N". 11825 Maandag 12 September. A0. 1898 <§ourant wordt dagelijks, met uitzondering van <§on- en feestdagen, uitgegeven. PERSOVERZICHT. Feuilleton. NOC NIET! LEIDSCH BAaBLAD. PRIJS DEZER COURAJTPi Voor Leiden per 3 maanden. f 1.10. Franco per post 1.40. Alzonderiyke Nommors 0.06. PRUS DER AD VERTEN T J N s Van 1-6 regels t.06. ledero regej meer 0 17§. - Grootera letters naar plaatsruimte. - Voor het Incasseeren buiten de etad wordt f 0.05 berekend Tweede Blad. In de Vragen des Tijds bepleit mr. A. Ker- d\jk do aanstelling van vrouweiyko ambtenaren by de arbeidsinspectie, voorloopig in dezelfde verhouding als de huidige adjuncten en wel na aflegging van een examen, dat voor de vrouwen niet lichter moet worden gemaakt dan voor do mannen, waarin alleen niet opgenomen behoeft to worden de kennis van bedrijven, waarmede zy niet te maken zal hebben. Do schrijver gaat na hoe langzamerhand bet denkbeeld, dat er een arbeidsinspectie be hoort te bestaan, in ons land levendig is ge worden, zoodat thans, behoudens het begroo- tingsrecht der Staten-Genoraal, de Minister vrij is meer inspecteurs te benoemen. Hij herinnert er aan, dat door de opneming der woorden verdere ambtenaren" in do wet van 1895 in de plaats van „adjunct-inspecteurs" de weg ten onzent vrijgelaten is om ook vrouwelijke inspecteurs te benoemen. In andere landen heeft men reeds geruimen tijd inspectrices van den arbeid, in Amerika, Frankrijk, Engeland, ook in sommige landen van Duitscbland zullen zy er weldra zijn, terwijl in andere in vertegenwoordigende licha men een verzoek tot haar benoeming nog met gelach werd begroet. Mr. Kerdijk meent, dat op de tegenstanders van de benoeming der vrouw tot inspectrice van don arbeid de bewijslast rust, dat de vrouw daarvoor niet aangewezen is. Doch de heer Kerdijk vindt pleitredenen genoog voor haar werkzaamheid in dit opzicht in bet belang der arbeidsters vooral, en wel voor haar ge zondheid, maar ook in het belang der zedelijk heid, die nog wel ligt buiten do grenzen der wetten tot handhaving, waarvan de inspeetie is aangewezen, maar waarop de vrouw toch zeker invloed ten goede kan oefenen. Nog op een ander punt kan do vrouw als arboidsinspectrice ten goede werkzaam zijn. Niet door deel te nemen aan het vakver- eenigingsleven, dat onder de arbeidsters zeer zeker moet worden bevorderd, maar waar de inspectrice zich, naar de schrijver hoopt, buiten zal houden om geheel onpartijdig te staan tegenover werkgever en werknemer beiden. Maar wel door invloed te oefenen op den kooper, die soms onbewust goederen koopt, tegen hongerloonon vervaardigd. Niet dadelijk zullen inspectrices van den arbeid kunnen worden aangesteld. Vrouwen, die daarvoor de noodige kennis bezitten, zullen er nog wel niet zijn. Daarom wenscht mr. Kerdjjk, dat een tyd van voorbereiding zal worden gelaten vóór de gelegenheid tot het aflöggen van het eerste examen wordt gegeven. In de Katholieke pers wordt menigmaal geklaagd over de talrijke benoemingen van P r o t e s t a n t s c h e ambtenaren in de Katholieke zuidelijke pro vinciën des lands. Eet Nederlandsche Dagblad neemt deze be noemingen io bescherming en schrijft: „Wy vertrouwen evenwel, dat de Regeering zich door die klachten niet zal laten bewegen om van gedragslijn te veranderen. De Roomscben hebben het geheel aan zich zelf te wijten, indien de toestand niet anders is. Worden in overhoerschend Roomsche streken ook nog Roomsche ambtenaren benoemd, dan is het hek van den dam. Do meeste wetten en met name de onderwijswet, de successiewet en de kieswet worden dan alleen nageleefd, voor zooverre de geestelijkheid zich daarmee