hebben de eer U te berichten dat de Collectie voorhet Najaar- en Winterseizoen compleet is kag®, zeer lage, doch vaste Prijzen. MI1 (§e2e jouraat wordt dagelijks, met uitzondering van (§on- en feestdagen, uitgegeven. Feuilleton. MOOIE NAN. PIUJS DEZER COURANT V» PRIJS DER ADVKRTENTIEN: Van 1—6 rogeJa f L.06. Iedere regel meer f 0.17J. Grooterd lettere naar plaatsruimte. Voor het incasseeren buiten de stad wordt f 0.05 berekend. Voor Lelden per 8 maanden. Franco per post Afzonderlijke Nommers 15) ,0e denkt, dat ik niet voor zulk een leven geschikt ben", ztide zg onvriendelijk. „En misschien hebt gt) gelijk; maar in ieder ge val" zt) zag hem recht in de oogen, terwijl zU sprak - „ben ik van plan het den een of anderen dag eens te gaan proboerenl Ik heb geen lust m(Jn geheelo leven in de Gouden Vallei door te brengen." Er kwam op dat oogenblik eon klant in den winkel, zoodat een verder gesprek onmo gelijk was. Alan ging naar zijn werk, zich afvragend wat v-ij bedoelde met haar woorden. Dacht zij aan Malcolm? zoo peinsde hij, HU dacht dien dag veel aan haar. Hij trachtte zich haar voor te stellen als de meesteres van „Fairholt" - van dat ouder- w'J-sche, geregelde huishouden, waar het laven op de kalmste, meeat alledaagsche wijze voort- giog en waar de eene dag precies op den anderen geleek. Hg trachtte zich haar voor te stellen toilet makende en uit eten gaande, deftige bezoeken ontvangende en brengende - doch tevergeefs. Hg kon zich haar voorstellen op het tooneel in een komedie, terwijl zg baar gehoor medesleepte door haar schoon heid en haar prachtige stem, of hg kon zich verbeelden hoe zg rond ging in een ziekon- zaal als verpleegster, altgd geduldig en vrien- - delgk on hulpvaardig; maar boe hg ook zgn bost deed, als meesteres van een deftig Engelsch huishouden kon hg zich Nan niet voorstellen. „Ik weet heusch niet, wie ik meer zou beklagen, tante Marianne of Nan als een onvriendetgk noodlot haar als schoon moeder en dochter bgeenbracht," zeide hg bg zichzelven, terwgi hg langzaam naar huis liep. Hg ging zelden langs den grooten weg, die warm was en stoffig; hg gaf de voorkour aan het pad langs de rivier, dat, hoewel on effen, koel en aangenaam en hier en daar werkeigk mooi was, want de overhangende rotsen waren begroeid met varens en mos, terwgi hier en daar roode bloemen schitter den tus8chen het groen. In de afgeloopen week waren Malcolm en Kan hem een gedeelte van den weg te gemoet gekomen. Hg verwachtte niet, dat zg dit heden doen zouden. Nan was, om de een of andere onverklaar bare reden, uit baar humeur, en hg wist, dat Malcolm geen lust zou hebben alleen te komen, zoodat het een aangename verrassing voor hem was, toen hg, bg het omslaan van een hoek, Nan in de verte zag aankomen. Zg was alleen; zg liep langzaam en met gebogen hoofd. Alan merkte op, toen zg naderbg kwam, dat zg er bleeker en ernstiger uitzag dan gewoonigk. Zg droeg een witte japon; een groote hoed beschermde haar gelaat voor de zon. Alans hart sloeg sneller, toen bg haar zag aankomen, en zgn hoed afnemende, wuifde hg daar vroolgk mede. „Geheel alleen, Nan? Waar is Malcolm?" „Thuis, denk ik. En waarom zou ik niet alleen zgn? Malcolm behoeft mg toch niet altgd als een schoothondje te volgen, mgnheer Courtenay," antwoordde Nan uit de hoogte. „Nu, ik ben in ieder geval big, dat gg mg te gemoet komt, want het bewgst mg, dat ik vergiffeois heb gekregen," zoide Alan glim lachend. „Vergiffenis? Waarvoor?" Alan trok zgn Behouders op. „Ja dat weet ik zelf ook niet. Ik weet alleen, dat ik het ongeluk bad u gisteren op de een of andere manier te beleedigon." „Hoe