PJ°. 11887
Donderdag 34 November.
A0. 1898
(Qourant wordt dagelijks, met uitzondering
van (§on- en feestdagen, uitgegeven.
Tweede Blad.
PERSOVERZICHT.
Feuilleton.
TWEE BROEDERS.
LEIDSCH DAGBLAD.
PRIJS DEZER COURANT:
Voor Leiden per 3 maanden.
franco per post
Afzonderlijke Nommera
o r ï.io.
PRIJS DER ADVERTENTEBN:
Van 1—6 regels 1.06. Iedere regel meer 0.17}. Grootere
letters naar plaatsruimte. Voor het incasseeren buiten de stad
wordt f 0 05 berekend.
Mr. Eys8ell heeft in Eet Vaderland betoogd,
dat do staat onzer R y k s financiën zorg
wekkend zou zijn. De redactie van het blad
bestrijdt daarentegen de „legende", dat onze
belastingen schromelijk zijn opgedreven.
Twee belastingen, invoerrechten en suiker
accijns, brengen belangrijk meer op dan ette
lijke jaren geledendat is een niet onbedrieg
lijk teeken van stijgende welvaart. Maar ook
de wetgeving heeft daartoe bijgedragen door
particuliere subsidiön binnen engere grenzen
terug te brengen en ongeoorloofde winston
ten nadeele van de schatkist en van den
eerlijken handel te breidelen.
Voorts is billijker repartitie der grondbelas
ting voor het ongebouwd tot stand gebracht,
voor het gebouwd ter hand genomen, en zijn
de aan de volkswelvaart knagende hooge
mutatierechten tot zeer laag bedrag terugge
bracht. Eerste levensbehoeften als zout en
zeep zijn öf geheel óf bijna geheel vrijgemaakt,
en de hoogst ongelijk en onbillijk werkende
patentbelasting is vervangen door een recht
matige belasting naar de bedrijfswinsten, die
door voortdurende stijging van opbrengst een
heuglijk getuigenis aflegt van toenemende
volkswelvaart. Ea eindelijk moet van de her
vorming van het personeel, al heeft die in de
kringen, waarvoor zy bestemd heette te zyn,
niet aan de opgewekte verwachtingen beant
woord, in het licht der cijfers worden getuigd,
dat zy, 5 millioen minder in de schatkist
brengende, dan ook voor 6 millioen de belas
tingschuldigen mo9t hebben bevoordeeld. Het
eenige, wat tegenover dit alles staat, is eon
vrij matige vermogensbelasting, die van den
opgelegden rijkdom "een bydrage vraagt voor
den Staat.
De fout der klagers nu is, zegt het blad
o. a., dat zy, den invloed van eigen positie
en omgeving ondergaande, generaliseeren.
Ook is het minder juist, dat wy er maar
lichtvaardig op los leenen en onze nakome
lingschap onder de lasten laten bezwyken.
Van 1884 af is de rente voor schuld nagenoeg
constant gebleven, omdat juist gekozen
conversiën, niettegenstaande het meer dan
eens leenen, de rentebetaling by een stygend
budget van uitgaven binnen dezelfde grenzen
bielden. En wanneer men by het zien van
da vermeerdering der hoofdsom van de schuld
nagaat hoe groote sommc-n in dien tyd aan
productieve werken zyn besteed, zal men
het woord „lichtvaardig" wel achterwege laten.
Van 1885 tot 1899 steeg bet nominaal kapitaal
van 1076 tot 1148 millioen. In dit tydperk
werd de Staat eigenaar van den Rijnspoorweg
en kroeg een aandeel in het bedryf van alle
spoorwegen. Op de begrooting van 1886 is
het Ryksaandoel in de spoorwegopbrengst op
1,$50,000, op die van 1899 op 4,163,000
geraamd.
En wat nu de stygende tekorten betreft,
vergeiykt men de begrootingen sedert 1898,
dan ziet men klimming. Nu wordt het tekort
geraamd op 8,741,000, doch 1878 had een
tekort van 13,772,000, uit leening te dekken,
1879 idem een van 10,888,000, 1881 een
van 12,346,000, 1882 een van 15,282,000,
1883 oen van 25,276,000, 1884 een van
19,384,000, 1885 een van ƒ6,119,000. Eet
Vaderland meent, dat wy ons leveD gebeterd
hebben.