kan vereenigen. En nu de persoonlijke dienst plicht is ingevoerd, mogen wij ook de militie- wet gerust op het lijstje zetten. De Protes- tantsche minderheid in zulke streken is dan nagenoeg rechtloos aan de genade der meer derheid overgeleverd en de Koningin wordt feitelijk in haar eigen land aan de souvereini- teit des Pausen onderworpen. Er zijn zeker ook onder de Roomsche ambtenaren tal van eerlijke en rechtschapen menschen, die onaf hankelijk genoeg zijn om eerst naar hun plicht te vragen en dan naar het belang van hun kerkgenootschap, maar de goede eigen schappen dier ambtenaren worden in Roomsche centra op een bijna bovenmenscholijke proef gesteld. Het meerendeel hunner ia niet bestand tegen don druk, die op hen wordt uitgeoefend, en moet daarom liever niet aan de verleiding worden blootgesteld. Het duurt ook gewoonlijk niet lang of een Roomsche, die onafhankelijk is, wordt niet goed Roomsch meer genoemd, hoe trouw hy ook overigens zijn godsdienstplichten waar- neme. Wij betwijfelen het ook zeer of de Roomsche bevolking zelve wel zoo tegen do Prote8tantsche ambtenaren gekant is en of de oppositie niet uitsluitend komt van de zijde der geestelijkheid en van de bladeD, die onder haar invloed staan. Waar een Roomsche het zonder gevaar doen kan, neemt hij een Pro- testantsch notaris, omdat h|j hot niet bekend wil hebben, hooveel by bezit, en onder die omstandigheden achten wij voor de Rogeering minder dan ooit termen aanwezig om van tactiek te veranderen." „Wij hadden gemeend", zegt De Gelderlan der„dat in deze blijde dagen, nu het Neder landsche volk zoDder onderscheid van gezindte of politieke richting (met uitzondering alleen van do socialisten, die zich trouwens wijselijk stilhouden) met treffende eenstemmigheid onze beminde jeugdige Koniogin toejuicht, niemand zoo onhebbelijk zou wezen om die verblijdende eensgezindheid moedwillig to verstoren door het opwekken van sektehaat. Toch heeft een zich noemend christelijk blad juist deze dagen van eendrachtige feest viering uitgekozen om bij z(jn lozers de Katho lieke geestelijkheid en de Katholieke bevolking op de grofste manier verdacht te maken." De Gelderlander citeert dan het bovenstaande stukje, dat io Eet Nederlandsche Dagblad te lezen stond en gericht was tegen de klachten in de Katholieke pers over de veelvuldige be oe ingen van Protestanten in Katholieke gemeenten. H-t Nymeegscho blad maakt op deze ont boezeming de volgende kantteekening: „Hier wordeD dus brutaalweg de Katholie ken in massa voor wetsovertreders uitgemaakt I Met onderwijswet, successiewet, kieswet en nu ook de militiewet lichten zij, volgens Het Nederlandsche Dagbladonbeschaamd de hand, zoodat er wel een Protestantsch ambtenaar noodig ie, die hun streng op de vingers kijkt. Een Roomsch ambtenaar zou die stelselmatigo wetsschonnis, waarin vooral de geestelijkheid moet voorgaan, nog maar in de hand werken 1 Zulk een brutale verdachtmaking van de kleino helft van het Nederlandsche volk is toch al te bar. Ze wordt bepaald vermakelijk, waar Eet Ned. Dagbl. de Protestantsche minderheid in Katholieke stroken als nagenoeg rechtloos aan de meerderheid overgeleverd voorstelt. 