De zaak Dreyfas-Picquart.
In den grooten strjjd, die thans in Frankrijk
voor recht en gerechtigbei j gevoerd wor.t, is
de hoof (persoon, zugt het „Utr. Dbl.", niet
meer Alfred Dreyfus, maar George Picquart.
De Dreyfus zaak is op weg haar natuurlijke
oplossing te vinden, want de uitslag van Let
onderzoek, dat thans met groote nauwgezet
hei i door het Hof van Cassatie wordt ver
richt, kan voor de ingewijden niet aan twijfel
onderhevig zijn. Maar om Pkquart concen
treert zich thans do algemeene belangstelling.
Het is gemakkelijk te verklaren, dat
Picquart zich by do openbare meening in
veel groot r sympathie mag verheugen dan
Dreylus. De groote menigte hield Dreyfus
lang voor een verrader, wiens Jot baar geen
medelijden inboezemde en tegen wien voor
oord --elen van ras en godsdienst haar innamen.
Maar des te grooter was de bewondering, die
het optreden van Picquart in den strijd tot
h rslel van bet vreeseiyke onrecht, dat aan
Drtyfus is begaan, by baar opwekte Picquart
is de onverschrokken held, die zonder cralen
de schitterende toekomst, die hem tegenlachte,
aan zijn geweten en zijne overtuiging ten
offer bracht. Picquart, dat geeft iedereen
toe, handelde niet uit eigenbaat of hebzucht,
toen hij zjjn stem verhief ton gunste van
Dreyfus, die in den begione gehoor vond,
maar weldra met geweld W9rd on .trdrukt.
Zells wanneer bij van dwaling overtuigd was,
dan zou men 't hem gunnen, dat hem zijn
te goader trouw begane vergissing vergeven
werd. Maar nu de verkl.triMgeo, die hij heeft
afgelegd en die htm veel leed, groot verdriet
en zware offers berokkend hebben, gebleken
zjjn op waaroeid te berusten, vindt Picquart
zelfs onder hen oprechte en ijverige verdedi
gers, die zich in den Dreyfus strijd terughou
dend en bijkans vflan-ig hebben getoond.
De militaire party heeft na haar wfl door
gezet; krachtens bevel van den gouverneur
van Parijs, is by naar den krijgsraad verwezeD,
die den 12den December zal samenkomen.
Alle hoop dat deze held in voorloopige vry
held z.il worden gesteld en van rechtsver
volging zon worden ontslagen is dus daardoor
vernietigd. Wat het doel van dit drijven is,
wordt door bet „Petit Journal", dat omtrent
de voornemens van de militaire party steeds
goed ingelicht was, al Jus uitgedrukt: „Wan
neer het burgerlijke hof van cussatio gezind
Is een militairen veroordeelde de burgerlijke
vrijspraak te Verschaffen, dan zal de militaire
justitie, door den eenigen militairen verdediger
van Dreyfus te veroordeelen, vonnis tegenover
vonnis stellen". Met duuslyke woorden is
hier gezegd, waaraan Picquart zich schuldig
beeft gemaakt en hoe men bet arrest, dat
van het Hof van Cassatie in tie Dreyfus zaak
te wachten is, krachteloos wil maken en
te gelijk aan Picquart zich wil wrekon
Maar het is de vraag of cit niet zal tlyken
een Pyrrhus-overwinDing te zijn. Het is be
kend, dat generaal Zurlindon heeft gehandeld
tegen dtn zin van den minister van oorlog,
dien by met een beroep op zijn re htomz-rlf-
stan ig te beslissen gesteld heeft voor de keus
om hem te laten begaan of hem teoctslam.
Maar terwijl de vijanden van Picqnart besloten
schijnen hun wraak op hem te koelen, zyn
er machtige invloeden te zijnen gunste aan
het werk; en wie 't in dezen strijd zal win
nen moet nog blijken.
Belangwekkende bijzonderheden bevat daar
over de „Frankf. Ztg." in een brief uit Parijs,
geschreven vóór de beslissing van generaal
Zurlinuen, maar die een aanwijzing geeft
omtrent hetgeen daarna wellicht is te ver
wachten.
