PERSOVERZICHT. Burgerlijke Stand. De twee bazuinblazers hadden een dergelijke kleedlng, doch van laken vervaardigd en zonder wapens op de schouders van den wapenrok. Zy droegen een grys-kastoren hoed met vier veeren, twee gele en twee blauwe. Aan de bazuinen hangen vaantjes van blauw laken, waarop aan beide zijden met wol de Nederlandscbe leeuw is geborduurd. Op de klingen van de degens der herauten van wapenen zijn de volgende inscripties gegraveerd: Op den degen van baron Rengers t ReglnaM eCCe QVI pronYncIat VVDhel- mlnam WelDern Rengers acCInXIt roeLaterL Amstelodami die Vim Sept. Op den degen van graaf Van Lynden: Late slgnlflCaVIt LynDenIVs reglnaM VViLheLmlnam Uil dVm eXornavi LatVs. Amstelodami die Vim Sept. Deze inschriften luiden vertaald Zie, "Welderen Rengers, die Koningin "Wil- helmina uitroept, beeft mij omgord. Amsterdam 6 September. Wijdom heeft Van Lynden Koningin Wil li el min a uitgeroepen, terwijl ik zijn zijde sierde. Amsterdam 6 September. Aan den lezer om de getallen der hoofdlet ters bijeen te tellen. De kostuums waren, vooral die van de Herauten, prachtig mooi en voldeden ia de vroolijke zonnestralen zeer. Langzaam scbreed KoDingin Wilhelminain den mot hermelijn gevoerden mantel van pur perrood fluweel over een wit kostuum, waarop Jo onderscheidingsteekenen van Grootkruis tan de Militaire Willemsorde waren aange bracht, een fonkelende kleine kroo 1 met dia manten op het hoofd, door het met prachtige Smyrnatapijten belegde middenpad der kerk en werd naar den troon geleid, waarachter bet gevolg zich schaarde. Aan den voet van den troon bovoDden zich reeds de Indische vorsten, vertegenwoordigers van het ryk van Insuliodo, Z. H. de Sultan van Siak, Pangeran Ario Mataram, broedtr van den Soesoehoenan van Soerakarta, en de beide zonen van den Sultan van Koetei, weder om in prachtige gewaden. Nadat de laatste klanken van het "Wilhelmus waren weggestorven, heerschte er eenige oogenblikken een plechtige stilte. Het was een machtig aangrijpend oogen- blik. Daar die jonge, litre maagd, ds laatste der Oranjes, in wie de traditiën van het ge- heele edele geslacht voortleven, van het ge slacht, dat goed en bloed en leven voor het vaderland heeft opgeofferd! Naast Haar de Konicgin-Moeder. Aan de vostc-n van den troon de Indische vorsten; achter den troon do leden van het civiele en militaire Huis der Koningin eenige regiments-commandanten met de vaan dels en banieren; rechts de Vorstelijke per- oonen van aanverwante hoven; links de diplomaten met hun dames, allen in rijke kostumes en scboone toiletten; de ministers, de leden van de Staten-Generaal, vertegen woordigende het gansche volk, opper-offlcieren van het leger, vlag-officieron der vloot, allen in hun met goud en zilver bestikte ambts gewaden of blinkende uniformen. Toch rustte het oog slechts op ole éóne, 4ie aller blikken tot zich trok als een fee uit een tooversprookjo, het middelpunt vormende van deze schitterende apotheose, waarop de zonnestralen zoo phantastisch mooi schitterden, alles hullende in zachten glans door het licht door het gekleurde glas van het by Hr. Ms. binnentreden onthulde gedenkraam. Een verrukkelijk schouwspel was het, dat voor ieder, die bet voorrecht had de plechtige inhuldiging by to wonen, onvergetelijk Z3l zijn voor zijn geheele leven I Daar klonk het van de lippen van Koningin Wilhelmina in duidelijke klanken: „Myno heeren, leden der Staten-Generaal! „Reeds op jeugdigen leeftijd heeft God mij door het overlijden van mijn onvergetelijken Vader tot den Troon geroepen, dien ik onder het zoo wijze en zegenrijke Regentschap mijner innig geliefde Moeder beklom. Na de vervulling van mijn achttiendo levensjaar heb ik de regeering aanvaard; mijne proclamatie hoeft dit aan mijn dierbaar volk bekendge» maakt. „Thans is de ure gekomen, waarin ik my, te midden van mijne trouwe Staton-Generaal, onder aanroeping van Gods Heiligen Naam zal verbinden aan het NederlanJsche volk, tot instandhouding van zijn dierbaarste rechten en vrijheden. „Zoo bevestig ik heden den hechten band, die tus&chen mij en mijn volk bestaat, en wordt het aloude verbond tusschen Nederland en Oranje opnieuw