't Is nog niet lang geleden, dat De (anti- revolulionnaire) Nederlander durfde vertellen, dat de Katholieken, waar zij konden, hun Protestantschon landgenooten het leven be- moeilijkton. Herhaaldelijk om bewijzen voor die grove aantijging gevraagd, moest het blad het antwoord schuldig blijven en ten slotte zelfs erkennen, dat de Katholieken, veel meer dan de Protestanten, zich bereid toonden in openbare colleges aan andersdenkenden een evenredige plaats in te ruimen. De les, toen Dt{o) Nederlander toegediend, hoeft blijkbaar Eet Nederlandsche Dagblad niet afgeschrikt, nogmaals met dezelfde klakke- looze beschuldiging aan te komen. Notabene, terwijl het zelf verklaart te be twijfelen of de Roomsche bevolking wel zoo tegen de Protestantsche ambtenaren gekant is l Wij zeiden het immers al: de Roomsche bevolking heeft niets tegen Protestantsche ambtenaren; alleen begrijpt zy maar niet, waarom de regoering by voorkeur Protestanten met ambten moet begiftigen en waarom Katholieken niet evengoed in aanmerking zouden komen, althans in Katholieke streken. De wet geert ons bet recht te vordereD, dat zoowel Katholieken als Protestanten tot staatsambten benoemd worden. En als Eet Ned. Dagblad de regeering aanspoort tegen dat wetsvoorschrift te handelen, door b|j voor keur Protestanten te benoemen, dan spoort dat blad, hetwelk de Katholieken in massa van wetsschennis durft beschuldigenr openly k aan tot de ergerlijkste wetsverkrachting." In De Nederlander klaagt de heer W. Van Nos over do slechte hoedanigheid van het tegenwoordig gefabriceerde papier. „Het nageslacht, dat kennis zal willen nemen van in onze archieven geplaatste documenten, zal niet nalaten onzen tegenwoordigen papier fabrikanten een ernstig verwyt er van te maken, dat zij door hun slordige fabricatie om geen ander woord te gebruiken oorzaak zijn, dat men in 2500 heel goed zal te weten kunnen komen wat in 1500 word gescbroveD, maar onmogelijk zal kunnen nagaan welke gewichtige staatsstukken in 1800 a 1900 werden opgemaakt. De papierfabrikanten zullen de schuld krijgen, maar volgens de heerscbende handelsbegrippen zijn zij m. i. niet de schuldigen: z|j leveren wat gevraagd wordt en bedingen de hoogst mogelijke prijzen voor do minst mogelijke waarde, om aan de concurrentie het hoofd te kunnen bieden. De schuldigen zijn de ver bruikers, die alle middelen tot wering van bedrog veronachtzamen. W|j dat zijn de thans levenden hebben recht onze Regeeriog een ernstig verwijt te maken van de verwaarloozing van het papier onderzoek. Wjj z|jn trotsch op onze archieven van vroeger eeuwen: welnu, onze naneven zullen niet trotsch kunnen z|jn op wat wij nalieten, want onze documenten zullen voor driekwart binnen vijftig jaren onleesbaar zijn." In Duitscbland heeft men sedert 1885 aan het proefstation te Charlottenburg een afdee- liDg voor papieronderzoek, en sinds 1 Jan. 1893 bestaat een Pruisische wetgeving op het nor- maalpapier. De Transvaal laat al het papier, dat door bemiddeling van het Consulaat-generaal aan de Regeenng gezonden wordt, door den che- mi8chen technoloog P. Ferman, te Amsterdam, onderzoeken. Men moet dan ook dat papier zien; behandel het gerust op do meest on eerbiedige wijze, van scheuren geen sprake, en de samenstelling, door scheikundige analyse onderzocht, bewijst de duurzaamheid. In Nederland heeft men zulke deskundigen niet noodig: daar weet men het zelf. Dat men zich bij de fabricatie bedient van hout, is vrij wel bekend; dat veel cellulose van hout en stroo gebruikt wordt, weten velen; maar hoevelen zijn er, die weten, dat zwaarspaatb, chinaclay en gips als zeer bruikbaar worden aangewend om een goedkoop kilogram papier te kunnen leveren? De deskundige zegt, dat deze vullingsstof, matig aangewend, het papier soms bruikbaar der maakt voor het afdrukken van clichés, waartoe in het algemeen eenigszins „gecou- cheerd" papier geprefereerd wordt; maar de chemische analyse bewast, dat sommige fabrikanten onder matig gebruik verstaan een aanmenging met 35 pCt. chinaclay. Een uit gever kan op zijn prospectus zetten, dat