„De zetel van de voor Picquart gunstige
strooming is te zoeken in den Senaat, waarvan
de overwegende meerderheid der leden de
vervolging van den gewezen chef van het
tweede bureau van den generalen staf be
schouwt als een daad van wraak van Pio-
quart's voormalige superieuren en onderge
schikten. Zoo is het te verklaren, dat een groot
aantal Senatoren van alle repu likeinsche
groepen ijverig ruggespraak plegen met hun
medelid, den minister van oorlog De Freycinet.
over de zaak-Pkquart De heer De Freycinet,
wiens lenigheid spreekwoordelijk geworden is,
tracht natuurlek het conflict tusscben de par
lementsleden en de generaals t8 sussen om een
crisis aan de eene of andere zijde te vermij
den. Maar dat is allesbehalve gemakkelijk.
„Da hardnekkigheid, waarmede Picquart door
zijn voormalige superieuren en kameraoeii
vervolgd wordt, bereidt den minister van oorlog
des te grooter vtrlegenheid, omdat by er van
overtuigd is, dat Picquart naar de koude letter
van het militaire strafwetboek wegens zyn
onverschrokken houding in de Dreyfus zaak
vat op zich gegeven beeft, al werd ook zyn
gansche handelwijze slechts door de edelste
motieven geleid.
„Onder zulke omstandigheden Is hot d n
heer De Freycinet zoo zeggen zgn vrien
den niet wel mogelijk Picquart te behoeden
van een krijgsraad, die allicht een ongunstig
vonnis zou vellen. Naar de stellige bepaling
van de wet, heeft de commandeerende goneraal
te Parys, de gouverneur, de beslissing te
nemen of een ofücirr tot aan den rang van
kolonel, naar een krijgsraad moet worden
verwezen. Hoe zeer ook generaal ZurlinJen
prys moge stellen op z\jn door velen bonyden
post van gouverneur, de mogelijkheid is
niettemin te vreezen, dat by door zijn ontslag
oen nieuw schandaal zou verwekkeD, wan
neer de minister van oorlog zyn beslissing
betreffende Picquart zou willen ongedaan
maken. Dat schynt dan ook de heer De
Freycinet te duchten en daarom tracht by
kalmerend op te treden. By de generaals
stuit by daarby op een schier onoverwinnelijk
verzet, dat hy niet zonder ernstige bezwaren
in 't leven te roepen kan breken. In politieke
kringen fluisti rt men daarom van een red
middel, dat gevonden is om de eiscben van
de parlementsleden en van de generaals met
elkaar te verzoenen: wanneer de verwijzing
van Picquart naar een krygsraad niet kan
worden vermedtn, dan willen de Senatoren
hun revanche ia dier voege nemen, dat zy
de pas door de Kamer goedgekeurde amnestie
ook uitbreiden tot de met de Dreyfu6-zaak
in verband staande processen en veroordeelin-
gen. De Kamer zou aan daarin moeten toa-
stemmen, omdat anders de Senaat de geheele
amnestie zou verwerpen. Op deze wyze zou
de vurig verlangde, maar tot dusver onmogelijk
gemaakte kalmte in de gemoedereo kunnen
terugkeeren."
Zoo zal, naar deze schryver voorspelt, de
loop van zaken zyn. Of hy juist is ingelicht
zal spoeaig moeten blijken, want nu de
vyanden van Picquart de zaken tot het uiterste
schynen te willen dryveo, zullen ook zyn
vrienden tot handelen oienen te besluiten.
Naar aanleiding van Zurlinden's beslissing
dat Picquart voor een krygsraad zal terecht
staan, zegt Clémenceau in de „Aurore":
„Do heer De Freycinet, die duldde, dat de
militaire rechters het cossier Picquart aan den
„Gaulois" vertoonden, aryft, zooals men ziet,
ae zwakheid zoo ver, dat hy toelaat, dat de
gouvern-ur van Parys, hem, den minister,
een ultimatum 6telt, door tusschenkomst van
de pers. H t is beter in de macht te zyn
van een eerlijken tegenstander dan geregeerd
te worden door lafaards, ale beweren de
grondstellingen van het recht hoog te houden."
