N». 11860
Maandag 34= October
1898
r 1.10.
<Qourant wordt dagelijks, met uitzondering
van (Zon- en feestdagen, uitgegeven.
Derde Blad.
JET euilleton.
Het Yisschersineisje.
LEID
PRIJS DEZER COURANT:
Voor Leidon per 8 maanden.
Franco per post
Afzonderlijke Notmnera
1*0.
PRIJS DER AD VERTENTLËN:
Van 1—6 regels f 1.05. Iedere regel meer f 0.17|. Grootore
letters naar plaatsruimte. Voor het incasseeren buiten de stad
wordt f0 05 berekend.
liet ontworpen Rjjkszuivelcontröle-
station te Leiden.
Door een achttal boatuursleden der Ver-
eeniging tot bestrijding van knoeierijen in don
boter- en kaashandel is oen adres gericht tot
de Tweede Kamer, naar aanleiding van het
ingediende wetsontwerp tot wijziging en aan
vulling van het hoofdstuk Binnenlandsche
Zaken der Staatsbegrooting voor 1898, waarbij
f o. a. gelden worden aangevraagd voor de
oprichting van een Rykszuivelcontrólestation
te Leidon. Gelijk bekend is, stelt de Regeering
de oprichting van zoodanig station voor ter
bereiking van drieërlei doel. In de eerste
plaats zal het station dienst doen voor het
gerechtelijk boter-onderzoek, ter uitvoering
der boterwet, dat thans aan de Rykslandbouw-
proefstatioDS is opgedragen, maar dat beter
tot zijn recht zal komen aan een speciaal voor
3it doel ingericht laboratorium. Dit is van te
meer gewicht, nu een herziening der boter
wet is aangekondigd, welke, indien zij tot stand
komt, tot een belangrijke uitbreiding van bet
aantal boter-onderzoekingen zal aanleiding
geven. In de tweede plaats zal het zulvel-
contrölestation zich belasten met het instellen
van wetenschappelijke, stelselmatige onder
zoekingen betreffende boters en surrogaten van
bekende samenstelling, met het oog op de
verbeteringen, welke nog in de metboden van
onderzoek dier waron kunnen worden aange
bracht. In de derde plaats zal aan het station
de gelegenheid worden opengesteld voor boter-
producenten om hun producten en hun be
drijf tö stellen onder toezicht van Rijkswege.
^De acht bestuursleden der Vereeniging tot
bestrijding van knoeierij in den boter- en
kaashandel betoogen nü in het'adres, "dat bet
onbillijk is, de gelegenheid om zich onder
toezicht te plaatsen alleen open te stellen
voor boterproducenten en niet ook voor boter-
handolareD. Dat het adres niet onderteekond
is door het bestuur in zijn geheel, is wellicht
toe te schrijven aan de omstandigheid, dat
eDkele bestuursleden zich met den inhoud niet
konden vereenigen. Waarschijnlijk zal dit adres
ocbter in het Voorloopig Verslag der Tweede
Kamer weerklank vinden en dan zal de minister
van binn9nland8che zakeD, voorgelicht door
den directeur-generaal, chef der afdoeling land-
1 bouw, zeker niet in gebreke blijven de gerezen
bezwaren te weerleggen. Het adres is evenwel
ook in de dagbladen gepubliceerd en richt zich
hiordoor tevens tot het publiek, dat in deze
zaak belang stelt. Vandaar, dat de ondorge-
noomde beeren het raadzaam hebben geacht,
naar aanleiding van het ingediende adres, het
een en ander in het openbaar op te merken.
