groot aantal bollenkweekers, ten eindo te
beraadslagen op welke wyze dezen winter zal
worden bedeeld van de gelden, die bijeenge
bracht zyn d<>or bet z.g. .planten voor de
armen" en door bijdragen in geld. De voor
zitter gaf eerst gelegenheid om de bedragen
jn geld aan het bestuur te overhandigen. Na
afloop hiervan werd meiegedeeld, dat er ruim
ƒ200 in kas was. Beslot n werd, dat de
vereeniging zelf bedeelingen zou houden,
afgescheiden van de bedeelingen van bet
R.-K. armbestuur. Er zullen rijst, turf en
dekens aan de armen worden verstrekt. Be
sloten werd nog 25 by de Rijkspostspaar
bank te beleggen om hulp te verstrekken aan
zirken der Vereeniging. Het voorstel vanéén
der leden om voor die f 25 bollen te koopen,
werd als onpractisch verworpen. Daar het
bestuur moeilijkheden gehad heeft, wenscbt
het twee personen te doen benoemen om de
rijst enz. te keuren. Gekozen werden de
heeren P. Vermin en J. Kouwenboven, die
de benoeming aannamen. Na dankzegging
voor den verleenden steun, sloot de voorzitter
de vergadering.
In deze gemeente heeft zich een geval
van ciphtheritus voorgedaan.
De eerw. zuster Delphine, in de wereld
mej. M. M. A. Smits, herdacht heden den dag,
waarop ze voor 40 jaren in het klooster trad.
Tan cie 40 j.ren heeft ze 21 jaren in deze
gemeente doorgebr-cht. Gedurende dien tijd
was ze hoofd der R.-K. meisjesschool.
Woubrugge* Bij de op 28 dc-zer gehouden
herstemming tusschen de heeren W. Van
der Waa, aftredend, en I. Van Geer, ter ver
kiezing van een notabel bij de Ned.-Herv.
gemeente, is eerstgenoemde herkozen met
19 stemmen tegen 7 op den beer Van Goer.
Een ontwerp Keur voor den Veender-
pol :er onder deze gemeente, bedoeld bij de
artt. 7 en 16 der Wet van 20 Juli 1895
(Staats'lad No. 139), is voor belanghobbenden
ter inzage neergelegd ter Secretarie van dezen
polder; eventueele bezwaren daartegen kun
nen binnen 30 dagen schriftelijk bij het
Polderbestuur worden ingebracht.
Zoeterwoude. Gisteravond hield de IJsclub
Zoetorwoude haar algemeene vergadering.
34 leden waren tegenwoordig. De vice-president,
de heer W. J. C. v. Bouwdijk Bastiaanse,
opende de vergadering. Vervolgens werJ door
den secretaris verslag gedaan over het afge-
loopen jaar, dat uit den aard zeer kort was,
omdat er geen ijs is geweest. Belangrijker
was de rekening van den penningmeester,
want daaruit bleek dat de ontvangsten over
1897/98 hebben beloopen f 690 67 en de uit
gaven ƒ32.915, zoo Jat een batig sal o in kas
is van 657.75s. Deze rekening word door
de heeren C. Kltjn, A. v. Leeuwen en J. W.
v. d. Salm onderzocht en in orde bevonden,
zoo lat de penningmeester over zyn gehouden
beheer door de vergadering werd gedechargeerd.
Aan de orde kwam nu de verkiezing van
3 bestuursleden. Er werden ingeleverd 34
briéfj s, waarvan op zich vereenigden de
heeren v. Bouwdijk Bastiaanse 30, J. Corbeau
29 en A. A. Van Gils 29, die allen hun be
soeming aanvaarden. De aftredende leden
Werden derhalve herkozen.
Met een wensch, dat de winter dit jaar
Onze vereeniging werk bezorge, en onder
dankbetuiging aan de leden voor hun
goeie opkomst, sloot do vice-president de
vergadering.
Uit de „Staatscourant."
