behouden, doch bekwam Teel waterschade Naar medegedeeld werd, moet de brand ont staan z|jn om ongeveer 12 uren door het omvallen van een petroleumlamp. "Van den inboedel van den heer Beideman, die niet verzekerd was, kon slechts weinig gered worden. Te Indijk is een tweejarig kindje verdronken, terwijl de ouders de inhuldigings feesten te Woudsend bijwoonden. Dinsdagnacht had te 'a-Hoor- Arendskerke een droevig ongeluk plaats. De 27 jarige J. S. is bö hot visacben in de Ter- lucbtsche Weel over boord gevallen en ver dronken. Men vond althans een zijner klompen in de vischboot zijn lijk was 's morgens nog niet gevonden. Een rijtuigje door H.M. de Koningin geschonken aan een zieken jonkman te Op meer, is daar gearriveerd. Het is een prachtig wagentje uiterst gemakkelijk in de behande ling, dat den fabrikant, den heer Simonis, alle eer aandoet. Men kan zich voorstellen met welk een dankbaar hart de arme lijder, in zijn karretje gezeten, de inhuldigingsfeesten te Opmeer zal bijwonen. De commissie voor de feesten te Losser loofde, gelijk men weofc, een premie uit aan hem, die met den hoogsten hoed op het feestterrein zou verschijnen. De premie viel ten deel aan iemand, die er een droeg van ongeveer 4 meter. De burgemeester van Losser ontving nu oen t-legraphisch verzoek van een uitgevers maatschappij te Londen, om een pbotograpbie van dien hoad als reclame in haar blad te mogen plaatsen. De gevraagde pbotograpbie is gezonden. Te Parijs zijn Maandag twee mannen van de hitte gestorven. Gemeenteraad van Leiden. Vergadering van hedennamiddag te tioee uren. Voorzitter: de heer mr. F. Was, burge meester. Tegenwoordig: 19 leien. Afwezig: de heeren Pera, Van Kempen, Siegenbeek van Heukelom, De Goeje, Zaayer, L. Driessen, Verster van Wulverborst en Kroon. De Voorzitter noodigt de vergadering met hem op te staan, om ongeveer de volgende woorden aan te hooren. M.M. In deze eerste raadsvergadering in deze gewichtige dagen voel ik mij gedrongen, met een kort woord te herinneren aan h6t feit der troonsbestijging van H. M. Koningin Wilhelmina. Nog herinneren we ons den algemeenen rouw en de diepe droefheid, waarin ons volk verkeerde, toen onze diepbetreurde laatste koning, Z. M. Willem III, overleed en het was voor ons een onvergetelijk oogenblik, toon Zijne Doorluchtige Dochter, een 10-jarige prinses, de laatste telg uit, het roemruchtig stamhuis van Oranje hem als Koningin op- vólgde. Dankbaar zyn wij nu zij zelf, overeen komstig de voorschriften der Grondwet de teugels des bewinds in hanien heeft ge nomen, toegerust als zij is met al die uit nemende eigenschappen van hoofd en hart, die bet hoofd van den Staat sieren. Heel Nederland brengt hulde en dank aan 4e Koningin-Moeder voor de uitnemende wijze, waarop zij als Regentes en Koningin haar laak heeft vervuld. Verdwenen ls thans de sombere stemming, tiie zich bij het overlijden van Koning Wil lem III van ons volk meester maakte. Geheel het Nederlandsehe volk jubelt thans, niet het minst do Leidscbe burgerij, zoo innig aan het Huis van Oranje verknocht. Daarom zult ook gij, als vertegenwoordigers der burgerij, u gaarne willen vereenigen mot do daDkbare hulde, die wij de Koningin Moeder brengen on met do wenschen, dat de regeering ▼an H. M. Koningin Wilhelmina een lang- dorige on gelukkige zy, tot Haar eigen vol doening en tot heil van land en