Vooreerst vestigen wij zoo zeggen zij
in hun in het „Hbl." voorkomend schrijven,
dat wij hier laten volgen er de aandacht
op, dat adressanten in bun bestrijding van
het door de Regeering goopperd donkbeeld
veel te ver gaan. Immers, zij noodigon de
Kamer uit, om, indien de Regeering niet de
verklaring wil afleggeD, dat ook boterhande-
laren zich onder RiJkstoezicht zouden kunnen
stellen, den geheelen post voor de stichting
van het Rijkszuivelcontrölestation te verwer
pen, zulks niettegenstaande zij in hun adros
met de twee andere doeleinden van het Station
hun „volle sympathie" betuigen. Wij ver
trouwen, dat de Kamer, indien zy tegen
onze verwachting de opvattingen van
adressanten mocht deelen, niet tot zulk een
radicalen maatregel haar toevlucht zal nemen,
waardoor al de andere belangrijke diensteö,
welke het Rijkszuivelcontrölestation zal kun
nen bewijzen, zouden komen te vervallen
Dit punt is van te moer betoekenis, omdat
de zaak zelve, welke de acht bestuursleden
der Vereeniging tot bestrijding van knoeierijen
in den boter- en kaashandel als grief tegen
het wetsvoorstel aanvoeren, geenszins zoo
eenvoudig is, als adressanten dit wei doen voor
komen. Wij hebben de eer gehad deel te
nemen aan de voorbereiding van het ont
worpen Rijkstoezicht op de zuivelbereiding
en achten ons gerechtigd tot de verklaring,
dat daarbij de toelating van producenten tot
het toezicht, met uitsluiting van de handelaren,
geenszins is verdedigd, ten einde een privilegie
voor eükelo belanghebbenden te scheppeü,
maar alleen, omdat zonder de beperking tot
producenten het geheele Rijkstoezicht, by den
stand, waarop het deskundig boteronderzoek
thans staat, een hoogst gevaarlijke onder
neming zoude zijn. In een korten vorm uitge
drukt, kan men zeggen: het zijn geen agra
rische, maar alleen scheikundige argumenten,
waarop de beperking tot producenten steunt.
De aandrang om bet toezicht te orgaDiseeren
op de wijze, gelijk is .voorgesteld, is dan ook
niet van de boterfabrikanten uitgegaan, maar
van deskundigen, die van het chemisch en
microscopisch boteronderzoek een studie hebben
gemaakt.
Uit de Memorie van Toelichting op het
wetsvoorstel blijkt dit op duidelijke wijze.
Het verwondert ons daarom eenigermate, dat
in hot adres nagenoeg geen gewag wordt ge
maakt van de door de Regeering gevoerde
argumentatie en althans geen poging wordt
gedaan haar te wederleggen. Wat is toch het
allesbeheerschende argument om- de gelegen
heid zich onder Rijkstoezicht te stellen, te
beperken tot boterproducenten? In de Memorie
van Toelichting is het duidelijk uiteengezet.
„Toezicht op de onvervalschtheid van boter
is niet uit te oefenen alleen door middel van
chemisch onderzoek der waar. Het is bekend,
dat zoodanig onderzoek niet altijd ia staat
«telt met volkomen zekerheid te bepalen of
eenig vetartikel zuivere natuurboter is of niet.
„Dit chemisch onderzoek is in hoofdzaak
gegrond op het feit, dat sommige bestanddoe
len, met name de vluchtige vetzuren, in boter
en in gebruikelijke vervalschiogsmiddelen van
boter niet in dezelfde verhoudingen voorkomeD.
In zuivere boter komen zij tot een booger
percentago voor dan in vervalschto. Intusschen
ook in onvervalschte boter verschilt het
percentage dezer vluchtige vetzuren in hooge
mato. De voeding van het vee, uit de melk
waarvan de boter wordt bereid,] heeft o. a.
grooten invloed op de meerdere of mindere
aanwezigheid dezer bestanddeelen in de boter.
Da mogelijkheid bestaat, dat in onvervalschte
boter het bedoeld percentago zóó gering is,
dat dit het percentage van met andere vetten
vermengde boter zoodanig nadert, dat uitslui
tend langs cheunischen weg de onvervalscht
heid van zulke boter niet met absolute
zekerheid is vast te stellen. Dit is o. a. de
voornaamste oorzaak geweest der moeilijk
heden, drie jaren geleden met Engeland ge
rezen over de al of niet zuiverheid van uit
Nederland aan de Londensche markt aange
voerde boter.
Wenscht men die onvervalschtheid in allo
gevallen volkomen zeker vast te stelleo, en
dit alleen is een waarborg, die èn voor den
producent èn voor den afnemer waarde heeft,
dan moet do scheikundige contiöle laDgs
andoren weg worden aangevuld. Het meest
geschikte middel daartoe in een goed geor
ganiseerde bedrijfscontrölo, een toezicht name
lijk op de wijze, waarop, en de omstandigheden
waaronder de boter wordt bereid.
Door dit hulpmiddel krijgt het chemisch
onderzoek de gelegenheid om ton allen tijde
de waar door een onder toezicht staand produ
cent afgeleverd te vergelijken met de door
hem feitelijk onder toezicht geproduceerde
waar. Met andere woorden, men kan dan
vaststellen, welke verschillende bestanddeelen
de boter bezit, door een produoent onder toe
zicht gekarnd, en die, welke van denzelfden
producent buiten de werkplaats is aangetroffen."
