N». 11860 Maandag 34= October 1898 r 1.10. <Qourant wordt dagelijks, met uitzondering van (Zon- en feestdagen, uitgegeven. Derde Blad. JET euilleton. Het Yisschersineisje. LEID PRIJS DEZER COURANT: Voor Leidon per 8 maanden. Franco per post Afzonderlijke Notmnera 1*0. PRIJS DER AD VERTENTLËN: Van 1—6 regels f 1.05. Iedere regel meer f 0.17|. Grootore letters naar plaatsruimte. Voor het incasseeren buiten de stad wordt f0 05 berekend. liet ontworpen Rjjkszuivelcontröle- station te Leiden. Door een achttal boatuursleden der Ver- eeniging tot bestrijding van knoeierijen in don boter- en kaashandel is oen adres gericht tot de Tweede Kamer, naar aanleiding van het ingediende wetsontwerp tot wijziging en aan vulling van het hoofdstuk Binnenlandsche Zaken der Staatsbegrooting voor 1898, waarbij f o. a. gelden worden aangevraagd voor de oprichting van een Rykszuivelcontrólestation te Leidon. Gelijk bekend is, stelt de Regeering de oprichting van zoodanig station voor ter bereiking van drieërlei doel. In de eerste plaats zal het station dienst doen voor het gerechtelijk boter-onderzoek, ter uitvoering der boterwet, dat thans aan de Rykslandbouw- proefstatioDS is opgedragen, maar dat beter tot zijn recht zal komen aan een speciaal voor 3it doel ingericht laboratorium. Dit is van te meer gewicht, nu een herziening der boter wet is aangekondigd, welke, indien zij tot stand komt, tot een belangrijke uitbreiding van bet aantal boter-onderzoekingen zal aanleiding geven. In de tweede plaats zal het zulvel- contrölestation zich belasten met het instellen van wetenschappelijke, stelselmatige onder zoekingen betreffende boters en surrogaten van bekende samenstelling, met het oog op de verbeteringen, welke nog in de metboden van onderzoek dier waron kunnen worden aange bracht. In de derde plaats zal aan het station de gelegenheid worden opengesteld voor boter- producenten om hun producten en hun be drijf tö stellen onder toezicht van Rijkswege. ^De acht bestuursleden der Vereeniging tot bestrijding van knoeierij in den boter- en kaashandel betoogen nü in het'adres, "dat bet onbillijk is, de gelegenheid om zich onder toezicht te plaatsen alleen open te stellen voor boterproducenten en niet ook voor boter- handolareD. Dat het adres niet onderteekond is door het bestuur in zijn geheel, is wellicht toe te schrijven aan de omstandigheid, dat eDkele bestuursleden zich met den inhoud niet konden vereenigen. Waarschijnlijk zal dit adres ocbter in het Voorloopig Verslag der Tweede Kamer weerklank vinden en dan zal de minister van binn9nland8che zakeD, voorgelicht door den directeur-generaal, chef der afdoeling land- 1 bouw, zeker niet in gebreke blijven de gerezen bezwaren te weerleggen. Het adres is evenwel ook in de dagbladen gepubliceerd en richt zich hiordoor tevens tot het publiek, dat in deze zaak belang stelt. Vandaar, dat de ondorge- noomde beeren het raadzaam hebben geacht, naar aanleiding van het ingediende adres, het een en ander in het openbaar op te merken. Vooreerst vestigen wij zoo zeggen zij in hun in het „Hbl." voorkomend schrijven, dat wij hier laten volgen er de aandacht op, dat adressanten in bun bestrijding van het door de Regeering goopperd donkbeeld veel te ver gaan. Immers, zij noodigon de Kamer uit, om, indien de Regeering niet de verklaring wil afleggeD, dat ook boterhande- laren zich onder RiJkstoezicht zouden kunnen stellen, den geheelen post voor de stichting van het Rijkszuivelcontrölestation te verwer pen, zulks niettegenstaande zij in hun adros met de twee andere doeleinden van het Station hun „volle sympathie" betuigen. Wij ver trouwen, dat de Kamer, indien zy tegen onze verwachting de opvattingen van adressanten mocht deelen, niet tot zulk een radicalen maatregel haar toevlucht zal nemen, waardoor al de