De zaak Dreyfas-Picquart. In den grooten strjjd, die thans in Frankrijk voor recht en gerechtigbei j gevoerd wor.t, is de hoof (persoon, zugt het „Utr. Dbl.", niet meer Alfred Dreyfus, maar George Picquart. De Dreyfus zaak is op weg haar natuurlijke oplossing te vinden, want de uitslag van Let onderzoek, dat thans met groote nauwgezet hei i door het Hof van Cassatie wordt ver richt, kan voor de ingewijden niet aan twijfel onderhevig zijn. Maar om Pkquart concen treert zich thans do algemeene belangstelling. Het is gemakkelijk te verklaren, dat Picquart zich by do openbare meening in veel groot r sympathie mag verheugen dan Dreylus. De groote menigte hield Dreyfus lang voor een verrader, wiens Jot baar geen medelijden inboezemde en tegen wien voor oord --elen van ras en godsdienst haar innamen. Maar des te grooter was de bewondering, die het optreden van Picquart in den strijd tot h rslel van bet vreeseiyke onrecht, dat aan Drtyfus is begaan, by baar opwekte Picquart is de onverschrokken held, die zonder cralen de schitterende toekomst, die hem tegenlachte, aan zijn geweten en zijne overtuiging ten offer bracht. Picquart, dat geeft iedereen toe, handelde niet uit eigenbaat of hebzucht, toen hij zjjn stem verhief ton gunste van Dreyfus, die in den begione gehoor vond, maar weldra met geweld W9rd on .trdrukt. Zells wanneer bij van dwaling overtuigd was, dan zou men 't hem gunnen, dat hem zijn te goader trouw begane vergissing vergeven werd. Maar nu de verkl.triMgeo, die hij heeft afgelegd en die htm veel leed, groot verdriet en zware offers berokkend hebben, gebleken zjjn op waaroeid te berusten, vindt Picquart zelfs onder hen oprechte en ijverige verdedi gers, die zich in den Dreyfus strijd terughou dend en bijkans vflan-ig hebben getoond. De militaire party heeft na haar wfl door gezet; krachtens bevel van den gouverneur van Parijs, is by naar den krijgsraad verwezeD, die den 12den December zal samenkomen. Alle hoop dat deze held in voorloopige vry held z.il worden gesteld en van rechtsver volging zon worden ontslagen is dus daardoor vernietigd. Wat het doel van dit drijven is, wordt door bet „Petit Journal", dat omtrent de voornemens van de militaire party steeds goed ingelicht was, al Jus uitgedrukt: „Wan neer het burgerlijke hof van cussatio gezind Is een militairen veroordeelde de burgerlijke vrijspraak te Verschaffen, dan zal de militaire justitie, door den eenigen militairen verdediger van Dreyfus te veroordeelen, vonnis tegenover vonnis stellen". Met duuslyke woorden is hier gezegd, waaraan Picquart zich schuldig beeft gemaakt en hoe men bet arrest, dat van het Hof van Cassatie in tie Dreyfus zaak te wachten is, krachteloos wil maken en te gelijk aan Picquart zich wil wrekon Maar het is de vraag of cit niet zal tlyken een Pyrrhus-overwinDing te zijn. Het is be kend, dat generaal Zurlindon heeft gehandeld tegen dtn zin van den minister van oorlog, dien by met een beroep op zijn re htomz-rlf- stan ig te beslissen gesteld heeft voor de keus om hem te laten begaan of hem teoctslam. Maar terwijl de vijanden van Picqnart besloten schijnen hun wraak op hem te koelen, zyn er machtige invloeden te zijnen gunste aan het werk; en wie 't in dezen strijd zal win nen moet nog blijken. Belangwekkende bijzonderheden bevat daar over de „Frankf. Ztg." in een brief uit Parijs, geschreven vóór de beslissing van generaal Zurlinuen, maar die een