bezegeld. „Hoog is mijne roeping, schoon de taak, die God op mijne schouders gelegd heeft. Ik ben gelukkig en dankbaar het volk van Neder land to mogen regeeren, een volk klein in zielental, doch groot in deugden, krachtig door aard en karakter. „Ik acht het een groot voorrecht, dat het mijn levonstaak en plicht is al mijn krachten te wijden aan hot welzijn en den bloei van m\jn dierbaar vaderland. De woorden van mija beminden Vader maak ik tot de mijne: „Oranje kan nooit, ja nooit genoeg voor Neder land doen." „By de vervulling van mijo taak heb ik uwe hulp en medewerking noodig, myne heeren, loden der Volksvertegenwoordiging; ik ben overtuigd, dat gy my die in ruime mate zult vcrleenen.. „Liat ons 6amen arbeiden voor het geluk en den voorspoed van het Nederlandsche volk. Dat zy ons aller levonsdoell „God zegene uwen en mynen arbeid, dat by atrekko tot heil van ons vadorland." Deze woorden, uit eigen hart geweld, uit gesproken mot heldere, welluidende stern, krachtig afgemeten, toch gevoelvol, zoodat zy tot in de uiterste hoeken duideiyk verstaan baar waren, maakten een diepen indruk. Hierop werd door H. M. de by de Grondwet voorgeschreven eed uitgesproken, waartoe Hare Majesteit zich van Haar zetel verhief: „Ik zweer aan het Nederlandsche Volk, dat ik do Grondwet steeds zal onderhouden en bandhaven. „Ik zweer, dat ik de onafhankelijkheid en het grondgebied des Ryks met al myn ver mogen zal verdedigen en bewaren; dat ik de algemeene en byzondere vryheid en de rechten van alle mijn onderdanen zal beschermen en tot instandhouding en bevordering van de algemeene en byzondere welvaart alle midde len zal aanwenden, welke de wetten te myner beschikking stellen, zooals een goed Koning schuldig is te doen. „Zoo waarlyk helpe my God Almachtig 1" Ook de eed werd met heldere, duidelijke stem langzaam uitgesproken. Het oogenblik, dat H. M. de laatste woorden met krachtige stem uitsprak, was buitengewoon indruk wekkend en onvergetelyk. Alle aanwezigen hoorden staande deze plechtige gelofte aan. Toen steeg uit de menigte één groot hoezee op, drie-, viermaal herhaald. Daar stond zy die jeugdige Koningin in haar schitterende omgeving en na de door haar gesproken slotwoorden: „zooals een goal Koning schuldig is te doen".... Kan Wilhelmina iets anders zyn dan een goed Koning? Na bet uitspreken van den eed is Zy weer gaan zitten, en het is alsof zy nog Koninklyker is dan te voren, nu de eed het zegel gedrukt heeft op het plechtig verbond tusschen Vorst en Volk. De voorzitter der Eerste Kamer, de heer Van Naamen van Eemnes, pliatst zich ver volgens links voor den troon om namens de Staten Generaal, dat is namens het Volk van Nederland, wederkeeng den eed van trouw af te loggen en de Vorstin te huldigen: „Wy ontvangen en huldigen in naam van het Nederlandsche volk en krachtens do Grondwet U als Koning; wy zweren, dat wy Uwe onschendbaarheii en de rechten Uwer Kroon zullen handhaven; wy zweren alles te zullen doen, wat goede en getrouwe Staten- Generaal schuldig zyn te doen. Zoo waarlijk helpe ons GoJ-Almachtigl" En hoofd voor hoofd bevestigen de leden der Staten Generaal den eed, telkens als zyn naam werd afgeroepen door den griffier. Nadat H. M. al deze beëedigingen met een ernstige, maar toch ook blyde uitdrukking op het gelaat had aangehoord, zwaaide de ouoste der Koningen van Wapenen zyn schepter en riep met luider stemme: „Hare Majesteit Koningin Wilhelmina ls ingehuldigd 1" „Leve de Koningin!" welke kreet drie malen door den anderen Wapenkoning werd herhaald, terwyi alle aanwezigen met geestdrift er mede instemden. De Herauten van Wapenen begaven zich naar buiten, om dien uitroep voor het volk te herhalen. De bazuinblazers openden den ban, en onmiddellijk nadat do schetterende tonen der bazuinen waren verstomd, risp de oudste Heraut: „Hare Majesteit Wilhelmina is ingehuldigd!" en daarop riepen beiden driemaal: „Leve de Koningin!" Opnieuw ruischten daarna de orgelklanken door de gewelven en klonk het koper. Statig klonk de melodie van het „Nun danket Allen Gott", welk lied daarna door het zangkoor capella werd herhaald. Dit is het slot van de plechtigheid. Onder het spelen van