N°. 11345 Donderdag October. A°. 1898 §eze (Courant wordt dagelijks, met uitzondering van <§on- en feestdagen, uitgegeven. Tweede Blad. - PERSOVERZICHT. Feuilleton. MOOIE NAN. o. PRIJS DI5ZJEB COURANT: zia Voor Leidon por 8 maanden. Franco per post Aizondorlyke Nommers 1.10. 1.40. 0.05. PRUS USE AbVkK'i'WN'j') tfrw Van 1 6 regels 1.06. Iedere regel meer f 0.]7|. letters naar plaatsruimte* wordt f 0.05 berekend Groctero Voor het incasseereD buiten de stad Oihclëole Konnisgeyingoii. NATIONALE MILITIE. KENNISGEVING. jil. Bnrgemoo&ter ea Wethouders tsu LeidoD Gelet op art. 26 der wet van 19 Auguetue 1831, otrekkelgk de Nationale Militie (Staatsblad No. 72). joals zg ia gewijzigd by de wet van 4 April 1892 Itaatsblad No. 6G); Brengen ter algetoeene kennis: dat liet register van iDscbrgviog en do alpbab tiecbe fcamlijst der in dit jaar voor de Nationale Militie ^igetobrevenon van den 26aton September tot en ,ot den 6den Octobar e. k. ter Secretario dezer J jtneonte voor elk ter lezing worden nedergelegd dat bezwaar tegen regieter en lijst, binnen den |d der nederlegging, kan worden ingebracht aan m Commissaris der Koningin ia deze provincie, ihrifteltjk, op ongezogeld papier, bij den Borge- lOester in te leveren. Burgemeester en Wethouders voornoemd, uö, jöq Leiden, '°d 1 Sept. 1898. F. WA8, BurgemeoBter. VAN HEYST. 8ecretaris. Over het kortelings yerschenen koninklyk esluit, waarby de vrystellingen van Qa.en persoonlijken dienstplicht ,ader worden geregeld, zegt Het Centrum, - ia de bepalingen betreffende de R.-K. geeste- tJken, enz. te hebben nagegaan: Hier. voegt het onzerzijds aan de Regeering oaiulde te brengen voor de billijke en vrijzinnige i^ijze, waarop zij aan de rechtmatige gemoeds- Jiezwaren, onzerzijds geopperd, is te gemoet id.;ekomen. Wat het mogelijk waa te geven ivenal8 wat het plichtmatig was te verlangen, verleend. Alle omstandigheden, waarmede !e Nederlandsche wetgever rekeniDg kan iouden, zijn door de Regeering in rekening •ebracht. Hiervoor komt haar een woord van nbekrompen hulde toe. - Onder het opschrift Willekeur of wat?" ia evat Do Zuid-Limburger volgende" klacht Ieder jaar wordt een groot- gedeelte van feerlands ingezetenen bedeeld met een groot, n ayaal stuk papier, dat tot opschrift draagt 'r- B e d r ij f s b e 1 a s t i n g" en dat men vrien- elijk verzocht wordt aan de bevoegde autori tten terug to zenden binnen een bepaalden ermijn, nadat men de inkomsten, aan zijn ja Bedrijf' verbonden, volgens eer on goweten pgegeven heeft. 9» Eenigen tijd later krijgt men een nieuw h, root stuk papier, om kennis te geven, dat e onfeilbare boeren, belast met de taxatie, ;emoend hebben, dat uw volgens eer en go- reten opgegeven som van inkomsten „ge- ogen" is, en daarom spreken zij in hun on- eilbaarheid het groote woord uit: „buiten aangifte" en taxeeren met een mathe matische juistheid het cijfer uwer verdiensten. ir,l Dat nu ergert ieder rechtgeaard Nederlander *|n ons vrije Vaderland en dezelfde klachten "ïoort gij uiten zoowel te Amsterdam als te tfaastricht, zoowel in stad als op land. Dat nu rechtvaardigt de vraag: Waarom wij, ifficiëel gewetenloos verklaarden, dan toch eigenlijk dat grapje moeten invullen? Is het om ons voor den gek te houden of om wat papier te verknoeien? Doelloos immers is het ons een verklaring to laten afgeven, waaraan men zich niet móór stoort dan aan het gegons van een meikever. Is de vraag tevens niet gewettigd: „Wie geeft dien heeren het recht, om zoo maar klakkeloos een groot gedeelte der