aanwijzing geeft omtrent hetgeen daarna wellicht is te ver wachten. „De zetel van de voor Picquart gunstige strooming is te zoeken in den Senaat, waarvan de overwegende meerderheid der leden de vervolging van den gewezen chef van het tweede bureau van den generalen staf be schouwt als een daad van wraak van Pio- quart's voormalige superieuren en onderge schikten. Zoo is het te verklaren, dat een groot aantal Senatoren van alle repu likeinsche groepen ijverig ruggespraak plegen met hun medelid, den minister van oorlog De Freycinet. over de zaak-Pkquart De heer De Freycinet, wiens lenigheid spreekwoordelijk geworden is, tracht natuurlek het conflict tusscben de par lementsleden en de generaals t8 sussen om een crisis aan de eene of andere zijde te vermij den. Maar dat is allesbehalve gemakkelijk. „Da hardnekkigheid, waarmede Picquart door zijn voormalige superieuren en kameraoeii vervolgd wordt, bereidt den minister van oorlog des te grooter vtrlegenheid, omdat by er van overtuigd is, dat Picquart naar de koude letter van het militaire strafwetboek wegens zyn onverschrokken houding in de Dreyfus zaak vat op zich gegeven beeft, al werd ook zyn gansche handelwijze slechts door de edelste motieven geleid. „Onder zulke omstandigheden Is hot d n heer De Freycinet zoo zeggen zgn vrien den niet wel mogelijk Picquart te behoeden van een krijgsraad, die allicht een ongunstig vonnis zou vellen. Naar de stellige bepaling van de wet, heeft de commandeerende goneraal te Parys, de gouverneur, de beslissing te nemen of een ofücirr tot aan den rang van kolonel, naar een krijgsraad moet worden verwezen. Hoe zeer ook generaal ZurlinJen prys moge stellen op z\jn door velen bonyden post van gouverneur, de mogelijkheid is niettemin te vreezen, dat by door zijn ontslag oen nieuw schandaal zou verwekkeD, wan neer de minister van oorlog zyn beslissing betreffende Picquart zou willen ongedaan maken. Dat schynt dan ook de heer De Freycinet te duchten en daarom tracht by kalmerend op te treden. By de generaals stuit by daarby op een schier onoverwinnelijk verzet, dat hy niet zonder ernstige bezwaren in 't leven te roepen kan breken. In politieke kringen fluisti rt men daarom van een red middel, dat gevonden is om de eiscben van de parlementsleden en van de generaals met elkaar te verzoenen: wanneer de verwijzing van Picquart naar een krygsraad niet kan worden vermedtn, dan willen de Senatoren hun revanche ia dier voege nemen, dat zy de pas door de Kamer goedgekeurde amnestie ook uitbreiden tot de met de Dreyfu6-zaak in verband staande processen en veroordeelin- gen. De Kamer zou aan daarin moeten toa- stemmen, omdat anders de Senaat de geheele amnestie zou verwerpen. Op deze wyze zou de vurig verlangde, maar tot dusver onmogelijk gemaakte kalmte in de gemoedereo kunnen terugkeeren." Zoo zal, naar deze schryver voorspelt, de loop van zaken zyn. Of hy juist is ingelicht zal spoeaig moeten blijken, want nu de vyanden van Picquart de zaken tot het uiterste schynen te willen dryveo, zullen ook zyn vrienden tot handelen oienen te besluiten. Naar aanleiding van Zurlinden's beslissing dat Picquart voor een krygsraad zal terecht staan, zegt Clémenceau in de „Aurore": „Do heer De Freycinet, die duldde, dat de militaire rechters het cossier Picquart aan den „Gaulois" vertoonden, aryft, zooals men ziet, ae zwakheid zoo ver, dat hy toelaat, dat de gouvern-ur van Parys, hem, den