N°. 11835
Zaterdag; 24 September.
A0. 1898
(gourant wordt dagelijks, met uitzondering
van (§on- en feestdagen, uitgegeven.
De oorsprong van ons Koningschap.
DAGBLAD.
PRUS DEZER COURANT;
Voor Lelden per 8 maandeo, f 1.10k
Franco per po6t 1.40.
AJxonderl^jko Nommors 0.05.
PRLJ8 OER ADVERTENTEÊH
Van 1-6 regel» (.06. Iedere regel meer 0.17J. - Grootero
letters naar plaatsruimte. Voor het incasseereo bulteD de stad
wordt 0.05 berekend
Officiëelo Kouuisgevinscn,
Burgemeester ea Wethouders van Leiden,
Gezien art. 8, late alinea, der wet van don 2den
Joni 1875 (Staatsblad No. 95), tot regeling van het
loezioht bij hot oprichton vaa inriohtingOD, welke
gevaar, ecbado of hinder kunnen veroorzaken
Brengen bi) dezo ter algemeene kennis, dat door
ben op heden vergunning is verleend aan de FIRMA
ff. HOOGENSTRAATEN Co. en rechtverkrijgenden
lot het uitbreiden van de fabritk van verduur-
(samde levensmiddelen in het perceel Kerksteeg,
ff ijk III, No. 7.
Burgomeeetor on Wethouders voornoemd,
Leiden, F. WAS, Rnrgemeester.
19 Sept. 1898. VAN BEYST, Secretaris.
Burgemeester en Wethouders van Leiden
Gezien het adres van H, G. VAN EGMOND, hou
dende verzoek om, met introkking van de beschik-
fci.g dd. 28 April 1898, voor zooveel de plaatsing
in in werking-Btelling van eon stoommaohine betreft,
een nieuwe vergunning te verleenen tot het plaatsen
eo in-wcrking-etellon van oen gasmotor van 4
pjardokrackt in hot peroeel Lange Zandstraat No. 8;
Gelet op do artt. 6 en 7 der Hinderwet;
Gevón bi) deze kennis aan hot publiek, dat genoemd
verzoek met de bglagon op de Seoretarie dezer
gemeente ter visie gelegd is; alsmede, dat op Woens
dag 5 Ootober a. e., 'e voormiddags te elf uren, op bet
Baadhuis, gelegenheid zal worden gegeven, om
Jjozwaron tegen dat verzoek in te brengen.
Burgemeester en Wethouders voornoemd,
Leiden, F. WAS, Burgemeester.
91 Sept. 1898. VAN HEY8T, Secretaris.
In dese dagen, nu ook Leiden heden en
morgen zijn inhuldigingefeeaten viert, zal een
artikel als dat, hetwelk onlangs de 0Amst.
Courant" bevatte over het in het hoofd dezer
genoemde onderwerp, belangstelling inboeze
men. "WiJ ontleenen daaruit de voornaamste
bijzonderheden.
Nadat op 18 October 1813 de slag bjj Leip
zig over Napoleons lot had beslist, aanvaardde
minder dan een maand daarna (17 November)
graaf v. Limburg Stirum namens den naar
Engeland uitgeweken Prins van Oranje het
bestuur over Den Haag, op initiatief van v.
Hogendorp, v. d. Duyn v. Maesdam en eenige
andere oud-regenten, die den Prins van Oranje
wilden terugroepen en het oude herstellen.
Als „Algemeen Bestuur der Yereenigde Neder
landen" traden (20 Nov.) v. Hogendorp en
d. Duyn op; den volgenden dag richtten
zü, om dien stap te rechtvaardigen, een
proclamatie tot alle Nederlanders en op dat
|woord „alle" werd nadruk gelegd, omdat men
'de zaak aanstonds tot een nationale wilde
maken en ook de andersdenkenden, de leden
der verschillende Staatkundige partijen, wilde
insluiten. De oud-regenten waren van zins een
'nieuw Erfstadhouderschap in te stelleD, maar
het bleek, dat het volk een souvereinen Vorst
verlangde. Toen rees de vraag, wie men die
souvereiniteit moest opdragen. Van Hogen
dorp, wilde dat de vroegere Staten dit deden.
Joan Melchior Kemper was van oordeel, dat
het volk die opdracht behoorde te doen. Door
het Algemeen Bestuur" werden Kemper en
FanniU8 Scholton tot den Prins gezonden. Op
1 December droegen deze beiden hem de kroon
op. Hadden z(j daartoe last? Neen; men heeft
later die handeling onwottig genoemd en ge
zegd, dat de opdracht voorbarig geschied was.
