N°. 118*8
Maandag ÏO October.
A0. 1898
feze (Courant wordt dagelijks, met uitzondering
van (gon- en feestdagen, uitgegeven.
De gemeentebegrooting voor 1899.
1
1 1
1
ff
LEIDSCH
DAGBLAD.
PRIJS DEZER COURANT:
Vóór Leidon per 8 maanden. "i <T 1.10.
Franco per post 4 1.40.
1 Afzonderlijke Nommers 0.05.
PRUS DES ADVERTEOTTÉN:
Van 1—6 regels 1.05. Iedere regel meer 0.171. Grootero
lettors naar plaatsruimte. Yoor het incasseeren buiten de stad
wordt 0.05 berekend.
Tweede Blad.
Tot mijn spijt kan ik ditmaal niet gelijk
in voorgaande jaren beginnen met een beschou
wing over het kohier der inkomsten-belasting.
Het boekje verscheen zoo laat, dat mi) de
gelegenheid was afgesneden om dit, zooals
mijn gewoonte was, in de vacantia te bewer
ken. Nu deze is voorbijgegaan, zal ik in dit
jaar geen gelegenheid meer hebben om tot
de bewerking over te gaan. In dubbel opzicht
moet ik dit betreuren. Gaarne toch had ik
nagegaan, welke invloed wordt uitgeoefend
door de in de verordening gebrachte wijzigin
gen ten opzichte der klasse-indeeling en van
den aftrek voor kinderen. Eerst nadat deze
invloed is geëlimineerd, kan tot vergelijking
met voorafgaande kohieren worden overgegaan
om daaruit den financiëelen gang van zaken
af te leiden. Mijn herhaaldelijk uitgesproken
wensch, dat de ontleding van het kohior door
het gemeentebestuur zelf zou worden ter hand
genomen en de uitkomsten zouden worden ge
publiceerd, blijft onvoldaan; het weinige dat
üerover in de „Statistiek van Leiden" wordt
meegedeeld is geheel onvoldoende. Minder dan
ooit heb ik hoop dat aan dien toch alleszins
billijken wensch zal worden tegemoet gekomen,
nu ik in de officiéél© Handelingen heb gekzen
dat volgens een verklaring van den burge-
meester een vorig jaar de belasting niet van
8 tot 2.97 pet. kon verminderd worden, omdat
de hiervoor noodzakelijke berekening aan het
personeel te voel moeite zou veroorzaken! Is
het biermede bij het Tekenbureau op het
stadhum zoo treurig gesteld, dan kan daaraan
zeker niet de bewerking van het kohier, die
veel oplettendheid en a org vereischt, worden
toevertrouwd, en moet de hoop op beter en
vollediger statistiek omtrent own financiëalen
toestand der gemeente voorgoed worden prijs
gegeven.
Zoo zal ik mij ditmaal bepalen tot de ge
meentebegrooting, die onlangs in druk ver
schoen en weldra in den Raad zal worden
behandeld. Meer dan in vorige jaren acht ik
het wenschelyk, daaraan eenige beschouwin
gen te wijden; in menig opzicht is zij van
groot belang en bevat voorstellen, die stellig
verdienen in wijder kring te worden over
wogen en besproken.
Terstond treft het gunstig vorschijnsel,
dat het bedrag aan „plaatselyko directe be
lastingen" tot een lager cijfer dan het vorige
jaar is uitgetrokken, zoodat vermindering van
druk is te wachten. Tegenover f 192,000 oyer
1898 wordt thans uitgetrokken f 178 000 voor
1899. Het streven van ons gemeentebestuur
om den druk te verlichten en niet zwaarder
te maken dan strikt noodig is, verdient alles
zins waardeering. Trachten wü tot de oorzaak
der vermindering op te klimmen, dan blijkt
zjj te zijn gelegen in de hoogero uitkeering
van hót rijk aan de gemeente ingevolge de
nieuwe wet. Over 1897 bedroeg zij fi 18,843.68s,
terwijl zjj thans wordt uitgetrokken tot
f 153 922; do verhooging is mode gevolg van
do uitbreiding der gemeente door de annexate.
"Wel was het bedrag over 1898 nagenoeg
even hoog, maar toen sloot ook de begrooting
met zulk een batig saldo, dat in den raad
een krachtige poging word aangewend om
dit tot vermindering van lasten aan te wen
den. Het mocht toen niet baten en stuitte
af op de bewering, dat het batig saldo onmis
baar was voor de uitvoering van gewichtige
plannen in den loop van het jaar. Daarvan
nu is niets gebleken; die plannen bleven,
althans voor de burgers die niet in de go-
heimen zijn doorgedrongen, in de lucht hangen.