minister, een ultimatum 6telt, door tusschenkomst van de pers. H t is beter in de macht te zyn van een eerlijken tegenstander dan geregeerd te worden door lafaards, ale beweren de grondstellingen van het recht hoog te houden." Na de geheeld serie van rechterlijke dwalingen, gepaard met misdadige knoeieryen van de militaire justitie, te hebben opgesomd, zegt hy: „Aan do militaire rechtspraak danken wy een serie ongerechtigheden, die nog laognitt schynt te zyn gesloten. Als de door de wet aangewezen schei srechter zoekt het hoogste gerechtshof naar de waarhei 1, ten einoe gerechtigheid te doen aan de rechters zoowel als aan de beschuldigden Doch dat is juist hetgeen Zurlinden wil verhinderen en daarom is by De Freycinet gaan vertellen, dat hy niet zou dulden, cat de hoogste rechters hem de wraak aan den generalen staf zullen ontnemen. „Of ce minister van oorlog zich zoo ge bogen heeft, als Zurlinden ons laat meaedeelec, weet ik niet. Maar met of zon .er wroeging heeft hy hot ho,fd gebogen, dat schynt zeker. De burgerrecht-re hebben geen uitspraak willen doen in do zaak Picquart oer de revisie beslist zou zyn, ten einde te kunnen oordee- len met volleige kennis van zak n. De mili taire rechters, in het volle bewustzyn van hun fouten, beweren, de revisie t-gen te houden, door van te vor- n den getuige der wadrheii verdacht te maken, door een veroordeeliog wegens valschheid, uitgesproken in naam der falsarissen. „Indien het Hof van Cassatie zich evenals De Freycinet en Dupuy aan Zurlinden onoer wtrpt, zal toch de waarhtid de waarheid blyven, en als Zurlinden door zjjn soldaten zal hebban doen verklaren, dat het een mis daad was van Picquart, dat hy de waarheid zeide, zal bet geweten der mcnschen daarop antwoorden, dat de eenige misdadigers zy zyn, die een onschuldige heoben willen treffen en het verraad hebben willen beschermen. Men heeft cit aanvankelijk slechts fluisterend our- ven zeggen. Doch thans zegt men het reeds overluid, en morgen zal men het langs de straat schreeuwen. De zaak-Dr jyfus-Esterhazy, vermeerderd met de zaak Picquart, zal de mis daden van onze me°sters schelmstukken van sommigen, lafheden van anderen op zoodanige wyze aan den dag brengen, dat Frankryk er van zal walgen. „Picquart zal als een held ook deze kwel lingen ondergaan Men wil hem, omdat hy het gewaagd hetft de leugenaars van de mili taire kliek aan de kaak te stoken, veroor deelen. Zal men dat kunnen? Onze groote patriotten hebben voor de nieuwe mi3daad, die zü wilien bedryven, de medeplichtigheid noodig van een Duitscher, van Von Scbwartz- koppen, den waren schryver van het petit- bleu. Hebben zy zich verzekerd van zyn stil zwijgen? Zy hopen, dat by zwygen zal, en dat is mogelyk. Maar het is ook mogeiyk, dat hy zich aan die lafheid niet zal schuldig makeo en dat hy onzen generalen staf niet met zyn stilzwygen ten dienste wil zyn. Zal hy geJurende den loop van het proces spre ken? Welk een schrik dan, als hy aanbiedt het bewys te leveren. Zal hy later spreken? Dan begint een nieuwe revisie. Dat zyn de onvermydelyke gevolgen, want Von Schwartz- koppen zal, evenmin als Picquart, zyn geheim medenemen in het graf." Blykens een mededeeliog van den heer De Freycinet in den ministerraad, wordt kolonel Picquart miet alleen vervolgd wegens valsch heid in geschrifte en het gebruik maken daar van, maar ook wegens mededeeliog van stuk ken, rakende de verdediging