Maar in December zelf, te midden der alge
meene geestdrift, werd geen critiek vernomen.
Trouwens, zoo de gang van zaken niet geheel
regelmatig was, hoe het dan wèl had moeten
gaan, was niet uit te maken naar stellig recht.
Maar men mag veilig zeggen, dat de opdracht
zooals die onder de gegeven omstandigheden
gedaan werd, den toets van moreele en politieke
juistheid volkomen doorstaan kon. Da alge
meene geestdrift, de nationale instemming
heeft deze daad bezegeld en daardoor gerecht
vaardigd.
Dat Willem VI (als vorst: Willem I) ons
land overeenkomstig de bepalingen eener vast
te stollen grondwet zou regeeren, stond voorop
en werd ook door den souverein in z(jn aan-
vaardingsprociamatio (van 2 December 1813)
toegezegd. Vier dagen later (6 Dac.) trad het
Algemeen Bestuur als zoodanig af en aan
vaardde Willem I, voorloopig met onbeperkt
gezag, do teugels van het bewind. De grondwet
toch kwam eerst 29 Maart van hot volgend
jaar tot stand.
Over do geschiedenis dier grondwet behoeft
hier niet te worden gesproken; herinneren
w(j echter aan het feit, dat, toen de souvereine
vorst het definitief ontwerp had goedgekeurd,
dit op een zeer bijzondere wijze door het
volk tot grondwet is verheveneen commissie
van personen wees uit lijsten, door de
Departementale Besturen van alle provincies
opgemaakt, zoo onpartijdig mogelijk 600 nota
belen aan, die 29 Maart in de Nieuwe Kerk
te Amsterdam bijeenkwamen en daar met
448 stemmen het ontwerp aannamen. Den
dag daarna werd Willem I daar ingehuldigd.
Deze inhuldiging had, volgens de grondwet
van '14, plaats door de Staten-Generaal en de
Provinciale Staten, een bepaling, die aan den
federalistischen oorsprong van onzen staat
(uit de Republiek der vereenigde autonome
gewesten) terugdenken doet.
De regeeringsvorm was zuiver monarchaal.
Den souvereinen vorst staat een adviseerende
„Raad van State" (uit do verschillende pro
vincies benoemd) ter zijde; voor de uitvoeiing
dor wetten en koninklijke besluiten zorgen de
ministers. De Staten-Generaal bestaan uit óón
Kamer, van 55 ledeD, benoemd door de Pro
vinciale Staten; minstens '/4 der leden moest
tot don adel behooren. Da Provincialo Staten
worden geregeld door reglementen van den
„souvereinen vorst"; aan het hoofd van elk
„landschap" (provincie) staat een „gouver
neur"; de staten zfin samengesteld uit de twee
„standen": steden en edelen. De stedelijke
besturen zouden ook door reglementen ge
regeld worden. De Raadsleden worden benoemd
door de „kiozers-collegiën", welke op hun beurt
door de zekeren census betalende burgers wor
den gekozen. „Daarover brengt elk dier bur
goren eens in het jaar zijn stem uit bij behoor
lijk geteekende en gesloten briefjes, die aan
de huizen opgohaald worden vanwege de
regeering".
Voor de eerste maal werden de Staten Gene
raal, de Provinciale Staten en de Gemeente
raden door den Vorst gekozen. In al deze
lichamen was de aristocratie overheerschend.
De Kamer, door Willem I aangewezen, is in
de Parlementaire geschiedenis als „de zwij
gende" bekend.
De samenvoeging door het „Londensch
protocol" van Noord- en Zuid-Nederland bracht
in de positie des Konings eenige verandering;
de grondwet van '15 is vrijzinniger en doet
het constitutioneel karakter van onzen regee
ringsvorm meer tot zijn recht komen. Des
Konings macht werd beperkt ten aanzien van
het by verdrag afstaan van grondgebied, maar
een voorstel om des Konings reglementaire
macht te omschrijven werd verworpen; de
taak van den Raad van State werd juister
bepaald. Maar vooral in de Staten-Generaal
kwamen groote veranderingen: met het óón-
kamer-stelsel werd gebroken de Eerste Kamer
zou 40 tot 60 leden tellen, 'door den Koning
voor het leven benoemd; de Tweede Kamer,
welker leden door de Provinciale Staten werden
aangewezoD, zou 110 (2 maal 55) ledon be
vatten. De zittingen worden openbaar. De
ministers hebben in beide Kamers zitting.