In het bovenstaande wordt op o. i. afdoende
wijze aangetoond, waarom het mogelijk moet
zijn dengene, die zich onder toozicht heoft ge
steld, ingeval van twijfel omtrent de samen
stelling zijner waar, te gaan controleeren op
zijn boerderij of fabriek. Indien deze aan
vulling van het scheikundig onderzoek niet
bestond, zou do deskundige, die in zijn labora
torium de botermonsters, afkomstig van onder
toezicht staande personen of maatsohappijen
onderzoekt, in vele gevallen voor groote moei
lijkheden komen te staan.
By het onderzoek ten t|^09ve der boter
wet is het er om te doen ae veryalschtheid
van eon monstor vast te stellen; Blijft er
omtrent~een monster twijfel bestaan, dan is
het eenige gevolg,-dat wellicht eon schuldige
ongestraft biyft, maar zeker niet, dat een
onschuldige ten onrechte verdacht gemaakt
wordt.
Doch wil een Rijkstoezicht oenige moreele
waarde hebben, dan mag er bij don onder
zoekenden deskundige geen twijfel omtrent
de echtheid san monsters mogeiyk blijven,
die door hem voor onvervalscht verklaard
moeten worden. By de uitvoering der boter
wet slippen ongetwijfeld wel eens eenige schul
digen door de mazen van het net. Doch wan
neer een Rykstoezicht op do zuivelbereiding
wordt iDgevoerd, en dit niet altijd betrouw
baar zou blyken, is de schade, aan den naam
van de Nederlandsche boter in het buiten
land toegebracht veel grooter dan het te be
reiken voordeel zou zijn. Hier moet juist het
tegenovergestelde worden bewezen van wat
by de boterwet gevraagd wordt, nameiyk
echtheid, en geen eeriyk deskundige zal deze
zonder het hulpmiddel van bedryfscontröle
in allo gevallen durven vaststellen. Indien
het toch by onderzoek tor plaatse blykt, dat
de geproduceerde boter, ten gevolge van natuur-
iyke oorzaken, een abnormale samenstelling
heeft, kan de deskundige op goede gronden
zoodanige boter voor echt verklaren. Hieruit
volgt echter logisch, dat alléén zy zich onder
toezicht zullen mogen stollen, wier boter ge
heel door henzei ven is geproduceerd op bereid-
plaatsen die voor onderzoek openstaan.
Deze beperking zal alleen dan kunnen wor
den opgeheven, indien de wetenschap er in
slaagt het laboratorium-onderzoek zoozeer te
volmaken, dat het in alle gevallen oen vol
doend antwoord kan geven op de vraag, of
men met echte boter of met vervalschte boter
te doen heeft. Doch by den tegenwoordigen
stand der wetenschap zou de toelating der
handelaren tot het Rykstoezicht niet verant
woord zyn. Immers zy zou van deskundigen
uitspraken oischen, waartoe dezen zich naar
eigen overtuiging in sommige gevallen onbe
voegd zouden moeten vorklaren. Naar onze
vaste meening zjjn er voorloopig slechts twee
mogeiykheden: óf een Rykstoezicht op do
zuivelbereiding met gelegenheid ter controle
van de productieplaatson, öf geen Rykstoezicht.
Wy gevoelen het onaangename, dat er voor
handelaren in deze opvatting golegen is, en
zouden gaarne een anderen weg weten aan te
geven doch wy kennen er geen en achten
de groote belangen van onze zuivelindustrie
in haar geheol, met name in haar optreden
tegenover het buitenland, beter gebaat door
een Rykstoezicht zonder toelating van hande
laren, dan door geen Rykstoezicht.
Wy meenen echter wel de stellige verwach
ting te mogen uitspreken, dat de Regeering
geen bezwaar zal hebben tot de toelating der
handelaren, zoodra van wetenschapp9iyke zyde
de verklaring kan worden afgelegd, dat de
scheikundige analyse in alle gevallen van boter
onderzoek een bevredigend antwoord kan ge
ven. Aan het contrölestation zou ongetwyfeld
krachtig er naar gestreefd worden de metho
den van onderzoek zoozeer te verbeteren, dat
dit punt kon bereikt worden. De vraag, door
adressanten gesteld, waar men de grens zal
trekken tusschen producenten en handelaren,
is o. i. in dezen geest te beantwoorden, dat
by twyfel of een aanvrage, om onder Ryks toe
zicht geplaatst te worden, uitgaat van een wer-
keiyken bóterproducent, een streng plaat-
sèlyk onderzoek aan de opname zal vooraf
moeten gaan. Naar onze meening zal by
een goed georganiseerd toezicht dit punt tot
goen groote moeilijkheden aanleiding behoeven
te geven.