Het batig saldo werd voor een deel aange
wend om, zooals by ruime kas meer geschiedt,
allerlei overschrijdingen in verschillende reke
ningen te dekken, en enkele salarissen te
verhopgen; grootendeels bleef het bestaan,
zooal^ uit het verslag der laatste raadszitting
is gebleken. Gelukkig wordt thans die ver
keerde weg verlaten en schynt het ernstige
voornemen te bestaan, om aan den belasting
druk der burgery zoo mogeiyk te gemoet te
komen.
Reeds meermalen toonde ik aan, dat die
druk in vergeiyking met andere gemeenten
van ongeveer geiyken omvang en beteekenis,
niet te zwaar is te achteD. Niet eens wil ik
hiorby de hoofdstad aanhalon, waar door
bedenkeiyk financiëel beheer de belastingdruk
op do burgery ondraagiyk is gewordeD, zoodat
daar zelfs na de aanzienlyke verhooging der
uitkeering van het ryk geen kans op ver
mindering van druk bestaat; de daar inge
slagen weg, kan slechts als afschrikwekkend
voorbeeld worden aangehaald. Doch ook in
gemeenten als Haarlem, Arnhem, De'ft,
Dordrecht, Groningen is do druk zwaarder,
soms veel zwaarder dan by ons, zonder dat
voorde8len van beteekenis daartegenover staan.
Ongetwyfeld moet dit voor onze gemeente
gunstige verscbyn6el voor een goed deel aan
voorzichtig financiëel beheer worden toege
schreven.
Doch het is hoogst wenscheiyk, dat die
goede weg niet worde verlaten, zoodat de
belastingdruk matig kan biyven. Want bierby
mag niet uit het oog worden verloreD, hoe
zwaar de burgery nog op andere wyze door
directe belasting wordt getroffen. Vermogens-
en bedryfsbelasting, waarby nog komt de
wyziging in het personeel, drukken oneven
redig zwaar op een bevolking, die voor een
groot deel bestaat uit ambtenaren, predikanten,
officieren en anderen, die van een bepaald
inkomen moeten leveD. De'gezegende belas
tinghervorming, waarvan zöoveel werd ver
wacht, is op eon geducht fiasco uitgeloopen.
Niet alleen heeft zy zwaren en onevenredigen
druk veroorzaakt, ook in ander opzicht is het
doel gemist. De pas ingediende staatsbegrooting
kan ons leeren, hoe het evenwicht in de ryks-
financiëo lang niet is bereikt, zoodat de
minister tot andere middelen verhooging
van accynzen en invoerrechten de toevlucht
moet nemen om het verbroken evenwicht
tus8chen uitgaven en inkomsten te herstellen.
Van de directe belastingen is ni6ts meer te
wachten; reeds zyn zy tot het uiterste opge
voerd. Noch de bedryfsbelasting, noch de
wyziging in het personeel heeft aan het doel
beantwoord; door verkeerde samenstelling,
tegen welke door bevoegden ernstig werd
gewaarschuwd, gaven zy slechts teleurstelling.
Niet alleen schynen de tydon van Alva,
toen men den tienden penning eischte, te zyn
teruggekeerd, nu wy ook den tienden ponning
onzer zuivere inkomsten aan directe belasting
moeten offeren, ook de inquisitie tracht tot
ons terug te keeren. Niöt in de gedaante van
pyobank en brandstapel; met meer moderne
hulpmiddelen schynen thans de inspecteurs
dor ryksbelastingen die taak te willen over
nemen. In stryd met de bedoeling der wet
en met de uitdrukkeiyke voorschriften van
den minister van financiën omtrent bare
uitvoering, vervolgen zy ons met vragen,
die aan een inquisitoriaal onderzoek herin
neren en de wetten zoo mogeiyk nog ge-
hater maken dan zy uit den aard der zaak
reeds zyu. Waariyk, een nieuwe belasting
hervorming, waarby het bestaande wordt om
vergeworpen en andere grondslagen worden
aangenomen, zal noodig zyn om tot een toe
stand te geraken, waarby de financiën in even.
wicbt8toestand verkeeren en aan de burgery
naar biliykon maatstaf geen hoogere lasten
worden opgelegd dan strikt noodzakeiyk is.