De begrooting (tot nog toe gesplitst in een
„gewone" voor altijd en een „buitengewone"
voor elk jaar) wordt gewijzigd, doordat do
gewone (d. i. van de altijd wederkeerende
vaste uitgaven) althans om de 10 jaar zal
herzien worden. Tot de keus der Provinciale
Staten zal de „derde" of „landelijke stand"
voortaan meewerken.
De jaren, die nu volgden, zijn die van het
„personeel gouvernement" des Konings, tot
dat na de afscheiding en de onafhankeiyk-
verklaring van België, na de afgedwongen en
toch onbeteekenende grondwetsherziening van
'40, Willem I afstand van de kroon deed.
Het was vooral de Grondwetsherziening
van '48, die van belang was voor de beteekenis
van ons Koningschap. Die grondwet is de
grondslag geworden van een heel nieuw tijd
perk.
Leiden, 22 September.
Met 15 October a. e. worden de officieren
van administratie 2de klasse T. Akkerman en
J. A. Van Veen resp. gedetacheerd te LeideD,
en geplaatst aan boord van Hr. Ms. wacht
schip te Willemsoord.
De Koninginnen zijn gistermiddag te
halfvier van Renkum in de residentie terugge
keerd en door den Burgemeestet ontvaügen
aan het Staatsspoorstation.
Gistermiddag te 5 uren ontving de Ko
ningin de commissie uit de Tweede Kamer,
belast met de aanbieding der voordracht van
het voorzitterschap.
Met dtn gewonen expressetrein van
omstreeks negen uren koerde gisterochtend
de erfprins van Wied van Den Haag naar
Neuwied terug. De heer Diotz, administrateur
der eigendommen van de vorstelijke familio,
en de kunstschilder Bisschop, vergezelden den
Prins tot aan den trein.
Uit Den Haag wordt van gisteren gemeld
De genegenheid, welke zooveleri koesteren
voor de Vorstin Von Wied, dochter van wylen
prins Frederik, en voor Haar gezin, uitte zich
weder hedenochtend by bet vertrek der prinses
met Hare dochters, te 11.35, naar Amsterdam,
van waar de familie niet Vry iag e.kgeiyk
aanvankeiyk het voornemen was, doch Zater
dag naar Neuwied zal terugkeeren.
Een zeer groot gezelschap dames en heeren
was op het perron aan de 6tadszyde van het
Staatsspoorstation byeen gekomen, om de
verwanten van onze Koninginnen uitgeleide
te doen.
In de eerste plaats de vertegenwoordiger
van Hare Majesteiten baron Clifford, Hr. Ms.
Hofmaarschalk, die zyn ambtsgewaad droeg.
Voorts de vice-president van den Raad van
State; de Ministers van Financiën, Buiten-
landsche Zaken, Koloniën en Justitie; de
Commissaris der Koningin in dit gewest; de
burgemeester der Residentie; de burgemeester
van Wassenaar en de oud-burgemeester dier
gemeente, baron Van Rhenen; de Duitsche
gezant by ons Hof met den militairen attaché
by die legatie; enkele leden van Hr. Ms.
Hofhouding en voorts, geiyk gezegd, onder
scheidene dames en heeren, die de eer go-
noten gedurende het verbiyf der vorsteiyke
familie te ScheveDingen in haar salons te
verkeeren.
Opgemerkt werden o. a. de voorzitter van
het uitvoerend comité voor de inhuldigings-
feesten, graaf C. Van Bylanot, de kunstschil
ders Bisschop en Smit6, de gep. kolonel De
Bas, fceschryver van het bven van wylen
prins Freaerik, enz.
Als altijd verraste baronesse Sirtema van
Grovestins de prinses met een bloemtuil.
Met alle aanwezigen onderhielden de prinses
on Haar dochter zich langdurig. Op het plan
kier drukte prinses Marie, alvorens in don
trein plaats te nemen, de hand van eenige
oude dienaren van de hofhouding van Prins
Frederik.