bedrijfs- belastingbetalenden het brevet van „eerloos" op hun gezicht te plakken?" Toch zeker niet, omdat do Minister van Financiën, die natuur lijk zeor gaarne de dubbeltjes naar zijn schat kist ziet rollen, by voorkeur zulke lieden ter decoratie voordraagt? Maar zoo'n decoratie geeft toch nog niet het recht om aan iemand anders getuigenis te twijfelen en or maar klakkeloos een streep door te halen want niet omdat men „ridder" geslagen is, is men ridderiyker en beschikt men over meer eer en geweten dan een niet officiéél geridderd?. Dat is zoo klaar als een klontje. Nu zal men zeggen: Maar de heeren der belasting hebben toch leden naast zich staan, geroepen, om hen in te lichten en te helpen I Zy treden op als de „advocaten" van het volk, als de heeren van den fiscus te schrok kerig zouden worden! O, gezegende onschuld en sipapele onnoozel- heid van hen, die een groot vertrouwen op de macht dezer heeren, die het donkeiyk allerbest meenen, zouden durven stelleo. Maar daarover later l Voor vandaag Is het genoeg te wyzén op de willekeur, do tirannie, of hoe men het noemen wil, die een groot gedeelte vanNeer- lancfs, burgery dwingt meer te betalen 'dan zy volgens eer en geweten meent te moeten betalen, Wy zeggen: d.wingen want zich togen deze gedwongen betaling verzetten, is tegen een bakoven gapen. Daartegen protesteerden wij en zullen wy biyven .protesteeren. Tegen die handel wy ze zpugeh?.?! .het vrije volk der Nederlanden de machtige stem van zyn protest moeten doen hooren l Naar men weten kan is door de Kamerleden Harte, Hartogb, De Savomin Lobman, Rethaan Macaré en Tydeman een wetsontwerp inge diend tot aanvulling van den acht tienden titel van het Wetboek van Strafvordering, of, zooals het korter heet, tot uitbreiding vau de middelen tot revisie in strafzaken. Over de indiening van dit wetsontwerp, waarvoor het Handelsblad voor een groot deel eere brongt aan mr. Hartogb, is genoemd blad verheugd; het komt juist nu het er wezen moet: „En er is inderdaad haast by. Ook hier te lande kan het voorkomen, dat sterke vermoe dens ryzen van een gerechtelyke dwaling en dat eon vermoedeiyk onschuldige straf onder gaat, zonder dat een ander middel dan het recht van gratie aan het geschokt rechts gevoel bevrediging kan brengen. Men weet, dat in het geval van de broeders Hoogerhuis niet weinigen het bestaan van zulk oen dwa ling aannemen. Ofschoon nu tot dusver geen voldoende gronden daarvoor zyn gebleken, veeleer na het vernieuwd onderzoek het tegen deel waaröchyniyk is te achten, is het toch voor ieder, die het recht wil gehandhaafd hebben, een gruwel, dat, als oromstandigheden aan het licht komen, die op een gerechtelyke dwaling wyzen, geen herstel langs den weg van rechten mogeiyk is. De voorstellers verklaren uitdrukkeiyk, dat, „moge het behandelen der zaak van de Ge broeders Hoogerhuis ia de Tweede Kamer mede aanleiding gegeven hebben tot dit voor ste), zy geenszins bedoelen daarmede te willen aangeveD, dat, mocht het tot wet verheven worden, in die zaak revisie za( moeten plaats hebben". Terecht zeggen zy, dat dit uitslui tend behoort tot de bevoegdheid 4er rechter.;- lijke inacht. Maar ingeval werkeiyk ernstige vermoedens van dwaling mochten ryzen, dan mag ónze wet niet langer herstel, door intrèk- kipg van het veroordeelend vonnis, onmogelykr maken". Het Handelsblad herinnert, dat ons straf proces slechts drie gevallen kent, waarin een geslagen strafvonnis kan worden vernietigd, en wei: „1. als een tweede persoon later wegens hetzelfde feit wordt veroordeeld, en