andere belangrijke diensteö, welke het Rijkszuivelcontrölestation zal kun nen bewijzen, zouden komen te vervallen Dit punt is van te moer betoekenis, omdat de zaak zelve, welke de acht bestuursleden der Vereeniging tot bestrijding van knoeierijen in den boter- en kaashandel als grief tegen het wetsvoorstel aanvoeren, geenszins zoo eenvoudig is, als adressanten dit wei doen voor komen. Wij hebben de eer gehad deel te nemen aan de voorbereiding van het ont worpen Rijkstoezicht op de zuivelbereiding en achten ons gerechtigd tot de verklaring, dat daarbij de toelating van producenten tot het toezicht, met uitsluiting van de handelaren, geenszins is verdedigd, ten einde een privilegie voor eükelo belanghebbenden te scheppeü, maar alleen, omdat zonder de beperking tot producenten het geheele Rijkstoezicht, by den stand, waarop het deskundig boteronderzoek thans staat, een hoogst gevaarlijke onder neming zoude zijn. In een korten vorm uitge drukt, kan men zeggen: het zijn geen agra rische, maar alleen scheikundige argumenten, waarop de beperking tot producenten steunt. De aandrang om bet toezicht te orgaDiseeren op de wijze, gelijk is .voorgesteld, is dan ook niet van de boterfabrikanten uitgegaan, maar van deskundigen, die van het chemisch en microscopisch boteronderzoek een studie hebben gemaakt. Uit de Memorie van Toelichting op het wetsvoorstel blijkt dit op duidelijke wijze. Het verwondert ons daarom eenigermate, dat in hot adres nagenoeg geen gewag wordt ge maakt van de door de Regeering gevoerde argumentatie en althans geen poging wordt gedaan haar te wederleggen. Wat is toch het allesbeheerschende argument om- de gelegen heid zich onder Rijkstoezicht te stellen, te beperken tot boterproducenten? In de Memorie van Toelichting is het duidelijk uiteengezet. „Toezicht op de onvervalschtheid van boter is niet uit te oefenen alleen door middel van chemisch onderzoek der waar. Het is bekend, dat zoodanig onderzoek niet altijd ia staat «telt met volkomen zekerheid te bepalen of eenig vetartikel zuivere natuurboter is of niet. „Dit chemisch onderzoek is in hoofdzaak gegrond op het feit, dat sommige bestanddoe len, met name de vluchtige vetzuren, in boter en in gebruikelijke vervalschiogsmiddelen van boter niet in dezelfde verhoudingen voorkomeD. In zuivere boter komen zij tot een booger percentago voor dan in vervalschto. Intusschen ook in onvervalschte boter verschilt het percentage dezer vluchtige vetzuren in hooge mato. De voeding van het vee, uit de melk waarvan de boter wordt bereid,] heeft o. a. grooten invloed op de meerdere of mindere aanwezigheid dezer bestanddeelen in de boter. Da mogelijkheid bestaat, dat in onvervalschte boter het bedoeld percentago zóó gering is, dat dit het percentage van met andere vetten vermengde boter zoodanig nadert, dat uitslui tend langs cheunischen weg de onvervalscht heid van zulke boter niet met absolute zekerheid is vast te stellen. Dit is o. a. de voornaamste oorzaak geweest der moeilijk heden, drie jaren geleden met Engeland ge rezen over de al of niet zuiverheid van uit Nederland aan de Londensche markt aange voerde boter. Wenscht men die onvervalschtheid in allo gevallen volkomen zeker vast te stelleo, en dit alleen is een waarborg, die èn voor den producent èn voor den afnemer waarde heeft, dan moet do scheikundige contiöle laDgs andoren weg worden aangevuld. Het meest geschikte middel daartoe in een goed geor ganiseerde bedrijfscontrölo, een toezicht name lijk op de wijze, waarop, en de omstandigheden waaronder de boter wordt bereid. Door dit hulpmiddel krijgt het chemisch onderzoek de gelegenheid om ton allen tijde de waar door een onder toezicht staand produ cent afgeleverd te vergelijken met de door hem feitelijk onder toezicht geproduceerde waar. Met andere woorden, men