volk. Deze rede werd met applaus begroet. Nadat de Voorzitter nog had medegedeeld, dat aan de Koninginnen adressen van holde, overeenkomstig het besluitvan den Raad, zijn gezonden, neemt de Voorzitter het woord om op oen ander belangrijk feit de aandacht van den Raad te vestigen. Den lsten September 1873 nam de heer Juta voor het eerst zitting als lid van den Raad dezer gemeente. B\j periodieke verkiezingen werd zijn man daat telkenmale vomieuwd, zoodat de heer Juta 25 jaren onafgebroken als raadslid zitting had; sedert 1891 ook als wethouder. Van de uitnemende wijze, de bekwaamheid, de nauwgezetheid, waarmede de heer Juta, zijn taak heeft vervuld, zijn wij allen over tuigd. Uit naam dor gansche burgerij zegt de voorzitter don heer Juta dank voor het geen hij als raadslid en sinds '91 ook als wethouder in het belang der gemeente en burgerij beeft gedaan en spreekt den wensch uit, dat hy nog vele jaren op dezelfde uit nemende wijze als tot op heden in bet be lang der gemeente moge werkzaam blijven. Ook deze woorden verwierven den luiden bijval der vergadering. De heer Juta dankt den voorzitter voor diens waardeerende woorden en ook voor de waardeering, hem door den Raad getoond, in diens blijken van instemming met de ge sproken woorden. Die 25 jaren heeft de heer Juta heel wat blijken van waardeering en vertrouwen van velen uit den Raad, maar ook van velen uit de burgerij ontvangen. Hij stolt die waardeering eu dat vertrouwen op den hoogsten prijs. Hij hoopt ook de jaren, dat b|j nog als raadslid en wethouder zitting heeft, bij te dragen tot den voorspoed van Leiden. Gelukt hem dat, dan zal dit voor hem de schoonste belooning zijn. De notulen werden hierna gelezen en goed gekeurd. Medegedeeld werd, dat van mej. Michielsen, leerares aan de Hoogere Burgerschool voor Meisjes, een verzoek was ingekomen, om baar tot half Oct. verlof te schenken wegens redenen van gezondheid. Dit verzoek wordt ingewilligd. Een verzoek van het bestuur der Holl. Electrische Spoorwegmaatschappij, om subsi die in de kosten voor den aanleg en de exploitatie van een net van tramwegen inde Haarlemmermeer en omgeving worct geren- voyeerd naar B. en Ws. Aangeboden werd de begrooting der ge meente over 1899, waarbij de Voorzitter opmerkt, dat het te heffen percentage inkom stenbelasting in dit jaar vermoedelijk 2J/4 pCt. zal bedragen tegen 3 pCt. in het loopende jaar. Hierna werd overgegaan tot de behandeling der agenda. 1°. Benoeming van de leden in de vaete Com mission, als: o. Drie leden van de Commissie van Financiën, en nit dezen van den Voorzitter (aftredende leden de heeren: mr. H. L. Drucker, voorzitter; P. L. C. Driessen en mr. E. De Vries, leden). la. Benoemd worden de hoeren Drucker, teven3 al Voorzitter, P.s L. C. Driessen en in de plaats van den heer De Vries, die niet meer in aanmerking wenscht to komon, de heer v. Lidth de Jeude. b. Twee leden van de Commissie voor de straf verordeningen (aftredende leden de heeren: mr. S. J. Fockema Andreae en mr. E. De Vries). Id. De heeren Fockema Andrem en De Vries. e. Drie leden van de Commissie voor de hnis- bondelijke verordeningen en uit dezon van den Voorzitter (aftredende leden de heeren: mr. S. J. Fockema Andreae. voorzitter; dr. T. Zaaijer en dr. Th. W. Van Lidth do Jeude). Id. De heeren Fockema Adreae, tevens aJs Voorzitter, dr. T. Zaayer en dr. Th