Volgens de „N. R. Ct." heeft de heer Yves
Guyot den wensch te kenDen gegeven, dat
de hem toegedachte hulde ook zal worden
overgebracht op zyn medewerkers in de
Liguo pour la defense des droits de l'homme
et du citoyen, tot welke vereeniging de hteren
Trarieux, Clémenceau, Labori, Picqnart en
Reinach tehooren.
Uit Eindhoven komt het bericht, dat
aldaar is overleden de heer J. Th. Smits van
Oyen, oud-burgemeester van die gemeente,
oud-lid van de Eerste Kamer.
Tevens verneemt men bovendien, dat de
toestand van den zoon van den overledene,
thans burgemeester en lid van de Tweede
Kamer, aanleioing geeft tot ernstige be
zorgdheid.
Zooals bekend is, kon laatstbedo 1de heer
Smits van Oyen wegens ziekte sinds geruimen
tyd de zittingen der Kamer niet bywunen en
kon hy om dezelfde reden ook niet >y do
inhuldiging der Koningin tegenwoordig zijn.
Uit Rome wordt gemeld, dat de Paus
heeft laten onderzoeken, of er precedenten
konden worden gevonden, die veroorloofden,
dat de Gouden Roos aan een niet-katholieke
6ouvereino word aangeboden. De H. Vader
had nl. het voornemen dit kostbaar geschenk
aan de jonge Koningin van Nederland te ver
eeren, maar de precedenten verzetten zich
daartegen.
De H. Vader heeft toen eon prachtig mo
zaïek aan H. M. Wilhelmina gezonden met
oen eigenhandig schryven, om haar zijn
gelukweBschen by do troonsbestyging aan to
tioden. {Centrum.)
Het stoomschip „Generaal" arriveerde
19 Sopt. van Hamburg en Antwerpen te
MombaBsa; de „Kaiser", van Oost Afrika naar
Rotterdam en Hamburg, arriveerde 20 Sept.
te Aden; de „Koningin-Regentes", van Amster
dam naar Batavia, passéTde 21 September
0ue8sant; de „Oranje-Nassau" vertrok 20
Sept. van Paramaribo naar Amsterdamdo
„Prinses Amalia" vertrok 21 September van
Batavia naar Amsterdam; de „Prins Hendrik",
van Amsterdam naar Batavia, arriveerdo 20
September te Port Said; de „Prins Maurits"
arriveerde 19 Sept. van Amsterdam te Para
maribo"; de „Reichstag", van Oost Afrika
naar Vlissingen en Hamburg, arriveerde 20
Sept. te Merseille; de „Merapi", van Java naar
Rotterdam, passeerde 21 Sspt. Wight.
Examens gymnastiek.
By beschikkiDg van den minister van bin-
nenlandscbe zaken, van 19 September, is
bepaald, dat het examen ter verkryging van
akten van bekwaamheid voor huis-en scbool-
ooderwy8 in de vrye- en orde oefeningen der
gymnastiek voor het jaar 1898 zal aanvangen
op 17 October e. k. en dat de commission,
met het afnemen van dit examen belast,
zitting zullen bouden te Nijmegen, Rotterdam,
Haarlem, Zwolle, Gronl gen en Maastricht.
In de commissie te Haarlem zyn benoemd:
tot lid en voorzitter F. J. Poutama, school
opziener in het district Haarlem; tot loden:
J. A. Van der Boom, onderwijzer aan de
Rykskweekschool voor onderwijzers te Haar
lem; C. Henner, onderwijzer aan de kweeksch.
voor onderw. en onderwijzerossen te Leiden;
mej. A. M. Tit, onderwijzeres aan een open
bare lagere school te Haarlem; mej. J. S.
De Haan, onderwyzeres aan de vormschool voor
bowaarschoolhouderessen te Amsterdam; tot
plaatsvervanger van den voorzitter: G. Rooden-
burch, schoolopziener in het district Hoorn;
tot plaatsvervangende leden: J. A. H. Eek-
hardt, onderwijzer in do gymnastiek by het
openbaar lager onderwys te Amsterdam; mej.
Th. A. Aler, onderwijzeres in de gymnastiek
by het openoaar lager oaderwys te Amsterdam.