Na de geheeld serie van rechterlijke
dwalingen, gepaard met misdadige knoeieryen
van de militaire justitie, te hebben opgesomd,
zegt hy:
„Aan do militaire rechtspraak danken wy
een serie ongerechtigheden, die nog laognitt
schynt te zyn gesloten. Als de door de wet
aangewezen schei srechter zoekt het hoogste
gerechtshof naar de waarhei 1, ten einoe
gerechtigheid te doen aan de rechters zoowel
als aan de beschuldigden Doch dat is juist
hetgeen Zurlinden wil verhinderen en daarom
is by De Freycinet gaan vertellen, dat hy
niet zou dulden, cat de hoogste rechters hem
de wraak aan den generalen staf zullen
ontnemen.
„Of ce minister van oorlog zich zoo ge
bogen heeft, als Zurlinden ons laat meaedeelec,
weet ik niet. Maar met of zon .er wroeging
heeft hy hot ho,fd gebogen, dat schynt zeker.
De burgerrecht-re hebben geen uitspraak
willen doen in do zaak Picquart oer de revisie
beslist zou zyn, ten einde te kunnen oordee-
len met volleige kennis van zak n. De mili
taire rechters, in het volle bewustzyn van
hun fouten, beweren, de revisie t-gen te houden,
door van te vor- n den getuige der wadrheii
verdacht te maken, door een veroordeeliog
wegens valschheid, uitgesproken in naam der
falsarissen.
„Indien het Hof van Cassatie zich evenals
De Freycinet en Dupuy aan Zurlinden onoer
wtrpt, zal toch de waarhtid de waarheid
blyven, en als Zurlinden door zjjn soldaten
zal hebban doen verklaren, dat het een mis
daad was van Picquart, dat hy de waarheid
zeide, zal bet geweten der mcnschen daarop
antwoorden, dat de eenige misdadigers zy zyn,
die een onschuldige heoben willen treffen en
het verraad hebben willen beschermen. Men
heeft cit aanvankelijk slechts fluisterend our-
ven zeggen. Doch thans zegt men het reeds
overluid, en morgen zal men het langs de
straat schreeuwen. De zaak-Dr jyfus-Esterhazy,
vermeerderd met de zaak Picquart, zal de mis
daden van onze me°sters schelmstukken
van sommigen, lafheden van anderen op
zoodanige wyze aan den dag brengen, dat
Frankryk er van zal walgen.
„Picquart zal als een held ook deze kwel
lingen ondergaan Men wil hem, omdat hy
het gewaagd hetft de leugenaars van de mili
taire kliek aan de kaak te stoken, veroor
deelen. Zal men dat kunnen? Onze groote
patriotten hebben voor de nieuwe mi3daad,
die zü wilien bedryven, de medeplichtigheid
noodig van een Duitscher, van Von Scbwartz-
koppen, den waren schryver van het petit-
bleu. Hebben zy zich verzekerd van zyn stil
zwijgen? Zy hopen, dat by zwygen zal, en
dat is mogelyk. Maar het is ook mogeiyk,
dat hy zich aan die lafheid niet zal schuldig
makeo en dat hy onzen generalen staf niet
met zyn stilzwygen ten dienste wil zyn. Zal
hy geJurende den loop van het proces spre
ken? Welk een schrik dan, als hy aanbiedt
het bewys te leveren. Zal hy later spreken?
Dan begint een nieuwe revisie. Dat zyn de
onvermydelyke gevolgen, want Von Schwartz-
koppen zal, evenmin als Picquart, zyn geheim
medenemen in het graf."
Blykens een mededeeliog van den heer De
Freycinet in den ministerraad, wordt kolonel
Picquart miet alleen vervolgd wegens valsch
heid in geschrifte en het gebruik maken daar
van, maar ook wegens mededeeliog van stuk
ken, rakende de verdediging van het land en
de veiligheid van den staat naar buiten.
Dit laatste punt van beschuldiging betreft
de mededeeling aan mr. Leblois van het post-
duivendos6ur en van de zaak-Boulot.
De zaak van het postduivendossier is in
het kort deze:
In Maart 1896, toen de postduivenwet nog
niet was aangenomen door het parlement,
werd bevel gegeven aan het departement van
oorlog om het nieuwe ontwerp te toetsen aan
do bestaand© reglementen. Kolonel Picquart,
die met dozen arbeid word belast, droeg dien
aan def advocaat mr. Leblois op, wien by
tevens raadpleegde over de eventueele wette-
lyke quaestie die by da»rby had op te lossen.
