N». 11854 Maaiula» W October, A°. 1898 <§ezo <§ourant wordt dagelijks, met uitzondering van fon- en feestdagen, uitgegeven. Tweede Blad. PERSOVERZICHT. Feuilleton, MOOIE ftlAhl. LEILSCH DAGBLAD. PRIJS DEZER COURANT) Voor Lolden per 8 maanden. f l.l(X Franco per post - «- v 1.40. Afzonderlijke Nommers 0 0.06» raus DEE ADVEBTEHTTËNI VaD 1-6 regels 1.05. Iedere regel meer 0. 171. - Grootera lettere naar plaatsruimte. - Voor het Incaeseeron bulten de stad wordt 0.05 berekend Een modiste te Amsterdam schreef in 'Eel Nieuws van den Dag het volgende, dat misschien ook in andere steden wel de be langstellende aandacht van autoriteiten ver dient ,Met den ophanden zUnden drukken t y d kan het, dunkt my, geen kwaad, nog «ens op do Arbeidswet to wl)zen. Deze luidt toch immers, dat er na acht uren (en b(J aanvraag na tien uren) Diet meer gewerkt mag worden en dat de modisten één uur vrij moeten hebben voor koffiedrinken (daar wordt immers mee bedoeld een uur van do lucht profiteeren??). „Welnu, van deze wet wordt al zoor weinig 'otiiie genomen. ,Ik althans trof nog geen atelier aan, aar ik na acht a tien uren vrfj was en een uur mocht wandelen. Wel heb ik daarentegen teliers aangetroffen, waar ik van 's morgens ht tot 's avonds elf uren en later bard oest werken, m()n boterham en middageten (on wat voor middageten soms?) er in moest chrokken en niet in de lucht komen. Daaren boven een atelier van 3'/, el lag, 3 el reed, met de hand kon men aan den -lder raken en daarin v (J f menschen. SjWelk een atmosfeer daar was, is overbodig te zeggen; en aan luchten viel niet te den- n. Ook de arbeidskaart ontbrak daar na- uurljjk. „Ergens anders ben ik geweest, en het even was daar hetzelfde, doch het atelier as anders. Een raampje van matglas was daar in den zolder, waardoor lucht en licht moesten komen. Aan luchten was op die nanier baast geen denken. Daar het drukke eizoen steeds in een min of meer ^Sarren yd valt, blies de wincL daar vlak-op je oofd; dus wilde je nog voor rbëunratiek owaard biyven, dan moest het gesloten biyven. Een lief jong meisje hoorde ik daar Gens vragenWaarom zou toch dat raampje in den zolder nog van matglas zjjn Zou dat soms wezen, opdat we de vogels niet zullen bonsden? ^Honderden staaltjes zou ik kunnen opnoe men van het treurige leven dor modisteD, doch de vraag is alleen maar deze: Is daar niets aan te veranderen? Elkö modiste weet wel, dat ze in den drukken tyd „poot-aan" moet spelen, daar deze maar tusschen de twee a drie maanden duurt; doch je blyft toch men8cb, en welk mensch houdt het uit om van 's morgens acht tot 's nachts vaak tweo a drie uron te werken? Immers niemand. Sen weldaad zal het daarom zyn, zoo de litie hier de hand aan hield". Do redactie rby aan: „Een wet decroteeren en haar toepassen is Diet hetzelfde. Wy weten niet, in hoeverre hetgeen do inzendster mededeelt den alge- laeenon toostand in Amsterdam karakteri- vaa Eet Nieuws toekende seert; maar afgescheiden daarvan gelooven wy wel te mogen betwijfelen, of de contröle op de Arbeidswet goregeld is op een wijze, dio toestanden, als waarop zjj zinspeelt, bui tensluit. Die contröle berust te Amsterdam by één speciaal daartoe aangewezen ambte naar, den adjunct-inspecteur, terwijl voorts ambtshalve ook verplicht zt)n op de naleving van de wet te letten: „alle ambtenaren van