bot orgel en het orkest verlaten de KoDingin en do Koningin-Moeder do kerk. De Koningin werd door een commissie uit de Staten-Generaal uitgeleide gedaan, en on- middeliyk nadat Zy is heengegaan verliet ook de Koningin-Moeder de kerk, om langs den zelfden weg, als by de aankomst, naar het paleis terug te gaan. En toen de Koningin-Moeder de kerk verliet, barstte een luid gejubel los. Een warme, har- teiyke ovatie werd aan Haar gebracht, uiting van spontane dankbaarheid. Langzamerhand wordt de kerk geheel ver laten en is ook de laatste getuige van de indrukwekkende plechtigheid heengegaan. En wederom dondert het kanon en beieren de klokken. De Koniogin is ingehuldigd! De commissie, die H. M. in- en uitgeleide deed, bestond uit de heeren Viruly, Regout, Melvil van Lynden, Goekoop, Pynappel, Tak van Poortvliet, Schepel, Lieftinck, Rahusen, Van Weideren baron Rengers, De Savornin Lohman, Dono9r, Vermeulen, Seret en Van Viymen. Voor zoover van de perstribune was te zien, waren de leden der beide Kamers allen aanwezig, met uitzondering van de heeren Van Kol, Troelstra, Van der Zwaag (reeds door ons genoemd), dr. Kuyper, die zich in Amerika bevindt, en de heeren Smits van Ogen, Van Kerkwyk en Van Delden, allen wegens ongesteldheid. De overgroote meerderheid der Kamerleden droeg het kostuum, voor do Staten Generaal aangenomen, of de uniform, aan andere door hen, by leger, marine, Indischen dienst of diplomatie bekleede ambten en rangen ver bonden. In het zwart waren alleen verschenen de heeren: Heldt, Pyttersen,De Klerck,Nolting en Ketelaar. De heeren Schaepman, dr. Nolens en dr. Everts waren in priestergewaad, de laatste met den purperen mantel van kamer: heer des Pausen omhangen. Na een woord van harteiyke waardeering to hebben gericht aan de Koningin-Regentes, naar aanleiding harer laatste proclamatie, bespreekt de briefschryver uit de Hofstad in de Amhemsche Courant den vorm, waarin de proclamatie is ingekleed. Maar enfin, schryft hy ten elotte, wy zullen den vorm maar daar laten en ons over den inhoud verheugen, welke er de hoofdzaak van uitmaakt. Er is heel wat roden tot verheuging voor een recht geaard Nederlander in de groote gebeurtonis van den dag. Ons land heeft een verjongings kuur hoog noodig, en die kan het optreden van een jonge, levenslustige Koniogin aan het hoofd der Regeering zeer zeker voor ons worden. Misschien is het toe te schry ven aan het ten einde loopen van de eeuw want ook elders is hetzelfde verschynsel waar te nemeD, maar we worden oud in ons goede Nederland. In alle openbaringen van ons volks leven, in kunst, in politiek, in vermaken en bezigheden ïyden wy aan seniliteit; de „fut" begint er uit te rakeD, en daarom is de vin- gerwyzing van de aftredende Regentes op de grootheid, die ook eon klein volk bereiken kan, zoo uitermate ter snede gebracht, want we zyn inderdaad bezig de grootheid te zoeken daar waar we haar nooit vinden zullen, in 8oldatery en grootdoenery, op het gevaar van als de aarden pot in de fabel tegen den steenen reismakker aan stukken te slaan, terwijl we de moreele grootheid moedwillig versmyten door ons eeuwigdurend gekibbel en onderling afbreken. "Wy gaan ten gronde aan muggeziftery en zwaarmoedigheid, we zyn bezig om onze warmte en oud-Hollandscbe vrooiykheid te verliezen. Moge het aan onze jonge Koningin gegeven zijn aan Nederland in de nieuwe eeuw, die we over derdhalf jaar zullen intreden, een anderen geest in te blazen, een geest van meer warmte, van meer levenslust en levens moed, die niet op kleine byzonderheden dood blyft, maar wil en durft, die doortast, en geen muggen zift; dan zal het allen welgaan en ons land, al zyn de omstandigheden en toestanden zóózeer veranderd, dat ze niet met vroegere te vergelijken zyn, weder iets kunnen terugwinnen van zyn oude eere plaats onder de volkeren, waarvan wy in den loop dezer negentiende eeuw, langzaam maar zeker, zyn afgesukkeld. Heelenal op den grond liggen wy nog niet, we boboeven nog niet te vroezen, dat we vertreden zullen worden in het internationaal verkeer, maar wij hebben ons in den vreedzamen wedloop der natiën door velen laten voorbysnellen en zoo wy niet oppassen