Tot zoolang zal ook ons ge meentebestuur
verstandig handelen door althans voor de
inwoners onzer gemeente den druk der be
lasting zooveel mogoiyk te verlichten.
IL
Het wordt tyd, dat wy na de voorgaande
uitweiding over de ryksbelastingen, tot ons
eigenlyke onderwerp „de gemeente begrooting
voor 1899" terugkoeren. Het is geenszins
myn voornemen om door post voor po3t na
te gaaD, daarop critiek uit te oefenen of
amendementen voor te 6tellen; dat kan aan
heD, die daartoe zyn geroepen, overgelaten
biyven. Ik wensch thans slechts op enkele
hoofdzaken de aandacht te vestigen, om daar
aan eenige beschouwingen vast te knoopon.
Zoo wys ik in do eerste plaats op de posten
onder de „inkomsten", die op exploitatie van
instellingen ten behoeve der gemoeten betrek
king hebben.
Hierby komt in de eerste plaats in aan
merking: de stedelyke gasfabriek. In de be
grooting is een vry uitvoerig overzicht van
de flnanciëele uitkomsten der exploitatie opge
nomen, zy blykt voor de gomeente hoogst
voordeelig te zyn. By matigen gasprys, by
voortdurende uitbreiding van het gasverbruik
en overeenkomstige vergrooting van fabriek
en machinerieën, wordt het kapitaal behooriyk
afgelost, de vry hooge rente daarvan afbe
taald en biyft er een aaozieniyk batig saldo
voor de gemeentekas over. Niet minder
dan f 61,245.78s wordt hiervoor uitgetrokken,
zynde iets meer dan het voorgaande jaar en
iets minder dan in 1897 is ontvangeD. Door
het jaarlyksche verslag der instelling kan de
gang van zaken in byzonderheden worden
nagegaan; de iüdruk omtrent de zorg, die
door directeur en commissarissen van toezicht
hieraan wordt besteed, kan niet anders dan
gunstig zyn.
Golyken indruk ontvangt men omtrent eene
niet minder nuttige instelling: de duinwater
leiding. Zy wordt gedreven in particuliere
exploitatie, waarvan de voordeelen grooten
deels aan de gemeente ten goede komen. In
de oorate plaats door het voortreffelyke water
tegen matigen prye, voor de gomeente een
ware weldaad, waarvan de voordeelen met
het oog op de volksgezondheid Diet genoeg
kunnen gewaardeerd worden. Doch ook voor
do gemeentekas is deze zaak niet weinig
voordeelig; als aandeel in do winst wordt op
de begrooting 25,000 uitgetrokken. Hieruit
blykt, hoe ook particuliere exploitatie voor
de gemeente by goed beheer en behooriyk
toezicht in alle opzichten voordeelig kan zyn.
E3ne andere instelling, waarop ik thans
meer bijzonder de aandacht wil vestigeD, Iï£'
het krankzinnigengesticht op Endegeest. Voor
de eerste maal verschynt thans de uitkomst
der exploitatie op de begrootmg. Doch hsel
veel licht wordt daaromtrent niet gegeven.
Als batig saldo der vermoedeiyke rekening
over 1899 wordt onder post 30a uitgetrokken
ƒ13,140; onder post 40 wordt o. a. vermeld
dat het zuiver batig saldo dor exploitatie over
1897 bedroeg ƒ5947.765.
Het geheimzinnige in deze zaak wordt niet
nader toegelicht. Ook het laatst verschenen
gemeenteverslag geeft hierin geen licht. Het
daarin voorkomende „Verslag omtrent den
toestand en de exploitatie van het £i ankzin-
nigengesticht „Endegeest" gedurende het jaar
1897" bevat vele bolangryke medodeelingen
doch van de rekening wordt slechts als ter
loops opgemerkt, dat zy sloot mot het boven
genoemde saldo van ƒ5947.765.
Hoe is dit nu overeen te brengen met de
voorschriften der gemeentewet, die nog niet
lang geleden door eene aanschryving van den
minister van binnenlandfcche zaken opnieuw
aan de gemeentebesturen in herinnering zyn
gebracht? Immers de begrooting moet een
duidelyk overzicht bevatteu van de vermoede
lijke inkomsten en uitgaven, opdat ieder be
langstellende een behooriyk inzicht kan ver
kregen in de wijze, waarop het beh6er wordt
gevoerd, en zich een oordeel k2n vormen
omtrent de daardoor vorkregen uitkomsten.
