N°. 118*8 Maandag ÏO October. A0. 1898 feze (Courant wordt dagelijks, met uitzondering van (gon- en feestdagen, uitgegeven. De gemeentebegrooting voor 1899. 1 1 1 1 ff LEIDSCH DAGBLAD. PRIJS DEZER COURANT: Vóór Leidon per 8 maanden. "i <T 1.10. Franco per post 4 1.40. 1 Afzonderlijke Nommers 0.05. PRUS DES ADVERTEOTTÉN: Van 1—6 regels 1.05. Iedere regel meer 0.171. Grootero lettors naar plaatsruimte. Yoor het incasseeren buiten de stad wordt 0.05 berekend. Tweede Blad. Tot mijn spijt kan ik ditmaal niet gelijk in voorgaande jaren beginnen met een beschou wing over het kohier der inkomsten-belasting. Het boekje verscheen zoo laat, dat mi) de gelegenheid was afgesneden om dit, zooals mijn gewoonte was, in de vacantia te bewer ken. Nu deze is voorbijgegaan, zal ik in dit jaar geen gelegenheid meer hebben om tot de bewerking over te gaan. In dubbel opzicht moet ik dit betreuren. Gaarne toch had ik nagegaan, welke invloed wordt uitgeoefend door de in de verordening gebrachte wijzigin gen ten opzichte der klasse-indeeling en van den aftrek voor kinderen. Eerst nadat deze invloed is geëlimineerd, kan tot vergelijking met voorafgaande kohieren worden overgegaan om daaruit den financiëelen gang van zaken af te leiden. Mijn herhaaldelijk uitgesproken wensch, dat de ontleding van het kohior door het gemeentebestuur zelf zou worden ter hand genomen en de uitkomsten zouden worden ge publiceerd, blijft onvoldaan; het weinige dat üerover in de „Statistiek van Leiden" wordt meegedeeld is geheel onvoldoende. Minder dan ooit heb ik hoop dat aan dien toch alleszins billijken wensch zal worden tegemoet gekomen, nu ik in de officiéél© Handelingen heb gekzen dat volgens een verklaring van den burge- meester een vorig jaar de belasting niet van 8 tot 2.97 pet. kon verminderd worden, omdat de hiervoor noodzakelijke berekening aan het personeel te voel moeite zou veroorzaken! Is het biermede bij het Tekenbureau op het stadhum zoo treurig gesteld, dan kan daaraan zeker niet de bewerking van het kohier, die veel oplettendheid en a org vereischt, worden toevertrouwd, en moet de hoop op beter en vollediger statistiek omtrent own financiëalen toestand der gemeente voorgoed worden prijs gegeven. Zoo zal ik mij ditmaal bepalen tot de ge meentebegrooting, die onlangs in druk ver schoen en weldra in den Raad zal worden behandeld. Meer dan in vorige jaren acht ik het wenschelyk, daaraan eenige beschouwin gen te wijden; in menig opzicht is zij van groot belang en bevat voorstellen, die stellig verdienen in wijder kring te worden over wogen en besproken. Terstond treft het gunstig vorschijnsel, dat het bedrag aan „plaatselyko directe be lastingen" tot een lager cijfer dan het vorige jaar is uitgetrokken, zoodat vermindering van druk is te wachten. Tegenover f 192,000 oyer 1898 wordt thans uitgetrokken f 178 000 voor 1899. Het streven van ons gemeentebestuur om den druk te verlichten en niet zwaarder te maken dan strikt noodig is, verdient alles zins waardeering. Trachten wü tot de oorzaak der vermindering op te klimmen, dan blijkt zjj te zijn gelegen in de hoogero uitkeering van hót rijk aan de gemeente ingevolge de nieuwe wet. Over 1897 bedroeg zij fi 18,843.68s, terwijl zjj thans wordt uitgetrokken tot f 153 922; do verhooging is mode gevolg van do uitbreiding der gemeente door de annexate. "Wel was het bedrag over 1898 nagenoeg even hoog, maar toen sloot ook de begrooting met zulk een batig saldo, dat in den raad een krachtige poging word aangewend om dit tot vermindering van lasten aan te wen den. Het mocht toen niet baten en stuitte af op de bewering, dat het batig saldo onmis baar was voor de