beide vonnissen onvëreenigbaar zyn; 2. als een vermeend slachtoffér nog in leven biykt te zyn en dus een veroordeeling wegens moord of doodslag op een feitelyke dwaling, berust S. als een of meer der in een strafgeding gehoorde getuigen, wegens hun verklaring in dezelfde strafzaak als mcineedigen wordet*- vervolgd." Er kunnen nog meer gevallen zyn; by v.: „Dj ware schuLdige kan zjjn overleden, vaak komt zyn schuld eerst,door bekentenis op het sterfbed aan den dag - maar dan is zya vefvolging uitgesloten On" biyft het tweede vonnis achterwege, dat met het eerste 1h stryd zou wezen.-De meineethge getuige kan overleden zyn, alvorens'zyn misdryf aan het licht komt, zoodat hy niet meer „in rechten kan worden betrokken." Er kan recht zyn gGd^an op valache stukken, op vólkomen on ware, maar te goeder trouw afgelegde ver klaringen van deskundigen, en toch laat de wet dan geen herziening toe." Die toestand mag niet bestendigd worde» en om daarin verandering to brengen, hebben de voorstellers den oenig juisten weg ingeslagen: „Zy stellen voor, by de drie bovengenoemde gevallen van herziening nog eon vierde toe te voegen, in zóó ruime bewoordingen vorvat, dat elk geval van ernstigen twyfel omtrent de juistheid der feiten, waarop een veroordee ling berust, er onder behoort. Het luidt aldus: „Op grond van eenige andere omstandig heid dan bedoeld is by artikel 375 kan her ziening van een in kracht van gewysde ge gaan arrest of vonnis plaats hebben, iodien die omstandigheid ten processe den rechter niet bekend was on op zichzelve of in verband met de vroeger geleverde be wyzen de vry- spraak of het ontslag van rechtsvervolging van den veroordeelde zoude kunnen ten ge volge hebben." Dat is het juiste beginsel. Opsomming van andere gevallen zou weder tot onvolledigheid leiden en nieuwe aanvulling Doodig kunnen maken. De vraag ryst zelfs, of het niet wen- scheiyk ware, de drie reeds in de wet genoemde gevallen niet meer op te sommen en enkel den hoofdinhoud der nieuwe bepaling in de plaats te stellen, te meer, omdat die gevallen z-JVen onvolledig zyn omschreven. Wy heb ben reeds gezien, dat zy, volgens do bewoor dingen der wet, niet toepaöseiyk zijn als de werkeiyke dader of de meineedige getuige reeds is overleden. Zoo spreekt art. 375 2°. van het geval, dat een vermeend overledene, verondersteld slachtoffer van moord of dood slag, „nog in leven is", ofschoon by by de ontdekking der dwaling re9ds overleden kan zyn.: Bdbooren deze leemten niet te worden aangevuld? En vallen die „omstandigheden" onder het nieuwe artikel; blykt dan niet, dat met dit artikel kan worden volstaan?" Het Handelsblad heeft nog een bedenking en wel deze: „De voorstellers willen de revisie echter beperken tot het geval, dat zy tot vry spraak of ontslag van rechtsvervolging kan leiden, niet tot strafvermindering. Het gerechtshof, waarnaar de zaak tot nieuw onderzoek ver wezen wordt, mag dus enkel het vroegere vonnis vernietigen als dat onderzoek tot vry- spraak of ontslag van rechtsvervolging leidt, maar het mag niet, als het den beklaagde opnieuw schuldig verklaart, hem een lichtere straf opleggen. Is dit wel biliyk? Kan Diet by het nieuw onderzoek aan den dag komeD, dat verzwarende omstandigheden, die op de mate der straf invlped hebben gehad, ont broken hebben? Kan het nieuwe feit niet juist hierin bestaan, dat verkeerdelijk zulke omstandigheden als bestaande zyn aange nomen eD, als de waarheid bekend ware geweest, In plaats van veeljarige of-levenslange gevangenisstraf slechts een