W. Van Lidth de Jeude. d. Twee ledon van de Commissie van Fabricage (aftredende leden de heeren: J. J. Hasselbach en N. Stadhonder). Id. de heeren Hasselbach en Stadhouder, die de wenscbeljjkheid betoogen van her ziening van het verouderd reglement voor de commissie van fabricage. De Voorzitter zal hun voorstellen tot wyzi ging met penoegen afwachten. e. Twee leden van de C-ommisaio voor het oud- archief (aftredende leden de heeren: mr. S. J. Fockema Andreae en dr. E. F. Van Dissel). Benoemd worden de heeren Fockema An dreae en Van Dissel. 2°. Benoeming van een lid der Commissie van Beheer over het Krankzinnigengesticht .Ende geest" (aftredend lid de heer mr. E. De Vries). Benoemd wordt de beer De Vries. 3°. Voorstel tot wijziging der Verordening van 11 November 1880, regelende het getal en de jaarwedden van de leeraren en leeraressen aan de Hoogere Bnrgorschool voor Meisjes. (199) Aangenomen, zonder discusie of hoofdelijke stemming. 4°. Voorstel tot verkoop van voorwerpen, aan wezig aan de Stadstimmerwerf, welke buiten ge- brnik zijn gesteld. (200) Aangenomen als voren. 5°. Suppletoirs staat van begrooting, dienst 1898 (verhooging volgnummer 152, rente van gold- leening). (201) Vastgesteld, als voren. 6°. Voorstel tot uitbreiding van het onderwijs in de Natuurlijke Historie en in den zang aan de Kweekschool voor Onderwijzers en Onderwijze ressen. (203) Aangenomen, als voren. 7°. VerdeeliDg van den Raad in sectiën. In de eerste afdeeling hebben zitting als Voorzitter de heer Juta en de heeren Dekhuyzen, Hasselbach, A. J. Van Hoeken, ZilleBen, Fockema Andreae, De Goejo, Verster en Zaayer. In de tweede afd. de heeren Dekhuyzen, voorzitter, Drucker, Kaiser, J. P. Driessen, v. Hamel, De Vries, Siegenbeek v. Heukelom, Kroon en Pera. In de derde afd. de heeren Korevaar, voorz,, P. L. C. DriesseD, Stadhouder, Van Dissel, P. J. v. Hoeken, Den Houter, Kerstens, Van R\jn en Van Kempen. Besloten wordt nog, tot het rooien van een boom aan den Zyisingel, en tot 't verleenen van een krediet van f 450 ten dienste der Commissie voor de kinderfeesten met het oog op het onthaal der 21 A 2200 kinderen van bewaarscholen. Woerden, 7 September. Op de k&aamaikt waren heden 253 partijen aangeroerd. Men beet-eedde voor Qoudecho kaas leto soort f 21.— a f 23.—. 2de soort ƒ17.— a f 20.—, zwaardere f—a f— per 50 KG. Handel matig. KOLONIËN. BATAVIA, 3 9 Augustus. De legercommandant heeft aan alle afdee- lings-commandanten op Java en de Buiten bezittingen doen weten, dat het ztfn wensch is, dat de dag van de inhuldiging van Hare Majesteit onze Koningin als een feestdag wordt gevierd. Voorts heeft Zyn Excellentie er de aandacht op gevestigd, dat op de dagen tusschen de troonsbestijging en de inhuldiging de dienst zoodanig moet worden geregeld, dat do militairen de gelegenheid krijgen, om de verschillende festiviteiten zooveel mogelijk bij te wonen. (B. N.) Door den gouverneur-generaal van Ned.