Ryks- en gemeente politie". Deze laatste be paling beteekent echter practisch heel weinig, aangezien de controleerende politieambte naren beneden den rang van commissaris of inspecteur dor Ryksveldwacht een fabriek of werkplaats niet mogen binnentreden, wan neer hun de toegang geweigerd wordt; zjj hebben daartoe noodig een schrifteiyken bijzon- deren last van den burgemeester of van don kantonrechter". Wy zouden er iets willen byvoegen, zegt do Haagsche Courant. In den regel zal het toezicht allermeest onvoldoende zyn, omdat de ambtenaren niet weten, waar en door wie overtreden wordt en hoe zy dit kunnen constateeren zonder gevaar, beetgenomen te worden. Laten daarom de modisten, die zulke onwet tige toestanden waarnemen, den arbeidsinspec teur waarschuwen; een vingerwyzing is ge noeg. Omtrent deze zaak bevatte Eet Nieuws nog het volgende ingezonden stuk: M. de R.f In uw blad kwam een Ingezonden stuk voor, geteekend „Een Modiste", met een naschrift van uw zyde. Ik neem, naar aanleiding biervan, do vry- heid u mode to deelen, dat alle my gedane aanwyzingen omtrent de bedrijfahoofden, die zich aan overtreding der Arbeidswet schuldig maken, steeds aanleiding geven tot een nader onderzoek, en ik stol er prys op, dat u be langhebbenden hiervan in kennis wilt stellen, op do wyze, welke u de beste mocht oor- deelen. My daartoe beleefd aanbevelend, heb ik de oer te zyn: Hoogachtend, De Inspecteur van den Arbeid in de éde Arbeidsinspectie J. H. L. Van Deinse. De Zeeuw juicht het bekende, in een vorig Overzicht reeds uitvoerig besproken wets voorstel der heeren Hartogh, Macaré, Lohraan, Harte en Tydeman tot uit breiding der revisie-gevallen toe. Het blad wenscht hier echter by aan te teekonen, dat het de H o g e r h u i s-a g i t a t i e met de scherpe en onbehooriyke uitvallen tegen de rechterlyke macht afkeurt. „Wy houden de majesteit van het recht hoog en eeren ook in de rechterlyke macht, geiyk die „in naam der Koningin" wordt uitgeoefend, het gezag, door God den Heero op onze Koniügin gelegd, wie onder meer de taak der rechtspraak is opgedragen en die dit deel harer macht uitoefent door middel van haar dienaren, die door studie en aanleg en rechtskennis daartoe bet meest gerechtigd zyn. Maar wy plaatsen ons op dit standpunt, dat dwalen menscbeiyk is; en dat zoolang het recht onder ons door feilbare menschen gesproken wordt, ook rechtbanken in hun vonnissen zich vergissen kunnen. En daarom behoort zoo stipt en volledig mogeiyk het recht van den beklaagde vast te staan, dat hy vrygesproken worde niet alleen, doch ook waar hom straf wierd opgelegd, hy by gebleken vergissing terstond in oer en rechten wordo hersteld.... Wy missen nu eenmaal op dit oogenblik de waarborgen, dat wy, als beklaagde in oenig mi3dryf veroordeeld, vry zouden komen, wan neer er gegevens openbaar werden, die^onze onschuld vermoeden deden, doch niet in de wet zyn aangewezen." Het blad hoopt, dat na deze quaestie ook die der schadeloosstelling by preventieve hech tenis aan do orde komt. Het weekblad De Amsterdammer is met het ontwerp zeer ingenomen. Het blad huldigt ook, afgescheiden van den inhoud van het ontwerp, het Initiatief der Kamerleden als een pryzens- waardig voorbeeld. Het zou meer in die richtiDg wenschen gewerkt te zien. „Hoeveel moer nut zouden honderd afge vaardigden kunnen