van het land en de veiligheid van den staat naar buiten. Dit laatste punt van beschuldiging betreft de mededeeling aan mr. Leblois van het post- duivendos6ur en van de zaak-Boulot. De zaak van het postduivendossier is in het kort deze: In Maart 1896, toen de postduivenwet nog niet was aangenomen door het parlement, werd bevel gegeven aan het departement van oorlog om het nieuwe ontwerp te toetsen aan do bestaand© reglementen. Kolonel Picquart, die met dozen arbeid word belast, droeg dien aan def advocaat mr. Leblois op, wien by tevens raadpleegde over de eventueele wette- lyke quaestie die by da»rby had op te lossen. Hy vroeg dus advies over een rechtsgeleerde zaak aan een advocaat. De saak Boulot is deze: In 1896 instrueerde het parket te Nancy een spionnage zaak. Het d» partement van justitie w ndde zich toen tot het departement van oorlog met de vraag of de oplossing door het parket voorgeslagen, aangenomen moest worden of niet. Kolonel Picquart stelde toen het dossier-Boulot aan mr. Leblois ter hand om diens meeniog te hooren. Na dezen advo caat gehoord te hebben, concludeerden de kolonel en de minister van oorlog conform het advies van mr. Leblois tot aanneming der conclusies V3n het parket. Niet geho 1 zeker is of onder dit laatst© punt ook beboort een mondelinge mededee liog, oie kolonel Picquart in Juni 1897 aan mr. Leolois zou heoben gedaan over het geheim dossier der zaak-Dreyfus. Da straffen, welke op deze misdryven zyn gesteld, zyn de volgende: Voor valschheij in geschrifte en het gebruik maken daarvan vyf tot tien jaar eenzame opsluiting en ingeval verzachtende omstan- uigheden worden toegekend, op zyn minst een gevangenisstraf van een jaar. Voor oe inedederling van geheime stokken twee tot vyf jaar gevangenisstraf en duizend tot vyf duizend (rank n ooete. In een onderhoud met de Matin" heeft Labori verklaar.j, dat zyns inzions de mede deeling der stukken aan mr. Leblois om rechtskonoig advies noch laakbaar, noch scha delijk is, maar het is mogelyk, dat de mili taire rechters een andere meenlng zyn toege daan. Pi<.quarts advocaat voegde er uog by: „Wanneer wy alleen stonden tegenover een aanklacht wegens valschheid in gescbrilteen ge ruik maken daarvan, zouden wy, Picquart en ik, zeker zyn van de vryspraak. Wy zou den bewyzen, dat de valschhei j ni-.t bestaat." Hoewel de krygsraad tegen 12 December is byeongeroepen, acht de „Figaro" het nog niet zeker, dat de behandeling van de zaak op dezen dag zal beginnen. Het is zeer wel mogelijk, dat mr Labori geschreven conclu sies indient, waarin hy verlangt, dat de be handeling zal worden geschorst tot na afloop van het onderzoek van het Hof van Cassatie. Bovendien bestaat nog altyd de mogelykheid, die by geruchte reeds waarschyniyk is ver klaard, dat bet Hof van Cassatie, dat op jurijisch terrein het hoogste gezag heeft, het ossier-Picquart opvraagt en ae schorsing van het proces tegen den kolonel beveelt. Het Hof zou, zegt men, daartoe overgaan na af loop Tan het verhoor van Picquart als ge tuige in het Lreyfus-onderzoek. Dit verhoor is nog gisteren voortgezet. Daar is geen juichtoon in de Fran scha pers over bet besluit van generaal Zurlinden. „L'Intransigeant", de Libre Parole", het „Petit Journal" en de verdere organen van den generalen staf zwygen, misschien wtl uit ontzetting over dit waagstuk, zegt het „HbL". Slechts de Dreyfus-pers bespreekt bet besluit. De „Radical" verwacht