-Indië zijn de volgende beschikkingen genomen: CIVIEL DEPARTEMENT. O n t s 1 a g e n Op verzoek, eervol, uit zijn betrekking, de griffier van den landraad der Stad on Voorsteden van Batavia mr. Ph. S. De Laat de Kanter. Benoemd: Tot adjunct-inspecteur van het inlandscb onderwijs in de 1ste afdeeling, de direc teur van de school voor zonen van ïnlandsohe hoofden en van andere aanzienlijke inlanders te Magelang L. G. Bertscheo ia zijn plaats benoemd de 2de onderwijzer bij dc kweekschool voor inland- sohe onderwijzers te Djokjakarta L. D, Van CopeÜe; en in zijn plaats benoemd J. J. Van Engens. thans dezelfde betrekking bekleedende bjj ae gelijkna mige inrichting te Axnboina. Tot griffier van den Landraad der Stad en Voor steden van Batavia, de waarnemende griffier van den residentieraad te Soerakarta mr. F. C. Hek- moyer; to Kendangan (Zuider- en Oostorafdeeling van Borneo), de ambtenaar ter beschikking van den voorzitter van den landraad te Amoentai J. C. A. Van der Bruggen; te Amoentai, de 1ste klerk bij don assistent- resident van Amoentai, tevens griffier bjj den landraad aldaar, A. A. J. Gerseo. Belast: Met de waarneming der betrekking van 2don onderwijzer bjj de kwoekschool voor ïnlandsohe onderwijzers te Amboina A. Cb. Cramer, thans tijdelijk belast met het toezicht op de inlandseho scholen in het ressort van den adjunct- inspecteur van het inlandsch onderwijs in de 3de afdeeling. Verleend: Wegens langdnrigen dienst, een jaar verlof naar Europa aan den hoofdcommies op het residentiekantoor te Batavia F. D. Meister. Ontslagen: Op verzoek eervol nit 'slands dienst de letterzettor tevens machinedrjjver bjj 's lands drukkerjj te Batavia P. Tiddens en do gewezen klerk op het bureau van den assistent resident to Lahat (Palcmbang) C. L. Florentinus, eerstgenoemde met ingang van 6 Augustus 1896. Verleend: Wegen3 ziekte een tweejarig ver lof naar Europa, aan den vice-president van het hoog-gerechtshof van Nedcrl.-Indië jonkheer mr. J. W. A. Von Schmidt auf Altenstadt; wordende hij in verband hiermede met ingang van 7 Sep tember 1898 eervol uit zijn betrekking ontslagen. Bij den waterstaat en 's lands B. O. W. B e n o o m d Tot architect lste kb de wd. arch. 2de kL J. Hillen. Overgeplaatst: Van de res.Cheribonnaar de res. Bantam, ten einde als eerstaanwezend wateretaatsainbtenaar op te treden, de architect lste kl. F. J. F. Martij. Bij de hoogere bnrgorschool te Semarang. Belast: Met do waarneming der betrekking van tijdelijk leeraar: in de wis- en natanrkunde, de militaire apothe ker der 2de klasse M. H. H. Bertrams, met bepa ling, dat hg gedurende den tjjd dozer waarneming bij het leger wordt ge voord .voor memorie"; in de geschiedenis en aardrijkskunde, de onder wijzer der 3de klasse bij het openbaar lager onder wijs voor Europeanen G. Jöbsis. Bij do Staatsspoorwegen op Java. Gedetacheerd: Bij den aanleg der liin Baiayia-Tangerang-Bantam, de klerken van de exploitatie der Westerljjnen Ch. Teerlink en D. A. Blondeau, met aanwijzing van resp. Batavia en Tangerang als standplaats. Bij bet Boschwezen op Java en Madoera. Overgeplaatst: Van het boschdistrict Modjokerto-Pasoeroean naar het boschdistrict Preanger-Regentschappen-Krawang-Bantam, ten einde werkzaam te zrjn onder de bevelen van den houtvester van dat boschdistrict, de adspirant- houtvester J. Ch. Van Schouwenburg. DEPARTEMENT VAN OORLOG. Geplaatst: bij aankomst bjj den gewestelijken en plaatselijken geniedienst in de 2ae militaire afd. op Java te Willem I, do lste Init. der genie van verlof uit Nederland terugverwacht wordende G. F. Stoin- buch. Overgeplaatst: bij do 23sto compagnie (2de comp. vesting) artillerio te Batavia, ae kapitein bij de 4de comp. artillerie (4de bergbatterg) te Kotta-Radja A. Bangert; bij do 4de comp. artillerie (4de