aan de halve duisternis
gewend wa^ onderscheidde ik oen ledikant,
waarnaast een ineengedoken gestalte zat,
welke later bleek een baboe te zyn. Ik trad
zachtjes nader, de zieke lag rusteloos heen
en weer te woelen en ylde. Z\) had het over
Holland, over haar moeder ennoemde
telkens myn naam.
Zou zy het zyn O, dat zou te vreeselyk zyn
Ik boog o?er baar heen en nam haar
klamme, witte hand in de myne.
„O, ik wist wel, dat je komen zoudtl"
prevelde do zieke en een droeve glimlach
speelde om haar lippen. Toen, als door een
bliksemstraal getroffen, wist ik, dat zy het
was. O, wat was ik blind geweest l Ja,
diezelfde glimlach als toen op die laatste les 1
Moest ik haar zoo wederzien? Was dat du
myu aardig, jong vriendinnetje, vol levenslust?
Ik stortte tranen en verborg myn gezicht
tU8schen haar handen.
De zieke was kalm geworden en legde haar
hand zachtjes op myn hoofd.
„Je moet Diet weenen, ik heb zoo naar je
verlangd; het was zoo vreemd, toen je weg
was. Wil je de groeten doen aan moeder en
haar vertellen, dat ik ol zoo ziek ben?"
Toen begon ze weer te yienik legde myn
hand op haar gloeiend hoofd. Dat scheen haar
rust te geven, ze keek my aan, lang, heel
lang, en zeide: „Karei, ik moet je gezicht
nog eens goed zieD. O, wat ben je bruin ge
worden, en hoe groot en stevig 1"
Ze trok my naar haar toe, ik sloeg myn
armen om haar heen en kuste haar.
„O, Karei, biyf by my, altyd, laat my zóó
sterven"; en laDgzaam vlood het leven heen
van haar, die ik omstrengeld hield.
Hoo lang ik zoo gelogen had weet ik niet,
maar toen ik myn oogen opende, lag ik in
oen ander ruim vertrek; naast my hoorde ik
praten; zeker de dochters, dacht ik.
„Hadt jy dat achter dat stille schepseltje
gezocht, dat zy een „liaison" zou hebben?
Wat een malle vent is die K. v. G. tocb, om
zóó van streek te zyn over dat mensch; we
hebben hem van haar bed moeten weghalen
ze was al lang dood en nog lag hy maar met
zyn armen om haar heen, gq dan om zoo'n
gewone gouvernante. Nu gaat morgen die
party niet door, kasian!"
Ik hoestte een paar maal flink luid, om te
doon hooren, dat ik wakker was, want die
woerden verscheurden myn ziel. Nadat ik my
aangekleed had en myn gastheer goeden
morgen gewenscht had, ging ik naar haar
kamer.
Met heiligen eerbied stond ik voor hot bod.
De stryd was gestreden. Daar lag ze nu, myn
jong vriendinnetje, rein als pas ge vallen sneeuw,
om haar mond die droeve glimlach; haar
gevoelvolle oogen zouden my niet meer aan
zien, haar zachte, melodieuze stem zou ik
niet meer hooren. O, kondet gy nog ééns
uw mond openen, om my met uw liefdevolle
stem to zeggeD, wat gy daar in het ryk der
eeuwigheid voudtl
Daar, aan die stervenssponde, heb ik ge
wenscht, dat de dood ook my met zyn
klauwen zou omarmen, want ik was naar
lichaam en ziel gebroken.
Een uur later nam ik afscheid van myn
gastheer en vertelde hem, dat ik by de
begrafenis zou wezen.
Maar het zou niot zoo zyD, want toen ik
thuiskwam, ben ik met zware koorts naar
bed gegaan en ik werd zelfs zóó ziek, dat
de dokter voor myn leven vreesde. Maar
langzamerhand werd ik beter; ik kon weer,
steunende op myn huisknecht, de galery een
eindje op en neer loopen.
Hoe hunkerde ik naar het oogenblik weder
te kunnen uitgaaD, om haar graf te bezoeken!
Eindelyk had de dokter toestemming gegeven.
Myn paardje, dat zoo lang zijn meester had
gemist, hinoikte lustig, toen we door de
velden reden.
By den heer M. aangekomen, werd ik zeor
vriendeiyk ontvangen. Hy vroeg my naar myn
ziekto. „Wat was zy een echoone doode; zy
was zeker familie van u?" Ik schudde ont
kennend met hot boofd, daar ik dat onderwerp
Diet wilde aanroeren. „Haar graf is vlak by
dat van den laatst overleden kolfieplanter."
Ik reed er naar toe; weldra was ik in den
doodeDbof. Een eenvoudig wit paaltje wees de
plek aan, waar zy rustte; zy, die oons het
zieleleven by my had doen ODtwaken, myn
jong vriendinnetje uit die jaren, als alle harts
tochten nog rein en edel zyn; ver van
haar dierbaren, onder de zacht ruischende
palmen.
Ik stond daar lang, zeer lang, en ik voelde,
dat er iets in myn zieleleven gebroken was,
wat noch tyd noch andere liefde heolon kon.
Toen ik been wilde gaan, zag ik bij den
iDgaDg melaties staan; ik plukte er eonige
van en strooide ze, als laatste hulde, op haar
graf. Ze lagen daar rein en helder, die melaties,
scherp afstekend tegen het groene gras.
Ik moest vreg, want over een half uur zou
het donker zyn. Aan het hek keek ik nog
oens om, fluisterde met diepen weemoed „rust
zacht" en reed weg.
Een jaar later giDg ik naar Europa. De
dokter had gezegd, dat oen verder verbiyf in
de tropische streken niet goed voor m(j was.
Toen ik aan boord was en do kust lang
zaam zag wegneveleD, de palmen kleiner on
kleiner zag worden, tuurde ik naar die plek,
welke ik nooit meer zou wederzieD, naar die
palmen, onder wier loof een menschenleven
rustte. Nog slechts een vage streep was te
zien; weldra zouden we niets dan water en
lucht om ons heen hebbenik ontblootte myn
hoofd als laatste groet aan myn vriendinnetje
uit myn kinderjaren.
En nu zit ik weer by jou, op ons oude
plaatsje, net of er niets gebeurd is."
Van heel uit do vorto klonken do tonen
van een nachtegaal, zuiver en troostend. W(J
luiterden