PERSOVERZICHT.
Burgerlijke Stand.
De twee bazuinblazers hadden een dergelijke
kleedlng, doch van laken vervaardigd en zonder
wapens op de schouders van den wapenrok.
Zy droegen een grys-kastoren hoed met vier
veeren, twee gele en twee blauwe.
Aan de bazuinen hangen vaantjes van blauw
laken, waarop aan beide zijden met wol de
Nederlandscbe leeuw is geborduurd.
Op de klingen van de degens der herauten
van wapenen zijn de volgende inscripties
gegraveerd:
Op den degen van baron Rengers t
ReglnaM eCCe QVI pronYncIat VVDhel-
mlnam WelDern Rengers acCInXIt roeLaterL
Amstelodami die Vim Sept.
Op den degen van graaf Van Lynden:
Late slgnlflCaVIt LynDenIVs reglnaM
VViLheLmlnam Uil dVm eXornavi LatVs.
Amstelodami die Vim Sept.
Deze inschriften luiden vertaald
Zie, "Welderen Rengers, die Koningin "Wil-
helmina uitroept, beeft mij omgord.
Amsterdam 6 September.
Wijdom heeft Van Lynden Koningin Wil
li el min a uitgeroepen, terwijl ik zijn zijde sierde.
Amsterdam 6 September.
Aan den lezer om de getallen der hoofdlet
ters bijeen te tellen.
De kostuums waren, vooral die van de
Herauten, prachtig mooi en voldeden ia de
vroolijke zonnestralen zeer.
Langzaam scbreed KoDingin Wilhelminain
den mot hermelijn gevoerden mantel van pur
perrood fluweel over een wit kostuum, waarop
Jo onderscheidingsteekenen van Grootkruis
tan de Militaire Willemsorde waren aange
bracht, een fonkelende kleine kroo 1 met dia
manten op het hoofd, door het met prachtige
Smyrnatapijten belegde middenpad der kerk
en werd naar den troon geleid, waarachter
bet gevolg zich schaarde.
Aan den voet van den troon bovoDden zich
reeds de Indische vorsten, vertegenwoordigers
van het ryk van Insuliodo, Z. H. de Sultan
van Siak, Pangeran Ario Mataram, broedtr
van den Soesoehoenan van Soerakarta, en de
beide zonen van den Sultan van Koetei, weder
om in prachtige gewaden.
Nadat de laatste klanken van het "Wilhelmus
waren weggestorven, heerschte er eenige
oogenblikken een plechtige stilte.
Het was een machtig aangrijpend oogen-
blik. Daar die jonge, litre maagd, ds laatste
der Oranjes, in wie de traditiën van het ge-
heele edele geslacht voortleven, van het ge
slacht, dat goed en bloed en leven voor het
vaderland heeft opgeofferd! Naast Haar de
Konicgin-Moeder. Aan de vostc-n van den troon
de Indische vorsten; achter den troon do leden
van het civiele en militaire Huis der Koningin
eenige regiments-commandanten met de vaan
dels en banieren; rechts de Vorstelijke per-
oonen van aanverwante hoven; links de
diplomaten met hun dames, allen in rijke
kostumes en scboone toiletten; de ministers,
de leden van de Staten-Generaal, vertegen
woordigende het gansche volk, opper-offlcieren
van het leger, vlag-officieron der vloot, allen
in hun met goud en zilver bestikte ambts
gewaden of blinkende uniformen.
Toch rustte het oog slechts op ole éóne,
4ie aller blikken tot zich trok als een fee
uit een tooversprookjo, het middelpunt
vormende van deze schitterende apotheose,
waarop de zonnestralen zoo phantastisch
mooi schitterden, alles hullende in zachten
glans door het licht door het gekleurde glas
van het by Hr. Ms. binnentreden onthulde
gedenkraam. Een verrukkelijk schouwspel
was het, dat voor ieder, die bet voorrecht
had de plechtige inhuldiging by to wonen,
onvergetelijk Z3l zijn voor zijn geheele leven I
Daar klonk het van de lippen van Koningin
Wilhelmina in duidelijke klanken:
„Myno heeren, leden der Staten-Generaal!