bergbatterg te Kotta-Radja) de kapitein bii de 22ste comp. artil lerie (comp. van Atjeh en önderhoorigh. te Kotta- Radja) L. J. Van Deun; bjj de 22ste comp. artillerie (comp. van Atjeh en önderhoorigh. te Kotta-Radja), de kapitein bij het commnndemeot dor artillerie in Atjeh en Önderhoorigh. (adjunct) te Kotta-Radja, G. H. Knaap; als adjunct bij het commandement der artillerie in Atjen en Önderhoorigh. de lste Jmtenant bjj de 22ste comp. artillerie (comp. van Atjeh en Önderhoorigh. te Kotta-Radja) J. J. Van Leeuwen. De zaak Dreyfus c. s. De nieuwe Fransche minister van oorlog, generaal Zurlinden, de gouverneur van Parys, was aanvankelijk niet gezind zyn betrekking te verwissolen met bet ministerambt. Na een gesprek van oen half uur met president Faure en een onderhoud met den minister president, stemde hy echter toe. Op zjjn verlangen werd besloten, dat men hem tjjd zou laten het dossier van het Dreyfus proces door te zien, voordat bjj dit met het proces verbaal der bekentenis van overste Henry aan zjjn ambtgenoot van justitie zou over zenden, die er om gevraagd heeft om te kunnen overwegen of hy de herziening van dit proces bjj bet Hof van Cassatie aanhangig zal maken. Generaal Zurlinden is Elzasser van afkomst; hjj ia te Colmar geboren. Met uitzondering van de chauvinistische ultra's, betuigen alle bladen bun voldoening er over, dat generaal Zurlinden de portefeuille van oorlog heeft aangenomen. De „Figaro" zegt, dat de aan wezigheid van een soldaat aan het hoofd van het departement van oorlog gedurendo het nieuwe Dreyfus-proces de beteekenis heeft, dat het leger do revisio van het proces niet beschouwt als eeu onderneming, waardoor het zich gegriefd zou moeten rskenen. De Matin" waardeert het zeer in den generaal, dat hjj juist onder de tegenwoordige om standigheden het ambt heeft aanvaard, waarin hjj voorsbands slechts doorneD, geen lauweren kan oogsten. In de oordeelvellingen over het besluit van Cavaignac om af te treden, liever dan met zjjn ambtgenooten mee te doen in 't uitlokken der revisie van het Dreyfus-proces, is niets terug te vinden van de hulde, die hem tot voor enkele dagen werd toegezwaaid. Wie hem tot voor enkele dagen toejuichten als redder van het vaderland, oordeelen nu h&t bitterst over hem. Zoo schrjjft Paul De Cassagnac, die nog den morgen vóór de ontmaskering van Henry als falsaris in de „Autorité" in herinnering bracht, dat hjj zich den 7den Juli verheugde den minister van oorlog te kunnen geluk- wenschen over zjjn „verlossende" rede, thans in de „Autorité:" Met looden schoenen sluiten wjj ons aan bjj de herziening van het Dreyfus- proces, en het is het onverstand van den minister van oorlog, dat ons daartoe dwingt. Zjjn fouten hebben ons gestort in een toestand, waaraan geen ontkomen Is. Waarom hield hjj het voor noodig, aan het parlement be wijzen te leveren voor de schuld van Dreyfus Met de bedoeling, de DreyfuR zaak met één slag ten einde te brengen, heeft do regeering haar tot nieuw leven gewekt onder verschrik kelijke omstandigheden. Cavaignac alleen is het, die deze revisie noodig maakt, welke hjj tot eiken prjjs en met recht had wlil9n be letten. Overigens, wanneer de minister de stukken wilde bestudeeren en schiften, waar om heeft bjj dat eerst gedaan nadat hjj ze had medegedeeld, en niet vooraf? Dat was een onbegrjjpeljjko lichtvaardigheid." Ook