Uit een en ander concludeert het blad,
dat bet in deze omstandigheden misplaatste
zuinigheid zou zijn uitgaven, die do welvaart
kunnen vermeerderen, na te laten.
In het wetsontwerp betreffende het straf
fen en de strafrechtspleging van
jeugdige personen wordt als lichtste
maatregel (straf) voorgesteld: de berisping.
Berisping zal naar het ontwerp altyd
moeten worden opgelegd, d. w. z. alterna
tief met een andere straf, maar als eenige
straf gesteld zyD, ingeval van o ver tred in g,
tenzy de beklaagde recidivist is (art. 39
quinquie8, 2de lid). En dit geldt tot den
18-jnrigen leeftyd.
Berisping zal echter als straf uitgesloten
zyn, waar het geldt personen tusschen 14 en
18 jaren, ingeval van m i s d r y f. Immers is
dan voor personen beneden 14 jaren de alter
natieve bedreiging: tuchtschool, geldboete of
berisping, voor de ouderen alloentuchtschool
of geldboete.
Tegen beide bepalingen heeft de Nieuwe
Rolterdamsche Courant bezwaar:
„Een overtreding ia een licht vergryp, zal
men zeggen. Zeker, maar sommige over
tredingen, byv. baldadige straatschenderyen
of het misbruiken van trekdieren, staan op
de grens van misdryven, ais: mishandeling
of zaakvernieling of dierenmishandeling, om
nu nog van bedelary niet to spreken. En
omgekeerd kunnen misdryveD, byv. verwon
ding door onvoorzichtigheid, stroopery, zelfs
diefstal, onder zoo verschoonende. omstandig
heden gepleegd zyn, ook door 15- of 16-jarigen,
dat een berisping voldoende zal wezen.
„Eindeiyk is het niet goed, om by eerste
veroordeeling wegens overtreding den rechter
uitsluitend tot het uitspreken van een beris
ping te beperken, omdat het zeer dikwyls
gebeurt, dat een jeugdige overtreder van ds
strafwet, nu ja voor de eerste maal voorden
rechter komt, maar niet dan nadat hy reeds
heelwat misdreef, dat óf niet ontdekt werd,
öf door het Openbaar Ministerie werd door
de vingers gezien.
„Ons komt het voor, dat een wet, die der-
geiyke banden den rechter wilde aanleggen,
de werkelykheid, zoo ten ongunste als ten
gunste van de beklaagden, inderdaad mis
kennen zou."
By de behandeling der begrooting drongen
verleden jaar de Kamerleden Nolting en Yan
der Zwaag op verbetering van den
toestand van het lagere personeel
by de postery en aan.
Thans leest men in De Posthoornhet orgaan
van den Bond „De Post", o. m.
Wanneer men met aandacht de memorie
van toelichting op de Staatsbegrooting van
dit zittingsjaar leest, komt men passages
tegen, die doen zien, dat de belangen van
het lagere personeel by onze takken van
dienst meer dan tot dusverre in het oog
worden gehouden.
Er is „voor periodieke traktementsverhoo
gingen van sommige categorieën van personeel,
voor welke tot dusver anciënniteit niet als
maatstaf gold", ƒ48,700 uitgetrokken. Onder
de bier bedoelde categorieën behooren: assis
tenten, conducteurs, hoofdbestellers en kantoor
knechten. Brievengaarders en postboden wor
den afzonderiyk genoemd. Voor verbetering
hunner traktementen, „waarby meer dan tot
dusverre anciënniteit zal worden in aanmerking
genomen," is 104,000 genoemd.
Ook hier zien we dus eeu begin van het
overgangstydperk tot billijker traktements-
regeling.
Verder wil de Minister te gemoet komen
aan „een bezwaar, dat zich hoe langer hoe
meer doet gevoelen, namelijk het gemis van
de noodige fondsen om aan het lagere perso
neel een jaarlyksch verlof van 7 dagen te
verleeneD."