Dit nu is hier volgens het meegedeelde, totaal
onmogelijk, zoodat het my zal verwonderen
of de Raad zich daarmede zal tevreden stel
len. Wellicht heeft hy op andere wyze mee-
deelingen ontvangen, die aan de overige burgery
wórden onthoudendoch zulk eene bandelwyze
zou kwaiyk zyn overeen te brengen met de
wet, die volledige openbaarheid in zake finan
ciën voorschryft.
By gebrek aan het noodige liebt moet ik
mö thans bepalen tot hetgeen wordt meege
deeld omtrent de aflossing van het kapitaal
en de rentebetaling. Wat het eerste betreft,
blykt, dat die aflossing gelyken tred houdt
met die van de gemeenteleening, welke, zoo
als ook bier herhaadleiyk werd aangetoond,
over eene veel te lange periode is verdeeld.
Is het nu wenscbeiyk ook voor het kapitaal,
dat in de vestiging van bet Krankzinnigen
gesticht is gestoken, die lange periode van
aflossing te nemen, en zou het niet de voor
keur verdienen om die periode op geiyke wyze
te verkorten als dit voor het kapitaal der
gasfabriek geschiedt, waar jaarlyks 5 pet. van
dit kapitaal wordt afgelost, zoodat de geheele
leening in 20 jaren is afgeloopen? Daarby
stort do gasfabriek in de gemeentekas 5 pro
cent rente over de geleende kapitalen, terwyi
voor „Endegeest" do rente niet hooger wordt
in rekening gebracht, dan die welke de ge
meente van hare schuld betaalt, zynde 3 pet.
Uit een en ander moge biykeD, dat de reke
ning, zoover dit thaDS kan worden nagegaan,
nog lang niet aan alle eischen der comptabi
liteit voldoet, en hierover heel wat meer licht
moet opgaan, eer daaromtrent een gunstig
oordeel mag worden uitgesproken.
Doch er is meer. Reeds blykt het gesticht
te klein te zyn en worden plannen tot verdere
uitbreiding ontworpen. Hierby wordt opnieuw
gerekend niet alleen op medewerking, maar
ook op financiöelen steun van de zyde van
het provinciaal bestuur. Nu is het my in het
gsheel niet duidelijk hoe deze zaak is geregeld.
Geeft dat bestuur zyn medewerking zonder
©enig financiëel voordeel te bedingen? Ter-
wyi het kapitaal, dat door de gemeente in
de zaak is gestoken, langzamerhand wordt
afgelost en van het overige rente wordt be
taald, krygt de provinciale kas van het ver
leende subsidie niets terug, noch aflossing,
noch rente. Indien nu de exploitatie voor
deelig blykt, zoodat toenemende saldo's in de
gemeentekas vloeien, moet het provinciaal
bestuur dan maar rustig toezien, boe dit
geschiedt met behulp van door hem ver
leende kapitalen, waarvan het nooit iets terug-
krygt? Ik zou zulk een handel wyze in hooge
mate onbiliyk achten en schadelyk voor de
provinciale fondsen, die, evengoed als de ge
meentekas, door belasting op de ingezetenen
moeten onderhouden worden.
Trouwens die gebeele exploitatie van het
krankzinnigengesticht is nog vol geheime
nissen, wier sluier slechts voor de leden van
den raad schynt opgolicht te worden. Anders
vat ik niet, hoe hy ocit toestemming kon
geven tot het toevertrouwen van het toezicht
op den voorgenomen nieuwen bouw aan een
ander persoon dan aan den „directeur van
gemeentewerken", wiens aanstelling juist on
misbaar werd geacht met het oog op het
aanleggen van nieuwe en groote werken. By
het eerste geval hot beste van dien aard,
wordt hy met allerlei exceptiën ter zyde ge
schoven en moet een ander het werk doen,
dat tot zyne taak behoort. Tevergeefs zoeken
wy, buitenstanders de oplossing van bet raadsel;
waarschyniyk zal zy ons eerst geopenbaard
worden, wanneer tot den bouw is overgegaan.