uitvoering van gewichtige plannen in den loop van het jaar. Daarvan nu is niets gebleken; die plannen bleven, althans voor de burgers die niet in de go- heimen zijn doorgedrongen, in de lucht hangen. Het batig saldo werd voor een deel aange wend om, zooals by ruime kas meer geschiedt, allerlei overschrijdingen in verschillende reke ningen te dekken, en enkele salarissen te verhopgen; grootendeels bleef het bestaan, zooal^ uit het verslag der laatste raadszitting is gebleken. Gelukkig wordt thans die ver keerde weg verlaten en schynt het ernstige voornemen te bestaan, om aan den belasting druk der burgery zoo mogeiyk te gemoet te komen. Reeds meermalen toonde ik aan, dat die druk in vergeiyking met andere gemeenten van ongeveer geiyken omvang en beteekenis, niet te zwaar is te achteD. Niet eens wil ik hiorby de hoofdstad aanhalon, waar door bedenkeiyk financiëel beheer de belastingdruk op do burgery ondraagiyk is gewordeD, zoodat daar zelfs na de aanzienlyke verhooging der uitkeering van het ryk geen kans op ver mindering van druk bestaat; de daar inge slagen weg, kan slechts als afschrikwekkend voorbeeld worden aangehaald. Doch ook in gemeenten als Haarlem, Arnhem, De'ft, Dordrecht, Groningen is do druk zwaarder, soms veel zwaarder dan by ons, zonder dat voorde8len van beteekenis daartegenover staan. Ongetwyfeld moet dit voor onze gemeente gunstige verscbyn6el voor een goed deel aan voorzichtig financiëel beheer worden toege schreven. Doch het is hoogst wenscheiyk, dat die goede weg niet worde verlaten, zoodat de belastingdruk matig kan biyven. Want bierby mag niet uit het oog worden verloreD, hoe zwaar de burgery nog op andere wyze door directe belasting wordt getroffen. Vermogens- en bedryfsbelasting, waarby nog komt de wyziging in het personeel, drukken oneven redig zwaar op een bevolking, die voor een groot deel bestaat uit ambtenaren, predikanten, officieren en anderen, die van een bepaald inkomen moeten leveD. De'gezegende belas tinghervorming, waarvan zöoveel werd ver wacht, is op eon geducht fiasco uitgeloopen. Niet alleen heeft zy zwaren en onevenredigen druk veroorzaakt, ook in ander opzicht is het doel gemist. De pas ingediende staatsbegrooting kan ons leeren, hoe het evenwicht in de ryks- financiëo lang niet is bereikt, zoodat de minister tot andere middelen verhooging van accynzen en invoerrechten de toevlucht moet nemen om het verbroken evenwicht tus8chen uitgaven en inkomsten te herstellen. Van de directe belastingen is ni6ts meer te wachten; reeds zyn zy tot het uiterste opge voerd. Noch de bedryfsbelasting, noch de wyziging in het personeel heeft aan het doel beantwoord; door verkeerde samenstelling, tegen welke door bevoegden ernstig werd gewaarschuwd, gaven zy slechts teleurstelling. Niet alleen schynen de tydon van Alva, toen men den tienden penning eischte, te zyn teruggekeerd, nu wy ook den tienden ponning onzer zuivere inkomsten aan directe belasting moeten offeren, ook de inquisitie tracht tot ons terug te keeren. Niöt in de gedaante van pyobank en brandstapel; met meer moderne hulpmiddelen schynen thans de inspecteurs dor ryksbelastingen die taak te willen over nemen. In stryd met de bedoeling der wet en met de uitdrukkeiyke voorschriften van den minister van financiën omtrent bare uitvoering, vervolgen zy ons met vragen, die aan een inquisitoriaal onderzoek herin neren en de wetten zoo mogeiyk nog ge- hater maken dan zy uit den aard der zaak reeds zyu. Waariyk, een nieuwe belasting hervorming, waarby het bestaande wordt om vergeworpen en andere grondslagen worden aangenomen, zal noodig zyn om tot een toe stand te geraken, waarby de