Keizer Wilhelm te Jeruzalem.
Over den intocht van het Keizerpaar in
Jeruzalem schrift de „Köln. Ztg." het vol
gende:
Zaterdagmorgen om zes uren werd de tocht
van het tenteLkamp by Bab el "Wad naar
Jeruzalem aangevangen. Hoe dichter men by de
heilige stad kwam, des te meer groeide de
volksmenigte, die den Keizer en de Keizerin
met geestdrift begroette, aan. Door de met
vlaggen, guirlandes en eerepoorten versierde
straten kwam de stoet, voorafgegaan door
banierdragers, welke de Keizerlijke standaarden
droegen, eenige minuten na elf uren, by het
legerkamp voor het noordelijk gedeelte der
stad aan, en nadat het ontbijt gebruikt was,
begaven de vorstelijke reizigers zich van de
Jaffa poort to voet naar de kerk van het
Heilige graf, aan den ingang waarvan zij door
de Roomsch-Katholieke, do Grieksch orthodoxe
en de Armenische geesteiykhtil werden ont
vangen.
Aan hot hoofd der Eoomsche geestelijken
hield de Latijnscho patriarch, monseigneur
Piavi, de volgende toespraak:
„Do godsdienstige hulde, dia Uwe verbeven
Majesteiten aan onzen Verlosser zyn komen
brengen, is oen zoo groote daad van vroomheid,
dat zy bewondering afdwingt, want zjj bewijst
het diep godsdienstige gevoel, waardoor Uw6
Majesteiten bezield zijn. In een tijd van gods
dienstige onverschilligheid is het voorbeeld,
dat Uwe Majesteiten hierdoor geven, in waar
heid verheffend, en het zal niet nalat- n goede
gevolgen te hebben voor het aanzien der
Christenen Zeker zal de barmhartige God Zyn
rijksten zegen over Uwe Majesteiten uitstorten.
Onze innigste wen6chen en onze gebeden
smeeken voor Uwe Keizerlijke en Koninklijke
Majesteiten welvaart, geluk en een lang leven,
ter eere van God en tot welzijn van het volk,
dat de Voorzienigheid aan Uw rechtvaardig
en wijs bestuur heeft toevertrouwd."
Öok de Grieksch-orthodoxe en de Armenische
patriarchen hielden toespraken tot de Vorsten,
die daarna do Kerk van het Htilige Graf
binnengingen.
Nadat de Keizer het adres van de patriarchen
in die kerk in ontvangst had genomen, bracht
de keizerlijke stoet een bezook a3n het graf
zelf, vervolgens aan het Latynscbe gedeelte
van het gebouw, aan de krypten en aan de
voorstelliog van de kruisiging. De Keizer
bracht hier tien minuten door. By hun terug
keer werden de Keizer en de Keizerin luide
toegejuicht; de weg was met tapijten belegd,
waar men palmtakken overheen wierp.
Van deze kerk begaf het Keizerpaar zich
naar de nieuw gebouwde Kerk van den
Verlosser, waar de minister van eerediensten,
dr. Von Bosse, een toespraak hield. Do
minister herdacht allereerst de historische
herinneringen, die zich aan dez9 plaatsen
vastknoopen. Hij riep het tijdstip in het
geheugen terug, toon den 7den November
1869 kroonprins Friedrich Wilhelm, de latero
Keizer Friedri:h III, van dezen grond voor
de Pruisische Kroon plechtig bezit nam. Hij
herinnerde aan de groote werkzaamheid van
de Johanniter orde, die in vroegere eeuwen
van daar uitging; aan de Kerk „Sancta Maria
latina major", die eens daar stond en nu op
'a Keizers bevel als Evangelische Kerk van
1en Verlosser nieuw is opgebouwd en op de
Inwijding wacht. Dankbaarheid en vreugde
rer7ullen de harten der Evangelische Chris
tenen van Palestina, van Duitschland en van
de geheele wereld, omdat de Keizerlijke
Majesteiten door hun tegenwoordigheid b;j
deze historisch gewichtige gebeurtenis, daaraan
do hoogste wijding geven. Hier en in het
vaderland stijgen uit de ontelbare Duitsche
harten zegenbeden omhoog od, zoo eindigde
de minister, „nu, dank zij den wereldvrede,
die door de wijsheid en de macht van den
Keizer bewaard bleef, bet Keizerpaar ver van
het vaderland hier kan vertoeven, voor een
werk des vredes, moge Jeruzalem en de
Vcrlosserskerk steeds een plaats des vrodes
blijven."