korte vryheids- straf ware opgelegd? Is het rechtegovoel be vredigd, indien dan de veel te strenge straf onverkort biyft? In zulk een geval kan dan wel gratie worden verleend, maar ia het niet verkio3iyk, dat de rechter hier de straf kan verminderen Nog andere kleine opmerkingen heoft het blad, dat ten slotte goedkeurt, dat dit wets voorstel'niet gewaagt van schadeloosstelling, aan onschuldig veroordeelden toe te kennen; een onderwerp, waaraan do wetgever afzon- deriyk zyn krachten zal hebben te beproeven. De Nieuwe Rotterdamsche Courant jüicht eveneens levendig bet initiatief der genoemde Kamerleden toe, en meent, dat de Minister wèl zal doBD, zich er niet gevoelig over te toonen, dat de genoemde heeren een deel van don arbeid hebben verricht, waarmee de minister reeds bezig was. Het blad heeft er echter bedenking tegen, dat de voorstellers zoo maar eenige nieuwe bepalingen tusschen de bestaande invoegen, zonder te vragen of de nieuwe en de be staande met elkander overeenstemmen. tMet allen eerbied voor de bekwaamheid on den juridischen zin der vyf rechtsgeleerden, die hot voorstel deden en de Memorie van Toelichting teekenden, kunnen wy over deze onverschilligheid omtrent wat dan toch op zyn minst een inelegantia juris zou zyn, ons niet zoo gemakkeiyk beenzotten als zy. Iodien men artikelen in oen bestaanden titel inlascht, dan maken zy daarmee een geheel uit, dan moeten zjj daarmee overeenstemmen. Naar zoodanigo overeenstemming te zoeken, daarin bestaat juist dan de kunst van wet geving. Gemis aan zoodanige overeenstemming noemden wy op zyn minst een inelegantia juris. Maar het bezwaar ia grooter. Al weten wy zeer goed, dat, indien oude en nieuwe bepaliogen naast elkaar gelden, elke groep vooreerst naar haar eigen historie moot worden geïnterpreteerd, toch is 6r ook een systematische interpretatie-methode, weten- schappeiyk de meest aanbevelenswaardige, en deze kan het verband van het geheel niet voorbygaaD. Ook is zy reeds daarom gerechtigd om op het verband tusschen de oude en de nieuwe bepalingen te letten, omdat de wet gever, die de niöuwe bepalingen maakte, de oude kende en de nieuwe daaraan heeft vastgehecht. Nu mogen voorstellers in een toelichting al verklaren, dat hun aanhechting als zoodanig niets beduidt, deze men ▼ergeve het or.e alweer zondeilingo en ongewone opvatting behoeft daarom nog niet beschouwd te worden als door „den wetgever" zeiven geykt." Het blad toont dan aaD, dat in de oude bepalingen zeor bedenkeiyko onnauwkeurig heden voorkomeD, en zou hot.gowenscht achten, dat daarmede rekening werd gehouden. Meende het Handelsbladdat de voorstellers den eenig juisten weg hebben ingeslagen, de N. jR. Ot. zegt: „O. i. had, wat den vorm aangaat, een van deze twee wegen moeten z|jn gekozen:J>f een affcendeTiyko- wet, geldend naast den acht- tieüdon titel, maar geheel onafhankelijk daar van; óf een herziening van den achttienden titel in zyn geheel. Wy hebben, by do bestudeoring van dit ontwerp, lang overgeheld tot de eersto oplos sing en bevelen die nog aan, voor het geval do tweede te bezwaarlyk schynt. Na herhaald overwegen echter schynt ons do tweede weg do beste en do veiligste. En ook uitvoerbaar." In een tweede artikel bespreekt de N. R. CL bovengenoemde twee wegen, om tot bot beoogde doel te geraken; spreekt de meening uit, dat ook voor het vraagstuk der schade vergoeding aan onschuldig veroordeelden een partiéele regeling gewenscht is, en levert voorts een uitvoerige bespreking van den inhoud van het wetsvoorstel, welks indiening