het boek op zwaar papier gedrukt i9, maar eerst als de clay vergaan en het boek een vod geworden is, bemerkt de kooper, wat dat zware papier te beduiden had. Als een eigenaardig staaltje van het nut van papieronderzoek deelt de heer Van Nes het volgende feit mee. Voor eenige jaren werd voor hot Braille schrift een papier gebruikt, dat aan beide zijden Kon beschreven worden. D iar het papier zeer kostbaar is on het Brailleschrift een enorme oppervlakte vereischt, was dit van groote beteexenis. Hot recept van dit papier ging ongelukkig verloren. Uit allo landen en werelddeelen kreog het Ned. Bijbelgenootschap brieven om naar het adres te vragen van den fabrikant. Het genootschap moest ieder teleurstellen. Eindelijk kwam het op do ge dachte hot vroegere papier scheikundig te laten onderzoeken, enals glorie van de scheikundige analyse valt te constateeren, dat het papier, zooals het vroeger geleverd werd, thans weer verkrijgbaar is. Het niouwo Koningschap. O ider den indruk der plechtige samenkomst van Koningin WUhelmina met de vertegenwoor digers des volks in de Nieuwe Kerk te Am sterdam, schreef Eet Vaderland h6t volgende „Welke de roeping moet zjjn van het Koniogschap in onze dagen, is der Koninklijke spreekster, die in haar rede geheel zichz-lve gaf, niet ontgaaD. En do meest democratisch aaDgelegden onder ons gevoelden bet te ster ker bij het aanhooren van die rede, dat hot Koningschap, dus begrepen, den vooruitgang niot in den weg staat, maar dient. Wat elders gebeurt, behoeft waarlijk niet naar republi- keinsche instellingen te doen haken: een vrij zinnige staatsregeling is het sterkst en het bechtst onder Koninklijke schuts. Maar opdat het zoo biyve, behoort het Koningschap to gevoelen, dat het geroopen is aan de spits te staan van al watergroo's en heerlijks is in een volk, en dat de minst bedeelden, de zwakken, de armen het meest behoeven den steun van wie steun geven kan. Hier het rechte standpunt te vindon in den strijd der maatschappelijke belangon, eischt inzicht gd tact; maar wie het weet te vinden, zal haar kroon bevestigd vinden in de harten van het volk, als do orkanen loeien en do grond siddert onder de voeten." OUDSHOORN. Bevallen: J. Vellekoop geb. Spreij D K. Wies geb. Prook D. W. Van der Vlist geb. Verwoerd Z. E. Noordeloos geb. Vriend Z. Overledon: F. H. Bos D. 4 w. T. Bergshoef D. 5 w. M. Wies D. 1 d. J. Molenaar Z. 14 w. II. J. Van der Lee, echtg. van C. Middel koop. 69 j. RIJNSBURG. Geboren: Cornoli3, Z. van D. v. Ëgmond en A. Heemskerk. Kaatje, D. van D. v. iterson en W. Star. Ondertrouwd: A. Passchier jm. 22 j. en IC. Hermans jd. 21 j. A. v. d. JDeijl jin. 27 j. te Noordwijk on M. v. d. Ëijkol jd. 21 j. te Rijns burg. A. J. Voojjs jm. 24 j. en W. Zandbergen jd. 21 j. SASSENUEIM. Gehuwd: J. Colijn jm. 26 j. en A. Kruik jd. 23 j. Overledon: ti. J. L. v. d. Wiel 22 d. STOMP WIJK. Ilevallon M. Blonk geb. Kor- tokaas Z. J. Sebel geb Odrigo Z. Overleden: W. J. Van der Helm Z. 4 m. VEUR. Bevallen: J. Van der Meer geb. Do Wit Z. TER-AAR. Bevallen: A. M. Turk geb. Otto Z. C. l'Amio geb. Aailsman Z A. Akerboom geb. Van Kints D M. Uoxco geb. Vorlaan Z. WADDINUSVEEN Bevallen. A. Oudi.ik geb. Verheul 1». M Van de Water geb. Van Klaveron Z. M. Krijgsman geb. Veerman D. J. Pauk geb. Kolijn 1> J. Bontebal geb. Hogervorst Z. L. E. Roos geb. Hoek D. M. Jongeneel geb. Van Krimpen Z. Overleden: P. Troost jm. 26 j. J. E. Plomp D. 6 w WOUBRUGGE. Geboren: Hendrik, Z. van P. De Bruijn en J Hofman. Pctronella Maria, D. van J. v. d. Meer en A. v. d. Willik.Willom Cornells, Z. van L. Leeuwenhoek en J. Vis. Overleden: Arie Hillenaar oud 