Hierna werd de kerk door bet Keizerpaar
nauwkeurig bezichtigd, waarbij zij ver-
schtidehe personen, die voor de plechtigheiJ
naar Jeruzalem gekomen waren, aanspraken.
Om zes uren had er in het gebouw van
den Duitschon consul een receptie plaats van
het consulaire corps, de Turkscho autoritei
ten, de drie patriarchen eu verdere hooge
kerkdienaren.
Toen do Keizer gedurende zijn verblijf in
Konstantinopel het landgoed, genaamd „La
dormition de la Sainte Vierge", te Jeruzalem
had verkregen, tesloot by dit landgoed af te
staan aan de „Duitsche vereeniging in het
Heilige land," in het belang van de Duitsche
katholieken. De Keizer deelde dit, geiyk in
een vorig nommer gemeld, aan den cirecteur
van het Duitsche katholieke hospitium in
Jeruzalem, pater Schmidt, bjj de receptie op
het consulaat, mede.
Door dit geschenk kan de Keizer van de
dankbaarheid der Katholieken zeker zijn. Het
bezit van óit stuk grond toch, was een lang
gekoesterde wensch van allo Katholieken in
Palestina, omdat op die plaats het sterfhuis
van Maria moet gestaan hebben. Het ligt
naast het zoogenaamde „Graf van David,"
e n der grootste heiligdommen van de Mahome-
danen. In dit „Graf van David," een trotsch
getouw, beïindon zich de zaal, waar het
Heilig Avondmaal werd gebruikt, en do zaal,
waarin de voetwassching plaats had. Dit
gebouw zullen de Christenen voorloopig wel
niet in hun bezit krijgen. Van veel belang
is nu echter het bezit van het aangrenzende
jdormition," omdat dit den Christenen steeds
een vrijen toegang tot de zaal van het Avond
maal waarborgt. De gelden, die door de
Katholieken byeengebracht zyn, sedert jaren
reeds, om „La dormition" to koopen, zullen
nu bestemd worden voor den bouw eener
nieuwo katholieke kerk in Jeruzalem.
Aan de patriarchen en aan enkele andere
hooge geesteiyken werden door den Keizer
hooge ordeteekenen verleend.
De Dally Telegraph" deelt mede, dat de
Turksche oorlogsschepen, die naar Haifa
waren gezonden om het Duitsche eskader te
salueeren, te laat zyn aangekomen. Nadat de
Keizer eenige uren had gewacht, is hy zonder
de gebruikelijke saluutschoten aan land
moeten gaan. Evenwel zyn er toch saluut
schoten gelost van het fort van Saint-Jean
d'Acre. De leden van het gevolg van den
Keizer zyn ook to laat aangekomen.
Verder wordt uit Jeruzalem geseind: Na
de plechtige inwyöing van do Kerk van den
H. Verlosser las keizer Wilhelm een aanspraak
voor, waarin hy er op wees, dat te Jeruzalem
het gemeenschappeiyk werk geschiedt, dat alle
Christenen, boven geloofsverschil en natie,
in apostolisch geloof vereenigt. Van Jeruza
lem kwam het licht, in den glans waarvan
het Duitsche volk groot en heerlyk geworden
is. Wat de Germaansche volken geworden
zyn, zyn zy geworden onder do kruisbanier,
het teeken van zelfopofferende naastenliefde.
Gelijk voor byoa tweemaal duizend jaar moest
ook heden uit Jeruzalem de kreet weerklin
ken, die het verlangend hopen van allen be
vat: „Vreie op aarde!"