weet u dat?" „Wel, omdat ge gisteravond en van mor gen mg ternauwernood te woord wildet staan," lachte Alan; „maar nu go mg weer in genade hebt aangenomen, is dat alles vergeten en vergeven." „Er was niets te vergeven; ik wou, dat u geen onzin praatte, mgnheer Courtenay! Ik kwam u niet te gemoet, omdat ik zoo bgzonder naar uw gezelschap verlangde, maar omdat ik u eerst een paar vragon wilde doen en daarna uw raad vragen," zeide Nan, nog steeds op afgemeten, kalmen toon. Alan zag haar een weinig verbaasd aan. Hg had Nan in allerlei stemmingen gezien, maar deze gskoude kalmte, waarachter zg toch klaarbigkeigk iets zocht te verbergen, dat haar hinderde, was hem nieuw. Ook haar gelaat droeg de sporen van het oen of ander verborgen leed, dacht hij. Zg zag bleok, haar oogen stonden treurig en om haar mond was een droevige trek. Hg had haar bewon- I derd en van haar gehouden in al haar stem mingen, maar thans, nu zij bedroefd was, had hg bgna een gevoel alsof bg haar lief had. Zg was in de een of anders moeiigk- heid, en bet was tot hem, en niet tot Malcolm, dat zg om raad was gekomen. Die gedachte deed hem genoegen, en zóóveel genoegen,dat hg er zolf verbaasd over was. „Vraag mg, wat gg wilt. Mgn raad, als die iets waard is, is tot uw dienst," zeide hg kalm. „Laten we dan hier gaan zitten." Nan wees naar oen vooruitspringend rotsblok. ,lk ben vermoeid en het is hier koel en prettig bg de rivier." Nan sprak alsof ze haar gedachten niet had bg betgeen zg zeide; haar oogen volgden peinzend het stroomondo water. De rivior was hier nog slechts smal en op sommige plaatsen zóó ondiep, dat zg zich met moeite over do steenon een weg baande; maar langzamerhand zou zg breeder en dieper en kalmer worden, totdat zg den grooten oceaan bereikte, waar aan al baar moeiigk- heden een einde kwaml O, indien zg slechts kon mede gaan! dacht Nan. Als zg haar oude leven slechts kon achterlaten, met zgn vele verwikkelingen en zorgen en moeiten, en ze in een nieuw en gelukkiger leven vergeten I Alan stoorde haar niet in haar overpein zingen. Hg stopte zgn pgp, stak die aan, rookte kalm voort en sloeg haar lief gelaat gade. Het was geen wonder, dat Malcolm haar liefhad, dacht hg. Nan verbrak cindeigk bet stilzwggon. „Mgnheer Courtenay," zeide zg, „hoewel wg u en ik een maand geloden elkander volko-nen vreemd waroD, zgn wg zooveel samen geweest, dat wg elkander beter kennen dan wanneer wg, onder gewone omstandig heden, veel jaren met elkander hadden om- gegaan; is dat r.iet zoo?" „Ja, dat geloof ik ook. Ja zeker." „U weet alles van mg, u hebt mgn huis gezien, de menschen, met wie ik omga. U zgt bekend mot mgn levenswgze", ging Nan op beslisten toon voort, „maar over uw huis en uw familie, en het leven, dat u in Engeland leidt, weet ik bgna nietB. D hebt zelden over dit alles mot mg gesproken, en lk wilde er liever niet naar vragen; maar nu" zg aarzelde een oogenblik „heb ik er mgn reden voor, gaarne bet een en ander over u te willen hooren." „De reden, waarom ik u niet sprak over mgn huis en mgn familie, Nan, moet ge alleen zoeken in de omstandigheid, dat ik zooals ge trouwens reeds dikwgis zult opgo- merkt hebben zeer terughoudend van aard ben en niet gaarne over mgzelven spreek. Dat was de oenige reden." „Zoo?" Nan glimlachte ongeloovig. „Of was het, omdat ge mg liever niet het onder scheid wildet doen gevoelen, dat bestaat tusschen mgn leven en het leven, dat uw zusters en nichtje ik heb u, geloof ik, van een nichtje Frances hooren sproken leiden?" Wordt vervolgd).

Historische Kranten, Erfgoed Leiden en Omstreken

Leidsch Dagblad | 1898 | | pagina 5