Kon. besluiten Benoemd tot burgemeester:
Van lialgooy, W. J. C. De Bruyn, secretaris dier
gemeente; vau Medemblik, B. Baggerman van
Houweninge; van Sevenum, P. H. Everts, secre
taris dier gemeente; van Stellendam, M. Breen;
van Gameren, J. De Ridder, secretaris dier ge
meente en van Peize, H. Tijmes, secretaris dier
gemeente.
Tijdelijk benoemd tot leeraar aan de Rijks-
boogore burgerschool te Groningen, A. W. Visser,
aldaar.
Met ingang van 1 Dec. aan H. Van Koolwijk
Hzn., op zijn verzoek, eervol ontslag verleend
als burgemeester van Ewijk; met ingang van 1
Februari 1899, aau J. J. De Tourton Brayns, op
zijn verzoek, eervol ontslag verleend als burge
meester van Borkeloo.
Goedgekeurd, dat aan P. R Dingemans van
de Kasteelo, burgem. der gom. 's-Gravenzande, op
zijn verzoek, eervol ontslag is verleond als secre
taris dier gemeente.
Aan G. A. H. Castermans, ontvanger der gem.
Oud-Vroenhoven, toestemming voileend om tot 1
Nov. 1903 te Maastricht te blijven woDen.
Al do ministers, behalve die van w., h. en
u., kondigen aan, dat zij dezo week geen audiëntie
verloonen.
Wet op arbeids- en rusttijden in
fabrieken, enz.
De minister van waterstaat heeft ingediend
oen wetsontwerp betreffende arbeids- en rust
tijden in fabrieken on werkplaatsen voor per
sonen, op wier arbeid de Arbeidswet niet van
toepassing is.
De Minister toont aan uit de verslagen van
de inspecteurs van den arbeid over 1895 en
1896, dat hier te lande in veel fabrieken en
werkplaatsen langdurige werktijden voor vol
wassen mannelijke arbeiders bestaan. In meer
dan 33 pCt. toch van het aantal fabrieken
en werkplaatsen, waar onbeschermde personen
werkzaam waren en die door de ambtenaren
der arbeidsinspectie werden bezocht, bestonden
voor die porsonen werktijden van moer dan
11 uren per etmaal in den zomer.
Een arbeidsduur van elf uren per etmaal
geeft, naar 's Ministers overtuiging, voor de
arbeiders, werkzaam in sommige bedrijveD,
reeds het maximum aan van den tijd gedurende
welken die arbeiders in genoemde bedrijven
werkzaam behooren te worden gesteld. Er be
staat naar 's Ministers meeniDg alleszins aan
leiding om door dwang tot inkorting van den
arboidsduur, althans in sommige bedrijven, te
geraken. Toch komt het niet geraden yoor reeds
dadelijk overschrijding van dien arbeidsduur
voor allen arbeid in fabrieken en werkplaatsen
bij de wet te verbieden, maar scbijnt het
wenscbeljjk daarmede te beginnen voor die
bedrijven, waarvoor zulks het meest noodig is,
dat is voor de meer schadelijke bedrijven, met
name de arbeid in brood-, koek-, beschuit- of
banketbakkerijen en in by algemeenen maat
regel van bestuur aan te wyzen fabrieken en
werkplaatsen of gedeelten daarvan waar giftige
stoffen ontstaan of worden bereid of verwerkt;
schadelijke dampen ontstaande dampkrings
lucht kan verontreinigd worden door stof; het
bedrfff een hooge temperatuur vereischt of
veroorzaakt.
Behalve de hierboven aangeduide bedrijven
komt het vervoerwezen in aanmerking voor
een spoedige regeling van den arbeidsduur.
Uit den aard der zaak kon die regeling niet
in het thans aangeboden ontwerp worden op
genomen, vermits dit zich bepaalt tot den
arbeid in fabrieken en werkplaatsen.