de veroordeeling van Picquart, maar „de Dreyfus-revisia zal nog niet afgeloopen syn, als men reeds het proces-Pi" quart zal moeten herzien." En dat zal oiet lang duren! In de zaak-Dreyfus mist men niets en toen de twyfel ontstond, moesten bewysen worden gezocht; maar by Picquart „is de misdaad bekend voordat ze nog bedreven is. Want bier is het geen dwaling meer, maar misdaad." „Het zy zoo. Vervolgt, veroordeelt, belast uw geweten ook nog met deze laatste on rechtvaardigheid. Het Hof van Cassatie zal uw leug-nachtige vonnissen te niet coen en zal de waarheid doen uitblinken zelfs voor de oogen der meest bevooroordeelden." Georges Clómenceau valt in de „Aurora" den heer De Freycinet zeer heftig aan. Hy scbrü'ft o a.: „Freycinet, een ellendige durfniet, begaat de grootste lafheid. Hy gehoorzaamt aan de bevelen der wrekers van EsUrhazy, van Henry. Hy maakt zich tot uitvoerder van den laatsten wil van een verrader en falsaris. Hy onteert zichzelf op zeventig-jarigen letftyd, zonder kans op herstel van e r, terwyl hem de onverdiende kans was gegeven van een mooie bladzyde aan het slot van zyn loopbaan. Een generaal, door haat verblind, eisebt van de regeeriDg een overhaast vonnis van den krygsraad om den weg te versperren voor het onderzo k van het Hof van Cassatie, dat licht wil verspreiden over de misdaden van den generalen staf. En de regeering, die weet, dat men haar een laagheid vraagt, beveelt haar. Dat is wel de allepiepste schande." Clómenceau is bevreesd: „Ik vrees niets voor Picquart, omdat men hem niet zal overtuigen van een misdaad, die by nooit heeft begaan. „Ik vrees voor myn land de onrechtvaar- cigheid der rechters, die reeds een jaar lang de gemoederen verontrust en een crisis ver lengt, waarin Frankryk dreigt onder te gaan, want geen volk ter wereld kan leven in ongerechtigheid. „Ik vrees de bekrompenheid der zwakken, de kleinmoedigheid der helderzienden. „Ik vrees voor alle Franschen, behalve voor Picquart, okn men heeft kunnen kwellen, aien men niet kan treffen, want morgen zal hy rechter zyn over zyn rechters". In de „Figaro" schryft de heer Cornélie, die vooropstelt, dat by ae justitie, en in deze de beslissing van generaal Zurlinden, wil eer biedigen: „Het is waar, dat het eerste punt van be schuldiging den oorsprong van de zaak-Dreyfus zelf raakt en dat bet moeiiyk is te begrüpon de -mogelykheid van dezen onwaarscbyniykeü samenloop: Dreyfas onschuldig erkend en Picquart veroor eeld, omdat by getracht heeft Esterbazy te ontmaskeren en daarin te zjjn geslaagd. „Het is ook waar dat de beschuldiging van verraad, berustende op de mededeeling van het postduivendossier (aan mr. Leblois) de krygsraadzitting tot een operette schynt te zullen maken en de militaire rechtspraak een dwaas figuur laat maken voor hot geval mr. Leblois zich aanmeldt als medeplichtige van den kolonel." En by besluit aldus: „Eenigen van Picquarts vrienden toonen eene overdreven opwinding tegenover deze nieuwe phase van de eeuwigdurende zaak. Zy vergeten dat het proces van den kolonel niet zal worden gevoerd onder een koren maat, maar in een vollen krygsraad en tegen over een voldoend voorgelichte openbare meening, die geen geheime behandeling zal dolden, behalve de volstrekt noodzakelijke oogen blikken. „De rechters zullen over Picquart oordeeleu. En de openbare meening zal over de rech ters oordeelen. Dat is genoeg voor de noodige waarborgen". Een