20j. ZWAMMERDAM Bevallen: T. P. Van Staveren geb. Van Wiorst Z. D. Uitlenboo- gaard gob. Kapteijn D. Gehuwd: L. S. Slingerland jm. 28 j. en N. H. Kortenoever jd. 27 j. H. Heikoop jm. 25 j. en H. M. Vorsloot jd. 24 j. ZEVENHOVEN. Bevallen: M. Rosscnburg geb. Keizer Z. Overleden: G. J. Beuk 5 m. ZOETKRWOUDE. Geboren: Elisabeth, D. van B. v. Zijll en M. Borst. Overleden: Henricus Gerardus Verdogaal 2 j. Louriua Lucas ODgehuwd 24 j. Gehuwd: J. L De Groot 28 j. wonendo to Voorschoten, en M. Straathof 25 j. wonende alhier. S) Bendel begreep, dat zyn plaats als secretaris er mede gemoeid zou zjjn, en zichzelf moed, vastberadenheid en troost insprekend, stond hy op en deelde gelaten zyn gevaariyke opdracht mee. „Mejuffrouw l Ik heb last ge kregen, u beide rollen te overhandigen; de directeur laat het aan uw eigen inzichten over te oordeelen welke der twee ge als de voor u liet meest geschikte wenscht te behouden." Helena was niet een van die tooneelfuriön, die in dorgeiyke omstandigheden hun tegen- party de oogen uitkrabbon, doch het valt te betwyfelen of zy op dit oogenblik medelyden gevoeld hebben zou, als men bericht had, dat dr. Forster zooeven door twee slagershonden verscheurd geworden was. Scbyubaar kalm stond zy op. „Ik begryp ul Men durft my de rol van Maria Stuart niet opdragen, maar men zag gaarne, dat ik de „Elisabeth" speelde. De Kothurn is eerwaardig geworden? Nog nietl Nog nietl Nog lang Diet 11 O, ik zal u myn antwoord geven 1" Daarop trad zy naar haar schryftafel, nam er een papier uit en legde dit met de beide rollen op het tafeltje vóór den heer Bendel. „Hier zyn de rollen, en mag ik er u tevens dit by overhandigen?" Met één oogopslag had de secretaris gezien wat „dit" was. „O weelGe wiltMaar lieve hemel, dat is uw conuw con uw contract!" „Juist; ik verbreek het." Dat was niet langer de tooneelsecretaris, die tegenover Helena stond; het was een ODgelukkig jongmensch, dat zijn carrière ver nietigd ziet eer deze nog een aanvaDg ge nomen heeft. Uit Bendels trouwhartige, blauwe oogen rolden twee dikke tranen; hy schudde het hoofd en zeido half in zich- zeiven: „Neen, neenl Dat gaat niet." Toen zonk hij als om hulp zoekend aan Heiena's voeten. „Genadel Genade! Ik bid het u! Ach, ziet ge, mejuffrouw, ik heb niets geen verstand van de geheele zaak, en als gy my op doze wyzo van u stoot, dan ben ik ver loren I Luister eens. Tot vóór acht dagen geleden was ik in dienst by de hof-keuken- boekhouding, maar van myn jeugd af aan gevoelde ik my sterk tet het toonoel aange trokken en torwyl ik de verbruikte boter en confituren boekte, dacht ik voortdurend aan de kunst en baar beoefenaars. Emdelyk, daar brak voor my hot oogenblik van geluk aan. De oude tooneelsecretaris werd gepensionneerd en de opper-keukonboekhoudings-secretaris werd verplaatst. Ik zou nu aanspraak gehad hebben op de betrekking van secretaris van de oppor-keukenboekhouding in de zevende klasse en het ambt van tooneelsecretaris hoort pas in de achtste klasse. Ik liet my echter by Zyn Excellentie aandienen en zeide: „Excellentie! acb, begiftig my met het ambt van tooneelsecretaris I Ik ken het geëerde gezelschap met al zyn adresseD, voorschotten en eigenaardigheden; ik ken het tooneel- reglement en de wyze van geld in ontvaügst nemoD, ik weet alles betreffende het tooneel en ik voel me daartoe zoo sterk aangetrok ken 1" Ik smeekte zóó innig en zóó dringend, dat ik eindeiyk de betrekking verkreeg. Myn eerste beroepsbezigheid is dit bezoek, en wan neer ik nu zóó terugkom met beide rollen en een verbroken contract acb, waardo me juffrouw, ik kan toch onmogeiyk op deze wyze by den