Naastde bepalingeD, die het maximum aantal
uren vaststellen, gedurende welke arbeiders
in of voor bepaalde bedrijven werkzaam mogen
zijn, is een voorschrift opgenomeD, waardoor
onmogelijk wordt gemaakt, dat denzelfden
arbeider steeds werkuren in den nacht worden
aangewezen. Ofschoon door de deskundigen
niet algemeen wordt erkend, dat het werken
gedurende den nacht voor de gezondheid
schadelyk is, mag dit wel als vaststaande
worden aangenomeD, waar zulks geregeld ge
schiedt. Eindelyk bevat het ontwerp ook voor
schriften, die beoogen den arbeider een zoo
veel mogeiyk wekelijkschen rustdag te ver
zekeren en zulks by voorkeur op Zondag. Een
verbod om op Zondag arbeid te doen ver
richten zou naar 's Ministers meening met
die voor enkele bedryven kunnen worden
vastgesteld.
By het ontwerpen van de wet is zooveel
mogeiyk rekening gehouden met de regelingen,
die in een tiental Staten ten aanzien van
hetzelfde onderwerp gelden,
De voornaamste bepalingen van het wets
ontwerp komen hierop neder:
Onder fabrieken on weikplaatsen zyn in
deze wet niet begrepen: lo. iorichtingen, waar
uitsluitend in of voor de bedryven van land
bouw, tuinbouw, boschbouw, veehoudory of
veendery arbeid wordt verricht; 2o. inrich
tingen waar iemand in zyn woning eeüig
bedryf uitoefeDt, zonder hulp vaü andoren
dan zyn, echtgenoote of zyn bloed- of aan
verwanten in de rechte lyn; 3o. keukens en
soortgeiyke inrichtingen, waar spyzen en
dranken voor onmiddellyk verbruik worden
bereid; 4o. apotheken; 6o. vaartuigen voor
zoover aan boord daarvan geen andere arbeid
verricht wordt dan in of voor het schippers-
of visschersbedryf; 6o. ambachts- en vak
scholen, Ryk8opvoeding8gestichten en Ryks-
werkinrichtingen, gevangenissen en plaatsen,
waar werkzaamheden in militairen dienst
plegen te worden verricht.
Het aantal werkuren voor een in de boven
omschreven scliadolyke bedryven werkzamen
arbeider mag niet meer bedragen dan 11 per
etmaal of Diet meer dan 10 per etmaal, wan
neer 4 van die werkuren in den nacht vallen.
Hat aantal werkuren voor een arbeider,
werkzaam ln een broodbakkery, mag in een
etmaal ten hoogste 17 bedragen op voor
waarde, dat het etmaal, volgende onmiddellyk
op dat, waarin het aantal werkuren voor dien
arbeider meer heeft bedragen dan het geoor
loofd is, aan hem ala rusttyd wordt toe
gekend.
In byzondere omstandigheden kan door den
Min., met de uitvoering der wet belast, in
byzondere omstandigheden onvoorwaardeiyk
of voorwaardeiyk vergunning worden verleond
om een of meer der arbeiders langer dan het
genoemd aantal uren werkzaamheden te doen
verrichten, onverschillig hoevele van do werk
uren in den nacht vallen.
Gedurende de eerste 6 jaren kan vergunning
tot overwerk worden verleend voor ten hoogste
3 uren per etmaal en vervolgens voor ten hoog
ste 2 uren per etmaal.
Het hoofd of de bestuurder van een fabriek
of werkplaats is bevoegd het aantal werkuren
voor arbeiders, daaronder niet begrepen die
in broodbakkeryen, vast te stellen in een
etmaal op ten hoogste 14. Van de bevoegd
heid kan ten aanzien van denzelfden arbeider
niet meor dan 12 malen in een kalenderjaar
worden gebruik gemaakt.
Aan een arbeider worden in ieder tydvak
van 14 achtereenvolgende etmalen ten minste
7 rusttyden toegekend, in elk waarvan een
geheele nacht moet begrepen zyn.