Rotterdam: a. tot lid en voorzitter
mr. A. M. De Cock, schoolopziener in het
district Rotterdam; b. tot leden: A. Flotbuis
on A. Van Dyk, onderwyzers in de gym
nastiek by het openbaar lager onderwijs te
Rotterdam; mejuffrouw A. Riseeuw, leerarea
aan de hoogere burgerschool voor meisjes to
Leiien; mejuffrouw Joh. Berkhout, onder
wyzeres in de gymnastiek by hi-t openbaar
lagtr onder wys te Dordrecht; c. tot plaats
vervanger van den voorzitter: G. Blokhuis,
schoolopziener in het district Dordrecht; d.
tot plaatsvervangende ledon: G. C. A.Meurs,
onderwyzer in de gymnastiek by het openbaar
lager onderwijs te Rotterdam'; mejuffrouw
I. De Zwaan, onderwyzeres aan een openbare
lagere school te 'a Gravenhage.
GILES.
9)
De man, dien by volgde, ontstelde, keerde
zich om, keek dec bankier met oen wezenloos
gezicht aan en wandelde toen door. Nu durfde
de bankier den man, van wiene identiteit hy
thans volkomen zeker was, stouter naderen.
Naast hem tredende, zeide b(J„Nietwaar,"
mr. Gile3, gy herkent mi) toch?"
„Neen, mijnheer," was het antwoord, en de
man stond stil.
„Niet?"
fNeen, mijnheer 1 QvJ rijt mij daarin vóór."
„Misschien wel, in deze drukke straat, onder
de* tegonwoordige omstandigheden, maar de
laatste maal, toen wij elkaar aantroffen, mr.
Giles, hadt gij het voordeel en een zeer
beslist voordeel op mij. Toen boodt gij mij
uw hand aan. Wilt gij nu de mijoe aan
nemen?" En de bankier trok zijn bandschoen
uit en stak zijn hand toe.
„Ik zeg u, mijnheer, dat gU u vergist,"
herhaalde de aangesproken persoon, terwijl
hij z(jn armon stijf ovor de borst kruiste. „In
ds eerste plaats, mijnheer, hoe woet gij, dat
ik Giles heet?"
„Dat is het juistI Bevredig mijn nieuws
gierigheid I Zeg mi), wie gij werkelijk zijt, en
ik beloof u, op mijn woord en eer van gentle
man, dat onze kennismaking hier zal eindigen
«m nimmer weer vernieuwd te worden."
„Wat bedoelt gij, mijnheer?"
„Wat ik gezegd heb. Maar ik heb nog een
voorwaarde te stellen, die is, dat gij mij een
kleine zilveren munt uit den tijd van Ivarel I
teruggeeft, welke munt verscheidene jaren lang
in myn bezit was en daarna in het uwe over
ging. Er ia een gaatje in, en de innerlijke
waarde der munt is minder dan een halven
shilling."
„De eenige gevolgtrekking, mijnheer, waar
toe ik kan komen, is, dat g(j krankzinnig z(jt,
en als er oen politieagent bij da hand was,
zou ik niet aarzolen u te doen arresteeren."
„Dan zal ik u vóór zijn," riep de bankier,
en de aangesproken persoon bij den kraag
van zijn jas grijpende, hield h(j hem stevig
vast, luid schreeuwende: „Help, helpi Een
dief, een dief 1"
Spoedig was er een menigte volks rondom
hen verzameld, en weldra verscheen een
politieagent, die den „gentleman" arresteerde
op beschuldiging van straatrooverij. Toen bij
naar zijn naam gevraagd werd, antwoordde
hij, op den bankior wtjzendo: „Deze man
zegt, dat mijn naam Giles is. Laat zijn
Giles 1"
Den volgenden dag werd op het politie
bureau van Bowstreet do instructie geopend.
De bankier, wion toegestaan werd de rechter
hand van den beschuldigde te bekijken, zwoer
beslist, dat dit de persoon was, die hem op
een zekeren datum op den grooten weg had
aangehouden en hem een beurs, bevatteDde
zeventig pond sterling in goud en bankpapier,
benevens een zilveren munt uit den tüd van
Karei I, ontnomen had. Toen den gevangene
naar zijn adres gevraagd werd, weigerde bi)
het op to geven, httgeen zeer in z(jn nadeel
werd opgenomen, en hij werd weer naar zijn
cel teruggezonden, tc-n einde den hotelhouder
te Bath gelegeuheid te geven getuigenis af
te leggen. Behalve zijn weigering om een
adres op te goveD, was er nog een omstan
digheid, die grootelijks tot zijn nadeel getuigde,
of om eeu meer gebruikelijke uitdrukking te
bezigen, die „tegen hem sprak." Toen hij
gearresteerd werd, droeg hij een zegelring
aan zijn vinger, doch tusschen Piccadilly en
zijn opsluitiog had bij dien weten te ver
wijderen. By een doorzoeking vond men op
hem een zakboekje en een beurs. Het eerste
bevatte eenige aanteekeningen in cyferscbrift,
onleesbaar voor degoneD, die ze vonden; de
laatste bevatte twee baDknoten van 10 pond,
vier guiojes in goud en een paar shillingen
in zilver. Zgn linnen, dat niot gemorkt was,
en zyn kleoding, met inbegrip van hoed en
laarzen, waren zoodanig als in die dagen
slechts „gentlomen" plachten te dragen.