Intusschen mag niet onopgemerkt blijven,
hoe het krankzinnigengesticht een goede toe
komst tegengaat. Niet alleen beantwoordt het
aan de verwachting, maar ook de regeering
heeft zich bereid verklaard tot krachtige mee
werking. Zy heeft toch op de staatsbegrooting
een poRt uitgetrokken voor een hoogleeraar
in de psychiatrie; mocht dezo post worden
goedgekeurd, dan zal het hooger onderwys,
waarvan de zetel in onze gemeente is geves
tigd, zeer worden gebaat en ook de verwach
ting omtrent de heilzame gevolgen der instel
ling worden verhoogd.
III.
Overgaande tot de afdeeling, die over de
„uitgaven" handelt, zal ik my ditmaal tot
zeer weinige posten beperken.
In Hoofdstuk VI, handelende over de
kosten der plaatselyke gezondheidspolitiek
vinden, wy onder No. 120a een nieuwen po3t
tot een bedrag van 2150 uitgetrokken voor
„kosten, verbonden aan het instellen van een
onderzoek omtrent de wenschelykheid van
de invoering van een algemeenen keuringdienst
van levensmiddelen." In de uitvoerige toe
lichting kan men de bedoeling van het
dagolyksch bestuur weervinden. Zy komt
neer op een uitbreiding van de keuring van
vee, vleesch, visch en ooft over andere levens
middelen. Hierby wordt gerekend op de mede
werking van het pharmaceutisch laboratorium
der universiteit. Zoo wordt opnieuw een
beroep gedaan op de hulp der wetenschap,
wier zetel binnen onze gemeente is gevestigd,
en van de beoefenaren, die daaraan zyn ver
bonden. Zulk een samenwerking zal heilzame
gevolgen hebben èn voor het onderwys,
waarvan de werkkring wordt uitgebreid, èn
voor de gemeente, die de gosde vruchten van
wetenschappelyk onderzoek dienstbaar maakt
aan hare byzondere belangen. Al wat tot
hiertoe in deze richting werd gedaan, liet zyn
sporen achter in do belangryke verbetering
van den gezondheidstoestand, gelijk door do
statistiek ondubbelzinnig wordt aangetoond.
Moge ook deze nieuwe proefneming hot schoone
doel bevorderen, dan zal de voorgestelde
uitgaaf, die telken jare terugkeert, voldoende
zyn gerechtvaardigd.
Esn tweeden geheel nieuwen post vindt men
in Hoofdstuk VIII onder No. 142a. Hy is uitge
trokken tot een bedrag van f 2000 onder de
benaming „ondersteuning van wijkverpleging."
Ook hierby staat eene vry uitvoerige toelich
ting, waaruit blykt, dat de bedoeling is met de
uitgetrokken gelden bestaande vereenigingen
van wijkverpleging te steunen. Of dit op don
weg ligt van een gemeentebestuur, moet ik
voorshands in het midden latenhetgeen bier
wordt aangevoerd, heeft my Diet overtuigd.
Liever zou ik het terrein der byzondere armen
zorg en ziekenverpleging afgezonderd houden.
Geenszins kan ik toegeven, wat aan het slot der
toelichting wordt aangevoerd: „zonder twyfel
zullen, als do gemeente zich die boogstnuttige
zaak aantrekt, vele particulieren zich geroe
pen voelen haar krachtiger te steunen dan
tot dusver." Eer geloof ik omgekeerd, dat
zoodra de gemeeDto zich de zaak aantrekt en
haar financiëel steunt, de particulieren zich
zullen onttrekken en haar meer en meer aan
de zorg van het gemeentebestuur zullen over
laten. Ik acht de schoonste armenzorg die,
welke in stilte werkt en zonder steun van ryks-
of gemeentebesturen zelf do noodige midde
len byeenbrengt en uitreikt, waar de be
hoefte het grootst is. Dan blyft men vry van
officiêele inmenging en bemoeiallig toezicht.
Reeds wordt in de goede richting binnen onze
gemeente veel gedaan; zoover ik weet is de
behoefte aan inmenging vanwege het ge
meentebestuur nog niet gebleken. Liever zou
ik eene nieuwe wet op de armenzorg, die in
uitzicht is gesteld, afwachten en tot zoolang
deze zaak laten op het particuliere terrein,
waar zy tbuis hoort.