Aan de arbeiders, die by algemeenen
maatregel van bestuur aangewezen werkzaam
heden in bepaalde bedryven verrichten, worden
ter keuze vau het hoofd of den bestuurder
der fabriek of werkplaats in ieder tydvak van
2 weken toegekend:
a. één rusttyd van ton minste 86 achter
eenvolgende uren, waarin do Zondag begrepen
moet zyn, of
b. twee rusttyden, waarvan in den eenen
van ten minste 30 achtereenvolgende uren
een Zondag moet begrepen en de andere van
ten minste 24 achtereenvolgende uren aan
vangt tusschen 6 en 10 uren des namid
dags, of
c. twee rusttyden, waarvan de een van ten
minste 30 achtereenvolgende uren aanvangt
tusschen 6 en 10 uren des namiddags. Van
elko 4 op elkander volgende zoodanige rust
tyden moet er een ten minste 36 achtereen
volgende uren duren en daarin moet een
Zondag begrepen zyn.
Aan de arbeiders, die niet de by algemeenen
maatregel van bestuur aangewezen werkzaam^
heden in bepaalde bedryven verrichteD, wordt
ia iedere week een rusttyd toegekend van ten
minste 30 achtereenvolgende uren, waarin de
Zondag begrepen moet zyn.
Behoort een arbeider tot een kerkgenoot
schap, dat den wokeiykschen rustdag niet
op Zondag viert, dan treedt voor den rusttyd,
waarin een Zondag begrepen moet zyn, in
de plaats een rusttyd, waarin het etmaal
begrepen is, dat door zyn kerkgenootschap
als wekelyksche rustdag is aangenomen, wan
neer hy aan het hoofd of den bestuurder
van de fabriek of werkplaats zyn verlangen
daartoe heeft te kennen gegeven.
Het toezicht op de Daleving dezer wet
wordt, onder de bevelen van den Minister,
opgedragen aan inspecteurs en verdere ambte
naren, wier werkkring en bevoegdheden by
algemeenen maatregel van bestuur worden
geregeld. Het is aan die ambtenaren verboden
middeliyk of onmiddellyk deel te nemen aan
bedryven of ondernemingen van fabrieks- of
handwerksny verheid.
Het huwelijk Tan de Koningin.
Telkens duiken in de buitenlandscbe bladen
berichten op omtrent het huweiyk van Koningin
Wilbelmina. Thans weet de Brusselscbe
correspondent van de „Moming-Post" het vol
gende mede te deelen; de inlichtingen daDkt
hy, zegt hy, aan een voorname persoonlykheid
by het Nederlandsche Hof. Zoodra enkele
quaesties, die door het protocol zyn gerezen,
zullen zyn opgelost, zal het aanstaand huweiyk
van Koningin Wilhelmina met Prins Wilhelm
von Wied officiéél worden bekeDd gemaakt.
Prins Wilhelm von Wied is de jongste zoon
van den Prins von Wied, die gehuwd is met
Prinses Marie der Nederlanden. Prins Wilhelm
is ongeveer 23 jaar oud, luitenant by de
Pruisische Keizerlyke Garde en zeer bemind
by zyn collega's.
De geschiedenis van de verloving van Ko
ningin Wilbelmina is niet zonder een tintje
romantiek. Prinses Pauline van Wurtemberg is
de intieme vriendin en eenige vertrouwelinge
van Koningin Wilhelmina en gehuwd met den
oudsten broeder van Prins Wilhem von Wied.
Vóór het huweiyk placht de prinses een deel
van het jaar by Koningin Wilhelmina door te
brengen en de beide spruiten van voratelyken
bloede droomden dan haar toekomstdroomen,
zooals dat alle meisjes, vorstinnen of boerinnen,
doen. Zoo maakten zy op een dag de opmerking,
hoe aangenaam het zou zyn, als zy twee broe
ders zouden huwen en zoo Diet alleen door
vriendschapsbanden, maar ook door familie-
bandon aan elkaar gebonden zouden zyn. Het
denkbeeld werd vastgehouden en bepaald het
zoo mogelyk uit te voeren.