kan dan vaststellen, welke verschillende bestanddeelen de boter bezit, door een produoent onder toe zicht gekarnd, en die, welke van denzelfden producent buiten de werkplaats is aangetroffen." In het bovenstaande wordt op o. i. afdoende wijze aangetoond, waarom het mogelijk moet zijn dengene, die zich onder toozicht heoft ge steld, ingeval van twijfel omtrent de samen stelling zijner waar, te gaan controleeren op zijn boerderij of fabriek. Indien deze aan vulling van het scheikundig onderzoek niet bestond, zou do deskundige, die in zijn labora torium de botermonsters, afkomstig van onder toezicht staande personen of maatsohappijen onderzoekt, in vele gevallen voor groote moei lijkheden komen te staan. By het onderzoek ten t|^09ve der boter wet is het er om te doen ae veryalschtheid van eon monstor vast te stellen; Blijft er omtrent~een monster twijfel bestaan, dan is het eenige gevolg,-dat wellicht eon schuldige ongestraft biyft, maar zeker niet, dat een onschuldige ten onrechte verdacht gemaakt wordt. Doch wil een Rijkstoezicht oenige moreele waarde hebben, dan mag er bij don onder zoekenden deskundige geen twijfel omtrent de echtheid san monsters mogeiyk blijven, die door hem voor onvervalscht verklaard moeten worden. By de uitvoering der boter wet slippen ongetwijfeld wel eens eenige schul digen door de mazen van het net. Doch wan neer een Rykstoezicht op do zuivelbereiding wordt iDgevoerd, en dit niet altijd betrouw baar zou blyken, is de schade, aan den naam van de Nederlandsche boter in het buiten land toegebracht veel grooter dan het te be reiken voordeel zou zijn. Hier moet juist het tegenovergestelde worden bewezen van wat by de boterwet gevraagd wordt, nameiyk echtheid, en geen eeriyk deskundige zal deze zonder het hulpmiddel van bedryfscontröle in allo gevallen durven vaststellen. Indien het toch by onderzoek tor plaatse blykt, dat de geproduceerde boter, ten gevolge van natuur- iyke oorzaken, een abnormale samenstelling heeft, kan de deskundige op goede gronden zoodanige boter voor echt verklaren. Hieruit volgt echter logisch, dat alléén zy zich onder toezicht zullen mogen stollen, wier boter ge heel door henzei ven is geproduceerd op bereid- plaatsen die voor onderzoek openstaan. Deze beperking zal alleen dan kunnen wor den opgeheven, indien de wetenschap er in slaagt het laboratorium-onderzoek zoozeer te volmaken, dat het in alle gevallen oen vol doend antwoord kan geven op de vraag, of men met echte boter of met vervalschte boter te doen heeft. Doch by den tegenwoordigen stand der wetenschap zou de toelating der handelaren tot het Rykstoezicht niet verant woord zyn. Immers zy zou van deskundigen uitspraken oischen, waartoe dezen zich naar eigen overtuiging in sommige gevallen onbe voegd zouden moeten vorklaren. Naar onze vaste meening zjjn er voorloopig slechts twee mogeiykheden: óf een Rykstoezicht op do zuivelbereiding met gelegenheid ter controle van de productieplaatson, öf geen Rykstoezicht. Wy gevoelen het onaangename, dat er voor handelaren in deze opvatting golegen is, en zouden gaarne een anderen weg weten aan te geven doch wy kennen er geen en achten de groote belangen van onze zuivelindustrie in haar geheol, met name in haar optreden tegenover het buitenland, beter gebaat door een Rykstoezicht zonder toelating van hande laren, dan door geen Rykstoezicht. Wy meenen echter wel de stellige verwach ting te mogen uitspreken, dat de Regeering geen bezwaar zal hebben tot de toelating der handelaren, zoodra van wetenschapp9iyke zyde de verklaring kan worden afgelegd, dat de scheikundige analyse in alle gevallen van boter onderzoek een bevredigend antwoord kan ge ven. Aan het contrölestation zou ongetwyfeld krachtig er naar gestreefd worden de metho den van onderzoek zoozeer te verbeteren, dat