Hy vroeg dus advies over een rechtsgeleerde
zaak aan een advocaat.
De saak Boulot is deze:
In 1896 instrueerde het parket te Nancy
een spionnage zaak. Het d» partement van
justitie w ndde zich toen tot het departement
van oorlog met de vraag of de oplossing door
het parket voorgeslagen, aangenomen moest
worden of niet. Kolonel Picquart stelde toen
het dossier-Boulot aan mr. Leblois ter hand
om diens meeniog te hooren. Na dezen advo
caat gehoord te hebben, concludeerden de
kolonel en de minister van oorlog conform
het advies van mr. Leblois tot aanneming
der conclusies V3n het parket.
Niet geho 1 zeker is of onder dit laatst©
punt ook beboort een mondelinge mededee
liog, oie kolonel Picquart in Juni 1897 aan mr.
Leolois zou heoben gedaan over het geheim
dossier der zaak-Dreyfus.
Da straffen, welke op deze misdryven zyn
gesteld, zyn de volgende:
Voor valschheij in geschrifte en het gebruik
maken daarvan vyf tot tien jaar eenzame
opsluiting en ingeval verzachtende omstan-
uigheden worden toegekend, op zyn minst
een gevangenisstraf van een jaar.
Voor oe inedederling van geheime stokken
twee tot vyf jaar gevangenisstraf en duizend
tot vyf duizend (rank n ooete.
In een onderhoud met de Matin" heeft
Labori verklaar.j, dat zyns inzions de mede
deeling der stukken aan mr. Leblois om
rechtskonoig advies noch laakbaar, noch scha
delijk is, maar het is mogelyk, dat de mili
taire rechters een andere meenlng zyn toege
daan. Pi<.quarts advocaat voegde er uog by:
„Wanneer wy alleen stonden tegenover een
aanklacht wegens valschheid in gescbrilteen
ge ruik maken daarvan, zouden wy, Picquart
en ik, zeker zyn van de vryspraak. Wy zou
den bewyzen, dat de valschhei j ni-.t bestaat."
Hoewel de krygsraad tegen 12 December
is byeongeroepen, acht de „Figaro" het nog
niet zeker, dat de behandeling van de zaak
op dezen dag zal beginnen. Het is zeer wel
mogelijk, dat mr Labori geschreven conclu
sies indient, waarin hy verlangt, dat de be
handeling zal worden geschorst tot na afloop
van het onderzoek van het Hof van Cassatie.
Bovendien bestaat nog altyd de mogelykheid,
die by geruchte reeds waarschyniyk is ver
klaard, dat bet Hof van Cassatie, dat op
jurijisch terrein het hoogste gezag heeft, het
ossier-Picquart opvraagt en ae schorsing van
het proces tegen den kolonel beveelt. Het
Hof zou, zegt men, daartoe overgaan na af
loop Tan het verhoor van Picquart als ge
tuige in het Lreyfus-onderzoek. Dit verhoor
is nog gisteren voortgezet.
Daar is geen juichtoon in de Fran scha pers
over bet besluit van generaal Zurlinden.
„L'Intransigeant", de Libre Parole", het
„Petit Journal" en de verdere organen van
den generalen staf zwygen, misschien wtl
uit ontzetting over dit waagstuk, zegt het
„HbL". Slechts de Dreyfus-pers bespreekt bet
besluit.
De „Radical" verwacht de veroordeeling
van Picquart, maar „de Dreyfus-revisia zal
nog niet afgeloopen syn, als men reeds het
proces-Pi" quart zal moeten herzien." En dat
zal oiet lang duren! In de zaak-Dreyfus mist
men niets en toen de twyfel ontstond, moesten
bewysen worden gezocht; maar by Picquart
„is de misdaad bekend voordat ze nog bedreven
is. Want bier is het geen dwaling meer,
maar misdaad."
„Het zy zoo. Vervolgt, veroordeelt, belast
uw geweten ook nog met deze laatste on
rechtvaardigheid. Het Hof van Cassatie zal uw
leug-nachtige vonnissen te niet coen en zal
de waarheid doen uitblinken zelfs voor de
oogen der meest bevooroordeelden."