Hierin is het geheim gelegen, dat de jonge
Koningin zich onvorschillig heeft betoond voor
alldD, die naar haar hand dongen, behalve
voor den schoonbroeder van Prinses Pauline.
Vóór het engagement zou worden bekend
gemaakt aan de gekroonde hoofden van het
buitonland, moet de quaestie worden beslist
of de echtgenoot van de jonge Koningin zou
worden gemachtigd den titel van Koning te
voeren, of dat by zou worden bekleed met
de titels en waardigheden van Prins-Gemaal,
of wel of by gewoon den titel zou blyven
beboudeD, dien hy vóór zyn huweiyk droeg.
Wanneer dit zal zyn beslist, zal de mede-
deeling van de verloving aan de Mogendheden
worden gezonden.
Het huweiyk zou in de aanstaande lente
in Den Haag plaats vinden. (Tel.)
De zaak Dreyfns-Picquart.
Het meest beteekenende moment in de
Kamerzitting van Maandag was de tusschen-
komst van den oud-minister in het kabinet
Dupuy van 1894, Poincaré. Wat hy zeiae,
komt hierop neer:
„Op dit tydstip zou het stilzwygen van
sommigen onzer e?n lafheid zyn. Men is
thans getuige van een uiterste poging buiten
en tegen de regeering, om het volle licht over
de Dreyfuszaak te verhinderen. Het zttten
van kolonel Picquart „au secret" is veel verder
uitgestrekt dan noodig was. De militaire
justitie heeft twee gewichten en twee maten.
Heeft men alle bedryvers van valschheden en
lieden, die iets hebben bekend gemaakt, ver
volgd? Neen, alleen Picquart wordt vervolgd.
Er is in die feiten iets, waartegen ten slotte
de kalmste gemoederen in opstand komen,
inzonderheid zy, die doel uitmaakten van de
regeering van 1894, zooals apr. en met hem
Barthou, Delcas6ó en Leygues.
Ofschoon lid van de regeering, heeft spr.
destyds van de gevangenneming van Dreyfus
eerst veertien dagen later door een dagblad
artikel kennis ontvangen.
Hier stond de heer Barthou van zyn plaats
op, om onder de toejuichingen van een groot
deel der leden te verklaren, dat wat Poincaré
zeide, de volstrekte waarheid was, dat by
zyn woorden van ganscher harte toejuichte
en zich by zyn houding aansloot.
Poincaré ging verder en zeide, dat hy in
1894, toen hy lid was van den ministerraad,
nooit tegen kapitein Dreyfus een andere be
schuldiging vernomen bad dan die van het
borderel. Nooit heeft hy kennis gedragen van
eooig diplomatiek stuk of van eenig geheim
stuk. Nooit heeft hy in dien tyd den minister
president of een van zyn ambtgenooten hooren
spreken van do beweerde bekentenissen van
kapitein Dreyfus.
Cavaignac viel hier den spreker in de rede
met do woorden: „De heer Poincaré vergist
zich; een van zyn ambtgenooten heeft van
die bekentenissen kennis genomen: generaal
Mercier."
Dó beer Poincaré; 9Generaal Mercier heeft
er met niemand van zyn ambtgenooten
over gesproken; en kapitein Lebrun-Renault
heeft, toen by by den minister-president ont
boden was, niet van die bekentenissen ge
sproken.
Toen de krygsraad zyn vonnis geveld had,
hebben de leden van het kabinet-Dupuy die
als juist beschouwd en er zich by neergelegd.
Maar nu zyn er nieuwe feiten voorgekomen,
en de zaak is by het Hof van Cassatie aan
hangig. Het is van gewicht, opdat zy vry
kunnen oordeelen, dat alle proceduren, die er
mee samengaan of er verband mee houden,
worden opgelost. Spr. vraagt, dat dergelyke
processen worden gestaakt, die het ernstige
gebrek hebben twee jaren te laat of eenige
weken te vroeg te komen. Hy meent hier
mede een plicht van vaderlandsliefje fco ver
vullen. In vredestyd bestaat de vaderlandsliefje
voornamelijk in den eerbied van onze nationale
tradition van gerechtigheid en vryheid.