Voor uitbreiding van personeel is mede een be-
langryke som 151,390) uitgetrokken. Gaarne
hadden we, zegt De Posthoornby dezen post
zien staan, dat er voor uitbreiding van perso
neel wegens „toeneming van het verkeer" en
waar noodig voor hot terugbrengen van den
dienatduur per dag op het vastgestelde maxi
mum van 10 uren een belangryke som
noodig was.
Er is toch in 1897, voor zooveel thans be
kend, 10,326,000] door de administratie ver
diend. Dit bedrag is 206,000 boven de raming.
Naar het zich laat aaüzien zal de raming
voor 1898 10,480,400) niet beneden do
verwachting blyven en de raming voor 1899
bedraagt 11,353,000 of 873,000 meer dan
voor 1898.
Voorts zyn nog voor verbooging en hulp
hoogere sommen uitgetrokken.
De vooruitzichten worden dus beter, besluit
het blad.
»t
Onder het hoofd „Resultaten" zegt Eet
Centrum in een driestar:
Wanneer in later tyd de geschiedenis zal
worden geschreven van den schoolstryd
in Nederland, zal de auteur een merkwaardig
feit te constateeron hebben.
Het feit namelyk, dat de „8ecte"-school, die
men bestreed ia naam der verdraagzaamheid,
juut de toenadering tusschen de verschillende
anti-liberale groepen bewerkte.
En niet woinig zal by zich er over verbazen,
dat van liberale zydo zoo lang en zoo hard
nekkig de stelling werd verdedigd, als zou
alléén door hot openbaar, „neutraal" onder-
wys „kerkeiyke hartstocht en kerkelijke fel
heid" kunnen worden geweerd.
Naarmate de confessionneele school tot
hoogeren bloei kwam, had, naar de voorspel
ling harer tegenstanders, ook de intolerantie
geduchte vorderingen moeten maken in ons
goede vaderland. 9
Als ware furiën hadden de „clericale" partyen
I tegenover elkander moeten staan en het volk
doen zuchten onder de zwart afgeschilderde
gevolgen dor godsdiensttwisten.
Welnu, een ieder kan zich overtuigen, dat
de zaken een geheel anderen loop hebben
genomen.
In stede van hen tegen elkander op te
hitsen tot een stryd op leven en dood, heeft
de byzond6re school de Katholieken en het
gros der geloovige Protestanten dichter tot
elkander gebracht.
En zóó krachtig is zelfs de wederzydsche
waardeering geworden, dat de wanhopige
pogingen van een handvol dweepzieke lieden,
om een herhaling der Aprilbeweging in het
leven te roepen, op een erbarmeiyk fiasco
uitloopen.
Is dit resultaat niet van een groote, mach
tige beteekenis?
Ook van Israëlietische zyde, waar men zoo
lang alleen in het openbaar onderwys heil
zag, gaan thans stemmen op ten gunste der
byzondere school.
De opperrabbyn dr. Dünner maakt zich
blykbaar niet in het minst bezorgd over het
„onverdraagzaamheid"-geroep, waarmede men
het zoogenaamde „sect6"-onderwys poogt ver
dacht te maken. Door do feiten is dit geroep
gelogenstraft.
En in het Utrechtsch Dagblad lazen wij, dat
do school met den bybel in de gemeente
Schoterland wordt bezocht door twee jongens,
waarvan de vader den Israêlietischen gods
dienst belydt.
Wil men sterker bewys, dat de bijzondere
school geen onverdraagzaamheid kweekt, noch
stelselmatig en opzettelyk den godsdienst
oorlog predikt?
Uit de Haagsche Kroniek van de Nieuwe
Groninger Conrant
„Onze jonge Koningin volgt geheel
de werk wy zo van Haar verstandige Moeder
met opzicht tot do afdoening der
Regeermgszaken. Zy is,, als alle
Oranjes, matineus en besteedt de morgen
uren gewooniyk aan hot bestudeeren van de
stukken, die Haar ter toekoning worden toe
gezonden. Geen enkel stuk wordt van Haar
handteekening voorzien zonder dat zy van
den inhoud terdege kennis genomen he9ft, en
wanueer Haar het een of ander niet duidelijk
is, toekent Zy dat aan en vraagt den Ministers,
die by afwisseling op Het Loo komen, om
de zaken to bespreken, de gewenschte op
heldering.