„Reeds op jeugdigen leeftijd heeft God mij
door het overlijden van mijn onvergetelijken
Vader tot den Troon geroepen, dien ik onder
het zoo wijze en zegenrijke Regentschap
mijner innig geliefde Moeder beklom. Na de
vervulling van mijn achttiendo levensjaar heb
ik de regeering aanvaard; mijne proclamatie
hoeft dit aan mijn dierbaar volk bekendge»
maakt.
„Thans is de ure gekomen, waarin ik my,
te midden van mijne trouwe Staton-Generaal,
onder aanroeping van Gods Heiligen Naam
zal verbinden aan het NederlanJsche volk, tot
instandhouding van zijn dierbaarste rechten
en vrijheden.
„Zoo bevestig ik heden den hechten band,
die tus&chen mij en mijn volk bestaat, en
wordt het aloude verbond tusschen Nederland
en Oranje opnieuw bezegeld.
„Hoog is mijne roeping, schoon de taak,
die God op mijne schouders gelegd heeft. Ik
ben gelukkig en dankbaar het volk van Neder
land to mogen regeeren, een volk klein in
zielental, doch groot in deugden, krachtig
door aard en karakter.
„Ik acht het een groot voorrecht, dat het
mijn levonstaak en plicht is al mijn krachten
te wijden aan hot welzijn en den bloei van
m\jn dierbaar vaderland. De woorden van
mija beminden Vader maak ik tot de mijne:
„Oranje kan nooit, ja nooit genoeg voor Neder
land doen."
„By de vervulling van mijo taak heb ik
uwe hulp en medewerking noodig, myne heeren,
loden der Volksvertegenwoordiging; ik ben
overtuigd, dat gy my die in ruime mate zult
vcrleenen..
„Liat ons 6amen arbeiden voor het geluk
en den voorspoed van het Nederlandsche
volk. Dat zy ons aller levonsdoell
„God zegene uwen en mynen arbeid, dat
by atrekko tot heil van ons vadorland."
Deze woorden, uit eigen hart geweld, uit
gesproken mot heldere, welluidende stern,
krachtig afgemeten, toch gevoelvol, zoodat zy
tot in de uiterste hoeken duideiyk verstaan
baar waren, maakten een diepen indruk.
Hierop werd door H. M. de by de Grondwet
voorgeschreven eed uitgesproken, waartoe
Hare Majesteit zich van Haar zetel verhief:
„Ik zweer aan het Nederlandsche Volk,
dat ik do Grondwet steeds zal onderhouden
en bandhaven.
„Ik zweer, dat ik de onafhankelijkheid en
het grondgebied des Ryks met al myn ver
mogen zal verdedigen en bewaren; dat ik de
algemeene en byzondere vryheid en de rechten
van alle mijn onderdanen zal beschermen en
tot instandhouding en bevordering van de
algemeene en byzondere welvaart alle midde
len zal aanwenden, welke de wetten te myner
beschikking stellen, zooals een goed Koning
schuldig is te doen.
„Zoo waarlyk helpe my God Almachtig 1"
Ook de eed werd met heldere, duidelijke
stem langzaam uitgesproken. Het oogenblik,
dat H. M. de laatste woorden met krachtige
stem uitsprak, was buitengewoon indruk
wekkend en onvergetelyk.
Alle aanwezigen hoorden staande deze
plechtige gelofte aan. Toen steeg uit de
menigte één groot hoezee op, drie-, viermaal
herhaald.
Daar stond zy die jeugdige Koningin in
haar schitterende omgeving en na de door
haar gesproken slotwoorden:
„zooals een goal Koning schuldig is te
doen".... Kan Wilhelmina iets anders zyn
dan een goed Koning?