financiën in even. wicbt8toestand verkeeren en aan de burgery naar biliykon maatstaf geen hoogere lasten worden opgelegd dan strikt noodzakeiyk is. Tot zoolang zal ook ons ge meentebestuur verstandig handelen door althans voor de inwoners onzer gemeente den druk der be lasting zooveel mogoiyk te verlichten. IL Het wordt tyd, dat wy na de voorgaande uitweiding over de ryksbelastingen, tot ons eigenlyke onderwerp „de gemeente begrooting voor 1899" terugkoeren. Het is geenszins myn voornemen om door post voor po3t na te gaaD, daarop critiek uit te oefenen of amendementen voor te 6tellen; dat kan aan heD, die daartoe zyn geroepen, overgelaten biyven. Ik wensch thans slechts op enkele hoofdzaken de aandacht te vestigen, om daar aan eenige beschouwingen vast te knoopon. Zoo wys ik in do eerste plaats op de posten onder de „inkomsten", die op exploitatie van instellingen ten behoeve der gemoeten betrek king hebben. Hierby komt in de eerste plaats in aan merking: de stedelyke gasfabriek. In de be grooting is een vry uitvoerig overzicht van de flnanciëele uitkomsten der exploitatie opge nomen, zy blykt voor de gomeente hoogst voordeelig te zyn. By matigen gasprys, by voortdurende uitbreiding van het gasverbruik en overeenkomstige vergrooting van fabriek en machinerieën, wordt het kapitaal behooriyk afgelost, de vry hooge rente daarvan afbe taald en biyft er een aaozieniyk batig saldo voor de gemeentekas over. Niet minder dan f 61,245.78s wordt hiervoor uitgetrokken, zynde iets meer dan het voorgaande jaar en iets minder dan in 1897 is ontvangeD. Door het jaarlyksche verslag der instelling kan de gang van zaken in byzonderheden worden nagegaan; de iüdruk omtrent de zorg, die door directeur en commissarissen van toezicht hieraan wordt besteed, kan niet anders dan gunstig zyn. Golyken indruk ontvangt men omtrent eene niet minder nuttige instelling: de duinwater leiding. Zy wordt gedreven in particuliere exploitatie, waarvan de voordeelen grooten deels aan de gemeente ten goede komen. In de oorate plaats door het voortreffelyke water tegen matigen prye, voor de gomeente een ware weldaad, waarvan de voordeelen met het oog op de volksgezondheid Diet genoeg kunnen gewaardeerd worden. Doch ook voor do gemeentekas is deze zaak niet weinig voordeelig; als aandeel in do winst wordt op de begrooting 25,000 uitgetrokken. Hieruit blykt, hoe ook particuliere exploitatie voor de gemeente by goed beheer en behooriyk toezicht in alle opzichten voordeelig kan zyn. E3ne andere instelling, waarop ik thans meer bijzonder de aandacht wil vestigeD, Iï£' het krankzinnigengesticht op Endegeest. Voor de eerste maal verschynt thans de uitkomst der exploitatie op de begrootmg. Doch hsel veel licht wordt daaromtrent niet gegeven. Als batig saldo der vermoedeiyke rekening over 1899 wordt onder post 30a uitgetrokken ƒ13,140; onder post 40 wordt o. a. vermeld dat het zuiver batig saldo dor exploitatie over 1897 bedroeg ƒ5947.765. Het geheimzinnige in deze zaak wordt niet nader toegelicht. Ook het laatst verschenen gemeenteverslag geeft hierin geen licht. Het daarin voorkomende „Verslag omtrent den toestand en de exploitatie van het £i ankzin- nigengesticht „Endegeest" gedurende het jaar 1897" bevat vele bolangryke medodeelingen doch van de rekening wordt slechts als ter loops opgemerkt, dat zy sloot mot het boven genoemde saldo van ƒ5947.765. Hoe is dit nu overeen te brengen met de voorschriften der gemeentewet, die nog niet lang geleden door eene aanschryving van den minister van binnenlandfcche zaken opnieuw aan de gemeentebesturen in herinnering zyn gebracht? Immers de begrooting moet een duidelyk overzicht