De Keizer vernieuwt de gelofte zijner voor
vaderen „Ik en myn Huis wy zullen den Heer
dienen." Hy noodigt allen uit, een zelfde
gelofte te doen. De Keizer besloot met de
bede: God ge7e, dat het vertrouwen op Hem,
naastenliefde, geduld in lydensnood en flinke
arbeid de edelste sieraden zullen biyven van
het Duitsche volk, opdat de geest van vrede
der Evangelische Kerk meer en meer bet volk
doordringe en heilige.
De Keizer gaf Z. H. den Paus telegraphisch
kennis van den aankoop van het stuk grond
„Dormition de la Sainte Vierge" en hetin-ge-
bruik geven daarvan aan de Vereeniging van
bet Heilige Land. Het is hem aangenaam te
kunnen toonen hoe dierbaar hom de godsdien
stige belangen der katholieken zyn, die hem
ter behartiging zyn toevertrouwd.
Z. H. de Paus antwoordde, dat hy zeer ge
troffen was door déze goede tyding, en pprak
zyn groote volJoeniDg er over uit. Hij was er
zektr van, dat allo katnolieken van dank voor
Zyne Majesteit zouden vervuld zijn. Z. H. sluit
zich by anderen aan in het brengen van een
oprechte dankbetuiging.
Keizer Wilhelm heeft het volgende tele
gram gezonden aan den Groot Hertog van
Baden: „Ik ben zoo pas teruggekeerd van
myn bezook aan de Kerk van het Heilige
Graf. De gedachte, te wyden aan de plaats,
waar het grootste wonder voltrokken is, de
Verlossing der menschen door het sterven
van onzen Heiland, is ciep treffend en ver
heffend. Vele landgenooten zyn hier in „ge-
ho'oener stimmung".
Het weer is prachtig. De Sultan heeft my
de opmerkzaamheid bewezen my in bezit te
stellen van een territorium, waarop ik onzen
Duitscben Katholieken heb toegestaan een
kerk op te richten. Myn Katholieke onder
danen zullen daaruit kunnen zien, hoe ik de
bescherming hunner godsdienstige belangen
te harte neem."
De Duitsche katholieke pers toont zich
zeer ingenomen met de overgave van het
stuk grond, „Dominiton de la Sainte Viege"
aan de „Duitsche Vereeniging van bet Heilige
Land." De „Germania" zegt o. a.:
„Na de tweemaal herhaalde verwoesting
van de stad Jeruzalem, waarby geen enkele
steen op den anderen bleef, zyn de plaatsen
van Jeruzalem, wat bouworde betreft, natuur-
ïyk aan herhaalde veranderingen onderwor
pen geweest en evenals het Coenaculium
op zichzelf slechts de plaats aanwyst,
waar Christus het laatste Avondmaal hield,
zoo wyst ook het Dormitio van de Moeder
Gods slechts de plaats aan, waar de
Moeder van Jezus haar woning had opge
slagen en haar dagen heeft geëincigd. Ten
tyde van de Heilige Helena stond daar de
„Apostolskerk", welke in de dagen van do
kruisvaders de „Mariakork" werd genoemd.
Op de plaats, welko thans is gegeven aan
de Vereeniging van het Heilige Land, zal
zich nog menige steen bevinden, welks ouder
dom reikt tot in den tyd van het eerste
Christendom en die op dezelfde plaats weer
voor de Katholieke kerk zal gebruikt worden."
KOLONIËN,
BATAVIA, 27 Sept. - 4 Oct.
De benoeming van mr. De Meester heeft er
toe geleid, dat de gouverneurszetels te Makas
sar en Padang open zyn gekomen; de laatste
zal echter, met het oog op de reorganisatie
van het bestuur over Sumatra's Westkust,
slechts tydeiyk bezet worden.
De eerste arbeid, dien de heer De Meester
aanvaarden zal, zegt de „J. B.", is het bestu-
deeren der quaestie of het wenscheiyk en
mogeiyk zal blyken van de traktementen der
ambtenaren en officieren patentenbelasting te
heffen.
Om gemakkelijk gegevens te kunnen be
komen van het departement van financiën,
heeft de vice-president zyn bureau opgeslagen
in de Kamer in het paleis op het Waterloo-
plein, waar tot nu toe de secretaris van den
raad van Indië zetelde.