Na bet uitspreken van den eed is Zy weer
gaan zitten, en het is alsof zy nog Koninklyker
is dan te voren, nu de eed het zegel gedrukt
heeft op het plechtig verbond tusschen Vorst
en Volk.
De voorzitter der Eerste Kamer, de heer
Van Naamen van Eemnes, pliatst zich ver
volgens links voor den troon om namens de
Staten Generaal, dat is namens het Volk van
Nederland, wederkeeng den eed van trouw
af te loggen en de Vorstin te huldigen:
„Wy ontvangen en huldigen in naam van
het Nederlandsche volk en krachtens do
Grondwet U als Koning; wy zweren, dat wy
Uwe onschendbaarheii en de rechten Uwer
Kroon zullen handhaven; wy zweren alles te
zullen doen, wat goede en getrouwe Staten-
Generaal schuldig zyn te doen.
Zoo waarlijk helpe ons GoJ-Almachtigl"
En hoofd voor hoofd bevestigen de leden
der Staten Generaal den eed, telkens als zyn
naam werd afgeroepen door den griffier.
Nadat H. M. al deze beëedigingen met een
ernstige, maar toch ook blyde uitdrukking op
het gelaat had aangehoord, zwaaide de ouoste
der Koningen van Wapenen zyn schepter en
riep met luider stemme: „Hare Majesteit
Koningin Wilhelmina ls ingehuldigd 1" „Leve
de Koningin!" welke kreet drie malen door
den anderen Wapenkoning werd herhaald,
terwyi alle aanwezigen met geestdrift er mede
instemden.
De Herauten van Wapenen begaven zich
naar buiten, om dien uitroep voor het volk
te herhalen. De bazuinblazers openden den
ban, en onmiddellijk nadat do schetterende
tonen der bazuinen waren verstomd, risp de
oudste Heraut: „Hare Majesteit Wilhelmina
is ingehuldigd!" en daarop riepen beiden
driemaal: „Leve de Koningin!"
Opnieuw ruischten daarna de orgelklanken
door de gewelven en klonk het koper. Statig
klonk de melodie van het „Nun danket Allen
Gott", welk lied daarna door het zangkoor
capella werd herhaald.
Dit is het slot van de plechtigheid. Onder
het spelen van bot orgel en het orkest verlaten
de KoDingin en do Koningin-Moeder do kerk.
De Koningin werd door een commissie uit
de Staten-Generaal uitgeleide gedaan, en on-
middeliyk nadat Zy is heengegaan verliet ook
de Koningin-Moeder de kerk, om langs den
zelfden weg, als by de aankomst, naar het
paleis terug te gaan.
En toen de Koningin-Moeder de kerk verliet,
barstte een luid gejubel los. Een warme, har-
teiyke ovatie werd aan Haar gebracht, uiting
van spontane dankbaarheid.
Langzamerhand wordt de kerk geheel ver
laten en is ook de laatste getuige van de
indrukwekkende plechtigheid heengegaan.
En wederom dondert het kanon en beieren
de klokken. De Koniogin is ingehuldigd!
De commissie, die H. M. in- en uitgeleide
deed, bestond uit de heeren Viruly, Regout,
Melvil van Lynden, Goekoop, Pynappel, Tak
van Poortvliet, Schepel, Lieftinck, Rahusen,
Van Weideren baron Rengers, De Savornin
Lohman, Dono9r, Vermeulen, Seret en Van
Viymen.
Voor zoover van de perstribune was te
zien, waren de leden der beide Kamers allen
aanwezig, met uitzondering van de heeren
Van Kol, Troelstra, Van der Zwaag (reeds
door ons genoemd), dr. Kuyper, die zich in
Amerika bevindt, en de heeren Smits van
Ogen, Van Kerkwyk en Van Delden, allen
wegens ongesteldheid.