dit punt kon bereikt worden. De vraag, door adressanten gesteld, waar men de grens zal trekken tusschen producenten en handelaren, is o. i. in dezen geest te beantwoorden, dat by twyfel of een aanvrage, om onder Ryks toe zicht geplaatst te worden, uitgaat van een wer- keiyken bóterproducent, een streng plaat- sèlyk onderzoek aan de opname zal vooraf moeten gaan. Naar onze meening zal by een goed georganiseerd toezicht dit punt tot goen groote moeilijkheden aanleiding behoeven te geven. Het zou ons te ver voeren, in het breedo de verdere bezwaren, welke in het adres der bestuursleden van de Vereeniging tot be- stryding, enz. tegen het Regeeringsvoorstel worden aangevoerd, te gaan wederleggen. Wy willen alleen nog opmerken, dat de adressanten zich biykbaar een verkeerde opvatting vor men van het Rykstoezicht op do zuivel bereiding, waar zy mesnen dat de geheele productie der onder contróle gestelden voort durend aan Rykstoezicht onderworpen zal worden. De bedoeling is veeleer hot plaatselijk toozicht op de bereiding slechts bywyze vau aanvulling van het chemisch onderzoek der monsters te bezigen. Ook scbynt het ons, waar de adressanten in enkele woorden hun stelsel van botorcontróle aangeven, dat de vervulling der wenschen, welke zy te dien aanzien koesteren, veeleer te verwachten is van een verscherpte boterwot, dan van het individueele toezicht op personen en lichamen, die zich onder toezicht van het zuivelcontróle- station plaalsen. Wy kunnen dit punt thans niet verder uit kerken, daar ons schryvon slechts ten doel heeft een poging te wagen om de discussie over dit belangryke onderwerp terug te brengen op het terrein, waarop zy thuis behoort, en waarvan de acht bestuursleden der Vereeniging tot bestrijding van knoeierijen in den boter en kaashandel, naar onze meening op minder juiste wyze, hebben getracht haar af te krengen. Prof. H. P. Wijsman, te L-iden. Prof. S. Hoouewbbff, te Delft. Mr. J. Krusbman, te Amsterdam. F^inancic-ele Kroniek:. Op gevaar af van tot vervelens toe betzelfde te vertellen, is bet toch onmogelijk iets anders te zeggen dan dat de Beurs zich do geheele week in een lustelooze stemming bevond. Waarom die apathie? Zou er een of andere wereld gebeurtenis op til zijn, welke de rust der Beurs zou kunnen verstoren of bet evenwicht van Enropa met al den aaukleve van dien in gevaar brengen? Laat ons hopen van neen, doch onmogelijk is zulks niet. Het gaat den Beurs en ook de menschen in het algemeen, wel eens als de wildo dieren in de stoppen van Amerika, die reeds lang voor do mensch er aan denkt, voelen, dat er een gevaar dreigt, hetoj door een rivier, die buiten haar oevers is getreden of een prairie, die in brand i9 geraakt. De opmerkzame kolonist ziet dan aan de onrustige en vluchtende roofdieren en aan het snuiven en rusteloos heen en weer draven van zijn huisdieren, dat er iets in de naaste toekomst gaat gesehieden, waarop hij niet verdacht is. Zou er nu zulk een voorgevoel aan de lustelooze houding der Beura ten grondslag liggen Of heeft handel en verkeer niet die uitbreiding en levendigheid gekregen, welke men gewe.nsckt en vorwacht had? Eigen aardig is het, dat speciaal de Amerikaansche markt Hauw is geweest, terwijl mon toch niet zeggen kaD, dat handel en industrio dadr lusteloos on achteruitgaande is. Integendeel. Als men de uit breiding in zaken, niet alleen op het gebied dor sporen, zooals ijzer, graan, steenkool, etc, maar ook in alle audere takken van nijverheid, in Ame rika tob maatstaf zou nemen, dap moest cr, althans voor Amerikaansche waarden, een willige, ryzende markt zijn. Wel ondervonden de Zuid-Westelijke Sporen het nadeel, waarmede het uitbreken der gele koorts altijd gepaard gaat. doch de laatste berichten melden ook op dat punt weder verbetering, en daar mot de