In het Tiende Hoofdstuk vindt men een
allegaartje van uitgaven, die met elkander
niets gemeen hebben. Zoo zie ik onder post
161 een bedrag van f 1000 uitgetrokken als
subsidie aan de 3-October-veroeniging, die
dit jaar haar taak al zeer slecht heeft ver
vuld. Want van een viering van den merk-
waardigen gedenkdag was geen sprake; hadden
vele burgers hunne belangstelling niet ge
toond door het uitsteken der vlaggen, de dag
zou onopgemerkt zyn voorbygegaan. Reeds
vreoBdo ik dat het gemeentebestuur voor good
van het vieren van den gedenkdag had af-
gezieD, doch de begrooting vermindert de vrees.
Nu hot geld er voor wordt uitgetrokken, hoop
ik dat hot gemeentebestuur zal waken, dat
dit gold voor het bestemde doel zal worden
besteed en niet wordt uitgegeven voor andero
vermakelijkheden, dio mot onzen ouden ge-
donkdag niets te maken hebben.
Onder post 168 staat de gewone toelage
voor den schouwburg vermeld; hieromtrent
neem ik de vryheid naar myn vorig opstel
in dit blad te wyzen.
Van meer belang is post 169, waaronder
niet minder dan 25,750 wordt uitgetrokken
voor „aankoop van inschryvingen op het
grootboek der Nat. Werk. Schuld." Het blyft
my onbegrypelyk, boe men tot aankoop van
bezitting kan overgaan, wanneer men onder
zulk oen zwaren schuldenlast gaat "gebukt
als onze gemeente. Waarom het hier uitge
trokken bedrag niet liever besteed tot ver
mindering dezer schuld? Reeds meermalen
dood ik deze vraag zoowel in dit blad als in
particuliere gesprekken, doch nooit ontving
ik een bevredigend antwoord.
Het laatste Hoofdstuk bevat slechts éóu
post: onvoorziene uitgaven. De werkelijke uit
gaven over 1897 op dezen post bedroegen
ƒ3223.585; op de begrooling voor 1898 werd
de post opgevoerd tot ƒ43,301; voor 1899
wordt hy teruggebracht tot 14,108. Duideiyk
is in den loop van dit jaar gebleken, boe
gevaariyk het is om dozen post hooger op te
voeren dan strikt noodzakeiyk is. Met het oog
hierop is zelfs de nu uitgetrokken som nog
te hoog te achten. Een goed deel daarvan
zou kunnen strekken tot vermindoring van
de plaatselyke belasting; hiermede ware oen
dubbel doel boroikt, nl. verlichting van druk
voor de burgery en aansporing tot zuinigbe d
voor het gemeentebestuur.
Lbidkn, 6 October 1898. Van Gerr.
Leiden, 8 October.
de door het departement van kolonién
te Amsterdam gehouden aanbesteding waren
minste inschrijvers voor de levering van 7000
wollen dekens, verde.ld in 7 perc. ad 1000
stuks.
M. v. Beurden v. Moll,
Tilburg,
J.C. Zaalberg&Z., Lelden,
Gob. v. Wijk Co.,
Leiden,
J. Scheltema Jzn., Leiden,
Leitsche Dekenfabriek,
Lellen,
1 p. a. f 3.60
P-
s.
l 1
3.70
0
0
1 1
3.80
S
K
1 1
n
0
1 1
.4 06
n
2
,4.10
2
.3 80
3.25
n
0
1
3.30
0
0
1
3.40
0
0
3.50
0
n p 3.55
0
I
3.56
0
1
3.42'/,
0
1
3.45'/,
u
0
1
p 3.50
V
1
p 3.52'/,
n
0
1
p p 3.55
1
3 57'/,
B
0
1
p p 3.58
0
t. 7
p p 3.18
0
0
I
p p 3.46
0
1072 div. wollen dekens, Geb. v. Wijk Co.,
Leiden, f 2050.
Het stoomschip „Bromo," van Java naar
Rotterdam, passeerde 6 Oct. Wight.
Leiderdorp. Eeöigen tjjd geleden werd
door den heer K., alhier woonachtig, een
wagen vol koperen artikelen, overblijfselen
van een stoomketel, in oen schuur geborgen.
Langen tyd werd hier niet naar omgekeken,
tot dezer dagen de heer K. plotseling tot do
ontdekking kwam, dat van al die voorwerpen
geen spoor meer over was. De poiitie doet
onderzoek.
De aanbesteding van brandstoffen ton be
hoeve éer gemeente heeft gisteren plaats ge
had. De levering van steenkolen en cokes Is ge
gund aan J. Tyssen en die van turf aan W. A.
Wollf, beiden wonende albier.