De overgroote meerderheid der Kamerleden
droeg het kostuum, voor do Staten Generaal
aangenomen, of de uniform, aan andere door
hen, by leger, marine, Indischen dienst of
diplomatie bekleede ambten en rangen ver
bonden. In het zwart waren alleen verschenen
de heeren: Heldt, Pyttersen,De Klerck,Nolting
en Ketelaar. De heeren Schaepman, dr. Nolens
en dr. Everts waren in priestergewaad, de
laatste met den purperen mantel van kamer:
heer des Pausen omhangen.
Na een woord van harteiyke waardeering to
hebben gericht aan de Koningin-Regentes,
naar aanleiding harer laatste proclamatie,
bespreekt de briefschryver uit de Hofstad in
de Amhemsche Courant den vorm, waarin de
proclamatie is ingekleed. Maar enfin, schryft
hy ten elotte, wy zullen den vorm maar
daar laten en ons over den inhoud verheugen,
welke er de hoofdzaak van uitmaakt. Er is
heel wat roden tot verheuging voor een recht
geaard Nederlander in de groote gebeurtonis
van den dag. Ons land heeft een verjongings
kuur hoog noodig, en die kan het optreden
van een jonge, levenslustige Koniogin aan
het hoofd der Regeering zeer zeker voor ons
worden. Misschien is het toe te schry ven aan
het ten einde loopen van de eeuw want
ook elders is hetzelfde verschynsel waar te
nemeD, maar we worden oud in ons goede
Nederland. In alle openbaringen van ons volks
leven, in kunst, in politiek, in vermaken en
bezigheden ïyden wy aan seniliteit; de „fut"
begint er uit te rakeD, en daarom is de vin-
gerwyzing van de aftredende Regentes op de
grootheid, die ook eon klein volk bereiken kan,
zoo uitermate ter snede gebracht, want we
zyn inderdaad bezig de grootheid te zoeken
daar waar we haar nooit vinden zullen, in
8oldatery en grootdoenery, op het gevaar
van als de aarden pot in de fabel tegen den
steenen reismakker aan stukken te slaan,
terwijl we de moreele grootheid moedwillig
versmyten door ons eeuwigdurend gekibbel en
onderling afbreken. "Wy gaan ten gronde aan
muggeziftery en zwaarmoedigheid, we zyn
bezig om onze warmte en oud-Hollandscbe
vrooiykheid te verliezen.
Moge het aan onze jonge Koningin gegeven
zijn aan Nederland in de nieuwe eeuw, die
we over derdhalf jaar zullen intreden, een
anderen geest in te blazen, een geest van
meer warmte, van meer levenslust en levens
moed, die niet op kleine byzonderheden dood
blyft, maar wil en durft, die doortast, en
geen muggen zift; dan zal het allen welgaan
en ons land, al zyn de omstandigheden en
toestanden zóózeer veranderd, dat ze niet
met vroegere te vergelijken zyn, weder iets
kunnen terugwinnen van zyn oude eere
plaats onder de volkeren, waarvan wy in den
loop dezer negentiende eeuw, langzaam maar
zeker, zyn afgesukkeld. Heelenal op den grond
liggen wy nog niet, we boboeven nog niet
te vroezen, dat we vertreden zullen worden
in het internationaal verkeer, maar wij hebben
ons in den vreedzamen wedloop der natiën
door velen laten voorbysnellen en zoo wy
niet oppassen raken wy geheel en al in de
achterhoede. "We kunnon nu wel rustig aan
den weg blyven zitten om, terwyi de anderen
altyd vooruitstreven, op ons gemak ons geld
te tellen, dat ons in .staat stelt nog langen
lijd van onze renten te leven, maar in waarheid
kan dit geen „loven" genoemd worden. Wy
moeten overeind, de wereld in, den kamp
om het bestaan als vanouds hervatten;
moge de jonge vrouw, die van nu af het
zinnebeeld is van ons volksbestaan, daartoe
het vaderland opwekken en aanvuren.