stichteD, als zy, in groepen gedeeld naar die volksbelangen, waarvoor zy deskundigen zich mogen achten, door het indienen van wetsontwerpen rechtstreeks, of door voorbereiding van wetsontwerpen en maatregelen zydelings, de taak van het minis terie verlichtten; indien zy minder als rede- neerend en controleerend dan als ontwerpend college optraden en zou er zoo niet van zelf, langzamerhand, een ein<j[ worden gemaakt aan de afschuwelijke manier om het eene zittingjaar na het andere voor een goed deel te vullen met praatjes, die in een staatsblad worden verzameld als had &e Nederland- scho natio in do eerste plaats behoefte aan. niet al te duur, bedrukt papier!" De Tijd is het met deze beschouwing vol strekt niet oens: „Parlementair initiatief achten ook wy van het hoogsto nut en tot zekere hoogte onmis baar; maar hot moet een initiatief zyn, dat telkens volkomen kan worden gemotiveerd, zooals in het onderhavige geval. Eon perma nente verdeeling der honderd leden in groepen en groepjes, die zich op het ontwerpen, for- muleeron en indienen van wetsontwerpen en zelfs op hot voorbereiden van maatregelen en koninkiyke besluiten gingen toeleggen, zou ons daarentegen volstrekt niet aanbevelings waardig voorkomen. Men stelle zich eens voor, welk een hagel van wetsontwerpen er by voortduring over het land zou neerdalen, als het gebruik een wetsoutwerpwedstryd mee bracht. Vooral wanneer onderlinge courtoisie er toe ging leiden, om elkander zooveel mogeiyk in het wetgevend vaderschap te helpen en te steunenwelk een ontzet tende papiermassa zou daarvan dan niet bet gevolg zgn. Men denke maar eens108 Minis ters in plaats van 81" Te ontkennen valt niet, zegt Eet Centrum, dat de positie der Regeering moeilyk is. Zy moet zyn een regeering van sociale hervormingen en haar ontbreekt de nervus rerum: het geld. „Dj verzwaring van den accyns op wyn en gedistilleerd en een oventueele verhooging der inkomende rechten zullen het tekort niet kunnen dekken. En minister Plerson heeft weleer verklaard, dat de directe belastingen hun uiterste punt hebben bereikt en niet verder kunnen worden opgedreven. Ziedaar een moeilyk dilemma, waarby de zelfbeperking een onafwijsbare eiech is. Reeds vroeger hebben wy er dan ook op gewezen, dat het onder deze omstandigheden allerminst aanbeveling verdient, te veel hooi op de vork te nemen. Echter vortrouwea wy, dat de minder roos kleurige toestand onzer flnanciön niet het voorwendsel zal worden tot een politiek van stilstand. Verschillende zaken zyn urgent en kunnen bezwaaiiyk uitstel lyden. En bovendien behoeft niet elke hervormingsmaatregel het land schatten gelds te kosten. Hoofdzaak is, dat men zich hoede voor overdreven bureaucra- tischen omslag en het creêeren van allerlei dikwyis vry nuttelooze postjes. Zuinigheid en bezuiniging worden dringend veruscht by den staat onzer geldmiddelen. Maar tevens moeten wy waken tegen den toeleg van hen, die de gestadige tekorten op onze begrooting als wapenen bezigen, om elfce hervorming te bestrijden. De geldelyke last schrikt hen eigeniyk min der af dan wel de zaak zelve." Dr. Bronsveld wyst in zyn „Kroniek" van Stemmen voor Waarheid en Vrede er op, dat toenemende uitgaven geen zorgen behoeven te baren, waDneer ziLgepaard gaan met in gelyko mate wassende inkomsten, maar scbr. gelooft niet, dat dit hier