de „tybre Parole," tot dusver zjjn sterkste steun, verwjjt den heer Cavsignac „onverbeterlijke domheden." Oók van andero zjjden heeft de heer Cavaignac wegens zjjn zonderling aftreden als minister van oorlog vrjjwat moeten hooren, al wordt hjj door Rochefort geprezen als de man, om wien zich alle echte Franschon be- hooren te scharen; maar niemand Jeest hem zoo scherp de les ais de heer. Oppert Van Blowitz in do „Times". Deze had, als veel anderen, den moed verheerlijkt, waar mede de minister zichzelven had gelogenstraft, maar hjj trekt dien lof thans in, welke, zegt hjj, rechtmatig zou zjjn geweest, indien de minister bedoeld had zich ridderljjk te stellen uitsluitend ten dienste van de waarheid. Daar hjj aftreedt, bij)kt dit bet geval niet te zjjn. Men vergete niet, zoo gaat de berichtgever der „Times" voort, dat de minister het gepleegde misdrjjf wel moest openbaar maken, immers generaal Roget en de andere officieren, die de gepleegdo valschheid ontdekten, zouden dit niet hebben kunnen geheim houden, en zoo de minister dit gedaan had, sou hjj Henry's medeplichtige zjjn geworden. Eu nu hjj de herziening weigerde, onder voorwendsel van zjjn overtuiging omtrent Dreytas' schuld, bljjkt bjj eenvoudig iemand te zjjn, die ge daan beeft wat bjj niet laten kon, maar niet als dienaar van waarhei 1 en wet; een eerzuchtige, gehoorzamende aan drjjfveeren, die met recht en wet niets gemeens hebben. Reeds vroeger, als minister van marine, legde hjj evenzoo op het hacheljjkst oogenblik zjjn portefeuille neer, alleen bedacht opeigen trots en eigen oogmerken. Het is thans duide lijk, meent de heer Oppert, dat de heer Cavaig nac de rol beoogt van een civieien Boulanger, van hoofd eener party, waarin de oude Bou- langistische antisemieten en d&revolutionnairen zyn staf zouden vormen. Zeven interpellation zyn nu in het geheel reeds naar aanleiding van Henry's misdryf, enz. aangekondigd. Kenschetsend is die van den afgevaardigde Lazies, die den minister president wenscht te ondervragen over „de medeplichtigheid der Regeering aan hetkom- plot, door het Dreyfus-syndicaat gesmeel, welke medeplichtigheid een waar verraad ia tegen do veiligheid van den Staat." In een onderhoud met een redacteur der „Matin" heeft mevrouw Dreyfus, na hem een stapel vertroostende en temoedigendo trieven en telegrammen uit alle oorden des lands, en der wereld te hebben laten zien, zich als volgt uitgelaten „Dat doet het hart goed, maar het doet mjj toch alles ook pjjnlyk aan, want ik denk aan hem, die daarginds niet weet, dat men zich om hem bekommert en hoop heeft hem een maal, weldra misschien, te redden. Ik heb geen zekere berichten van hem en ben vooral bezorgd over 2yn gezondheid, waarvan hy in zyn Iaatsten brief niet spreekt. Den 25sten Augustus heb ik het laatst tycing van hem gehad. Hy sprak niet over zichzelven, maar over ons. En dan moet ge nog weten, dat ik nooit zjjn brieven zelf ontvang, maar een afschrift, hetwelk de regeering mjj doet toe komen. Is het afschrift nauwkeurig? Is het volledig? Ik weet er niets van. Ik zou hem de laatste gebeurtenissen willen meedoelen, maar Ik weet, dat men myn telegrammen niet door zou laten." Gisteravond liep te Parys het gerucht, dat Dreyfus dood zou zynde minister van koloniën, die alleen zulk een bericht zou kunnen ont vangen hebben, heeft echter bepaald niets