De opdracht aan den heer Joekes, resi
dent van Riouw, om zich te belasten met
de functiën van gouverneur van Sumatra's
Westkust, houdt verband met de reorganisatie
voorstellen betreffend dat gewest, waardoor
de betrekking van gouverneur zou komen te
vervallen, om plaats te maken voor die van
resident der Padangsche Boven- en Beneden-
landen. Om gelyke reden is ook bet ambt
van resident der Bovenlanden na het aftreden
van den heer Prins onvervuld gelaten, daar
men dat gewest in een afdeeling wil verande
ren en dienvolgens aan een assistent-resident
wenscht toe te vertrouwen.
Van al de buitenbezittingsche residenten is
de heer Joekes de oudste in anciënniteit; in
Mei 1891 werd hy voor het eerst tot dien
rang benoemd en in 1895 ging hy met buiten-
landsch verlof. Na zyn terugkomst werd hem
in April 1896 het gewestelyk bestuur van
Riouw toevertrouwd.
Te Padang loopt volgens de „Sum. Ct."
het gerucht, dat in de Padangsche Bovenlan
den een petroleumbron is ontdekt.
Uit de Molukken werd aan het „Centr."
geschreven
Het koppensnellen onder de Alfoeren van
Z.-Ceram neemt in den laaisten tyd schrik
barend to9, vooral in de afdeeling Hatoesoea.
Daar ia eenigen tyd geleden de posthouder
door een bende roet geweren gewapende
Alfoeren met moord en gesneld worden be
dreigd, zoo hy eenige tot dien Alfoerschen
st3m behoorende mannen, die hy gevangen
had gezet, niet in vryheid stelde. Door de
grootste doodsverachting te toonen en dien
wilden onder het oog te houden, wat hun te'
wachten stond, zoo zy een dienaar van de
kompanie vermoordden, is dat gespuis afge
trokken.
Volgens ooggetuigen moet die posthouder
van Hatoesoea by die gelegenheid een zeld
zame tegenwoordigheid van geest getoond
hebben. Toen by zyn weigering de Alfoeren
ongeveer 20 geweren op hem richtten en
dreigden af te trekken als hy nog eens weigerde,
toonde hy de grootste kalmte, deed geen stap
achteruit en zei nog: „Schiet my neer zoogy
durft, maar weet, dat, wanneer ik val, ik, een
dienaar der kompanie, binnenkort een oorlogs
schip zal komen met de noodige soldaten om
myn dood te wreken."
In militaire kringen loopt het gerucht,
dat de commandant van het leger zich by den
gouverneur generaal beklaagd heeft over het
gering aantal decoratièn, dat den 31sten Aug.
aan officieren en minderen is ten deel gevallen,
vooral omdat in Nederland het leger zoo on
gemeen ryk bedeeld is geworden. (B.-iV.)
Het na-stuk van het drama Van der
Heyde is te Kajoe-Tanam afgespeeld. Voor den
rapat aldaar heeft terecht gestaan de inland-
sche vrouw Si Marianne, beschulaigd van
wylen Van der Heyde uit de gevangenis te
Padang te hebben belpen ontvluchten en van
medeplichtigheid aan het door hem gepleegd
verzet, toen men hem in de buurt van Parit-
Malintang wilde arrestoeren. De „Sum. Ct."
brengt in herinnering, dat beweerd wordt:
indien wetteiyk bewezen is, dat Marianne in
den zin, door de wet bedoeld, Van der Heyde
behulpzaam geweest is om uit zyn gevangenis
te breken, zy ook te Padang had behooren
terecht te staan.
De rapat werd voorgezeten door den heer
L. W. H. De Munnick. By de opening der
terechtzitting bleek, dat de aangewezen ver
dediger van beklaagde niet verschenen was,
weshalve de beer Dja Endar Moeda, redacteur
der „Pertja-Barat", aan den vooizitter der rapat
verzocht, om beklaagde belangloos als verde
diger te mogen bystaan. Dit verzoek werd
toegestaan.
Het eind is geweest, dat beklaagde, aldus
meldt de „Sum. Ct.", veroordeeld werd tot
één jaar dwangarbeid, wegens hulpverloening
by de ontvluchting van Van der Heyde uit
de gevangenis.