Ook naar aanleiding van de begrootings-
vorslagen, die H. M. met onverdeelde aandacht
leest, gelyk Zy alle budget stukken heeft
doorgeworsteld, moeten byzondere rapporten
zyn gevraagd over een paar aangelegenheden,
die ik nu om byzondere redenen niet nader
aanduiden zal dan met de uitdrukking: bran
dende quaesties."
Vee-uitroer.
In hot „Vad.", dat onlangs o. a. wers op
het feit, dat in ons land met genoeg aandacht
wordt gewyd aan de veelvuldig voorkomende
tuberculose by ons vee, waardoor de Bel
gische autoriteiten, uit kracht van daar te
lande bestaande bepalingen, gedwongen zyn
belemmerende maatregelen te nemen, heeft
de heer Rinkes Borger eenige opmerkingen
gemaakt, die belangryk zyn voor de kennis
van den feitelyken toestand. De scbryver,
die zich een voorstander van represaille
maatregelen noemt, heeft daardoor, naar het
„Vad." opmerkt, niet bewezeD, dat het dreigen
met en het toepassen van die maatregelen
raadziam en Doeltreffend is.
Uitvoerig zet de heer R. B. uiteen, dat do
bewering, als zouden de hooge vleescbprijzen
in Duitscbl nd een ware volksbeweging hebben
doen ontstaan ten gunste van vryen voe-iivoer,
met eenige reserve aient ontvangen te worden.
Volgens een deskundigo terek ning wyst
op oit oogenilik de eigen vleeschproductie
van Duitschland een tekort aan van 6,1 pet.
voor rundvleesch van 3,4 pet. voor varkens-
vleesch en wanneer de veestapel zich in
dezelfde mate uit reidt als in de laatste jaren,
zal het tekort aan varkensvleesch tinnen 2
jaren en dat aan rundvleesch binnen 5 a 6
jaren zyn gedekt.
Met het oog op bovenstaande gegevens
raetnt de heer Borger, dat, wanneer men op
grond van een volksbeweging en van hooge
vleescbpryzen do opening der Duitsche grenzen
verwacht, men zich bly maakt meteendoode
musch.
Wat den raad betreft, om ook in ons land
door het oprichten van abattoirs en door
strenge maatregelen de tuberculose onder het
rundvee te bestrijden, merkt de heer Borger
op, dat, wil men de tuberculose bestryden
met maatregelen zóó streng, dat men op
grond daarvan volledige opening der Belgische
grenzen kan verwachten en vragen, daarmede
gemoeid is een gedeeltelyke uitroeiing van
den veestapel, een geldelijk offer, dat ver
boven onze kracht zou gaan. Hy ineent, dat
ook België wel zal ondervinden, dat een spoe
dige uitroeiing der tuberculose tot d vrome
wenschen behoort, terwyi by het handh »ven
dor thans vigeerende bepalingen de vrije in
voer van Nederlandsch vee in België minstens
een menschenleven onmogeiyk zal zyn.
„Toor "da natuurlijke gesteldheid van onzen
bodem is de veeboudery met alles, wat daaraan
annex is, een d«r belangrykste „van de
weinige" natuurlyke hulpbronnen, die wy be
zitten voor onze stoff lyko wolvaart.
„Zal die veehouderij bloeien, dan is on-
vermydelyk Doodzaktlyk uitvoer van vee
en van de proiucten der veeboudery. De uit
voer van vee is in de laatste jaren als het
ware stelselmatig ingekrompen. Met het argu
ment, dat men bang is voor het invoeron
van besmettelijke ziekten, hebben alle naburige
Staten de grenzen gesloten en sedert men do
tuberculose heeft opgenomen onder de ziekten,
die men vreest, kan het argument blijvend
dienst doen.
Wat is in deze te doen? Er zyn twei
wegen. De eerste is, zich rustig by ö-n
bestaanden toestand neerleggen. De veeboudery
zal zich dan wel vanzelf beperken tut de
behoeften in eigen land, plus den beperkten
uitvoer naar België, zoolang als oit duurt,
en den uitvoer van geslacht vee, zoolang ook
Z(j greep het haastig; haar hand beefde,
toen zy den brief las:
„Wilt gy my het geld leenen?" las zy met
sidderende stem„ik geef het u terug, iedere
maand iets."