Het zou ons te ver voeren, in het breedo
de verdere bezwaren, welke in het adres der
bestuursleden van de Vereeniging tot be-
stryding, enz. tegen het Regeeringsvoorstel
worden aangevoerd, te gaan wederleggen. Wy
willen alleen nog opmerken, dat de adressanten
zich biykbaar een verkeerde opvatting vor
men van het Rykstoezicht op do zuivel
bereiding, waar zy mesnen dat de geheele
productie der onder contróle gestelden voort
durend aan Rykstoezicht onderworpen zal
worden.
De bedoeling is veeleer hot plaatselijk
toozicht op de bereiding slechts bywyze vau
aanvulling van het chemisch onderzoek der
monsters te bezigen. Ook scbynt het ons,
waar de adressanten in enkele woorden hun
stelsel van botorcontróle aangeven, dat de
vervulling der wenschen, welke zy te dien
aanzien koesteren, veeleer te verwachten is
van een verscherpte boterwot, dan van het
individueele toezicht op personen en lichamen,
die zich onder toezicht van het zuivelcontróle-
station plaalsen.
Wy kunnen dit punt thans niet verder uit
kerken, daar ons schryvon slechts ten doel
heeft een poging te wagen om de discussie
over dit belangryke onderwerp terug te brengen
op het terrein, waarop zy thuis behoort, en
waarvan de acht bestuursleden der Vereeniging
tot bestrijding van knoeierijen in den boter
en kaashandel, naar onze meening op minder
juiste wyze, hebben getracht haar af te krengen.
Prof. H. P. Wijsman, te L-iden.
Prof. S. Hoouewbbff, te Delft.
Mr. J. Krusbman, te Amsterdam.
F^inancic-ele Kroniek:.
Op gevaar af van tot vervelens toe betzelfde
te vertellen, is bet toch onmogelijk iets anders
te zeggen dan dat de Beurs zich do geheele
week in een lustelooze stemming bevond. Waarom
die apathie? Zou er een of andere wereld
gebeurtenis op til zijn, welke de rust der Beurs
zou kunnen verstoren of bet evenwicht van Enropa
met al den aaukleve van dien in gevaar brengen?
Laat ons hopen van neen, doch onmogelijk is
zulks niet. Het gaat den Beurs en ook de menschen
in het algemeen, wel eens als de wildo dieren in
de stoppen van Amerika, die reeds lang voor do
mensch er aan denkt, voelen, dat er een gevaar
dreigt, hetoj door een rivier, die buiten haar oevers
is getreden of een prairie, die in brand i9 geraakt.
De opmerkzame kolonist ziet dan aan de onrustige
en vluchtende roofdieren en aan het snuiven en
rusteloos heen en weer draven van zijn huisdieren,
dat er iets in de naaste toekomst gaat gesehieden,
waarop hij niet verdacht is. Zou er nu zulk een
voorgevoel aan de lustelooze houding der Beura
ten grondslag liggen Of heeft handel en verkeer
niet die uitbreiding en levendigheid gekregen,
welke men gewe.nsckt en vorwacht had? Eigen
aardig is het, dat speciaal de Amerikaansche markt
Hauw is geweest, terwijl mon toch niet zeggen
kaD, dat handel en industrio dadr lusteloos on
achteruitgaande is. Integendeel. Als men de uit
breiding in zaken, niet alleen op het gebied dor
sporen, zooals ijzer, graan, steenkool, etc, maar
ook in alle audere takken van nijverheid, in Ame
rika tob maatstaf zou nemen, dap moest cr, althans
voor Amerikaansche waarden, een willige, ryzende
markt zijn.