Van Lombok schryft men, dat men het
plan, om de bezetting van Ampenan naar
Tjakra Negara over te brengen, voorloopig
scbynt te hebben laten varen.
"Wel is Tjakra vooral in den regentyj veel
gezonder dan Ampenan, doch de tedoelingis
blykbaar, om de legering van troepen op het
pas onderworpen eiland van zoo tydelyken aard
te maken, dat men het jammer vindt, om veel
geld voor nieuwen kazernebouw uit te geven.
Men zegt, dat, als de inkomstenbelasting
voor officieren wordt doorgedreven, zal worden
voorgesteld, om de muziekcorpsen van de veld
en garnizoenstroepen voor rekening van het
ryk te nemen.
ATJEH.
Aan een telegram van den civielen en mili
tairen gouverneur van Atjeh en Onderhoorig-
heden, gedagteekend uit het bivak te Poelau
Tjibrik, 30 September, ontleent de „Java Ct."
het volgende:
Den 27sten September werd door noordelyk
Tjoenda en Nizam opgerukt tot missigit Blang
Pandjang in Sawang. De. stryders van Pasan-
gan verlieten, zonder tegenstand te bieden,
overhaast hun stellingen, welke door de
betrokken hoeloebalangs bezet of verbrand
werden. Er viel geen schot.
Den 28sten September werd over Gende
Manei opgerukt naar Poelau Tjibrik en Lho
Iboes; do vyand gaf ook hier allo stellingen
zonder verdediging prys en zyn versterkingen
werden ook hier verbrand of bezet. Het bivak
werd betrokken aan weerszydon van de
KroeDg Manei.
Den 29sten September was deze rivier door
bandjir ondoorwaadbaar. De overste Koster
rukte met de marechaussees en het 14de bat.,
die op den linkeroever der rivier gelegerd
waren, over Tjot Batak en de beide Leboes
naar Gló Printjik.
Da lieden uit Pasangan hadden hier talryke
versterkingen bezet, waaruit zy echter na ge
ringen tegenstand verdreven werden met
achterlating van 10 dooden.
Aan onze z«jde werd één Amboineesch
marechaussee licht gewond.
Toekoe Bintara Ssctie Moeda van Gloempang
Doca volgde met zyn volk de colonne en
vernielde 's vyands versterkingen.
Den dag van het afzenden van het telegram
werd gefourageerd aan de Koeala Manei en
den volgenden dag zou worden voortgerukt
naar Pasangan.
By hot overtrekken van de Kroeng Koekoes
verdronken de Europeesche wachtmeester Savi,
de Europeesche cavalerist Meyer en een
rykspaard.
De weersgesteldheid was nog goed en de
gezondheidstoestand bevredigend.
Uit Segli werd onder dagteekening van
30 September door den 2den bevelhebber der
expeditionnaire troepen geseind, dat van den
26sten tot den 29sten dier maand een tocht
was gemaakt naar de moekim Panté Radja,
Peudoee Pangwa en Trièng Gadéng (aan de
grens van Merdoe).
De bevolking was overal in haar kampongs
aanwezig en de hoofden meldden zich by den
bevelhebber.
De weersgesteldheid was regenachtig, de
gezondheidstoestand goed.
Uit Segli word onder dagteekening van
30 September door den 2den bevelhebber der
expeditionnaire troepen geseind, dat van den
26sten tot den 29sten dier maand een tocht
was gemaakt naar de moekims Panto Radja,
Peudoeö Pangwa en Triëng Gadeng (aan de
grens van Merdoe). De bevolking was overal
in haar kampongs aanwezig en de hoofden
meldden zich by den bevelhebber.
De weersgestel heid was regenachtig; de
gezondheidstoestand goed.
Door den Gouverneur-Generaal van Nod.-Indiö
zijn de volgende beschikkingen geDomen:
CIVIEL DEPARTEMENT. Verleend: wegens
langdarigen dienst, een jaar verlof naar Europa,
aan den architect der tweede ldasse bij den water
staat en 's lands Burgerlijke Openbare Weiken
C. Doesburg.
Ontslagen: wegens ziekte, eervol uit zijn
betrekking, de commies 2do klasse bij den post
en telegraafdienst R. F Lantzius.