Toen de botslbouder van Bath met den
gevangene geconfronteerd werd, herkende hy
hem zonder de minste aarzeling als mr.
Giles, dsn gentleman, van wien hy de bank
biljetten ontvangen had, van welke er óón
(No. 53/14) voor den rechter vertoond werd.
Deze magistraat, die niet den minsten twyfel
koesterde nopens het geval, gelastte, dat de
gevangene, „George Giles," in een der vol
gende zittingen zyu vonnis moest hooren uit
spreken.
II.
Zes weken lang bleef George Giles in zyn
cel te Newgate in hechtenis. Na afloop van
dien termyn kwam de dag, dat hy voor de
rechtbank moest verscfaynen. By had geen
advocaat, maar verdedigde zichzelvon op hoogst
handige wyze. Geen rechtsgeleerde had be
hendiger of met meer succes kunnen pleiten,
sommige tegenwerpingen van teohnischen aard
boter kunnen in het midden brengen dan hy,
o. a. die, welke hy bezigde omtrent oen voor
stel, zyn gezicht met een masker te ver
mommen (geiyk aan dat, hetwelk by volgons
de aanklacht gedragen zou hebben), terwyl de
beschuldiger naar de aebterzyde van zyn hoofd
en naar zyn nek keek. „Indien," zeide hy,
„de beschuldiger zweren wil, dat het hier
voor de rechtbank aanwezige maskor hetzelfde
is, dat door den man, die hem uitschudde,
gedragen word, dan heb ik er niets tegen;
maar als hy dat niet bezweren kaD, dan
verzoek ik, in naam der gerechtigheid en der
ki68Chheid zoowel als in naam der rechtbank
en der gezworenen, dat het van myn gelaat
verwyderd moge worden."
„Maar, edelachtbare," voerde de raadsman
dor beschuldiging aan, „het is juist zulk een
masker als door den roover gedragen werd."
„Eu ik," riep de gevaDgene uit, „kan juist
zulk een man wezen als de man, die den
aanklager beroofde, maar toch ben ik die
man mei."
Evenzoo was zijn pleitrede voor de jury
Diet minder vernuftig dan zyn tegenwerpingen
gedurende het verhoor. „Wat betreft het niet
opgeven van een adres," zoo redeneerde by,
„zou ik u willen vrageD, heeren van de jury,
of er geen schande verbonden is aan een be
schuldiging alleen, van dezen aard, hoe valsch
zo ook zyn moge? Onschuldig als ik ben, eu
verzekerd als ik beu vrygesproken te worden,
zou ik voor de geheelo wereld niot willen,
dat myn betrekkiDgen en vrienden wisten,
dat ik van zulk een misdaad zelfs verdacht
werd. Evenmin zou ik wenschen, dat myn
vyanden en iedereen heeft vyanden in dezo
wereld het wisten. Want zouden zy wel
ooit nalaten my er aan te herinneren? Ia er
iemand onder u, myne heereo, die de hand
op het hart kan leggen en zeggen: Ik heb
geen vyand, die er zich in verheugen zou te
vernemen, dat ik in zulk een ellendig geval
gekomen ben? De vraag is niet, wis ik ben,
of waar ik woon, maar: Ben ik Je man, die
den beschuldiger beetolen heeft? Men heeft
den vorm van myn achterhoofd in de aaQklacbt
opgenomen. Er zyn duizenden menscbon in
dit koninkryk, en zonder twyfel velen in dit
gerechtshof op het oogenblik, wier hooiden
golyk het myne gevormd zyn. Maar do bo-
BChuldiger heeft er slechts twee opgemerkt:
het hoofd van den man, die hem bestal, en
myn hoofd. Een vergelyking van handschrift
is voor het gerecht niet geoorloofd, meen ik.
(Wordt vervolgd.)