Wel ondervonden de Zuid-Westelijke Sporen het
nadeel, waarmede het uitbreken der gele koorts
altijd gepaard gaat. doch de laatste berichten
melden ook op dat punt weder verbetering, en
daar mot de invallonde vorst deze ziekte spoedig
afneemt, verdwijnt ook de vrees daarvoor en hebben
de groote Maatschappijen, zooals de Louisville cn
Nashville en de Illinois-Central, hun geregelden
dienst weder hervat. Die echter gerekend heeft,
dat de in-bezit-neming van de Spaansche Antillen
zich onmiddellijk in een levendigen handel met
die eilanden zou kenbaar maken, en daardoor druk
verkeer over de verschillende aan de Golf vau
Mexico uitkomende Sporen zou doen ontstaan, zal
wol eenigszios telourgestold worden. Hot zal toch
nog wel eonigen tijd duren, alvorens de Unie do
vruchten zal gaan plukken van haar belangloos
optreden ter wille van de lieve verdrukte Cubanen,
en van den in naam der menschelijkbeid gepleegden
roof. De ontruimiog van Cuba zal slechts zeer
langzaam gaan. Het land is door de bevriende ea
niet-bevriende bevolking verwoest en enfin, vóór-
men gezaaid heeft, kan men toch niet maaien.
Om kort te gaan, de Amerikanen zullen eerst nog
wat gouden Eagles voor botor doeleinden dan op*
stand stoken aan Cuba moeten ten koste leggen,
alvorens dat rijke eiland rijke vruchten voor hen
zal dragen.
Wat Europa betreft, al wordt de reclame-triomf
tocht van keizer Wilhelm door Rusland en Frankrijk
met loede oogen aangozien, zij heeft toch haa»
beslag gekregen en zal naar alle waarschijnlijk
beid aan de Duitsche industriGelen wel ton goeth)
komen. l)o dreigende onweersbui, welke ovet
Engeland en Frankrijk zou kuDnen losbarsten,
wordt wel iets lichter en men mag de hoop koes*»
Slot)
Margot antwoordde niet; al) bespeurde wel,
toe baar gezellinnen haar van ter zijde aan
keken, maar zij lette er niet verder op en
zag, terwijl zij zich omwendde, naar baar
zuster en Berndt, die hun zitplaatsen verlaten
hadden en thans den stoet te gemoet gingen.
.Goeden avond, Margotl Goeden avond,
Jozef I ZUt go over uw vangst tevreden?"
Margot knikte den jongen Duitscher, de
nabyheid der anderen vergetend, met eeD
blijden glimlach toe, maar zeide Diets; oom
Jozef echter antwoordde:
„De vangst was groot, maar het work
mooilykniet iedereen overkomt het, dat hem,
terwyi by kalm ïq huis zit-, de schoonste
visschen in het net zwemmen 1"
I Margot bloosde van toorn en wrevel, doch
Berndt lachte en sprak onbezorgd
„Gy zijt vandaag goed geluimd, oom Jozef;
«lat doet me genoegen. Mot jo verlof, Margot!"
IBaarby nam hy haar den korf af en schreed,
«onder op de hoononde blikken van oom Jozef
«n op do overige visschers te letten, vroolyk
outond naaet het meisje voort, dat, sedert
il weer tot bet leven was teruggekeerd, on-
ophoudelyk zyn gedachten bezighield. Margot
volgde zyn voorbeeld en liet zich door haar
makkers in de onschuldige en voor beiden
toch zoo zoete gesprekken niet storen.
„Grand' mère" was aan den haard ingeslui
merd; Frangoise, het kleine, praatzieke ding,
sliep; op de bank echter, in de schaduw, zaten
twee menschen hand in hand, staarden elkander
in de oogen, babbelden en keuvelden, wisselden
vraag en antwoord en vertelden elkaar allerlei
wonderlyke en zoete geheimen. Margot had den
jongen man eenvoudig uitgelachen, toen by
baar plechtig over haar verhoudiüg tot oom
Jozef ondervroeg, en toen was het eene woord
op het andere gevolgden wanneer thans
iemand de bewering bad gewaagd, dat er op
de wereld één jonkman gelukkiger kon zyn
dan Berndt, of ééa jong moisj», dat Margot
in schoonheid overtrof, dan zou Berndt hem
als een onverbeterlyken en bliüden dwaas
hebben uitgelachen. Want had Margot hem
niet zooeven verteld, hoe zy den geheelen
namiddag aan hem had gedacht, en hoe, toen
zy hem op den heuvel gewaar was geworden,
heur hart van geluk sneller geklopt had?