dertigtal mannen, onder wie een zestal senatoren en de voorvechters in de Dreyfus- zaak, hebben een bewtging op het getouw gezet om te protesteeren tegen de vervolgingen van Picquart. De beer De Pressensé heeft in de Aurore" het adres ingeleid. Hy schry t: „De besohul igiag van Pkquart is monster achtig! Geen mensch, die niet weet, dat in plaats van op de bank der beschuldigden te zitten, hy geëerd mo^st worden als de held- baitige rechtspreker, als de groote getuige van de waarheid. „De verooraeelïng van Picquart zal iets zyn dat geen naam heeft, l'igriominie suprème, le crime délirant, la folie scèlérate. En toch zal dat geschieden. Ja, dat zal gescbiedeD, als wy de samenzwering tot het eind laten vcortgaan. Zy zullen het doen. Zy zullen zoo ver gaan. „Tenzy Frankryk, eindelijk ontwaakt, op staat en zegt tot de ellendigen, die dezen aanslag voorbereiden, en tot de lafaards, dij hem toelaten, dat het er genoeg van heeft, dat het dat niet wil, dat bet hun dat verbiedt." En na een opwekking tot teekening van het adres besluit hy al jus: „En dat duizenden en duizenden Franschen zeer luide zeggen tot deze regeering, die do republkk onteert en dook, dat men aan Picquart niet zal raken, dat er misdaden zyn, die men niet ongestraft bedryft en dut htt tyd is om paal en perk te stellen aan de oproerige d .den van een handvol praetorianen, van een soldatery, in opstand tegen de ge rechtigheid en de wet." De zaak Picquart. Het adres, dat ter te keDing ligt by de bureaux van „l'Aurorcj" en van „les Droits del'Homme", laidt alJus: „De ondergeteekenden protes teeren, in naam van het miskende recht, tegen de vervolgingen en verjrukkingen, aie den kolonel Picquart treffen, den moedigen stryder voor de revisie, op 't oogenblik, dat deze een voldongen feit wordt, 'i Het adres is reocs geteekend door een veer tigtal Franschen van aanzien, o. m. zes leden van den senaat, de heer<.-n Duclaud, directeur van het instituut-Pasteur, Yves Guyot, Louis Havet, Paul Meyer en Fr. De Pressencé. Men is te Beriyn algemeen overtuigd, zegt een correspondent van de „Ind. beige", dat het petit-bleu werkeiyk door kolonel Von Schwartzkopp >n Is geschreven, en men vraagt zich af of de kolonel niet by het proces- Picquart zich zal doen hooren. Reeds som meert men den kolonel te zeggen of hy hefc petit bleu geschreven heeft of niet; maar de kolonel heeft niet te antwoorden, doch zyn chefs. De Beriunsche correspondent van de „Ind. beige" vQrw.ichfc, dat de Rageering den voor- maligen attaché te Parys zal machtigen tot spreken wanneer de veroord teling van Picquart op geen andere wyzo belet kan worJen. Het gerucht loopt, zegt de „Matin", dat er tusschen het Hof van Cassatie en de mili taire autoriteit een conflict is ontstaan, door het beruchte dossier van het „petit-bleu". Het Hof eischt het dossier op, hetwelk het voor de enquête Dreyfus noodig heeft. De militaire autoriteit verklaart, dat zy het niet kan afgeven, zoolang de luitenant-kolonel Picquart niet voor den krygsraad is verschenen. De heer Brunetière, directeur van do „Revue des Deux Mon es", heeft by den uitgever Stock beslag laten leggen op een brochure, getiteld: „Li raison de Basile", zijnde een reproductie van een correspondentie, die tus schen hem en den heer Yves Guyot is gevoerd en in de „Siècle" is verschenen over de zaak- Dreyfus. De heer Brunetière meent, dat de trie ven zyn eigca om zyn. Bnrgeriyte