N". 11825
Maandag 12 September.
A0. 1898
<§ourant wordt dagelijks, met uitzondering
van <§on- en feestdagen, uitgegeven.
PERSOVERZICHT.
Feuilleton.
NOC NIET!
LEIDSCH
BAaBLAD.
PRIJS DEZER COURAJTPi
Voor Leiden per 3 maanden. f 1.10.
Franco per post 1.40.
Alzonderiyke Nommors 0.06.
PRUS DER AD VERTEN T J N s
Van 1-6 regels t.06. ledero regej meer 0 17§. - Grootera
letters naar plaatsruimte. - Voor het Incasseeren buiten de etad
wordt f 0.05 berekend
Tweede Blad.
In de Vragen des Tijds bepleit mr. A. Ker-
d\jk do aanstelling van vrouweiyko
ambtenaren by de arbeidsinspectie,
voorloopig in dezelfde verhouding als de huidige
adjuncten en wel na aflegging van een examen,
dat voor de vrouwen niet lichter moet worden
gemaakt dan voor do mannen, waarin alleen
niet opgenomen behoeft to worden de kennis
van bedrijven, waarmede zy niet te maken
zal hebben.
Do schrijver gaat na hoe langzamerhand
bet denkbeeld, dat er een arbeidsinspectie be
hoort te bestaan, in ons land levendig is ge
worden, zoodat thans, behoudens het begroo-
tingsrecht der Staten-Genoraal, de Minister
vrij is meer inspecteurs te benoemen. Hij
herinnert er aan, dat door de opneming der
woorden verdere ambtenaren" in do wet van
1895 in de plaats van „adjunct-inspecteurs"
de weg ten onzent vrijgelaten is om ook
vrouwelijke inspecteurs te benoemen.
In andere landen heeft men reeds geruimen
tijd inspectrices van den arbeid, in Amerika,
Frankrijk, Engeland, ook in sommige landen
van Duitscbland zullen zy er weldra zijn,
terwijl in andere in vertegenwoordigende licha
men een verzoek tot haar benoeming nog met
gelach werd begroet.
Mr. Kerdijk meent, dat op de tegenstanders
van de benoeming der vrouw tot inspectrice
van don arbeid de bewijslast rust, dat de
vrouw daarvoor niet aangewezen is. Doch de
heer Kerdijk vindt pleitredenen genoog voor
haar werkzaamheid in dit opzicht in bet belang
der arbeidsters vooral, en wel voor haar ge
zondheid, maar ook in het belang der zedelijk
heid, die nog wel ligt buiten do grenzen der
wetten tot handhaving, waarvan de inspeetie
is aangewezen, maar waarop de vrouw toch
zeker invloed ten goede kan oefenen.
Nog op een ander punt kan do vrouw als
arboidsinspectrice ten goede werkzaam zijn.
Niet door deel te nemen aan het vakver-
eenigingsleven, dat onder de arbeidsters zeer
zeker moet worden bevorderd, maar waar de
inspectrice zich, naar de schrijver hoopt,
buiten zal houden om geheel onpartijdig te
staan tegenover werkgever en werknemer
beiden. Maar wel door invloed te oefenen op
den kooper, die soms onbewust goederen koopt,
tegen hongerloonon vervaardigd.
Niet dadelijk zullen inspectrices van den
arbeid kunnen worden aangesteld. Vrouwen,
die daarvoor de noodige kennis bezitten, zullen
er nog wel niet zijn. Daarom wenscht mr.
Kerdjjk, dat een tyd van voorbereiding zal
worden gelaten vóór de gelegenheid tot het
aflöggen van het eerste examen wordt gegeven.
In de Katholieke pers wordt menigmaal
geklaagd over de talrijke benoemingen
van P r o t e s t a n t s c h e ambtenaren
in de Katholieke zuidelijke pro
vinciën des lands.
Eet Nederlandsche Dagblad neemt deze be
noemingen io bescherming en schrijft:
„Wy vertrouwen evenwel, dat de Regeering
zich door die klachten niet zal laten bewegen
om van gedragslijn te veranderen.
De Roomscben hebben het geheel aan zich
zelf te wijten, indien de toestand niet anders is.