Wanneer hy het stilzwygen verbreekt, dat
hem drukt, dan weet spr., dat hy zich bloot
stelt aan aanvallen, beleedigingen en lasterin
gen, maar by is blyde, dat by de te lang
reeds afgewachte gelegenheid, om zyn ge
weten te ontlasten, heeft aangegrepen.
Uit de uitvoerige mededeelingen, die wy
thans onder de oogen hebben omtrent de zit
ting der Kamer, blykt, dat Cavaignac toch
wel aan het woord geweest is, terstond na
Poincaré. Tegenover dezen hield hy vol, dat
het rapport van Lebrun-R&nault bestaat. Over
do verklaring van Poincaré, dat Lebrun Renault
tegenover den minister-president Dupuy de be
kentenis van Dreyfus niet had herhaald, gaf
by toe, dat het mogelyk was, dat die kapitein
later had verklaard niet van bekentenissen te
weten. Iq een rapport van den luitenant
kolonel Ri8bourg staat vermeld, dat kapitein
Lebrun Renault, toen hy na de degradatie van
Dreyfus iu de kazerne terugkeerde, van zyn
superieuren het bevel ontvangen had, om hun,
die hem mochten ondervragen over den loop
der zaak, te antwoorden, dat hy niets wist.
De minister van oorlog, die verklaarde, dat
de regeering trouw wilde blyven aan de door
haar by haar optreden afgelegde verklaring,
voegde hieraan toe, dat de regeering iederen
dag er toe bydraagt licht te verschaffen, door
aan bet Hof van Cassatie alle stukken te be
zorgen, die het behoeft om volleuig licht te
krygen. Wanneer het Hof van Cassatie het
dossier van de zaak-Picquart opeischt, dan stelt
do regeering dit doseier tot zyn beschikking.
Van die verklaring nam de gewezen minis
ter-president Ribot akte. De regeering had
naar zyn meening onbetwistbaar het recht
den voortgang van het proces tegen Picquart
te stuiten, maar nu de mioister van oorlog
te verstaan gegeven had, dat de regeering
de tu8schenkomst van het Hof van Cassatie
voorzag en die tusschenkomst door zyn ver
klaring aan het slot zelfs in zokeren zin had
uitgelokt, verklaarde Ribot niet te zullen
stemmen voor een motie, waarby aan de
regeering een bevel wordt gegeven.
Daarop volgden de stemmingen, waarby
met 437 tegen 73 stemmen vertrouwen in de
regeeriDg en tevens eerbied voor bet beginsel
der scheiding van het gezag werd uitgedrukt.
De daaraan voorafgaande stemming liep niet
over de motie van Miilerand, waarby de mi
nister van oorlog werd uitgenoodigd de ver
daging te bepalen van de byeenroeping van
den krygsraad in de zaak-Piquart zelve, maar
alleen over den voorrang by de stemming;
die werd met 411 tegen 87 stemmen toegekend
aan de eerstvermelde motie.
Na een debat, dat zulk een loop heeft ge
nomen, kan men er tevreden mede zyn, dat
er geen besluit gevallen is om van de regee
ring uitdrukkeiyk te vcrlaDgen, dat zy van
generaal Zurlinuen zal vergen terug te komen
op zyn besluit tot byeenroeping van den
krygsraad tegen 12 December.
Het is niet moeilyk den loop, dien de zaken
tbans zullen nemen, op te maken uit wat
gisteren in de Fransche Kamer is geschied.