Georges Clómenceau valt in de „Aurora"
den heer De Freycinet zeer heftig aan. Hy
scbrü'ft o a.:
„Freycinet, een ellendige durfniet, begaat
de grootste lafheid. Hy gehoorzaamt aan de
bevelen der wrekers van EsUrhazy, van
Henry. Hy maakt zich tot uitvoerder van den
laatsten wil van een verrader en falsaris. Hy
onteert zichzelf op zeventig-jarigen letftyd,
zonder kans op herstel van e r, terwyl hem
de onverdiende kans was gegeven van een
mooie bladzyde aan het slot van zyn loopbaan.
Een generaal, door haat verblind, eisebt van
de regeeriDg een overhaast vonnis van den
krygsraad om den weg te versperren voor
het onderzo k van het Hof van Cassatie, dat
licht wil verspreiden over de misdaden van
den generalen staf. En de regeering, die weet,
dat men haar een laagheid vraagt, beveelt
haar. Dat is wel de allepiepste schande."
Clómenceau is bevreesd:
„Ik vrees niets voor Picquart, omdat men
hem niet zal overtuigen van een misdaad, die
by nooit heeft begaan.
„Ik vrees voor myn land de onrechtvaar-
cigheid der rechters, die reeds een jaar lang
de gemoederen verontrust en een crisis ver
lengt, waarin Frankryk dreigt onder te gaan,
want geen volk ter wereld kan leven in
ongerechtigheid.
„Ik vrees de bekrompenheid der zwakken,
de kleinmoedigheid der helderzienden.
„Ik vrees voor alle Franschen, behalve voor
Picquart, okn men heeft kunnen kwellen, aien
men niet kan treffen, want morgen zal hy
rechter zyn over zyn rechters".
In de „Figaro" schryft de heer Cornélie,
die vooropstelt, dat by ae justitie, en in deze
de beslissing van generaal Zurlinden, wil eer
biedigen:
„Het is waar, dat het eerste punt van be
schuldiging den oorsprong van de zaak-Dreyfus
zelf raakt en dat bet moeiiyk is te begrüpon
de -mogelykheid van dezen onwaarscbyniykeü
samenloop: Dreyfas onschuldig erkend en
Picquart veroor eeld, omdat by getracht heeft
Esterbazy te ontmaskeren en daarin te zjjn
geslaagd.
„Het is ook waar dat de beschuldiging van
verraad, berustende op de mededeeling van
het postduivendossier (aan mr. Leblois) de
krygsraadzitting tot een operette schynt te
zullen maken en de militaire rechtspraak een
dwaas figuur laat maken voor hot geval mr.
Leblois zich aanmeldt als medeplichtige van
den kolonel."
En by besluit aldus:
„Eenigen van Picquarts vrienden toonen
eene overdreven opwinding tegenover deze
nieuwe phase van de eeuwigdurende zaak.
Zy vergeten dat het proces van den kolonel
niet zal worden gevoerd onder een koren
maat, maar in een vollen krygsraad en tegen
over een voldoend voorgelichte openbare
meening, die geen geheime behandeling zal
dolden, behalve de volstrekt noodzakelijke
oogen blikken.
„De rechters zullen over Picquart oordeeleu.
En de openbare meening zal over de rech
ters oordeelen. Dat is genoeg voor de noodige
waarborgen".
Een dertigtal mannen, onder wie een zestal
senatoren en de voorvechters in de Dreyfus-
zaak, hebben een bewtging op het getouw
gezet om te protesteeren tegen de vervolgingen
van Picquart.
De beer De Pressensé heeft in de Aurore"
het adres ingeleid. Hy schry t:
„De besohul igiag van Pkquart is monster
achtig! Geen mensch, die niet weet, dat in
plaats van op de bank der beschuldigden te
zitten, hy geëerd mo^st worden als de held-
baitige rechtspreker, als de groote getuige
van de waarheid.
„De verooraeelïng van Picquart zal iets zyn
dat geen naam heeft, l'igriominie suprème,
le crime délirant, la folie scèlérate. En toch
zal dat geschieden. Ja, dat zal gescbiedeD,
als wy de samenzwering tot het eind laten
vcortgaan. Zy zullen het doen. Zy zullen
zoo ver gaan.