bevatteu van de vermoede lijke inkomsten en uitgaven, opdat ieder be langstellende een behooriyk inzicht kan ver kregen in de wijze, waarop het beh6er wordt gevoerd, en zich een oordeel k2n vormen omtrent de daardoor vorkregen uitkomsten. Dit nu is hier volgens het meegedeelde, totaal onmogelijk, zoodat het my zal verwonderen of de Raad zich daarmede zal tevreden stel len. Wellicht heeft hy op andere wyze mee- deelingen ontvangen, die aan de overige burgery wórden onthoudendoch zulk eene bandelwyze zou kwaiyk zyn overeen te brengen met de wet, die volledige openbaarheid in zake finan ciën voorschryft. By gebrek aan het noodige liebt moet ik mö thans bepalen tot hetgeen wordt meege deeld omtrent de aflossing van het kapitaal en de rentebetaling. Wat het eerste betreft, blykt, dat die aflossing gelyken tred houdt met die van de gemeenteleening, welke, zoo als ook bier herhaadleiyk werd aangetoond, over eene veel te lange periode is verdeeld. Is het nu wenscbeiyk ook voor het kapitaal, dat in de vestiging van bet Krankzinnigen gesticht is gestoken, die lange periode van aflossing te nemen, en zou het niet de voor keur verdienen om die periode op geiyke wyze te verkorten als dit voor het kapitaal der gasfabriek geschiedt, waar jaarlyks 5 pet. van dit kapitaal wordt afgelost, zoodat de geheele leening in 20 jaren is afgeloopen? Daarby stort do gasfabriek in de gemeentekas 5 pro cent rente over de geleende kapitalen, terwyi voor „Endegeest" do rente niet hooger wordt in rekening gebracht, dan die welke de ge meente van hare schuld betaalt, zynde 3 pet. Uit een en ander moge biykeD, dat de reke ning, zoover dit thaDS kan worden nagegaan, nog lang niet aan alle eischen der comptabi liteit voldoet, en hierover heel wat meer licht moet opgaan, eer daaromtrent een gunstig oordeel mag worden uitgesproken. Doch er is meer. Reeds blykt het gesticht te klein te zyn en worden plannen tot verdere uitbreiding ontworpen. Hierby wordt opnieuw gerekend niet alleen op medewerking, maar ook op financiöelen steun van de zyde van het provinciaal bestuur. Nu is het my in het gsheel niet duidelijk hoe deze zaak is geregeld. Geeft dat bestuur zyn medewerking zonder ©enig financiëel voordeel te bedingen? Ter- wyi het kapitaal, dat door de gemeente in de zaak is gestoken, langzamerhand wordt afgelost en van het overige rente wordt be taald, krygt de provinciale kas van het ver leende subsidie niets terug, noch aflossing, noch rente. Indien nu de exploitatie voor deelig blykt, zoodat toenemende saldo's in de gemeentekas vloeien, moet het provinciaal bestuur dan maar rustig toezien, boe dit geschiedt met behulp van door hem ver leende kapitalen, waarvan het nooit iets terug- krygt? Ik zou zulk een handel wyze in hooge mate onbiliyk achten en schadelyk voor de provinciale fondsen, die, evengoed als de ge meentekas, door belasting op de ingezetenen moeten onderhouden worden. Trouwens die gebeele exploitatie van het krankzinnigengesticht is nog vol geheime nissen, wier sluier slechts voor de leden van den raad schynt opgolicht te worden. Anders vat ik niet, hoe hy ocit toestemming kon geven tot het toevertrouwen van het toezicht op den voorgenomen nieuwen bouw aan een ander persoon dan aan den „directeur van gemeentewerken", wiens aanstelling juist on misbaar werd geacht met het oog op het aanleggen van nieuwe en groote werken. By het eerste geval hot beste van dien aard, wordt hy met allerlei exceptiën ter zyde ge schoven en moet een ander het werk doen, dat tot zyne taak behoort. Tevergeefs zoeken wy, buitenstanders de oplossing van bet raadsel; waarschyniyk zal zy ons eerst geopenbaard