Karei lachte en trok een ongeloovig gezicht.
„Gy zult my niet gelooven," zeide zy heftig,
„maar ik heb hem iedere maand ze3 gulden
van myn huishoudgeld gezonden, waarom ik
dan ook naaiwerk in huis nam."
.Karei was opgestaan en had by den haard
plïats genomeD, welke nauweiyks warm was.
Ih z'yn oogen las men een tweevoudig gevoel
vah bewondering en toorn.
„Onzin 1" bromde hy.
Zy stond op en ging naar hem toe; vóór
hem staande, rekte zy zich uit en legde haar
rechterhand op zyn schouder.
„Gy moet het my geven, Karei P' sprak zy
eemgozin8 heftig en met aandrang; „wy kun
nen hem toch niet in de war laten l Het geld
moet betaald worden. Hebt gy dan geen ge
voel? Het is toch uw broeder, Karei 1"
Hy knikte, doch beloofde haar niets en
vermeed haar blik.
„Tweehonderd gulden!" bromde by voor
zich heeD, „het is een schandaal; zyn moeder
spaart het beste uit haar mond en hy drinkt
champagne en speelt kaart. Zulk een ploert l"
Een licht rood steeg in het bleeke, smalle
gezicht van de moeder op; zy moest zich
geweld aandoen, om niet toornig te worden.
Geheel en al kon zy zich toch niet inhouden.
„Gy kunt goed praten, gy zyt nooit in ver
zoeking geweest. Maar hy, wanneer anderen
het hem voordoen I Hy kan zich toch niet
altyd terugtrekken. Dat gaat toch niet; zjj
zouden hem met den nek aanzien."
Karei keek op en zag zyn moeder ver
wonderd in bet gelaat; dan schudde hy met
het hoofd. Hy schreed naar de deur, die naar
zyn kamer voerde.
Den knop in de hand houdende, draaide
hy zich nog eenmaal om.
„Het moet nu met naaien uit zyn, moeder 1"
zeide hy. „Het weinige van uw krachten
zult gy niet verspillen."
„Maar het geld, Karei? Dat moet hy toch
in ieder geval hebben," drong zy aan met
angstigen blik.
Een verlegen lachje vertoonde zich op het
volle gelaat vaa den jongen man.
„Ik heb het bem reeds gezonden. Wel te
rusteD, moeder 1"
Zy bleef ontroerd staan; een gejaagde be
weging, als wilde zy hem achterna snellen,
doch haar knieën knikten en zuchtend viel
zy op den dichtst by staanden stoel neder.
Drie jaren zyn voorbygegaan. Otto keerde
naar huis terug. In triumf werd hy van het
station naar de vaderiyke woning geleid. Ook
Karei kon een gevoel van broedertrots niet
wegcyferen, want Otto was tot griffier be
noemd aan een naburig kantongerecht.
Wat men echter op het station in de ont
roering van het eerste wederzien reeds vluch
tig bemerkt had, vertoonde zich ten laatste
veel duideiyker.
Otto was opvallend veranderd; zyn figuur
was zeer slank geworden, zyn gelaat bleeker;
hy sprak met een kleine neusstem. Hy had
een gouden lorgnet op en was nog stiller en
kariger met zyn woordeD dan vroeger; eerst
de puach maakte zya tong losser en dan
begon hy te vertellen.
Zyn ouders luisterden met aandacht en
hun gezichten straalden meer en meer; men
zag het hun aan, hoe goed het bewustzyn hun
deed, een zoon te hebbeD, die zicb, zooals uit de
vertelling bleek, in zulke hooge kringen bewoog.
Slechts eens opperde de vader bedenkingen.
„Maar hebt gy dat dan altyd kunnen mede
maken?" vroeg by; „dat moet toch veel geld
gekost hebben".