het geval is. Minister Pierson staat dus voor een moeilyk geval. „Het volk stelt aan den Staat en aan de schatkist steeds booger eischen, schryftde heer Bronsveld verder doch verzet zich steeds krachtiger tegen verhoogde belastingen. Wie wyst hier een uitweg? Het onderwys in al zyn geledingen kost schatten en eischt hoe langer hoe meer. Da uitkeering aan byzondere echolen bedraagt ook eon belangryke som. Velen willen op dit hoofdstuk bezuiniging. Maar zy worde niet gevonden ten koste van het gehalte van het or.dorwys. Tot do „groote" dingen, waarin ook een klein volk groot kan zyn, behoort toch ook liefdo voor kennis, kunst, wetenschap. Om zich staande te kunnen houden in den alge- meenen wedyver op ieder gobied, moeten wy een wèl onderwezen natie zyn. Overschatten doen wy het onderwys niet, maar wel achten wg het onmisbaar voor een volk als het onze. Noodig is het, al ia het voor ons niot het éóoe noodige. Wy lazen dezer dagen de stolling: Ver meerder de welvaart en het onderwys volgt als vaDzelf. Maar voor nyverheid en lmd- bouw, voor handel on welstand is het noodig, dat wy de jeugd degeiyk onderwyzen. Wy kunnen dan ook zeggen: Verbeter bet onder wys en gij bevordert de welvaart. De minst ontwikkelde volken zyn ook de armste. Wel moet de Regeering zinnen op en komen tot het afsnyden van alle weelderige takken. Waarom moet een openbare school zoo veel duurder zyn dan een byzondere? Maar Dog eens: het onderwys moet goed wezen. Onze jongelieden moeten bruikbare menschen worden in deze onze merkwaardige dagen en toestanden. Zy moeten hun weg kunnen vinden ter zee en te land, op den akker en in de werkplaats, in fabrieken en op kantoren. God geve aan de Regeering des lands wy 3- hoid, om hier het echte en rechte te treffen". In de Dordrechtsche Courant schryft de heer P. J. Van den Hoogen naar aanleiding van verhooging van de w y n b elastin g: Gedurende 52 jaren heb ik aan het hoofd myner zaak het wyn vak beoefend en ofschoon ik my sedert twee jaren geheel uit de zaken teruggetrokken heb, boezemt my het geschryf in de nieuwsbladen vóór en tegen belang stelling in, zonder my echter in deze party te 8tol)eD. Alleen wensch ik te constateeren, dat de grens tusschen goede en fijne wijnen oenvou- dig- niet te bepalen is. Een andere zaak is de heffing dor belastiQg, waarmede men hier te lande zeer vrygevig is en zolfs cadeautjes uitdeelt. Zooals bekond is, betaalt men voor wyn, uit het buitenland aangevoerd, zoowel op fust als in fle&8chen, 20 ceuts per liter. Diegenen echter, die wyn invoeren, in het buitenland gebotteld, gonieten oen premie van 5 a f 6 per kist, daar van de emballage geen invoerrecht gohevon wordt, welko als volgt bedraagt 50 flesscben f 6 per 100 is f 3 kurken0 75 etiketten 0 50 capsulen0.25 papier- en stroo enveloppen 0.25 1 kist of mand0 50 f 5 25 zeer ten nadeele van de schatkist, doch in hooge mate hoofdzakoiyk vaDdefles- achonfabrikanten, die toch reeda veel zorg hebben om de concurrentie met het bui tenland vol te houden. Daargelaten de honderden werklieden, die in hun arbeid van bottelen, enz. beuadoeld wordoD. Men make zich echter geen verkeerde voor stelling als zoude dit bedrag, wat het Ryk betreft, niet belangryk zynindien Z Ex. de Minister daaromtrent aan zyn departement een staatje zou willen laten maken, zou Z.Ex. zoker niet