De regeering heeft verklaard te willen vol
harden in haar ïydelyko rol. Maar zy zal
uitvoering blyven geven aan wat de rechter-
ïyke macht van haar verlangt. Evenals zy
Dreyfus in kennis gesteld heeft van het be
sluit tot ontvankeiykverklaring van het ver
zoek om revisie van zyn proces, toen het Hof
van Cassatie dat verlangde, zal zy gehoor
geven aan een wensch tot overlegging van
de stukken, die in de zaak-Picquart moeten
dienen, wanneer het Hof dien te kennen geeft.
Daarmede zal feitelijk aan den krygsraad de
gelegenheid benomen zyn om de zaak-Picquart
te behandelen; wannetr hy dus den 12uen
December samenkomt, dan zal zulks alleen
kunnen zyn om te constateeren, dat de be
handeling tot later moet worden uitgesteld.
Aan bet Hof van Cassatie zal dus de gele
genheid gelaten worden om licht te ver
spreiden, het volledige, schitterende, verblin
dende licht, waarop in de zittingen, die aan
do beslissing tot ontvankeiykverklaring van
hot verzoek om revisie vooraf gingen, word
aangedrongen zoowel door den raadsbeer-
rapporteur en den procureur-generaal als door
mr. Mornard, den vertegenwoordiger van
mevrouw Dreyfus.
De overwinning, door het kabinet-Dupuy in
de Kamer behaal J, vindt geen weerklank in
da Fransche pers. Slechts do bladen van den
generalen staf, met de „Intransigeant" en de
„Libre Parole" voorop, zyn tevreden met de
ministeriéele verklaringen. Alle overige bladen,
ook die, als de „Figaro", welke zich het
langst tegen de revisie van het proces-Dreyfus
hebben verklaard, maken in deze zaak front
tegen de regeering, die do kool en de geit
heeft trachten te sparen. Zy betoogde nog.
maals wat door den hoer Miilerand in
Kamer zeer kernachtig is uiteengezet, dat do
Regeering, die erkent het recht te hebben
verdaging van de zitting van den krygsraad
te bevelen, van dat recht gebruik behoort te
maken en niet de h .ters van Picquart tevreden
mag stellen uit vrees voor een paar grommende
generaals. De R geering en de Kamer hebben
de verantwoordelykheid van zich afgeschoven'
„In den eigenlyken zin", zegt do lïapp^
„is er geen Regeering, geen Kamer meer
want, daar waar geen gevo.-l van verantwoor.
delyklitid is, waar geen moed, geen oprecht-
heid is, zyn geoc mannen daar is niets."
„Da regeering heeft een ieder tevreden
gesteld en feitelyk zal de krygsraad de
behandeling toch moeten schorsen", schryifc
Cornély iq don „Figaro."
„Men kan niet zeggen, dat dit stelsel om
de verantwoordelykheid van zich af te schuiven
op het Hof van Cassatie hetl dapper is, maar
men heeft al zeer lang by de regeering de
gewoonte verloren om dapptr te zyn."
Het blad verwachtte, dat het dossier*
Picquart nog gisteren door het Hof van
Cassatie, „de voorzienigheid van het ministerie",
zal worden opgevraagd. Tot nog toe is deze
verwachting niet bevestigd, maar het Hof is
nog steeds bezig den kolonel te hoor-n. Ook
gisteren werd de geheele zitting aan Picquarts
verhoor besteed.
Da Paryscbe pers uitgezonderd natuuriyk
de bladen van den generalen staf acht
echter niet het resultaat der interpellaties
het belangrykste van de zitting van Maandag.
Yan veel meer gewicht dan de stemming
over de moties waren de verklaringen, doof
den oud-minister Poincaré, die deel uitma kte
van het ministerio-Dupuy, waaronder Dreyfus
veroordeeld werd, afgelegd omtrent de be
weerde bekentenissen van Dreyfus. De hoer
Poincaré heeft der legende van de bekente
nissen den genadeslag toegebracht; zelfs on-
geloovige Thomassen als de hoofdredacteur
Cornély van den „Figaro" zyn thans bekeerd.