Worden in overhoerschend Roomsche streken
ook nog Roomsche ambtenaren benoemd, dan
is het hek van den dam. Do meeste wetten
en met name de onderwijswet, de successiewet
en de kieswet worden dan alleen nageleefd,
voor zooverre de geestelijkheid zich daarmee
kan vereenigen. En nu de persoonlijke dienst
plicht is ingevoerd, mogen wij ook de militie-
wet gerust op het lijstje zetten. De Protes-
tantsche minderheid in zulke streken is dan
nagenoeg rechtloos aan de genade der meer
derheid overgeleverd en de Koningin wordt
feitelijk in haar eigen land aan de souvereini-
teit des Pausen onderworpen. Er zijn zeker
ook onder de Roomsche ambtenaren tal van
eerlijke en rechtschapen menschen, die onaf
hankelijk genoeg zijn om eerst naar hun
plicht te vragen en dan naar het belang van
hun kerkgenootschap, maar de goede eigen
schappen dier ambtenaren worden in Roomsche
centra op een bijna bovenmenscholijke proef
gesteld. Het meerendeel hunner ia niet bestand
tegen don druk, die op hen wordt uitgeoefend,
en moet daarom liever niet aan de verleiding
worden blootgesteld.
Het duurt ook gewoonlijk niet lang of een
Roomsche, die onafhankelijk is, wordt niet
goed Roomsch meer genoemd, hoe trouw hy
ook overigens zijn godsdienstplichten waar-
neme. Wij betwijfelen het ook zeer of de
Roomsche bevolking zelve wel zoo tegen do
Prote8tantsche ambtenaren gekant is en of
de oppositie niet uitsluitend komt van de zijde
der geestelijkheid en van de bladeD, die onder
haar invloed staan. Waar een Roomsche het
zonder gevaar doen kan, neemt hij een Pro-
testantsch notaris, omdat h|j hot niet bekend
wil hebben, hooveel by bezit, en onder die
omstandigheden achten wij voor de Rogeering
minder dan ooit termen aanwezig om van
tactiek te veranderen."
„Wij hadden gemeend", zegt De Gelderlan
der„dat in deze blijde dagen, nu het Neder
landsche volk zoDder onderscheid van gezindte
of politieke richting (met uitzondering alleen
van do socialisten, die zich trouwens wijselijk
stilhouden) met treffende eenstemmigheid onze
beminde jeugdige Koniogin toejuicht, niemand
zoo onhebbelijk zou wezen om die verblijdende
eensgezindheid moedwillig to verstoren door
het opwekken van sektehaat.
Toch heeft een zich noemend christelijk
blad juist deze dagen van eendrachtige feest
viering uitgekozen om bij z(jn lozers de Katho
lieke geestelijkheid en de Katholieke bevolking
op de grofste manier verdacht te maken."
De Gelderlander citeert dan het bovenstaande
stukje, dat io Eet Nederlandsche Dagblad te
lezen stond en gericht was tegen de klachten
in de Katholieke pers over de veelvuldige
be oe ingen van Protestanten in Katholieke
gemeenten.
H-t Nymeegscho blad maakt op deze ont
boezeming de volgende kantteekening:
„Hier wordeD dus brutaalweg de Katholie
ken in massa voor wetsovertreders uitgemaakt I
Met onderwijswet, successiewet, kieswet en
nu ook de militiewet lichten zij, volgens Het
Nederlandsche Dagbladonbeschaamd de hand,
zoodat er wel een Protestantsch ambtenaar
noodig ie, die hun streng op de vingers kijkt.
Een Roomsch ambtenaar zou die stelselmatigo
wetsschonnis, waarin vooral de geestelijkheid
moet voorgaan, nog maar in de hand werken 1
Zulk een brutale verdachtmaking van de
kleino helft van het Nederlandsche volk is
toch al te bar.
Ze wordt bepaald vermakelijk, waar Eet
Ned. Dagbl. de Protestantsche minderheid in
Katholieke stroken als nagenoeg rechtloos
aan de meerderheid overgeleverd voorstelt.
't Is nog niet lang geleden, dat De (anti-
revolulionnaire) Nederlander durfde vertellen,
dat de Katholieken, waar zij konden, hun
Protestantschon landgenooten het leven be-
moeilijkton. Herhaaldelijk om bewijzen voor
die grove aantijging gevraagd, moest het blad
het antwoord schuldig blijven en ten slotte
zelfs erkennen, dat de Katholieken, veel meer
dan de Protestanten, zich bereid toonden in
openbare colleges aan andersdenkenden een
evenredige plaats in te ruimen.
De les, toen Dt{o) Nederlander toegediend,
hoeft blijkbaar Eet Nederlandsche Dagblad niet
afgeschrikt, nogmaals met dezelfde klakke-
looze beschuldiging aan te komen.