worden, wanneer tot den bouw is overgegaan. Intusschen mag niet onopgemerkt blijven, hoe het krankzinnigengesticht een goede toe komst tegengaat. Niet alleen beantwoordt het aan de verwachting, maar ook de regeering heeft zich bereid verklaard tot krachtige mee werking. Zy heeft toch op de staatsbegrooting een poRt uitgetrokken voor een hoogleeraar in de psychiatrie; mocht dezo post worden goedgekeurd, dan zal het hooger onderwys, waarvan de zetel in onze gemeente is geves tigd, zeer worden gebaat en ook de verwach ting omtrent de heilzame gevolgen der instel ling worden verhoogd. III. Overgaande tot de afdeeling, die over de „uitgaven" handelt, zal ik my ditmaal tot zeer weinige posten beperken. In Hoofdstuk VI, handelende over de kosten der plaatselyke gezondheidspolitiek vinden, wy onder No. 120a een nieuwen po3t tot een bedrag van 2150 uitgetrokken voor „kosten, verbonden aan het instellen van een onderzoek omtrent de wenschelykheid van de invoering van een algemeenen keuringdienst van levensmiddelen." In de uitvoerige toe lichting kan men de bedoeling van het dagolyksch bestuur weervinden. Zy komt neer op een uitbreiding van de keuring van vee, vleesch, visch en ooft over andere levens middelen. Hierby wordt gerekend op de mede werking van het pharmaceutisch laboratorium der universiteit. Zoo wordt opnieuw een beroep gedaan op de hulp der wetenschap, wier zetel binnen onze gemeente is gevestigd, en van de beoefenaren, die daaraan zyn ver bonden. Zulk een samenwerking zal heilzame gevolgen hebben èn voor het onderwys, waarvan de werkkring wordt uitgebreid, èn voor de gemeente, die de gosde vruchten van wetenschappelyk onderzoek dienstbaar maakt aan hare byzondere belangen. Al wat tot hiertoe in deze richting werd gedaan, liet zyn sporen achter in do belangryke verbetering van den gezondheidstoestand, gelijk door do statistiek ondubbelzinnig wordt aangetoond. Moge ook deze nieuwe proefneming hot schoone doel bevorderen, dan zal de voorgestelde uitgaaf, die telken jare terugkeert, voldoende zyn gerechtvaardigd. Esn tweeden geheel nieuwen post vindt men in Hoofdstuk VIII onder No. 142a. Hy is uitge trokken tot een bedrag van f 2000 onder de benaming „ondersteuning van wijkverpleging." Ook hierby staat eene vry uitvoerige toelich ting, waaruit blykt, dat de bedoeling is met de uitgetrokken gelden bestaande vereenigingen van wijkverpleging te steunen. Of dit op don weg ligt van een gemeentebestuur, moet ik voorshands in het midden latenhetgeen bier wordt aangevoerd, heeft my Diet overtuigd. Liever zou ik het terrein der byzondere armen zorg en ziekenverpleging afgezonderd houden. Geenszins kan ik toegeven, wat aan het slot der toelichting wordt aangevoerd: „zonder twyfel zullen, als do gemeente zich die boogstnuttige zaak aantrekt, vele particulieren zich geroe pen voelen haar krachtiger te steunen dan tot dusver." Eer geloof ik omgekeerd, dat zoodra de gemeeDto zich de zaak aantrekt en haar financiëel steunt, de particulieren zich zullen onttrekken en haar meer en meer aan de zorg van het gemeentebestuur zullen over laten. Ik acht de schoonste armenzorg die, welke in stilte werkt en zonder steun van ryks- of gemeentebesturen zelf do noodige midde len byeenbrengt en uitreikt, waar de be hoefte het grootst is. Dan blyft men vry van officiêele inmenging en bemoeiallig toezicht. Reeds wordt in de goede richting binnen onze gemeente veel gedaan; zoover ik weet is de behoefte aan inmenging vanwege het ge meentebestuur nog niet gebleken. Liever zou ik eene nieuwe wet op de armenzorg, die in uitzicht is gesteld, afwachten en tot zoolang deze zaak laten op het particuliere