Benoemd: bij het Binnenlandscli Bestuur op
Java en Madoera:
tot controleur 2de klasse de adspirant-controleur
J. F. E. Ten Brink;
tot adspirant-controleur F. H. G. J. Van Leeuwen,
thans ter beschikking van den directeur van Binnen-
landsch Bestuur;
tot opzichter-machinist 2de klasse bij de exploi
tatie van Staatsspoorwegen op Java de machinist
der lste klasse A. L. Fitter.
Bg de exploitatie der Staatsspoorwegen op Java.
Benoemd: tot chef der werkplaatsen de wd.
adjunct-chef der 3o afdeeling W. J. 'Jjnssens Keiser;
tot adjunct-chef der 3de afdeeling de ambtenaar
op non-activiteit W. G. Muyderman.
Geplaatst: bij de Westerlijnen de benoemde
chef der 3de afdeeling H. Ch. Raven, de chef der
werkplaatsen W. J. Tjassens Keiser en de adjunct-
chef W. G. Muyderman.
By den Waterstaat en 's lands B. O. W.
Overgeplaatst: van de ros. Palembang naar
de res. Semarang de opz. lste kl A. D. Jansen,
van do res. Semarang naar de directie, de opz.
lste kl. J. B. Westhotf.
Benoemd: tot adspirant-hontvester bij bet
Boschwezen op Java en Madoera C. R. S. Ritsema
van Eek, gestold ter beschikking van den gouver
neur-generaal, om te worden benoemd tot tech
nisch ambtenaar bij bet bosebwezen.
Benoemd: met ingang van 3 October 1898
tot president van de Weeskamer te Batavia. Mr.
D. Beets, thans belast met de waarneming der
betrekking van lid dier Kamer.
Bij den post- en telegraafdienst
Ontheven: eervol van het beheor van het
kantoor te Kotta-Radja en overgeplaatst naar
Padang, de commies der lste klasse J.Remmers;
eervol van het beheer van het kantoor te Djoeana
en overgeplaatst naar Semarang, de commies der
2de klasse W. H. March;
eervol van het beheor van het kantoor te An jer
en overgeplaatst naar Weltevreden, de commies
2de kl. E. Bokhorst.
Benoemd: tot chef van het kantoor te Kotta-
Radja de comm. lste kl. P. H. Vogelzang te Padang;
tot chef van het kantoor te Djoeana de comm.
2de kl. F. J. Clarenbach te Semarang;
tot chef van het kantoor to Anjer de comm.
2de kl. J. R. Courant te Soerabaia.
DEPARTEMENT VAN OORLOG. Overge
plaatst: bij het 4de depot-bataljon de 2de luit.
bij het garmzoens-bat. van Palembang, geëvacu
eerd naar Batavia, H. C. Van Lamoen.
Verlengd: met een maand het hem wegens
ziekte verleend verlof:
naar Soekaboemi aan den kap. der inf. bij het
8nbsistentenkador te Batavia P. J. E. Louw;
naar Tasikmalaja aan den lsten luit. der inf.
bij de depot-comp. van het 2de reserve-bataljon
G. Radorsma.
Ontslagen: met ingang van 3 October 1898,
op verzoek, wegens volbrachten diensttijd, eervol
en met behoud van recht op pensioen uit Hr. Ms.
militairen dienst, do majoor-intendant bij de mili
taire administratie W. D. J. Bezemer.
Benoemd: tot lsten luit., bij het wapon der
inf., de 2de luit. C. H. Eilers;
tot lsten luit. bij bet wapen der genie, de 2de
luit. V. L. Hors.
Bij de militaire Administratie.
Bevorderd: tot kap.-kwartierm., de lste luit.-
kwartierm. L. Do Roock.
Benoemd: tot magazijnmeester 3de kl. (2de
luit) de magazijnmeester 4de kl. J. Van Weerden
Poelman.