het met sympathie begroet. Ook Het Centrum noomt het wetsontwerp urgent. De thans bestaande bepalingen laten veel te wenschen over, zegt het blad, on in afwach ting van de sinds lang aangekondigde alge- heele herziening van het wetboek van straf vordering, is het pryzenswaardig, dat men op k3) O, „Allemaal redenen te meer, om niet met haar te speten", viel Alan hem in de rede. „Gy weet, evengoed als ik, dat gy geen plan hebt haar tot vrouw te nemen. Er is geen Bprake van. Hoe zoudt gy een meisje als zy nop „Fairholt" kunnen brengen haar aan uw moeder en ons nichtje Frances als uw vrouw kunnen voorstellen? Zy is goed en mooi, de mooiste vrouw, die ik ooit zag maar zy is totaal ongeschikt door geboorte en ^opvoeding om uw vrouw te zyn." „Dak zie ik niet in. Waarom zou ik haar niet tot vrouw nemen? Daar hebt ge Sir Mark Conway. Hy trouwde een actrice, en zy haalde niet by Nan wat schoonheid betreft 1" ant woordde Malcolm op gebelgden toon. „Waarom zou ik zyn voorbeeld niat opvolgen?" Alau lachte sarcastisch. „Om een maand na het huweiyk van uw vrouw genoeg te hebben, zooals hy," zeida hy, „zoodra het nieuwtje van een lief gezichtje 1 er af is I Neen indien go een voorbeeld voor 4 dergelyke dwaasheid zoekt, kie3 dan een beter dan Mark Conwayl" Zy zwegen eenigo oogenblikken, Malcolm rolde een sigarette, streek een lucifer af en j Itak aan, eer hy antwoordde. „Ik vermoed, dat ge zeer verontwaardigd suit zyn, als ik u vertel, dat ik haar liefheb zeide hy op uitdagenden toon. Alan schrikte. „Het zou my veel verdriet doen en ik zou my vreeseiyk over u schamen", zeide hy op gestrongen toon. „Maar het is toch niet waar?" „Ja zeker. Ik heb het haar van middag gezegd", mompelde Malcolm ongeduldig. „En wat heeft zy u geantwoord?" „O, nietsI Zy lachte, maar ik geloof, dat zy het wel aardig vond." Malcolm glimlachte zóó vergenoegd, dat Alan lust kreog hem eens door elkander te schudden. „Zoo", zeide hy boos. „Nu, het ia myn zaak niet, en ik bemoei my er niet meer mee; alleen, als ge berouw hebt en wanneer zy u verveelt, kom dan niet by my, zooals gy meer dan eens gedaan hebt, om u uit uw moeiiyk- heden te redden, want-, ik waarschuw u, dat ik het niet zal doen." „Best! Hot Zdl niet noodig zyn. Maat waarom deze heilige verontwaardiging, Alan,? Gewoon- ïyk oordeelt ge niet zoo streng oyer myn dwaasheden. Ge waart vroeger bereid genoeg my te helpeD." Alans oogen schoten vuur. „Toen waren de omstandigheden geheel anders", zeide hy uit de hoogte. „Zyt ge soms zelf verliefd op haar, on waart ge zelf van plan haar tot uw vrouw te nemen?" lachte Malcolm. Alan schrikte. Hy werd zeer bleek en zag Malcolm woedend aan. „Neen dat is onmogelyk. Als ik trouw, als ik het ooit doe, moet myn vrouw in ieder geval een dame zyn", zeide hy op trotschen toon. Geen der beide mannen had opgemerkt, dat het kleine venster achter hen openstond, of had er aan gedacht, dat alles, wat zy zeiden, duideiyk verstaanbaar was voor iemand, die zich toevallig in die kamer bevond. Ongeluk- kigerwqze was Nan er een paar minuten geleden ingekomeD, en zy hoorde de laatste volzinnen, toen zy zich naar het venster be gaf, om hen voor het avondeten te roepen. Zy bleef plotseling staan, het bloed vloog naar haar gelaat en toen terug naar haar hart, zoodat zy uiteriyk bleek en strak was als een beeld, terwyi haar hart, door gekrenkte trots on woede, onstuimig klopte. Zoo sprak dus deze ernstige, beleefde man, van wien zy zooveel was gaan houdeD, over haart Hy, die haar niet met meer eerbied en hoffeiykheid