Uit het Sociaal Weeliblad vermelden wij
de volgende regels:
„Waar heel het land zich opmaakte tot
feestviering by de inhuldiging
onzer Koningin, stemde het verheffend,
dat van zoo verschillende zyden te velde
werd getrokken tegen de beestachtigheden,
die by alle feesteiyke gelegenheden, en dus
ook by Oranjefeesten, door een deel der feest
vierenden de plaats van opgewektheid en
vreugde vervullen. Geruimen tyd geleden
reeds werd door enkele geheelonthouders
verenigingen een manifest uitgevaardigd,
waarby op het nuttelooze en schadeiyke van
drankzwelgeryen in het algemeen, en op het
ongepaste en onwaardige daarvan by een
nationaal feest als het op handen zynde werd
gewezen; zeer onlangs werd door den Vrouwen
bond tot verhooging van het zedeiyk bewust-
zyn een manifest openbaar gemaakt, waarin
er met nadruk op werd gewezen, dat deze
kroningsfeesten al de minst passende gelegen
heid zyn om zich aan liederlyke handelingen
over te geven een waarschuwing, die ook
al niet overbodig is als men leest hoe buurten
als de Zandstraat in Rotterdam yverig ver
sierd worden en dus biykbaar op drukke
dagen en nachten rekenen. Men zou dan ook
dwaas doen zich van deze middelen heel veel
resultaten voor te spiegelon; de genietingen
van het publiek en waarlyk niet alleen
van de laagste klassen, die immers ook de
dubbeltjes-concerten in Arena bezoeken
variëeren in den regel van den lageren tot
den allerlaagsten rang, en het z. g. pretlievend
deel onzer natie kan evenmin feestvieren
zonder losbandigheid als zonder gedrang,
knoeien met entrée-bewyzen en dergeiyke
praktijken. Dit is zoo waar, dat een uitzon
dering altyd sterk treft en een „eervolle
vermelding" krygt.
Doch het is een verschynsel, dat goed doet,
dat een verheffonden indruk maakt, wanneer
men juist in den vooravond van die onver-
kwikkeiyke tooneelen, die het waarlyk schoone
en edele van een nationaal feest ontsiereo,
van allerlei zyden pogingen ziet aanwenden
om door opwekking, door waarschuwing en
door berisping de zwakken voor vallen te
behoeden en het is den socialistischen be-
toogers, die hjpr wel niet alles maar toch
heel veel te zeggen hebben, als een eer aan
te rekenen, dat zy by deze gelegenheid mede
het initiatief namen tot een betooging, die,
al moge zy sommigen onsympathiek zyn en
anderen onverschillig laten, toch zekor onkolon
zal weerhouden van drankmisbruik, en menig
een zal aansporen tot matigheid. Het waren
drankbeBtryders van allerlei slag, die onder
voorzitterschap van prof. Van Rees de groote
zaal van het Paleis van Volksvlyt vulden.
Naast de socialistische predikanten traden een
christeiyk-geheelonthouder-werkman, een lid
van het Kruisverbond (pastoor Ariöns was op
het laatste oogenblik verhinderd), Domela
Nieuwenhuis en Van der Veer op. Hieruit
biykt dus wel, dat althans een deel der be
volking niet alleen zelf zich van drinken zal
onthouden, maar ook de feesten als gelegen
heid tot propaganda hunner denkbeelden zal
gebruiken; ook „blauwe tenten" zullen hier
en daar tot het feestmateriaal behooren."
Het Christelijk Schoolbladonder redactie
van den heer H. J. Emous, te Amsterdam,
8chryft het volgende:
By Koninkiyk besluit van 31 Augustus jl.,
den dag, waarop onze Koninginne de regeering
heeft aanvaard, zyn onder anderen tot ridders
in de orde van Oranje-Nassau benoemd de hee
ren J. P. Schaberg, te 's-Gravenhage,
en H. J. Emous, te Amsterdam.