directeur wederkomen, hy zou my voor een ezel uitschelden en dat kan men wel eens zyD, als men een tiental jaren een ambt waargenomen heeft, maar den eersten dag een ezel te worden genoemd, dat gaat niet, mejuffrouw, dat zal men niet dulden!" Helena was getroffen, zy verzocht den voor haar knielende op to staan en zich bedaard te houden. Maar Bendel bleef geknield liggen en zuchtte dieptoen voelde hy den teedoren druk van Helena's hand op zyn schouders en hoorde haar vragen: „"Wat kan ik voor u doen, mynheer de secretaris?" „Acb, waarde mejuffrouw. Als ge er nog maar eons over denken woudt?" „My bedenken? Waar myn eer als kunste nares op het spel staat, waar ik, door een oogenblik met myn beslissing te aarzelen, voorgoed gecompromitteerd zou zyn? „O, liove Homell maar daar heeft zich toch nog niemand door gecompromitteerd, door nadenken." Bondel had deze eenvoudige waarheid op zulk een bescheiden toon geuit, dat Helena hem de hand reikte en hem toevoegde: „Daarin geef ik u volkomen gelyk, dat zyn ware woorden. Welnu dan...." „Ge wilt het voorstel werkelyk nog eens overdenken? O, ik dank u van harte beste, genadige, welwillende fee. Ik zog u dank en wil den zoom van uw kleed kussen." Dat deed Bondol dan ook werkelyk en daarna zag hy de kunstenares met van vreugde stralende oogeu in bet gelaat. „Ik ik zal ten minste met deze bood schap niet voor een ezel gehouden worden l" En na deze woorden |verwyderdeJdo secretaris zich snel. III. Helena had met een lachend gelaat den jongen man vaarwel gezegd; maar reeds in het volgende oogenblik begon zy in een uiterst verdrietige stemming na te denken. Zelf kennis, ja, daartoe wilde ze komen. Zy zelf was de eerste, die er voor terugdeinsde hot lot van een Sappho en zy speelde reeds sedert een jaar de Sappho te moeten ondergaan. Zy begreep hoe gevaarlyk het was, do beminnenswaardige te willen voor stellen en niot meer beminnenswaardig te zyn. Maar Helena had geen vrouw moeten wezen, om te dulden, dat één rimpel op haar voorhoofd het recht zou hebben haar oud te maken. Of zou der kunstenaars jeugd even spoedig verwelken als de frissche blos van jeugdige meisjeswangen? Neen, neeD, neonl In het algemeen niet. En z|j zolf? Men kan zonder zelf te beminnen toch wel bemiDnelyk zyn. Maar ook het omgekeerde is mogelyk. Eq was er dan niemand, om haar een eeilyfr, onpartydig antwoord to goven; een antwoord, waarop ze zich volkomen verlaten kon? Helena schelde en beval haar kamenier haar hoed en mantel te brengén. Zy wilde uitgaaD. Hy dr. Leonhard Forster -- moest het haar zeggen. Dözo schoolmeester, deze zich aan de wereld onttrekkende kamergeleerde zou haar onder vragen, moest door haar ondervraagd worden naar alle aangelegenheden van hart en geest; hy moest zich volgens haar wensch voor baar verantwoorden, tot zy wist, of by in staat zou zyn haar te zeggen, of zy oud geworden was, en als hy dit konof hy gelyk had. Lili bracht hoed, mantel handschoenen en parapluis en diende een vreemde heer aan. „Ik ben voor niemand te spreken, ik ga uit. Wegsturen I" „Maar die beer verzoekt zoo driogend, om binnengelaten te worden. Hier is zyn kaartje." Helena nam het kaartje aan en las; Dr. Leonhard Forster." IV. Forster was een van die weinigo auteurs, die er evenzoo uitzien als hun werkeu. Zyn verscbyning was statig, ernstig en ongekun steld eenvoudigmet zyn gryzeD, govuldon baard en zyn gryzendo haren maakte hy nog altyd don indruk van een schoon man, die zich zeker nooit bewust geweest was van deze goddel yke gaven. (Wordt vervolgd.)

Historische Kranten, Erfgoed Leiden en Omstreken

Leidsch Dagblad | 1898 | | pagina 5