Deze schryft aan het slot van wat men z(jn
nieuwe geloofsbelydenis zou kunnen noemen:
„Toen ik zyn rede las, kreeg ik een gevoel
dat ik vroeger altyd had, wanneer ik als
student de chirurgische lessen bezocht: het
leek my toe, dat men voor myn oogen een
verzwering opensneed."
Wat de Dreyfus-bladen van de verklaringen
van den heer Poincaré zeggen, kan mun zich
gemakkelyk voorstellen. Jaurès vertelt in de
„Petite Rópublique", dat reeds by bet proces-
Zola ae beer Dupuy, de tegenwoordige minis-
ter-president, die ook in 1894 een minister
raad voorzat, hem de verzekering gaf, dat
kapitein Lebrun Renault op zyn eerewoord
hid verklaard nooit een bekentenis van
Dreyfus te hebben ontvangen. Toen Jaurè»
dit voor de eeróte maal vertelde, sprak de
beer Dupuy bet verhaal zwakjes tegen
Maandag kon by tegenover zyn oud-collega
Poincaré niet anders dan zwygen.
Gabriel Monod heeft zyn naam gevoegd
by de vele duizenden n mien, die nog dage-
ïyks tegen Picquarts vervolging protestveren
(de lyst van Maanoag beslaat in ae' „Aurore"
vyftien kolommen kleine letter!) maar,
schryft by aan de Siècle: „ik protesteer tevens
met kracht tegen de gevaarlyke heftigheid,
waarmede zekere journalisten, gabruik makend
van de dwalingen en misgrepen van enkelt
officieren, bun beleedigingen uitstorten over
alle chefs van het leger, over alle rechters
in krygsraden.
„Ik protesteer ook tegen de taal op revo-
lutionnaire meetings, waar, onder voorwendsel
van twee onschuldige slachtoffers te verde
digen, men de volkshartBtochten opzweept
tegen onze militaire instellingen zelf, tegen
het leger, dat de bowaker is van onze veilig-
heii naar buiten en welks bestaan de eenige
hinderpaal i?t oie den Franschen, verbitterd ala
ze zyn door de dertien maanden van verwoed
twi6tgeschryf, belet zich op elkander te werpen
om elkander te verscheuren
„Als kapitein Dreyfus en kolonel Picquart
konden lezen wat eenigen van hun verdedigers
zeggen en schrijven, zouden zy de eersten zyn,
om met verontwaardiging te protesteeren. Ik
geloof de tolk te zijn van de overgroote meer
derheid van hen, die overtuigd zyn van de
onschuld van Dreyfus en van zyn eigen ge
voelens, wanneer ik allen vrienden van de
waarheid, de gerechtigheid en het recht smeek
aan de clericale en nationalistische pers het
monopolie te laten van de dolzinnige heftig
heden, die Frankryk tot de anarchie leiden."
Volgens de „Aurore" zal het Hof van Cas
satie rechter Bertulus op dions verzoek hooren
over de betrekkingen tu3scbon Henry en
Esterhazy. De heer Bertulus wil het Hof een
plaats aanwyzen, waar het een brief in beslag
kan laten nemen, die afdoende inlichtingen
geeft omtrent do financieels betrekkingen tus
schen de officieren.
In den Senaat interpelleerde gisteren de heer
Moq66 om minister-president Dupuy te vragen
de Maandag in de Kamer afgelegde verklaring
nog wat te willen verduideiyken. Hy stelde
deze vragen:
Welke rechten heeft de minister president
gemeend aan het Hof van Cassatie te kunnen
toekennen? Zou het voor onbepaalden tyd
bet dossier-Picquart onder zich kunnen hou*
den en zoo de verdaging van de uitspraak
kunnen bewerken?
De heer Dupuy las den officiëelen tekst
van zyn verklaring van Maandag voor en
doet opmerken, dat hy zich heeft gehouden
aan art. 445 van het Wetboek van Strafvorde
ring, dat bepaalt, dat de bevoegdheid van het
Hof van Cassatie onbeperkt is ea zoo be$