"Wy zouden by deze mededeeling niets
willen voegen, indien wy geen behoefte hadden
om onze groote blydschap uit te drukken over
de onderscheiding, die onzen beminneiyken en
waardigen Schaberg biermede ton deel gevallen
is. Zyn echt vaderlandsch hart klopt van
ongeveinsde vurige liefde voor Oranje en Neder
land. Na jarenlangen, zwaren arbeid geniet hy
een welverdiende rust, gewaardeerd en geliefd
door allen, die hem kennen. En waar God
dezen vriendelyken gryzen man in zyn hoogen
ouderdom gezegend heeft met een helder
hoofd en een ruim hart en hem onderscheiden
heeft, hem genade en eero schenkende, boven
velen van zyn ouderdom, daar verheugen we
ons, dat onze Koningin zyn trouwe borst
met een eereteeken siert. Deze onderscheiding
eerbiedigen we niet slechts, maar
wy juichen ze van harte, ja met
geestdrift toe.
En voorwaar den tweeden ridder, die met
vreugde zyn ouderen broeder het saluut brengt,
is het een groot voorrecht, dat by onder
zoo waardig geleide den kring der ridders
mag binnentreden.
God zegene den oudsten ridder in onze
VereenigiDg!
Een gevaar voor Nederland! Het
Dagblad voor Den Helder wyst nog eens op
het gevaar voor onze bezitting Curasao.
Nu de Amerikanen toch de Monroeleer meer
en meer op geheel Amerika, niet Noord alleen,
en op streken zelfs buiten Amerika gaan toe
passen, is het blad ook voor onze West-Indi
sche bezitting niet gerust.
Wie maar eenigszins op de hoogte is, weet,
dat een doorgraving van de landengte van
Panama, het in don steek gebleven tweede
groote werk van wyien Ferdinand De Lesseps,
voor ons land van onberekenbare gevolgen
zou zfcjn, omdat dan Curasao, onze West-Indi
sche bezitting, ntzaglyk in waarde zou sty-
gen, daar het juist in do route zou liggen,
door de schopen uit hot nieuwe kanaal te vol
gen. Zelfs wanneer het Panama-Kanaal niet,
maar het reeds dikwyis besproken Nicaragua-
kanaal werd gegraven, in den midden-Ameri*
kaanschen Staat van dien naam, naby de
grens van Costa-Rica, zou Curasao juist in do
route liggen en voor uit den Grooten Oceaan
komende schepen het eerste station in de
Caraïbische Zee zyn.
Het behoeft geen betoog, dat Curasao daar
aan zyn opkomst zou te danken hebben en
dat een ongekend tydperk van bloei zou in
treden, waarvan misschien ook de kleinere
eilanden, welke ons toebehooren Aruba, Klein-
Curasao, Bonaire, Aves of Vogel-eiland, den
weerslag zouden gevoelen.
Door de verovering van Portorico, dat de
Amerikanen volgens de bladon vast besloten
zyn te behouden, zyn zy in de Antillen onze
naburen geworden, want in de onmiddoliyke
nabyheid van genoemd eiland liggen St.-Mar-
tin, Saba en St.-Eustatius, en de ry van do
Boven-de-Windsche eilanden volgende, komt
men aan Suriname, de ry der Beneden-de-
Windsche eilanden volgende aan de groep,
waarvan Curasao het grootste uitmaakt.
Zou het, nu het nog tyd is, niet wenschelyk,
ja noodig zyn, de vraag te stellen: hoe staat
het in Suriname en op Curasao met onze ver
dedigingswerken?