Notabene, terwijl het zelf verklaart te be
twijfelen of de Roomsche bevolking wel zoo
tegen de Protestantsche ambtenaren gekant is l
Wij zeiden het immers al: de Roomsche
bevolking heeft niets tegen Protestantsche
ambtenaren; alleen begrijpt zy maar niet,
waarom de regoering by voorkeur Protestanten
met ambten moet begiftigen en waarom
Katholieken niet evengoed in aanmerking
zouden komen, althans in Katholieke streken.
De wet geert ons bet recht te vordereD,
dat zoowel Katholieken als Protestanten tot
staatsambten benoemd worden. En als Eet
Ned. Dagblad de regeering aanspoort tegen
dat wetsvoorschrift te handelen, door b|j voor
keur Protestanten te benoemen, dan spoort
dat blad, hetwelk de Katholieken in massa
van wetsschennis durft beschuldigenr openly k
aan tot de ergerlijkste wetsverkrachting."
In De Nederlander klaagt de heer W. Van
Nos over do slechte hoedanigheid
van het tegenwoordig gefabriceerde
papier.
„Het nageslacht, dat kennis zal willen nemen
van in onze archieven geplaatste documenten,
zal niet nalaten onzen tegenwoordigen papier
fabrikanten een ernstig verwyt er van te
maken, dat zij door hun slordige fabricatie
om geen ander woord te gebruiken oorzaak
zijn, dat men in 2500 heel goed zal te weten
kunnen komen wat in 1500 word gescbroveD,
maar onmogelijk zal kunnen nagaan welke
gewichtige staatsstukken in 1800 a 1900
werden opgemaakt.
De papierfabrikanten zullen de schuld krijgen,
maar volgens de heerscbende handelsbegrippen
zijn zij m. i. niet de schuldigen: z|j leveren
wat gevraagd wordt en bedingen de hoogst
mogelijke prijzen voor do minst mogelijke
waarde, om aan de concurrentie het hoofd
te kunnen bieden. De schuldigen zijn de ver
bruikers, die alle middelen tot wering van
bedrog veronachtzamen.
W|j dat zijn de thans levenden hebben
recht onze Regeeriog een ernstig verwijt te
maken van de verwaarloozing van het papier
onderzoek. Wjj z|jn trotsch op onze archieven
van vroeger eeuwen: welnu, onze naneven
zullen niet trotsch kunnen z|jn op wat wij
nalieten, want onze documenten zullen voor
driekwart binnen vijftig jaren onleesbaar zijn."
In Duitscbland heeft men sedert 1885 aan
het proefstation te Charlottenburg een afdee-
liDg voor papieronderzoek, en sinds 1 Jan. 1893
bestaat een Pruisische wetgeving op het nor-
maalpapier.
De Transvaal laat al het papier, dat door
bemiddeling van het Consulaat-generaal aan
de Regeenng gezonden wordt, door den che-
mi8chen technoloog P. Ferman, te Amsterdam,
onderzoeken. Men moet dan ook dat papier
zien; behandel het gerust op do meest on
eerbiedige wijze, van scheuren geen sprake,
en de samenstelling, door scheikundige analyse
onderzocht, bewijst de duurzaamheid.
In Nederland heeft men zulke deskundigen
niet noodig: daar weet men het zelf.
Dat men zich bij de fabricatie bedient van
hout, is vrij wel bekend; dat veel cellulose
van hout en stroo gebruikt wordt, weten
velen; maar hoevelen zijn er, die weten, dat
zwaarspaatb, chinaclay en gips als
zeer bruikbaar worden aangewend om een
goedkoop kilogram papier te kunnen leveren?
De deskundige zegt, dat deze vullingsstof,
matig aangewend, het papier soms bruikbaar
der maakt voor het afdrukken van clichés,
waartoe in het algemeen eenigszins „gecou-
cheerd" papier geprefereerd wordt; maar de
chemische analyse bewast, dat sommige
fabrikanten onder matig gebruik verstaan een
aanmenging met 35 pCt. chinaclay. Een uit
gever kan op zijn prospectus zetten, dat het
boek op zwaar papier gedrukt i9, maar eerst
als de clay vergaan en het boek een vod
geworden is, bemerkt de kooper, wat dat
zware papier te beduiden had.
Als een eigenaardig staaltje van het nut
van papieronderzoek deelt de heer Van Nes
het volgende feit mee.