weinig verrast zyn. Onze buren aan den Ryn hebben een mear practi8cben blik op dat punt. In Duitschland, waar men ook wel by trac- tatt gebonden zal zyn, betaalt men Malcolm vond hem dien dag geen opgewekt gezelschap, en meer dan eens speet het hem, dat hy niet was achtergebleven en een paar agen later met den postwagen gevolgd was. Ian was in geen stemming om te praten. De uitdrukking van Nans gelaat vervolgde em, haar woorden klonken in zyn ooren, erwyi hy zwygend en ernstig aan Malcolms jjde voortreed. „Laat deze maand, waarin gy my voortdurend ebt kunnen gadeslaan, laten die lange uren, Waarin wy samen by Malcolms legerstede 'gewaakt hebben, voor my sprekenl" had zy 'gezegd. I En nu spraken zy tot hem en hoewel hy chzelf trachtte te overtuigen, dat de wreede WoordoD, die hy gesproken, en de beleedigende naam, dien hy haar toegevoegd had, volkomen door de omstandigheden gerechtvaardigd wareD, gelukte hem dit niet. Meer dan eens hield hy yn paard in, meer dan eens voelde hy do lust opkomen terug te gaan en haar nogmaals te 8meekon hem te zeggen, dat hy haar verkeerd l beschuldigd had, dat zy onschuldig was, en ^telkens bieldon zyn trots en z\jn koppig geloof in de onfeilbaarheid van zyn oordeel hem er van terug zich op deze wyze te vernederen. LMaar niettemin klonk haar diep treurige stem hem in de ooren, vervolgden haar oogen hem. Zou dat altyd zoo blyvon? vroag hy zich af. Zou hy haar nimmer vergeten Zouden deze martelende twyfelingen, deze kwellende herin neringen nimmer ophouden hem te vervolgen; zouden zy hem steeds vergezellen, waar hy ook heenging? XI. „Frances, hoo laat zeide Malcolm, dat Alan zou aankomen?" „Hy nosmde geen bepaald uur, tante Marianne. Alan zeide in zyn brief, dat hy den trein Diet kon bepalen, maar in den loop van den avond wel verscbynen zou." „Dat is juist iets voor Alan! Zoo onnaden kend 1" En in de stem van mevrouw Cour- tenay klonk eenigo afkeuring. „Hy denkt zeker, dat de keukenmeid op ieder uur een maaltyd kan opdienen! En ze heeft er zoo'n hekel aan gehaast te worden, of op een onge woon uur i9ts te moeten klaarmaken." „Ik zou maar niet op Alan wachten, tante Marianne. Ik geloof niet, dat Alan er om zal treuren, als hy het eten misloopt; op het punt van eten en drinken is hy tameiyk onver schillig." Mevrouw Courtenay schuddo haar hoofden glimlachte medelydend. „Alan is een man, lieve, en ik heb nog nooit een man gekend, wien het onverschillig was, dat hy zijn middagmaal misliep", zeide zy op een orakeltoon. „Enfin, hy moet het maar nemen, zooals hei is. Is Malcolm naar het station gegaan?" „Ja by zou eens gaan kyken aan den trein van balfzes. Hy vond het het waar- schyniyk8t, dat Alan daarmede komen zou". „Ik hoop, dat hy geiyk heeft". Mevrouw Courtenay zweeg en keek pein zend naar haar nichtje. Frances zat by het venster, gebukt over een borduurraam, druk bezig oen krans van gele rozen op een 6tuk eatyn te werken. Er stond oen klein tafeltje naast haar, waarop een vaas, die do gele rozen bevatte, die zy zoo zorgvuldig en fraai op het 8atyn overbracht; strengen zyde van verschillende tinten lagen over de tafel gestrooid. Frances zelf, in haar witte japon, met een breede gele ceintuur om haar slank middel gestrikt, zag er allerliefst uit, terwyl zy achterover in haar stoel leunde en, met haar hoofd een weinig op