Zoover ons bekend, bestaat de Surinaamsche
troepenmacht uit2 compagnieën infante
rie en een detachement artillerie, alles te
zamen genomen plm. 450 man, inbegrepen staf,
personeel van het artillerie-materiëel, genees
kundige dienst, enz., terwyi een kleine
schoener of een korvet de geheele zeemacht
vertegenwoordigt en twee forten de verdedi
gingswerken vormen. Dat er geen sprake van
kan zyn, dat deze forten aan do tegenwoor
dige eischen, voor verdedigingswerken gesteld,
voldoeD, zal wel geen betoog behoeven.
Wat Curasao aangaat, het is bekend welk
een uitmuntende haven dit eiland bezit, een
haven, welke naar een binnenmeer leidt en
ruim en diep genoeg is om een aanzienlyke
vloot van de zwaarste schepen plaats te ver
schaffen. De ingang van die haven wordt ver
dedigd door vestingwerken van weerszyden,
terwyl zy bestreken wordt door het fort Nassau,
dat op een heuvel gebouwd is.
Een eiland mot zoo'n haven te bezitten,
dicht by het eventueel te graven kanaal, zou
voor de Amerikanen zooveel waard zyn, dat
zy misschien over vele bezwaren van morali
teit zouden heenstappen om zich daarvan te
verzekeren. Voor ons daarentegon is hot zaak
te zorgen, dat wy kunnen behouden wat wy
hebben. Curasao moet naar onze bescheiden
meening in staat gosteld worden met succes
het hoofd te bieden aan „verrassingen", welke
van uit Key-West, misschien spoedig van uit
nog dichter gelegen punten, Portorico by?."
kunnen worden ondernomen. De Zuid-Afri-
kaansche republiek leefd9 in vollen vrede met
Engeland, toen Jameson's inval plaats had.
Iets dergelijks zou door „ondernemende"
Amerikanen in de Antillen beproefd kunnen
worden.
Gr©mengd Nieuws.
Er wordt te Beriyn veel beweging
gemaakt van een schandaal by het eerste
regiment van de ïyfwacbt te Potsdam. Toen
het regiqient onlangs op het scbietterrein te
Döberitz aan het oefenen was, offerden da
jonge officieren den god van het kaartspel,'
vooral drie zeer hartstochtolyk, namelyk Alfred,
erfprins van Koburg-Gotlia, eerste luitenant,
en de tweede luitenants von Götze, een zoon
van den bevelhebber van het zevende leger-
korps, en von der Planitz. De erfprins verloor
60,000 mark, von Götze al zyn geld. Daar
door ontstond twist, want von Götze beschul
digde een medespeler van valsch spelen, waarop
een uitdaging volgde. De bevelhebber van het
regiment, kolonel von Plettenberg, vernaca
van het geval en bracht het aan den Keizer
over. Hy werd op Wilhelmshöhe ontboden
en giog van daar naar Koburg. Het twee
gevecht ging niet door, er werd een raad
van eer benoemd en de zaak liep aldus af:
Von Gótze en von der Planitz kregen een-
voudig hun ontslag, en den dag daarop werd
vóór het regiment de volgende order voot-
gelezen: „Op bevel van den bevelhebber van
de divisie krygt Z. K. H. de erfprins van
Saksen-Koburg Gotha verlof tot 30 September."
Toen de Keizer den 29sten Augustus het
eerste regiment van de ïyfwacht schouwde,
richtte hy tot de officieren een krasse toespraak.
De erfprins is met zyn moeder grootvorst
Sergius in Moskou gaan bezo2ken, en zal na
zyn terugkomst in het ïyfregiment te Darm
stadt worden geplaatst.
Zeldzame eerlijkheid. De echfc-
genoote van den prefect van politie Blanc
verloor dezer dagen haar beurs met 184 fr.
Den volgenden morgen ontving zy die terug:
een buiten betrekking geraakt hospitaalbe-
diende, zekere Dubourg, pas door zyn huis
heer wegens wanbetaling uit zfin woning
gezet, had haar gevonden. Mevr. Blanc gaf
last don man op te sporen, ten einde hem de
geheele som te schenken; maar men heeft
hem niet kunnen vinden.