„Tenzy Frankryk, eindelijk ontwaakt, op
staat en zegt tot de ellendigen, die dezen
aanslag voorbereiden, en tot de lafaards, dij
hem toelaten, dat het er genoeg van heeft,
dat het dat niet wil, dat bet hun dat verbiedt."
En na een opwekking tot teekening van
het adres besluit hy al jus:
„En dat duizenden en duizenden Franschen
zeer luide zeggen tot deze regeering, die do
republkk onteert en dook, dat men aan
Picquart niet zal raken, dat er misdaden zyn,
die men niet ongestraft bedryft en dut htt
tyd is om paal en perk te stellen aan de
oproerige d .den van een handvol praetorianen,
van een soldatery, in opstand tegen de ge
rechtigheid en de wet."
De zaak Picquart.
Het adres, dat ter te keDing ligt by de bureaux
van „l'Aurorcj" en van „les Droits del'Homme",
laidt alJus: „De ondergeteekenden protes
teeren, in naam van het miskende recht,
tegen de vervolgingen en verjrukkingen, aie
den kolonel Picquart treffen, den moedigen
stryder voor de revisie, op 't oogenblik, dat
deze een voldongen feit wordt, 'i
Het adres is reocs geteekend door een veer
tigtal Franschen van aanzien, o. m. zes leden
van den senaat, de heer<.-n Duclaud, directeur
van het instituut-Pasteur, Yves Guyot, Louis
Havet, Paul Meyer en Fr. De Pressencé.
Men is te Beriyn algemeen overtuigd, zegt
een correspondent van de „Ind. beige", dat
het petit-bleu werkeiyk door kolonel Von
Schwartzkopp >n Is geschreven, en men vraagt
zich af of de kolonel niet by het proces-
Picquart zich zal doen hooren. Reeds som
meert men den kolonel te zeggen of hy hefc
petit bleu geschreven heeft of niet; maar de
kolonel heeft niet te antwoorden, doch zyn
chefs.
De Beriunsche correspondent van de „Ind.
beige" vQrw.ichfc, dat de Rageering den voor-
maligen attaché te Parys zal machtigen tot
spreken wanneer de veroord teling van Picquart
op geen andere wyzo belet kan worJen.
Het gerucht loopt, zegt de „Matin", dat er
tusschen het Hof van Cassatie en de mili
taire autoriteit een conflict is ontstaan, door
het beruchte dossier van het „petit-bleu".
Het Hof eischt het dossier op, hetwelk het
voor de enquête Dreyfus noodig heeft. De
militaire autoriteit verklaart, dat zy het niet
kan afgeven, zoolang de luitenant-kolonel
Picquart niet voor den krygsraad is verschenen.
De heer Brunetière, directeur van do „Revue
des Deux Mon es", heeft by den uitgever
Stock beslag laten leggen op een brochure,
getiteld: „Li raison de Basile", zijnde een
reproductie van een correspondentie, die tus
schen hem en den heer Yves Guyot is gevoerd
en in de „Siècle" is verschenen over de zaak-
Dreyfus.
De heer Brunetière meent, dat de trie ven
zyn eigca om zyn.
Bnrgeriyte Stand.
KATWIJK. Geboren: Dirkje, D. van O
Jonker ss &L Den Haas. Jacob, Z. van L. De
Jong en G. De Jong. Arendje, D. vanP. Haas
noot en J. Van der Plas. Tennis, Z. van W.
Van Beelen en A. Den Haas. Johanna, D. van
M. Rijnsent en E. P. De Vreugd. Gijsbert, Z.
van J. Van lm thorn en M. Krijgsman. Cornelia,
Z. van W. C. Jonker en M. Van den Oever.
Overleden: P. Den Haas 8 d.f Z. van A.
Den Haas en A. Van Dnyn. J. Van Alphen
62 j-, echtgenoote van A. Ten Zijthoff- M. A.
De Vries 24 j.. Z. van M. De Vries overl. en van
K- M. Van der Grift.
Levenloos aangegeven dochter van G. Van
der Plas.
Ondertrouwd: C. Van der Plas jra. 24 j.
en D. Schaap jd. 23 j.
L1SSE. Geboren: Petru3, Z. V3n J. J. Van
den IJssel en C. B C. Verhaar. Anna Maria,
D. van J. W. Lefeber en J. Van Ruiten. Johan
nes Cornelis, Z. van A. Van Aalst en A. Moole-
naar. Maria, D. Van J. Reeuwijk eu C. Van
der Poel.