Stand. KATWIJK. Geboren: Dirkje, D. van O Jonker ss &L Den Haas. Jacob, Z. van L. De Jong en G. De Jong. Arendje, D. vanP. Haas noot en J. Van der Plas. Tennis, Z. van W. Van Beelen en A. Den Haas. Johanna, D. van M. Rijnsent en E. P. De Vreugd. Gijsbert, Z. van J. Van lm thorn en M. Krijgsman. Cornelia, Z. van W. C. Jonker en M. Van den Oever. Overleden: P. Den Haas 8 d.f Z. van A. Den Haas en A. Van Dnyn. J. Van Alphen 62 j-, echtgenoote van A. Ten Zijthoff- M. A. De Vries 24 j.. Z. van M. De Vries overl. en van K- M. Van der Grift. Levenloos aangegeven dochter van G. Van der Plas. Ondertrouwd: C. Van der Plas jra. 24 j. en D. Schaap jd. 23 j. L1SSE. Geboren: Petru3, Z. V3n J. J. Van den IJssel en C. B C. Verhaar. Anna Maria, D. van J. W. Lefeber en J. Van Ruiten. Johan nes Cornelis, Z. van A. Van Aalst en A. Moole- naar. Maria, D. Van J. Reeuwijk eu C. Van der Poel. RIJNSBURG. Geboren.: Catharina, D. van T. De Mooij en J. Hogewoning. Cornelis, Z. van P. Van Klaveren cn A Van Kralingen. Overleden: Catharina, 4 d., kind van T. Do Mooij en J. Hogewoning. Gobuwd: 1?. Hogervorst 27 j. j.m. te Oegst- geest en T. O'. Kralt 23 j. j.d. to Kijnsburg. STOMPWIJK. Ondertrouwd: LI. J. Steen winkel j.m. 24 j. en G. Koornneof j.d. 21 j. Bo vallen: M. Do Groot gob. Smink 1 Z. en 1 D. L. Goeman geb. Van der Meer Z. G. Neder-IIelman geb. Ossevaart Z. Ovorleden: A. Th. Van Rijsdijk D. II rand. VEUR. Overleden: C. M. Bentvelzcn D. 15 mnd. WOUBRUGGE. Geboren: Theodorus, Z. van W. Van Wieringon en M. Munsterman. Johanna Cornelia, D. van M. J. Schijf en M. Van Winkel. Gehuwd: A. A. Van Raad jm. 25 j. en M. Van Zwieten jd. 25 i. Ovorleden: W. A. Boere jd. 3 rand., wonende te Waddingsveen. P. J. Zonneveld 47 j., ge huwd met Petronolla v. d. Kroft. NOORD WIJ KERHOUT. Overledes: Fa Borgers 15 j. A. W. Zwaan 22 mnd. SCHAAKKUBRIEK. Maandag '28 November 1898. Redactie: L. S.-Y. „Moephy". Adres: K. V»u Dam, Haarlemmerstraat 20, fielden.' I.Tschigortn. Wit e i Pf 3 d 4 R d 3 P e 6 0-0 ei Rg6 Pc 4 P c 3 Oespeeld in het 1. flalprin. Schaakpartij No. 80. Mteslei tornooi te ffeenen, den 22sten Juni 1898. 1 3 3 t 5 6 7 S 9 10 Zwart. 65 P J 6 P e 4 d 6 R d 6 0-0 Pt 6 dc4: Pc6 h 6 Hier ie B e 7 aan te be velen. Ingewikkelder zou bet spel worden op 10F d 4 Z.ift Het is de vraag of wit daar door met 11 P e 4 of 11 Pd6: en 1" P e 4 in het voordeel zou knnnen komen. In ieder geval zou de voortzetting 11 R f 6 D f 612 Pd 5, D b 6 13 P d 6: Dd6: 14 Bb7-f, K h 7 15 Dd4: tot terugninst van den pion leiden. R f 611 Df6: d 5 12 P e 5 P e 4 13 D d 8 Pd6: 14 d6: f4 15 D b 6-f- Kh 1 16 Pg 4 D d 2 17 T f 1 f 3 18 Zwart is niets in zün schik met dien pion want da aan val van wit wordt ou luw»- derstaanbaar. f5 19 f6 20 fg7: 21 D c 3 22 T13-g3-t- £3 P f 6 24 want het mat door D c 3 d 2 h 6 is niet af ta wen den (op D f 2 of d 8 zou Tal f 1 geschieden). Pe 3 PcLS: Pe7 Pga Kg?: P»5 Kb8 opgegeven Probleem No- 96 van J. Brown, Bridport. Adres voor oplossingenBureel .Leidsch Dagblad", motto .Schaak probleem". Opl. probL No. 95. Dc8. KxP Pb5i£ R c onv. P b 5 (e 6) T Pe4 Pe2qr anders D h 8 tp abcdefgh wit Mat in 2 zetten. Goede opl. No. 94 ontvangen van: Leiden: J. v. Beveren, M. Verhoed ven, K. Fraai, Pb. J. v. d. Linden, G.' H. Key, B. C. M. Savi, R. Paulide3, P,' C. Bladergroen. Hoordwp; H. B. J. H,

Historische Kranten, Erfgoed Leiden en Omstreken

Leidsch Dagblad | 1898 | | pagina 14