invallonde vorst deze ziekte spoedig afneemt, verdwijnt ook de vrees daarvoor en hebben de groote Maatschappijen, zooals de Louisville cn Nashville en de Illinois-Central, hun geregelden dienst weder hervat. Die echter gerekend heeft, dat de in-bezit-neming van de Spaansche Antillen zich onmiddellijk in een levendigen handel met die eilanden zou kenbaar maken, en daardoor druk verkeer over de verschillende aan de Golf vau Mexico uitkomende Sporen zou doen ontstaan, zal wol eenigszios telourgestold worden. Hot zal toch nog wel eonigen tijd duren, alvorens de Unie do vruchten zal gaan plukken van haar belangloos optreden ter wille van de lieve verdrukte Cubanen, en van den in naam der menschelijkbeid gepleegden roof. De ontruimiog van Cuba zal slechts zeer langzaam gaan. Het land is door de bevriende ea niet-bevriende bevolking verwoest en enfin, vóór- men gezaaid heeft, kan men toch niet maaien. Om kort te gaan, de Amerikanen zullen eerst nog wat gouden Eagles voor botor doeleinden dan op* stand stoken aan Cuba moeten ten koste leggen, alvorens dat rijke eiland rijke vruchten voor hen zal dragen. Wat Europa betreft, al wordt de reclame-triomf tocht van keizer Wilhelm door Rusland en Frankrijk met loede oogen aangozien, zij heeft toch haa» beslag gekregen en zal naar alle waarschijnlijk beid aan de Duitsche industriGelen wel ton goeth) komen. l)o dreigende onweersbui, welke ovet Engeland en Frankrijk zou kuDnen losbarsten, wordt wel iets lichter en men mag de hoop koes*» Slot) Margot antwoordde niet; al) bespeurde wel, toe baar gezellinnen haar van ter zijde aan keken, maar zij lette er niet verder op en zag, terwijl zij zich omwendde, naar baar zuster en Berndt, die hun zitplaatsen verlaten hadden en thans den stoet te gemoet gingen. .Goeden avond, Margotl Goeden avond, Jozef I ZUt go over uw vangst tevreden?" Margot knikte den jongen Duitscher, de nabyheid der anderen vergetend, met eeD blijden glimlach toe, maar zeide Diets; oom Jozef echter antwoordde: „De vangst was groot, maar het work mooilykniet iedereen overkomt het, dat hem, terwyi by kalm ïq huis zit-, de schoonste visschen in het net zwemmen 1" I Margot bloosde van toorn en wrevel, doch Berndt lachte en sprak onbezorgd „Gy zijt vandaag goed geluimd, oom Jozef; «lat doet me genoegen. Mot jo verlof, Margot!" IBaarby nam hy haar den korf af en schreed, «onder op de hoononde blikken van oom Jozef «n op do overige visschers te letten, vroolyk outond naaet het meisje voort, dat, sedert il weer tot bet leven was teruggekeerd, on- ophoudelyk zyn gedachten bezighield. Margot volgde zyn voorbeeld en liet zich door haar makkers in de onschuldige en voor beiden toch zoo zoete gesprekken niet storen. „Grand' mère" was aan den haard ingeslui merd; Frangoise, het kleine, praatzieke ding, sliep; op de bank echter, in de schaduw, zaten twee menschen hand in hand, staarden elkander in de oogen, babbelden en keuvelden, wisselden vraag en antwoord en vertelden elkaar allerlei wonderlyke en zoete geheimen. Margot had den jongen man eenvoudig uitgelachen, toen by baar plechtig over haar verhoudiüg tot oom Jozef ondervroeg, en toen was het eene woord op het andere gevolgden wanneer thans iemand de bewering bad gewaagd, dat er op de wereld één jonkman gelukkiger kon zyn dan Berndt, of ééa jong moisj», dat Margot in schoonheid overtrof, dan zou Berndt hem als een onverbeterlyken en bliüden dwaas hebben uitgelachen. Want had Margot hem niet zooeven verteld, hoe zy den geheelen namiddag aan hem had gedacht, en hoe, toen zy hem op den heuvel gewaar was geworden, heur hart van geluk sneller geklopt had? En toen bad hy van zyn moedertje, die in het witte huisje aan den verren Ei be oever op hem wachtte, gesproken; en had Margot, toen hy verhaalde, hoe zyn vrouw later uit de