De Grieksche kolonel Limbritis
te Athene kwam dos nachts, toen hy van.
een bezoek huiswaarts keerde, een beschonken
korporaal tegen, die dreigde hem te zullen
aangr(jpon. De kolonel trok zyn revolver, schoot
den korporaal dool en stelde zich toen ter
beschikking van de militaire justitie.
Broedermoord. Twee gebroeders
Lacheny, werklieden te Parys, haatten elkan
der sedert lang met doodelyken haat
waarom is nog niet gebleken. Zaterdagochtend
vroeg kwamen zy elkander toevallig tegen en
de oudste 6tak den jongeren, gehuwd en vader
van drie kinderen, dood. Hy werd onmiJdel
ïyk in hechtenis genomen.
Wederom een ernstig spoorweg*
ongeluk valt thans te vermeldeD. De sneltrein,
die eiken avond van Londen naar Manchester
gaat en te halfnegen Wellingborough passeert,
is in laatstgenoemd station gederailleerd, met
het noodlottig gevolg, dat zes menschen het
leven verloren, een tiental zwaar en velen
licht gekwotst werden.
Het ongeluk is veroorzaakt door het spelen
van een paar jongens met een kar vol bagage,
die op het perron 8tond. Zy deden dat in
een oogenblik, waarin de vervoerder der kar
een hek moest opensluitende zware kar
ontglipte aan hun handen en gleed op de
rails. Tyd om die tb tjrwyderen was er niet,
want juist kwam de bovengenoemde trein
met een snelheid van 80 K.M. per uur het
station passeeren. Locomotief en tender werden
van de rails geworpen, machinist en stoke»
waren dadelyk dood. De wagens werden ge:
deelteiyk medegesleept, gedoeltelyk in elkaaf
geschoven en men schryft het aan den soliden
bouw dezer sneltreinwagens toe, dat het aantal
verongelukten betrekkelyk zoo gering is.
De wagens begonnen dadelyk vlam to
vatten, doch dit kon zóó spoedig gebluscht
worden, dat niemand door het vuur is om
gekomen.
HAARLEMMERMEER. Bevallen: M Van
Dijk gob. Commandeur D. G. Kauffman geb.
Verheul D. M. Van Staveren geb. Spierings
D. A. Meijer geb. Tops voort D. M. Bier
geb. Smit D. A. Koelman ^eb. Van Zanten Z.—
A. Van Nieuwenhuijzen geb. Spaargaren Z. H-
Van Bentheim geb. Elswijk D. A. Perdaan geb.
Van der Linden D.
Gehuwd: J. Noorman en C. Krijgsman.
Ovorlodon: H. J. Pieters 19m. W.Mienia
41 j. A. Jansen 3 w. W. Schoute 58 j.
J. G. Kop 55 j.
HILLEGOM. Ondertrouwd: J. Vrugt en
P. C. De Jong.
Getrouwd: A. J. De Buyzer en J. H. Tillema.
Bevallen: L. Hellendoorn geb. Bruinenberg
Z. M. Maaskant geb. Berbé D. G. Salmon
geb. Broers D. M. Van Maris geb. Van Berkel
Z. E. G. E. Van der Schoot goh. Roozen D.
O v o r 1 e d enC. Vreeken 2 maanden. M,
J. Van Til, 21 maanden.
NOORD WIJK. Geboren: Jacobus J ohannw
en Johanna Maria Z. en D. van J. Janson en M*
J. E. Haan. Grietje D. van D. A. Luschen eg
A. Barnhoorn- Arie Z. van J. Plug cn C. DO
Bruin. Gerardus Z. van P. Van Dam en A,
Angusèinus. w;,
Overledon: Petrus Augustinus 24 u. wu-
lc«D Van Schie 73 j. wedr. van Fijtje Ruigrok.