had kannen behandeleD, indien zy de voornaamste dame uit het land ware gewesst, achtte haar tbch ver beneden zich! Onderscheid in stand was byna onbekend in de Gouden Vallei, en van de groote golf, die een dochter van een slecht ter faam bekend staanden Afrikaanschen winkelier scheidt van een Engolschman van goede ge boorte, had Nan nooit eenig besef gehad. Maar nu werd het haar duideiyk, en zy zag zich nu, of meende zich nu te zien, zooala zy Alan moest voorkomen een mooi, onwetend meisje, dat, wonend op een ruwe, onbeschaafde plaats, onder ruwe, onbeschaafde menschen, geheel de goede vormen en den beschaafden toon miste, die hy gewoon was aan te treffen by de vrouwen van zyn stand, en wier schoonheid, foiteiyk, haar eenige aanbeveling was. Zy was „geen dame!".Nu, dat was waar, dacht Nan droevig, maar daarom had hy niet zoo minachtend, niet op zulk een trotschen toon behoeven te spreken. Haar gedachten gingen terug naar dien avond, meer dan drie weken geleden, toen Malcolm zweefde tusschen leven en dood, en zy door haar schoonheid en haar heerlyke stem de stilte voor hem had gekocht, waar zyn leven van afhing. Zy herinnerde zich de vreemde uitdrukking van medtiyden en ver bazing, die op Alans gelaat te lezen was, toen zy, verrukt over baar triomf, binnen was gekomen om ook zqn lof in te oogsteD. Zg had er zich toen over verwonderd, zy begreep haar nu maar al te goed, en by de herinnering steeg haar het bloed naar de wangen on schoten haar oogen vuur. Zy stampte met haar voet op den grond. Hoe durfde hy medeiydetr "met haar hebben? Hoe durfde hy zoo verachteiyk van haar spreken haar zoo ver heneden zich achten? Haar, de mooie Nan, die in de gansche Vallei werd aangebeden en bewonderd, die, slechts een week geledeD, den grooten Will had afgewezen, den ryksten man uit do buurt, die haar een fraai huis, juweelen, een rytuig en alles, wat zy wenschte, geven kon! Maar zy wastetrotsch om zich daarvoor te verkoopen, en zy had „neen" gezegd en hem weggezonden. Tot dusver had Malcolms hofmakery haar volkomen koud gelaten. Zy had die behandeld als een grap en hem slechts schertsende antwoorden terug gegeven. Maar nu dacht zy aan Malcolm met een zekere dankbaarheid en teedorheid, omdat :iyn gedrag jegeDS haar zoo gunstig afstak by de trotscbe minachting, die Alan voor haar koesterde. Het was een kleine troost voor haar bedroefd hart te weteD, dat iemand, die, volgens Alans eigen woorden, in stand en rykdom zyn meerdere was, haar tot vrouw begeerde en zyn liefde waardig keurde. Zy veegde de tranen af, die schaamte en trots in haar oogen gebracht hadden, en trad dó keukon binnen, waar de avondmaaltyd gereed stond en waar Alan en Malcolm haar wachtten, met oen kalm gelaat, waarop geen sporon zichtbaar waren van den stryd, die zooeven ln haar hart ge streden was. VI. Nan was dien avond in een vreemde stem ming, dacht Alan. Zy sprak weinig tegen hem, en dan alleen als hy haar bepaald wat vroeg, maar zy was zoo buiton gewoon vrïendelyk tegen Malcolm, dat Alan, het eindelyk niet langer kunnende uitstaan, opstond en de kamer verliet, en toen, zeer tot Malcolms teleurstelling, veranderde zy plotseling in haar houding tegenover hem. Toon hy haar een paar lieve woordjes toevoegde, verklaarde zy op scherpen toon, dat zyn onzin baar ver veelde, dat het hoog tyd voor hem was om naar bed te gaan, en dat zy, wat haarzelve betrof, eon massa in den winkel te doen had. (Wordt vervolgd.)

Historische Kranten, Erfgoed Leiden en Omstreken

Leidsch Dagblad | 1898 | | pagina 5