Voor eenige jaren werd voor hot Braille
schrift een papier gebruikt, dat aan beide
zijden Kon beschreven worden. D iar het papier
zeer kostbaar is on het Brailleschrift een
enorme oppervlakte vereischt, was dit van
groote beteexenis. Hot recept van dit papier
ging ongelukkig verloren. Uit allo landen en
werelddeelen kreog het Ned. Bijbelgenootschap
brieven om naar het adres te vragen van
den fabrikant. Het genootschap moest ieder
teleurstellen. Eindelijk kwam het op do ge
dachte hot vroegere papier scheikundig te
laten onderzoeken, enals glorie van de
scheikundige analyse valt te constateeren, dat
het papier, zooals het vroeger geleverd werd,
thans weer verkrijgbaar is.
Het niouwo Koningschap. O ider
den indruk der plechtige samenkomst van
Koningin WUhelmina met de vertegenwoor
digers des volks in de Nieuwe Kerk te Am
sterdam, schreef Eet Vaderland h6t volgende
„Welke de roeping moet zjjn van het
Koniogschap in onze dagen, is der Koninklijke
spreekster, die in haar rede geheel zichz-lve
gaf, niet ontgaaD. En do meest democratisch
aaDgelegden onder ons gevoelden bet te ster
ker bij het aanhooren van die rede, dat hot
Koningschap, dus begrepen, den vooruitgang
niot in den weg staat, maar dient. Wat elders
gebeurt, behoeft waarlijk niet naar republi-
keinsche instellingen te doen haken: een vrij
zinnige staatsregeling is het sterkst en het
bechtst onder Koninklijke schuts.
Maar opdat het zoo biyve, behoort het
Koningschap to gevoelen, dat het geroopen
is aan de spits te staan van al watergroo's
en heerlijks is in een volk, en dat de minst
bedeelden, de zwakken, de armen het meest
behoeven den steun van wie steun geven kan.
Hier het rechte standpunt te vindon in den
strijd der maatschappelijke belangon, eischt
inzicht gd tact; maar wie het weet te vinden,
zal haar kroon bevestigd vinden in de harten
van het volk, als do orkanen loeien en do
grond siddert onder de voeten."
OUDSHOORN. Bevallen: J. Vellekoop geb.
Spreij D K. Wies geb. Prook D. W. Van
der Vlist geb. Verwoerd Z. E. Noordeloos geb.
Vriend Z.
Overledon: F. H. Bos D. 4 w. T. Bergshoef
D. 5 w. M. Wies D. 1 d. J. Molenaar Z. 14
w. II. J. Van der Lee, echtg. van C. Middel
koop. 69 j.
RIJNSBURG. Geboren: Cornoli3, Z. van D.
v. Ëgmond en A. Heemskerk. Kaatje, D. van
D. v. iterson en W. Star.
Ondertrouwd: A. Passchier jm. 22 j. en IC.
Hermans jd. 21 j. A. v. d. JDeijl jin. 27 j. te
Noordwijk on M. v. d. Ëijkol jd. 21 j. te Rijns
burg. A. J. Voojjs jm. 24 j. en W. Zandbergen
jd. 21 j.
SASSENUEIM. Gehuwd: J. Colijn jm. 26 j.
en A. Kruik jd. 23 j.
Overledon: ti. J. L. v. d. Wiel 22 d.
STOMP WIJK. Ilevallon M. Blonk geb. Kor-
tokaas Z. J. Sebel geb Odrigo Z.
Overleden: W. J. Van der Helm Z. 4 m.
VEUR. Bevallen: J. Van der Meer geb. Do
Wit Z.
TER-AAR. Bevallen: A. M. Turk geb. Otto
Z. C. l'Amio geb. Aailsman Z A. Akerboom
geb. Van Kints D M. Uoxco geb. Vorlaan Z.
WADDINUSVEEN Bevallen. A. Oudi.ik geb.
Verheul 1». M Van de Water geb. Van Klaveron
Z. M. Krijgsman geb. Veerman D. J. Pauk
geb. Kolijn 1> J. Bontebal geb. Hogervorst Z.
L. E. Roos geb. Hoek D. M. Jongeneel geb. Van
Krimpen Z.
Overleden: P. Troost jm. 26 j. J. E. Plomp
D. 6 w
WOUBRUGGE. Geboren: Hendrik, Z. van
P. De Bruijn en J Hofman. Pctronella Maria,
D. van J. v. d. Meer en A. v. d. Willik.Willom
Cornells, Z. van L. Leeuwenhoek en J. Vis.
Overleden: Arie Hillenaar oud 20j.