En toen bad hy van zyn moedertje, die in
het witte huisje aan den verren Ei be oever op
hem wachtte, gesproken; en had Margot, toen
hy verhaalde, hoe zyn vrouw later uit de
ramen van dit huisje den terugkeer van zyn
schip kon waamemeD, niet pruilend geant
woord, dat zy haar man in het eerste jaar
heel zeker niet alleen zou laten uitzeileD,
maar met hem meevaren En daarop had hy
haar een zinnebeeldig antwoord gegeven -
maar wy willen liever Diet zeggen welk, want
gezien heeft het niemand het was immers
donker, waar zy zaten 1 en gehoord ook
niet, want „grand' mère" sliep, en anders was
er niemand in de kamer.
Eensklaps echter ging de deur open, en
somber en dreigend stond eon breede gestalte
vóór hen, die Margot met leelyke woorden en
verwyten begon te overladen; maar hy kwam
niet ver. Berndt legde een zware hand op
zyn arm met de woorden:
„Matig u, monsieur Jozef, laat, als 't u
belieft, myu bruid met rustl"
Jozef keek hem met trillende lippen woest
aan en sprak:
„Uw bruid? Denkt ge reeds zoo ver te
wezen? Dat zullen wy eerst nog eens zienl
Maar het doet er niet toe; kom maar!"
De twee mannen verlieten drj hut, waarin
Margot vol bange verwachting achterbleef, en
gingen samen naar het strand. Hevige woede
kookte in Jozef en beroofde hem schier van
de spraak. Eerst na een langdurig stilzwygen
nam hy het woord, om den vreemdeling in
krenkende uitdrukkingen van schending der
gastvryheid, van ondankbaarheid en ongeoor
loofde dingen te beschuldigen; Berndt ant
woordde rustig en op koelen toon, en hoe
driftiger zyn metgezel werd, des te meer
dwong hy zich, ter wille van Margot, tot
kalmte. Maar hy bleef op zyn hoede en dacht
aan een waarschuwing, die zyn geliefde hem
by het scheiden had ingefluisterd. Thans waren
zy aan een plek gekomen, waar het hoogere
land in steile, rotsachtige punten boven den
slechts eenige voeten breeden kustzoom afhing.
Hier wierp Jozef zich eensklaps met de woor
den: „Gy zult haar toch niet hebben 1" op
den zeeman en trachtte hem door het onver
wachte en de hevigheid van den aanval op
den grond te werpen; maar Berndt stond
vast op zyn voeten, en nu volgde een ver
woede worsteling aan den rand van den
afgrond; de Bretagner was behendig en sterk,
zyn tegenstander evenwel, met de yzeren
spieren des Duitschen zeemans, had hem na
een korten stryd overweldigd; Jozef verdedigde
zich als een razende; eensklaps voelde Berndt
een vreeseiyke pyn in den linkerarm, hy zag
in do hand van den woesteling een mes glin
steren, en zonder thans nog aan de tot dus
verre in acht genomen toegevendheid te
denken, maakte hy van zyn grootore kracht
gebruik en slingerde den verraderiyken tegen
stander in den afgrond neer.
Het einde onzer geschiedenis is spoedig
verhaald het is minder tragisch dan men
zou vermoeden. Jozef kwam er met een koud
bad en een erg gekwetst en geschonden lichaam
af; ook zyn hartewondo genas, en hy vond
oen hem passende levensgezellin in een meisje,
dat hem reeds lang genegen was en met
bittere smart de grootere aantrekkingskracht,
die Margot op hem uitoefende, had gade
geslagen. Toon nu nog bovendien „grand*
mère" hem na zyn genezing vertelde, dat
Margot en Berndt hem vóór hun vertrek de
boot een groote rykdom in een visschers-
dorp in allen vorm ten geschenke hadden
gegeven, vergat bij zeer spoedig zyn geliefde
en zyn wrok.
Wanneer gy echter, vriendelyko lezer of
gy, lieve lozeres, in Blankenesse komt en daas
vóór het witte huisje met de groene zonne
schermen die 8choono vrouw ziet met den
aardigen jongen op haar schoot, en met een
gelaat, dat aan het verre Zuiden herinnert,
dan moogt ge haar vry als vrouw Margaretha
Berndt aanspreken; zy spreekt Duitsch en
draagt nog altyd met voorliefde een rood lint
in de donkere hareD; zoo ziet kapitein Berndt
het gaarne, die buitengewoon trotsch op zyn
vrouw is, nog trotscher dan op zyn bom-
schip „Toluca," en dat wil zéker "heelwat
zeggenl