ramen van dit huisje den terugkeer van zyn schip kon waamemeD, niet pruilend geant woord, dat zy haar man in het eerste jaar heel zeker niet alleen zou laten uitzeileD, maar met hem meevaren En daarop had hy haar een zinnebeeldig antwoord gegeven - maar wy willen liever Diet zeggen welk, want gezien heeft het niemand het was immers donker, waar zy zaten 1 en gehoord ook niet, want „grand' mère" sliep, en anders was er niemand in de kamer. Eensklaps echter ging de deur open, en somber en dreigend stond eon breede gestalte vóór hen, die Margot met leelyke woorden en verwyten begon te overladen; maar hy kwam niet ver. Berndt legde een zware hand op zyn arm met de woorden: „Matig u, monsieur Jozef, laat, als 't u belieft, myu bruid met rustl" Jozef keek hem met trillende lippen woest aan en sprak: „Uw bruid? Denkt ge reeds zoo ver te wezen? Dat zullen wy eerst nog eens zienl Maar het doet er niet toe; kom maar!" De twee mannen verlieten drj hut, waarin Margot vol bange verwachting achterbleef, en gingen samen naar het strand. Hevige woede kookte in Jozef en beroofde hem schier van de spraak. Eerst na een langdurig stilzwygen nam hy het woord, om den vreemdeling in krenkende uitdrukkingen van schending der gastvryheid, van ondankbaarheid en ongeoor loofde dingen te beschuldigen; Berndt ant woordde rustig en op koelen toon, en hoe driftiger zyn metgezel werd, des te meer dwong hy zich, ter wille van Margot, tot kalmte. Maar hy bleef op zyn hoede en dacht aan een waarschuwing, die zyn geliefde hem by het scheiden had ingefluisterd. Thans waren zy aan een plek gekomen, waar het hoogere land in steile, rotsachtige punten boven den slechts eenige voeten breeden kustzoom afhing. Hier wierp Jozef zich eensklaps met de woor den: „Gy zult haar toch niet hebben 1" op den zeeman en trachtte hem door het onver wachte en de hevigheid van den aanval op den grond te werpen; maar Berndt stond vast op zyn voeten, en nu volgde een ver woede worsteling aan den rand van den afgrond; de Bretagner was behendig en sterk, zyn tegenstander evenwel, met de yzeren spieren des Duitschen zeemans, had hem na een korten stryd overweldigd; Jozef verdedigde zich als een razende; eensklaps voelde Berndt een vreeseiyke pyn in den linkerarm, hy zag in do hand van den woesteling een mes glin steren, en zonder thans nog aan de tot dus verre in acht genomen toegevendheid te denken, maakte hy van zyn grootore kracht gebruik en slingerde den verraderiyken tegen stander in den afgrond neer. Het einde onzer geschiedenis is spoedig verhaald het is minder tragisch dan men zou vermoeden. Jozef kwam er met een koud bad en een erg gekwetst en geschonden lichaam af; ook zyn hartewondo genas, en hy vond oen hem passende levensgezellin in een meisje, dat hem reeds lang genegen was en met bittere smart de grootere aantrekkingskracht, die Margot op hem uitoefende, had gade geslagen. Toon nu nog bovendien „grand* mère" hem na zyn genezing vertelde, dat Margot en Berndt hem vóór hun vertrek de boot een groote rykdom in een visschers- dorp in allen vorm ten geschenke hadden gegeven, vergat bij zeer spoedig zyn geliefde en zyn wrok. Wanneer gy echter, vriendelyko lezer of gy, lieve lozeres, in Blankenesse komt en daas vóór het witte huisje met de groene zonne schermen die 8choono vrouw ziet met den aardigen jongen op haar schoot, en met een gelaat, dat aan het verre Zuiden herinnert, dan moogt ge haar vry als vrouw Margaretha Berndt aanspreken; zy spreekt Duitsch en draagt nog altyd met voorliefde een rood lint in de donkere hareD; zoo ziet kapitein Berndt het gaarne, die buitengewoon trotsch op zyn vrouw is, nog trotscher dan op zyn bom- schip „Toluca," en dat wil zéker "heelwat zeggenl

Historische Kranten, Erfgoed Leiden en Omstreken

Leidsch Dagblad | 1898 | | pagina 9