gekregen. In de „Petite République" verklaart ook Mathieu Dreyfus, dat hy zeker weet, dat zyn broeder het klimaat te boven is gekomen en zj|n gezondheid verbeterd is. Alleen hoopt hy dat men hem met eenigo voorzichtigheid zyn terugkeer naar Frankryk zal mededeelen, om dat hem dat juist wel eens den dood zou kunnen aandoen. Aan het ministerie van oorlog blyft men overtuigd van Dreyfus' schuld. Dat men die zeer geheime stukken niet wil openbaar maken, is niet uit vrees voor diplomatieke verwikke ling of voor een casus belli, o neenl maar omdat men in het belang van de zekerheid van den staat niet zeggen mag hoe men op het punt van tegen spionnage aan zekere stukken komt. Yoor zooveel men nu weet is er alle kans, dat het biyken zal, altyd als men nu eerlyk te werk gaat, dat veel dier documenten, byv. „de eigenhandige brief van Wilhelm II aan den spion", enz. nog dommer mystificaties zyn dan degeen, die men nu al kent. Volgens de „Matin" zou het onderzoek, sedert do ontdekking van het bedrog van luit. kolonel Honry aan het departement van oorlog ingesteld naar de echtheid der verdere stukken van het dossier-Droyfus, tot de ontdekking hebben geleiI van feiten van strafbaren aard, die door verschillende officieren van den generaien staf zouden gepleegd zyn. De onderstelling schynt dus gewettigd, dat de vorige minister van oorlog Cavaignac van die valschheden kennis droeg, maar uit vrees voor het prestige van dien staf niet verder op de zaak durfde ingaan en zich daarom met band en tand tegen de revisie verzette en liever zyn ambt opofferde dan de waarheid afin het licht te brengen. De tegenwoordig* minister van oorlog, generaal Zurlinden, moet van al die valschheden reeds op de hoogte zjjn De „Aurore" verwacht, in verband met bovenstaande, nog heden de arrestatis Du Paty de Clam, den medeplichtige van Esterhazy, die in dat geval dan xeker ook niet larg meer van zyn vryheid zal grieten. Esterhazy zou gevlucht zjjn. Zjjn liefje heeft echter verklaard san hen, die kwamen informeeren, dat hy wei te Parjjs was, maar onzichtbaar verkoos te blyven. Zeker is om, trent Esterhazy, dat by by den raad van state in booger beroep is gekomen tegen zyn ont slag uit den dienst naar aanleiding van hei door den raad van onderzoek uitgebrachte advies. Volgens het dagblad „les Droits dol'Hommef» is Emile Zola voornemens in het begin van October naar Parys terug te keeren. De advocaat Latori heeft het gerucht tegen* gesproken, dat de ex-luit.-kolonel Picqu-rt aan de justitie zjjn voorloopige invrijheidstelling zou hebben verzocht. Zelfs was hy nog niet zeker of een dergeiyke stap op het oogenblik wel gewenscht was. Monlagtaaefeesten te Amsterdam. Op de terreinen achter het Ryksmuseum, waar de zon brandend heet scheen den ge- heelen morgen, hadden te tien uren de volks- wedstryden plaats. Zy bestonden in wedloopen met hindernissen, mastklimmen, toókruien, boegsprietloopeD, enz. Ds wedstryden waren èn voor mannen èa voor jongens van 1418 jaar. Een vrjj talryk publiek, uit genoodigden bestaande, woonde op tribunes de wedstryden bjj. Ook langs de hekken hadden zich velen opgesteld, 't Was er zeer druk. In het midden van het terrein was een groot grasveld, waar des morgens de volks- wedstrjjden werden gehouden en des middags zich hadden geschaard leien van de gewes telijke afdeelingen van het Nod. Gymnastiek- Verbond