terrein, waar zy tbuis hoort. In het Tiende Hoofdstuk vindt men een allegaartje van uitgaven, die met elkander niets gemeen hebben. Zoo zie ik onder post 161 een bedrag van f 1000 uitgetrokken als subsidie aan de 3-October-veroeniging, die dit jaar haar taak al zeer slecht heeft ver vuld. Want van een viering van den merk- waardigen gedenkdag was geen sprake; hadden vele burgers hunne belangstelling niet ge toond door het uitsteken der vlaggen, de dag zou onopgemerkt zyn voorbygegaan. Reeds vreoBdo ik dat het gemeentebestuur voor good van het vieren van den gedenkdag had af- gezieD, doch de begrooting vermindert de vrees. Nu hot geld er voor wordt uitgetrokken, hoop ik dat hot gemeentebestuur zal waken, dat dit gold voor het bestemde doel zal worden besteed en niet wordt uitgegeven voor andero vermakelijkheden, dio mot onzen ouden ge- donkdag niets te maken hebben. Onder post 168 staat de gewone toelage voor den schouwburg vermeld; hieromtrent neem ik de vryheid naar myn vorig opstel in dit blad te wyzen. Van meer belang is post 169, waaronder niet minder dan 25,750 wordt uitgetrokken voor „aankoop van inschryvingen op het grootboek der Nat. Werk. Schuld." Het blyft my onbegrypelyk, boe men tot aankoop van bezitting kan overgaan, wanneer men onder zulk oen zwaren schuldenlast gaat "gebukt als onze gemeente. Waarom het hier uitge trokken bedrag niet liever besteed tot ver mindering dezer schuld? Reeds meermalen dood ik deze vraag zoowel in dit blad als in particuliere gesprekken, doch nooit ontving ik een bevredigend antwoord. Het laatste Hoofdstuk bevat slechts éóu post: onvoorziene uitgaven. De werkelijke uit gaven over 1897 op dezen post bedroegen ƒ3223.585; op de begrooling voor 1898 werd de post opgevoerd tot ƒ43,301; voor 1899 wordt hy teruggebracht tot 14,108. Duideiyk is in den loop van dit jaar gebleken, boe gevaariyk het is om dozen post hooger op te voeren dan strikt noodzakeiyk is. Met het oog hierop is zelfs de nu uitgetrokken som nog te hoog te achten. Een goed deel daarvan zou kunnen strekken tot vermindoring van de plaatselyke belasting; hiermede ware oen dubbel doel boroikt, nl. verlichting van druk voor de burgery en aansporing tot zuinigbe d voor het gemeentebestuur. Lbidkn, 6 October 1898. Van Gerr. Leiden, 8 October. de door het departement van kolonién te Amsterdam gehouden aanbesteding waren minste inschrijvers voor de levering van 7000 wollen dekens, verde.ld in 7 perc. ad 1000 stuks. M. v. Beurden v. Moll, Tilburg, J.C. Zaalberg&Z., Lelden, Gob. v. Wijk Co., Leiden, J. Scheltema Jzn., Leiden, Leitsche Dekenfabriek, Lellen, 1 p. a. f 3.60 P- s. l 1 3.70 0 0 1 1 3.80 S K 1 1 n 0 1 1 .4 06 n 2 ,4.10 2 .3 80 3.25 n 0 1 3.30 0 0 1 3.40 0 0 3.50 0 n p 3.55 0 I 3.56 0 1 3.42'/, 0 1 3.45'/, u 0 1 p 3.50 V 1 p 3.52'/, n 0 1 p p 3.55 1 3 57'/, B 0 1 p p 3.58 0 t. 7 p p 3.18 0 0 I p p 3.46 0 1072 div. wollen dekens, Geb. v. Wijk Co., Leiden, f 2050. Het stoomschip „Bromo," van Java naar Rotterdam, passeerde 6 Oct. Wight. Leiderdorp. Eeöigen tjjd geleden werd door den heer K., alhier woonachtig, een wagen vol koperen artikelen, overblijfselen van een stoomketel, in oen schuur geborgen. Langen tyd werd hier niet naar omgekeken, tot dezer dagen de heer K. plotseling tot do ontdekking kwam, dat van al die voorwerpen geen spoor meer over was. De poiitie doet onderzoek. De aanbesteding van brandstoffen ton be hoeve éer gemeente heeft gisteren plaats ge had. De levering van steenkolen en cokes Is ge gund aan J. Tyssen en die van turf aan W. A. Wollf, beiden wonende albier.

Historische Kranten, Erfgoed Leiden en Omstreken

Leidsch Dagblad | 1898 | | pagina 5