zyde, haar werk met de rozen vergeleek. „Ik heb nog niet precies de kleuren, die ik hebben moet. Ik zal morgen naar de stad gaan en nog wat meer zyde koopen", zeide zy peinzend. „Best, lieve". Mevrouw Courtenay sprak op afgetrokken toon. Zy was een lange, magere vrouw, dio er veel jonger uitzag dan haar ware leeftijd, die vyf of zes en veertig jaren bedroeg. Zjj was gekloed in een zwarte kanten japon, die aan den hals en de mouwen met oude witte kant versierd was, en een sieriyk klein mutsje van dezelfde kant tooide haar welgevormd hoofd. Zy droeg weinig sieradenslechts in de kanten aan haar hals echitterdo een diaman ten pyi, en een juweeleu ring flonkerde boven den breeden gouden trouwring aan den derden vinger harer linkerhand. Aan haar voeten lag een kleioe terrier haar lievelingshond, on terwyl zy de laatste woorden sprak, boog zy zich naar voren en trok hem zacht by zyn oor. „Ik hoop, dat Alan niet in een zyner rus- telooze buien is", merkte zy na eenig stil zwijgen op. „Hy vermoeide my vreeseiyk, toen hy den laatsten keer bier was. Ik ge loof niet, dat zyn Afrikaanscho reis hem goed gedaan heeft. Hy heeft sedert rust noch duur gehad. Malcolm, daarentegen, scbynt zyn tahuis op prys te stellen en tevredener op „Fairholt" te zyn dan vroeger", ging zy voort. „Als ik Alan niet zoo goed kende als ik doe, zou ik roy verbeelden „U wat verbeelden, tante Marianne?" Frances keek nieuwsgierig op. Mevrouw Courtenay zag haar peinzend aan. „Ik weet eigeniyk niet wat," zeide zy. „Ik vraag my wel eens af of by iots op zyn hart heeft de oen of andere ongelukkige liefdes geschiedenis, of zoo iets. Heeft Malcolm nooit tegen u op iets van dien aard gedoeld, lieve?" „Nooit." Frances lachte even. „Hoo kunt u zoo iets van Alan denken, tante Marianne? Ik geloof niet, dat Alan ooit in zyn leven verliefd is geweest l Hy haat de vrouwen." „Dat kan in het afgetrokkene wel waar zyn," zeide mevrouw Courtenay, volstrekt niet uit het veld geslagen. „Ik wilde,dat hy trouwde Hd behoeft het nergens om te laten, en hy zou veel gelukkiger zyn, als hy een lieve vrouw had en een prettig thuis, in plaats van over de wereld te zwerven, zooals by in den laatsten tyd gedaan beeft. Het is nauwe- lyks acht maanden geleden, sinds zy thuis kwamen, en toch is hy al in Frankryk, in Italië en Noorwegen geweest, en ik weet niet, waar al moer. Het lykt wel, alsof hy is bezeten door den een of anderen rusteloo- zen geest, die hem voortdryft van plaats tot plaats 1" „Hy noemt het: de wereld zien. Maar my dunkt, dat by er nu genoeg van gezien heeft. Het wordt hoog tyd, dat by zich vestigt en eens iets degelyks uitvoert." Dit waren ongewoon strenge woorden voor de zachte mevrouw Courtenay en Frances keek verbaasd. „U moet maar eens met hem praten, tante Marianne. Hy hecht zooveel aan hotgoen u zegt," zeide zy. Mevrouw Courtenay's gelaat nam een zach* tere uitdrukking aan. „Ik heb altyd veel van Alan gehouden. Ik zal nimmer vergeten, hoe lief hy er onder was, toen Malcolm geboren werd. Uw oom trouwde zóó laat, dat Alan altyd was beschouwd als de erfgenaam van „Fairholt," en veel jongens zouden niet gehouden hebben van of jaloerscb geweest zyn op den kleinen neef, die ben van zulk ren groot erfgoed beroofde. Wordt vervolgd

Historische Kranten, Erfgoed Leiden en Omstreken

Leidsch Dagblad | 1898 | | pagina 5