RIJNSBURG. Geboren.: Catharina, D. van T.
De Mooij en J. Hogewoning. Cornelis, Z. van
P. Van Klaveren cn A Van Kralingen.
Overleden: Catharina, 4 d., kind van T. Do
Mooij en J. Hogewoning.
Gobuwd: 1?. Hogervorst 27 j. j.m. te Oegst-
geest en T. O'. Kralt 23 j. j.d. to Kijnsburg.
STOMPWIJK. Ondertrouwd: LI. J. Steen
winkel j.m. 24 j. en G. Koornneof j.d. 21 j.
Bo vallen: M. Do Groot gob. Smink 1 Z. en
1 D. L. Goeman geb. Van der Meer Z. G.
Neder-IIelman geb. Ossevaart Z.
Ovorleden: A. Th. Van Rijsdijk D. II rand.
VEUR. Overleden: C. M. Bentvelzcn D.
15 mnd.
WOUBRUGGE. Geboren: Theodorus, Z. van
W. Van Wieringon en M. Munsterman. Johanna
Cornelia, D. van M. J. Schijf en M. Van Winkel.
Gehuwd: A. A. Van Raad jm. 25 j. en M.
Van Zwieten jd. 25 i.
Ovorleden: W. A. Boere jd. 3 rand., wonende
te Waddingsveen. P. J. Zonneveld 47 j., ge
huwd met Petronolla v. d. Kroft.
NOORD WIJ KERHOUT. Overledes: Fa
Borgers 15 j. A. W. Zwaan 22 mnd.
SCHAAKKUBRIEK. Maandag '28 November 1898.
Redactie: L. S.-Y. „Moephy". Adres: K. V»u Dam, Haarlemmerstraat 20, fielden.'
I.Tschigortn.
Wit
e i
Pf 3
d 4
R d 3
P e 6
0-0
ei
Rg6
Pc 4
P c 3
Oespeeld in het
1. flalprin.
Schaakpartij No. 80.
Mteslei tornooi te ffeenen, den 22sten Juni 1898.
1
3
3
t
5
6
7
S
9
10
Zwart.
65
P J 6
P e 4
d 6
R d 6
0-0
Pt 6
dc4:
Pc6
h 6
Hier ie B e 7 aan te be
velen. Ingewikkelder zou bet
spel worden op 10F d 4
Z.ift
Het is de vraag of wit daar
door met 11 P e 4 of 11 Pd6:
en 1" P e 4 in het voordeel
zou knnnen komen. In ieder
geval zou de voortzetting
11 R f 6 D f 612 Pd 5,
D b 6 13 P d 6: Dd6: 14
Bb7-f, K h 7 15 Dd4:
tot terugninst van den pion
leiden.
R f 611 Df6:
d 5 12 P e 5
P e 4 13 D d 8
Pd6: 14 d6:
f4 15 D b 6-f-
Kh 1 16 Pg 4
D d 2 17
T f 1 f 3 18
Zwart is niets in zün schik
met dien pion want da aan
val van wit wordt ou luw»-
derstaanbaar.
f5 19
f6 20
fg7: 21
D c 3 22
T13-g3-t- £3
P f 6 24
want het mat door D c 3
d 2 h 6 is niet af ta wen
den (op D f 2 of d 8 zou
Tal f 1 geschieden).
Pe 3
PcLS:
Pe7
Pga
Kg?:
P»5
Kb8
opgegeven
Probleem No- 96 van J. Brown,
Bridport.
Adres voor oplossingenBureel
.Leidsch Dagblad", motto .Schaak
probleem".
Opl. probL No. 95.
Dc8. KxP Pb5i£
R c onv. P b 5 (e 6) T
Pe4 Pe2qr
anders D h 8 tp
abcdefgh
wit
Mat in 2 zetten.
Goede opl. No. 94 ontvangen van:
Leiden: J. v. Beveren, M. Verhoed
ven, K. Fraai, Pb. J. v. d. Linden, G.'
H. Key, B. C. M. Savi, R. Paulide3, P,'
C. Bladergroen.
Hoordwp; H. B. J. H,