„Ik was spaarzaam", gaf Otto ten ant
woord en boog zich over zyn punchglas, „en
ik was haast altyd gast; een paar witte hand
schoenen was alles, wat ik noodig had; dat
was geen groote uitgave, dat spaarde men
reeds aan eten uit".
Karei kon zyn ongenoegen niet verbergen,
dat in een gevoel van ergernis oversloeg, toen
by zag hoe Otto met een gebaar van tegenzia
de nauweiyks tot do helft opgerookte sigaar in
den aschbak wierp en heimeiyk, toen zyn vader
hem den rug toekeerde, zyn koker uit den zak
haalde en een van zyn eigen sigaren opstak.
Maar zyn ergernis verdween weer spoedig,
toen zyn broeder van zyn schitterende toekomst
ging verhalen, welke tot aan een ministerspost
opklom.
Hy legde zich languit in een stoel, trok de
schouders hoog op en trok een gezicht, als
had hy de ministereportefeuille reeds in handen.
De oude Koster richtte nogmaals tot zyn
zoon de vraag, waarvan hy leefde on hoe
hy rondkwam; aan de moeder verschafte het
daarentegen eeu biyde genoegdoening, toen
zy haar jongste onbemerkt eon gouden tientje
toestoppen koD. Om zich dit genoegen recht
dikwyls te kunnen bereiden, zat zy iedoren
dag eenige uren langer aan de naaimachine.
Vader behoefde het niet te weten, en hy had
er nooit op gelet, omdat de naaimachine altyd
weggeborgen was, wanneer hy thuis kwam,
en by was haast don geheelen dag uit en
zag niets.
Karei ondersteunde zya broeder ook regel
matig, en Otto gewende zich er aan, de offers
vau zyn broer als een soort belasting, welke
hem toekwam, in ontvangst te nemen. Ja,
hy schaamde zich zelfs niet, toan Karei eens
2ya vrywillige betaliog niet gedaan had, hem
er aan te herinneren.
Mettertyd werden die broederlyke aanmanin
gen zóó menigvuldig, dat het zelfs den edel-
moedigen Karei tot last werd, en hy op zekeren
dag zyn broeder er opmerkzaam op maakte.
Otto trok de wenkbrauwen in de hoogte en
zeide trotsch:
„Beteekent dat, dat gy my niet moer helpen
wilt? Gy weet, vroeg of laat maak ik promotie,
en dan kunt gy alles met interest terug
bekomen."
„Met rente?" Karei lachte. „OnzinI Ik zou
zelfs mets van u terug willen hebben!"
Do griffier trok een hoogmoedig gezicht.
„Denkt gy, dat ik een geschenk van u aan
neem? Wanneer ik slechts rechter ben, is
hot voor my een kleinigheid die ongelukkige
paar honderd gulden terug te geven!"
Een pyolyke stilte volgde op deze kleine
woordenwisseling. Karei liet het in het ver
volg, zyn broeder Otto iets van zyn spaar
penningen aan te bieden, en de laatste vroeg,
dank zy zyn trots en gevoel van eigenwaarde,
niet meer aan zyn broeder, hoe zwaar hem
die hooghartigheid ook viel.
Op zekeren dag werd er aan de gangdour
der familie Koster gebeld.
Vrouw Koster opendo en was niet weinig
verwonderd, oen élégante verschyning voor
zich te zien, hetgeen in dit stadsgedeelte
een byzonderheid was.
„"Woont bier mr. Koster?"
Vrouw Ko3ter lachte vriendelyk, zooals
altyd, wanneer zy den titel en den naam
van baar lieveling hoorde.
„Myn zoon is op het oogenblik niet thuis,"
gaf zy tot bescheid, „maar by kan ieder
oogenblik terugkomen; hy moest slechts even
in den omtrek een boodschap doen."
„Pardon 1" zeide de fraai gekleode heer gq
sloeg met zyn hand tegen zyn hoed. „Ik wist
niet, dat ik de eer had zyn moeder te spreken;
ik ben Van Markwold."
Vrouw Koster boog diep. Een glans van
genoegen kwam op haar gelaat. Mr. Van
Markwold, de collega van haar zoon, dio heel
naar de Rugenerstraat kwam om zyn vriend
een bezoek te brengen 1 (Wordt vervolgdJ