Verleend: een maand verlof naar Lawang
(Pasoeroean) wegens particuliere belangen aan
den militairen apotheker der lste kl. J. Douwes.
Overgeplaatst: van Padang naar den
gewestelijken en plaatselijken geneeskundigen
dienst in de Hde militaire afd. op Java to Mago-
lang, de offL v. gez. 2de kl. H. Nauta.
Verlengd: met een maand bet verleend ver
lof wegens ziekte naar Soekaboemi, aan den kap.
der iDf. bij bet subsistentenkader te Batavia,
geëvacueerd van Atjeh, H. A. Do Graaf.
Overgeplaatst: naar de troepenmacht in
Atjeh t. n. i. de majoor bij het 2de bat. P. H.
Van der Wedden;
naar het 2de bat., de majoor bij het 3de bat.
J. C. Lindgreen;
naar het commandemcnt van Sumatra's West-
kunst t. n. i., de lste luit. bij het lste garnizoens
bat. van Atjeh en Ondcrhoorigheden geëvacueerd
naar Padang A. J. J. G- Prinsen
naar de lste afd. van het depart, van oorlog,
en gevoerd h la suite van zijn wapen, de lste
luit. bij het subsistentenkader te Batavia W. ft,
Rozendaal.
DEPARTEMENT VAN MARINE. Overga
plaatst: van de „prins Hendrik" op do
met ontheffing vafi de waarneming van Jen
administratievon dienst aan boord van oerstgè,
noemden bodem, de off. van adra. lsto kl. J.
Grootendorst,
Belast: met d© waarneming van den adrni.
nistratieven dienst respectievolijk aan boord van
Hr. Ms. wachtschip „Gedeh" en Hr. Ms. pantser*
schip „Prins Hendrik der Nederlanden, do uit
Nederland verwacht wordende officieren van admi*
nistratie lste klasse A. M. Post Uiterwcer en W,
Baerts.
Vergund: om te repatriëeren respectievelijk
wegens langdurig verblijf en wegens ovorcompleet
aan de officieren van administratie lste kl. J. W,
Groeneyk en J. A. Grootendorst van IIr. Ms. wachL
schip „Gedeh", eerstgenoemde na overgave van
den administratieven dienst aan den nieuwen
titularis.
Overgeplaatst: van de „Koningin Emma"
op de „Domo", de luit. ter zee 2de kl. J. Wolter-
beek Muller;
van do „Sumatra" op het opnemingsvaartuig
„Banda" op folio van luit. ter zee 2do kl., do adel-
borst lste kl. Ph. De Kanter;
van de „Gedeh" op de „Bromo", belast met het
bevel over dien bodem en opgedragen de betrok
king van oudstaanwezend zeeofficier tor reedo
Soerabaia, de kapitein-lnitenant ter zee W. Römer.
Vergund: om te repatriëeren aan den kapt.-
luitenant ter zee J. H. Calmeyor, wegens over
compleet. die tevens eervol wordt ontheven van
de betrekking van oudstaanwezend zeeofficier ter
reede Soerabaia en van het bevel over Hr. Ms.
„Bromo".
Ontslagen: op verzoek, met ingang van 3
October 1898, eervol uit 's lands dienst de klerk
bij hot Marine-établissement te Soerabaia F. M.
Fuybens.
Bij den dienst der Bebakening en Kustver-
licbting in Ned.-Indiö.
T ij d e 1 ij k belast: met de waarneming der
betrekking van lsten stunrman aan boord van
hot stoomschip „Cheribon", de ambtenaar op non
activiteit, laatstelijk lste stuurman bij de goaver-
nements-marine D. C. Ten Havo.
Opgave van passagiers, van Batavia vertrokken
naar Europa per ss. ^Prinses Sophie", comm. F.
W. Sooraor
Kapt. luit. ter zee J. Slot, conlr. 2de kl. B. B.
B. L. Van Bijlevelt met echtg., gep. ros. der Lam-
pongscbe districten J. Van Wijk, gep. ass -res,
van Batavia K. A. Schneider en familie, gep.
maj. int. dor mil. adm. W. D. J. Bezemer, kapt.
int, der mil. adm. C. Broeksma mot echtg pres.
van de Weesk. Mr. G. J. A. Van Berckel, ass.-
res. van Tjilatjap E. M. Poortman en familie, de
beeren W. De Waard, I. M. A. I. Mulder, E. Var
der Leeuw, S. L. Van Nierop, C. Meissner, H.