ZWAMMERDAM Bevallen: T. P. Van
Staveren geb. Van Wiorst Z. D. Uitlenboo-
gaard gob. Kapteijn D.
Gehuwd: L. S. Slingerland jm. 28 j. en N.
H. Kortenoever jd. 27 j. H. Heikoop jm. 25 j.
en H. M. Vorsloot jd. 24 j.
ZEVENHOVEN. Bevallen: M. Rosscnburg
geb. Keizer Z.
Overleden: G. J. Beuk 5 m.
ZOETKRWOUDE. Geboren: Elisabeth, D.
van B. v. Zijll en M. Borst.
Overleden: Henricus Gerardus Verdogaal
2 j. Louriua Lucas ODgehuwd 24 j.
Gehuwd: J. L De Groot 28 j. wonendo to
Voorschoten, en M. Straathof 25 j. wonende alhier.
S)
Bendel begreep, dat zyn plaats als secretaris
er mede gemoeid zou zjjn, en zichzelf moed,
vastberadenheid en troost insprekend, stond
hy op en deelde gelaten zyn gevaariyke
opdracht mee. „Mejuffrouw l Ik heb last ge
kregen, u beide rollen te overhandigen; de
directeur laat het aan uw eigen inzichten over
te oordeelen welke der twee ge als de voor
u liet meest geschikte wenscht te behouden."
Helena was niet een van die tooneelfuriön,
die in dorgeiyke omstandigheden hun tegen-
party de oogen uitkrabbon, doch het valt te
betwyfelen of zy op dit oogenblik medelyden
gevoeld hebben zou, als men bericht had, dat
dr. Forster zooeven door twee slagershonden
verscheurd geworden was. Scbyubaar kalm
stond zy op.
„Ik begryp ul Men durft my de rol van
Maria Stuart niet opdragen, maar men zag
gaarne, dat ik de „Elisabeth" speelde. De
Kothurn is eerwaardig geworden? Nog nietl
Nog nietl Nog lang Diet 11 O, ik zal u myn
antwoord geven 1" Daarop trad zy naar haar
schryftafel, nam er een papier uit en legde
dit met de beide rollen op het tafeltje vóór
den heer Bendel. „Hier zyn de rollen, en mag
ik er u tevens dit by overhandigen?"
Met één oogopslag had de secretaris gezien
wat „dit" was. „O weelGe wiltMaar
lieve hemel, dat is uw conuw con
uw contract!"
„Juist; ik verbreek het."
Dat was niet langer de tooneelsecretaris,
die tegenover Helena stond; het was een
ODgelukkig jongmensch, dat zijn carrière ver
nietigd ziet eer deze nog een aanvaDg ge
nomen heeft. Uit Bendels trouwhartige,
blauwe oogen rolden twee dikke tranen; hy
schudde het hoofd en zeido half in zich-
zeiven: „Neen, neenl Dat gaat niet." Toen
zonk hij als om hulp zoekend aan Heiena's
voeten. „Genadel Genade! Ik bid het u!
Ach, ziet ge, mejuffrouw, ik heb niets geen
verstand van de geheele zaak, en als gy my
op doze wyzo van u stoot, dan ben ik ver
loren I Luister eens. Tot vóór acht dagen
geleden was ik in dienst by de hof-keuken-
boekhouding, maar van myn jeugd af aan
gevoelde ik my sterk tet het toonoel aange
trokken en torwyl ik de verbruikte boter en
confituren boekte, dacht ik voortdurend aan
de kunst en baar beoefenaars. Emdelyk, daar
brak voor my hot oogenblik van geluk aan.
De oude tooneelsecretaris werd gepensionneerd
en de opper-keukonboekhoudings-secretaris
werd verplaatst. Ik zou nu aanspraak gehad
hebben op de betrekking van secretaris van
de oppor-keukenboekhouding in de zevende
klasse en het ambt van tooneelsecretaris
hoort pas in de achtste klasse. Ik liet my
echter by Zyn Excellentie aandienen en zeide:
„Excellentie! acb, begiftig my met het ambt
van tooneelsecretaris I Ik ken het geëerde
gezelschap met al zyn adresseD, voorschotten
en eigenaardigheden; ik ken het tooneel-
reglement en de wyze van geld in ontvaügst
nemoD, ik weet alles betreffende het tooneel
en ik voel me daartoe zoo sterk aangetrok
ken 1" Ik smeekte zóó innig en zóó dringend,
dat ik eindeiyk de betrekking verkreeg. Myn
eerste beroepsbezigheid is dit bezoek, en wan
neer ik nu zóó terugkom met beide rollen en
een verbroken contract acb, waardo me
juffrouw, ik kan toch onmogeiyk op deze
wyze by den directeur wederkomen, hy zou
my voor een ezel uitschelden en dat kan
men wel eens zyD, als men een tiental jaren
een ambt waargenomen heeft, maar den
eersten dag een ezel te worden genoemd, dat
gaat niet, mejuffrouw, dat zal men niet
dulden!"