en van de Koloniën, om een hulde- betooging aan H. M. de Koningin fce brengen. Te balftwee arriveerden op het feestterrein in drie rjjtuigen de in ons land vertoevende Indische Vorsten, die plaats namen op de voor Hunne Hoogheden bestemde tribune. Een kwartier later kwam onder het daverend ge juich der menigte de koninklijke stori aan. Dadeljjk hieven de twee muziekcorpsen, eerst het eene en daarna het andere, het Wilhel mus aan. Bjj den uitrit van HH. MM. om haiftwee werd namens de leden van het comité van de versiering der Kalverstraat, door de dochtertjes der heeren Scuhmacher, Citroen en Julius Huf aan de Koningin en Koningin- Moe der ieder een ruiker aangeboden, welke door Hare Majesteiten onder de vriendelykste dankbetuiging werden aanvaard en waarbjj do Koningin-Moeder der jongejuffrouw Hof het handje kusto. De stoet was weder schitterend, politie, cavalerie, rytuig der kamerheeren, dan een rytuig met vier paarden, waarin de Koningin naast Hare Koninklyko Moeder. Hare Majesteit droeg een prachtig lichtblauw zyden toilet en hoed met witte veer. Hare Majesteit werd aan den ingang van het paviljoen verwelkomd door jhr. mr. C. H. Backer, voorzitter der centrale feestcommissie, en de jongedames Van EegheD, Kehrer en Romeny boden den Vorstinnen en der Prinses Von Wied bouquetten aan. Toen de Koningin plaats had genomen op den vorsteljjken zetel, werd van het paviljoen de Koninklyke Standaard geheschen. Pas was men gezeten - of rrrrtl daar vlogen 4500 postduiven van verschillende vereeüi- gingen uit het land in de lucht. En de ont- z^giyke zwerm bestreek eenige malen bet terrein, driemalen in 't rond, steeg hooger en booger, en de vogels verdwenen succes- sieveiyk in de wyde, ylo ruimte. Aan dit feest was nl. een postduiven- wed vlucht verbonden, waarvoor de volgende eerepryzen waren uitgeloofd 10 door Z. Exc. den Minister van Oorlog; 20 verguld-zilveren medailles door verschil lende heeren te Amsterdam. 20 diploma's door de Postduiven-Vereeni- giog „Columba". Het voornemen bestond de berichten van aankomst der duiven, die naar het terrain werden geseind, te overhandigen aan H. M. de Koningin, doch ten gevolge van het vroeg- tydig vertrek van H. M. kon daaraan geen gevolg worden gegeven. De uitslag was als volgt: Eerepryzen, uitgeloofd door den minister van oorlog: Verg.-zilv. med. voor de grootste inzending van één vereeniging. Gewonnen door „Co lumba", Amsterdam, met 500 stuks. Zilveren med. voor op één na do grootste inzending van één vereeniging. Gewonnen door „De Sperwer", Amsterdam, met 252stuks. Bronzen med. voor op twee na de grootste inzending van één vereeniging. Gewonnen door „De Snelvlieger", Haarlem, met 167 stuks. Diploma voor op drie na de grojtsto inzen ding van één vereeniging. Gewonnen door „De Zwaluw", Amsterdam, met 160 stuks. Verg. zilv. med. voor de grootste persoon- ïyke inzending: T. Heckman, („Columba", Amsterdam) met 239 stuks. Zilveren med. voor op één na de grootsto persoonlyke inzending: M. C. De Bers („Co lumba", Amsterdam) met 86 stuks. Bronzen med. voor op twee na de grootste persoonlyke inzending: G. A. Hendriks („Sper wer", Amsterdam) met 52 stuks. Diploma voor op drie na d9 grootste peri soonlyke inzending: P. C. Klugt („Sperwer"* Amsterdam) met 50 stuks.

Historische Kranten, Erfgoed Leiden en Omstreken

Leidsch Dagblad | 1898 | | pagina 2