C. C. Fraissinet en familie, F. J. Knoops met
eebtg. en kindje, hoofding. J. A. Dijkstra, niej.
J. H. Kesoler, mevr. de wed. Nije, F. H. Reave-
kamp Gille en zoontje, H. F. Hamelberg, benevenr
Hr. Ms. militairen en schepelingen.
Staats begrooting 1899.
Algemeene beschouwingen.
Het afdeelingsonderzoek der Tweede Kamer
heeft aanleiding gegeven tot de volgend©
beschouwingen en opmerkingen.
Van verschillende zyden werd betoogd,
dat de minister van financiën in zyn red©
tot aanbieung der Staatsbegrooting over 1899
van den financiëelen toestand geen duidelyk
bee'i geeft. In die rede mist men een alge
meen overzicht van den staat der geldmiddelen.
In afwyking met de millioenenrede van
het vorige jaar, heeft de Minister in plaats
van vyf, de laatste zes jaar byeengevoegd,
hetwelk natuurlyk op de einduitkomst een
gunstig gevolg moest hebben, omdat het jaar
1892 met een bclangryk overschot sloot.
Uit de medegedeelde cfifers volgt, dat bin
nenkort een nieuwe leening van aanzienlyk
bedrag gesloten zal moeten worden. Had d©
Minister een juist overzicht van den finan-
ciëelen toestand gegeven, dan zou daaruit
gebleken zfin, dat ook de Regeering het zorg
wekkende van den stand van zaken inziet.
Anderen kwamen tegen dit oordeel op.
Zy betoogden, dat al do aangevoerde cyfers,
aan de millioenenrede ontleend, juist zyn, en
dat ook, naar 's Ministers inzicht, de staat
van zaken zoo niet zorgwekkend, dan toch
zorgeischend is, biykt voldoende uit zyn op
merking, dat de sterke toeneming vanonder
schcidene middelen het „lichtpunt in deft
toestand der financiën is."
Sommige leden kwamen tot de conckisip,
dat de algemeene toestand der geldmiddelen
het noodig maakt naar het verkrygen vas
evenwicht tusschen de inkomsten en de uit*
gaven der Staatsbegrooting te streven.
Het hooge bedrag van het geraamde tekort
werd zeer bedenkeiyk geacht. Erkend werd,
dat de uitkomst geheel anders zou zyn,
indien de herziening van het personeel en
de nieuwe regeling van de financiëele ver
houding tusschen Ryk en gemeenten waren
achterwege gebleven.
Hiertegenover werd door andere leden herin
nerd, dat de nieuwe regeling noodzabelyk was
geworden, om eeD einde te maken aan een
toestand, die op den duur onhoudbaar was.,
Er waren voorts enkele leden, die opnieuw
aandrongen op afschaffing van het personeel
als Ryksbelasting en afstand van cit miJdel
aan de gemeenten.
Vele leden konden zich niet vereenigen
met de wfize, waarop de minister van financiën
beproeft het geraamde tekort van meer dan
11 '/2 millioen tot ongeveer l'/8 millioen terug
te brengen. In de tweede plaats kwamen
vele leden er tegen op, dat de Minister rekent
op een besparing van ƒ3,000,000 op de ge
raamde uitgaven, daar de uitkomsten van de
diensten van 1896 en 1897 geen reden geven
om op zulk een besparing te rekenen.
Het tekort van meer dan 11*/, millioeil
had, naar veler meening, aanmerkelyk minder
kunnen zyn, indien by de bepaling der uit
gaven meer rekening ware gebonden met
den toestand der financiën.
De voorafgaande beschouwingen bleven niet
zonder tegenspraak. Verscbillendo verhoo*
gingen, zoo betoogde men, worden voorgesteld
ten gevolge van het lofwaardig streven om
wenscheiyke verbeteringen en hervormingen
aan te brengen.