Helena was getroffen, zy verzocht den voor
haar knielende op to staan en zich bedaard
te houden. Maar Bendel bleef geknield liggen
en zuchtte dieptoen voelde hy den teedoren
druk van Helena's hand op zyn schouders en
hoorde haar vragen: „"Wat kan ik voor u
doen, mynheer de secretaris?"
„Acb, waarde mejuffrouw. Als ge er nog
maar eons over denken woudt?"
„My bedenken? Waar myn eer als kunste
nares op het spel staat, waar ik, door een
oogenblik met myn beslissing te aarzelen,
voorgoed gecompromitteerd zou zyn?
„O, liove Homell maar daar heeft zich toch
nog niemand door gecompromitteerd, door
nadenken."
Bondel had deze eenvoudige waarheid op
zulk een bescheiden toon geuit, dat Helena
hem de hand reikte en hem toevoegde: „Daarin
geef ik u volkomen gelyk, dat zyn ware
woorden. Welnu dan...."
„Ge wilt het voorstel werkelyk nog eens
overdenken? O, ik dank u van harte beste,
genadige, welwillende fee. Ik zog u dank en
wil den zoom van uw kleed kussen." Dat
deed Bondol dan ook werkelyk en daarna
zag hy de kunstenares met van vreugde
stralende oogeu in bet gelaat.
„Ik ik zal ten minste met deze bood
schap niet voor een ezel gehouden worden l"
En na deze woorden |verwyderdeJdo secretaris
zich snel.
III.
Helena had met een lachend gelaat den
jongen man vaarwel gezegd; maar reeds in
het volgende oogenblik begon zy in een uiterst
verdrietige stemming na te denken. Zelf
kennis, ja, daartoe wilde ze komen. Zy zelf
was de eerste, die er voor terugdeinsde hot
lot van een Sappho en zy speelde reeds
sedert een jaar de Sappho te moeten
ondergaan. Zy begreep hoe gevaarlyk het
was, do beminnenswaardige te willen voor
stellen en niot meer beminnenswaardig te
zyn. Maar Helena had geen vrouw moeten
wezen, om te dulden, dat één rimpel op haar
voorhoofd het recht zou hebben haar oud te
maken. Of zou der kunstenaars jeugd even
spoedig verwelken als de frissche blos van
jeugdige meisjeswangen? Neen, neeD, neonl
In het algemeen niet. En z|j zolf? Men kan
zonder zelf te beminnen toch wel bemiDnelyk
zyn. Maar ook het omgekeerde is mogelyk.
Eq was er dan niemand, om haar een eeilyfr,
onpartydig antwoord to goven; een antwoord,
waarop ze zich volkomen verlaten kon? Helena
schelde en beval haar kamenier haar hoed en
mantel te brengén. Zy wilde uitgaaD. Hy
dr. Leonhard Forster -- moest het haar zeggen.
Dözo schoolmeester, deze zich aan de wereld
onttrekkende kamergeleerde zou haar onder
vragen, moest door haar ondervraagd worden
naar alle aangelegenheden van hart en geest;
hy moest zich volgens haar wensch voor baar
verantwoorden, tot zy wist, of by in staat
zou zyn haar te zeggen, of zy oud geworden
was, en als hy dit konof hy gelyk had.
Lili bracht hoed, mantel handschoenen en
parapluis en diende een vreemde heer aan.
„Ik ben voor niemand te spreken, ik ga
uit. Wegsturen I"
„Maar die beer verzoekt zoo driogend, om
binnengelaten te worden. Hier is zyn kaartje."
Helena nam het kaartje aan en las; Dr.
Leonhard Forster."
IV.
Forster was een van die weinigo auteurs,
die er evenzoo uitzien als hun werkeu. Zyn
verscbyning was statig, ernstig en ongekun
steld eenvoudigmet zyn gryzeD, govuldon baard
en zyn gryzendo haren maakte hy nog altyd
don indruk van een schoon man, die zich
zeker nooit bewust geweest was van deze
goddel yke gaven.
(Wordt vervolgd.)