raken wy geheel en al in de achterhoede. "We kunnon nu wel rustig aan den weg blyven zitten om, terwyi de anderen altyd vooruitstreven, op ons gemak ons geld te tellen, dat ons in .staat stelt nog langen lijd van onze renten te leven, maar in waarheid kan dit geen „loven" genoemd worden. Wy moeten overeind, de wereld in, den kamp om het bestaan als vanouds hervatten; moge de jonge vrouw, die van nu af het zinnebeeld is van ons volksbestaan, daartoe het vaderland opwekken en aanvuren. Uit het Sociaal Weeliblad vermelden wij de volgende regels: „Waar heel het land zich opmaakte tot feestviering by de inhuldiging onzer Koningin, stemde het verheffend, dat van zoo verschillende zyden te velde werd getrokken tegen de beestachtigheden, die by alle feesteiyke gelegenheden, en dus ook by Oranjefeesten, door een deel der feest vierenden de plaats van opgewektheid en vreugde vervullen. Geruimen tyd geleden reeds werd door enkele geheelonthouders verenigingen een manifest uitgevaardigd, waarby op het nuttelooze en schadeiyke van drankzwelgeryen in het algemeen, en op het ongepaste en onwaardige daarvan by een nationaal feest als het op handen zynde werd gewezen; zeer onlangs werd door den Vrouwen bond tot verhooging van het zedeiyk bewust- zyn een manifest openbaar gemaakt, waarin er met nadruk op werd gewezen, dat deze kroningsfeesten al de minst passende gelegen heid zyn om zich aan liederlyke handelingen over te geven een waarschuwing, die ook al niet overbodig is als men leest hoe buurten als de Zandstraat in Rotterdam yverig ver sierd worden en dus biykbaar op drukke dagen en nachten rekenen. Men zou dan ook dwaas doen zich van deze middelen heel veel resultaten voor te spiegelon; de genietingen van het publiek en waarlyk niet alleen van de laagste klassen, die immers ook de dubbeltjes-concerten in Arena bezoeken variëeren in den regel van den lageren tot den allerlaagsten rang, en het z. g. pretlievend deel onzer natie kan evenmin feestvieren zonder losbandigheid als zonder gedrang, knoeien met entrée-bewyzen en dergeiyke praktijken. Dit is zoo waar, dat een uitzon dering altyd sterk treft en een „eervolle vermelding" krygt. Doch het is een verschynsel, dat goed doet, dat een verheffonden indruk maakt, wanneer men juist in den vooravond van die onver- kwikkeiyke tooneelen, die het waarlyk schoone en edele van een nationaal feest ontsiereo, van allerlei zyden pogingen ziet aanwenden om door opwekking, door waarschuwing en door berisping de zwakken voor vallen te behoeden en het is den socialistischen be- toogers, die hjpr wel niet alles maar toch heel veel te zeggen hebben, als een eer aan te rekenen, dat zy by deze gelegenheid mede het initiatief namen tot een betooging, die, al moge zy sommigen onsympathiek zyn en anderen onverschillig laten, toch zekor onkolon zal weerhouden van drankmisbruik, en menig een zal aansporen tot matigheid. Het waren drankbeBtryders van allerlei slag, die onder voorzitterschap van prof. Van Rees de groote zaal van het Paleis van Volksvlyt vulden. Naast de socialistische predikanten traden een christeiyk-geheelonthouder-werkman, een lid van het Kruisverbond (pastoor Ariöns was op het laatste oogenblik verhinderd), Domela Nieuwenhuis en Van der Veer op. Hieruit biykt dus wel, dat althans een deel der be volking niet alleen zelf zich van drinken zal onthouden, maar ook de feesten als gelegen heid tot propaganda hunner denkbeelden zal gebruiken; ook „blauwe tenten" zullen hier en daar tot het feestmateriaal behooren." Het Christelijk Schoolbladonder redactie van den heer H. J. Emous, te Amsterdam, 8chryft het volgende: By Koninkiyk besluit van 31 Augustus jl., den dag, waarop onze Koninginne de regeering heeft aanvaard, zyn onder anderen tot ridders in de orde van Oranje-Nassau benoemd de hee ren J. P. Schaberg, te 's-Gravenhage, en H. J. Emous, te Amsterdam. "Wy zouden by deze mededeeling niets willen voegen, indien wy geen behoefte hadden om onze groote blydschap uit te drukken over de onderscheiding, die onzen beminneiyken en waardigen Schaberg biermede ton deel gevallen is. Zyn echt vaderlandsch hart klopt van ongeveinsde vurige liefde voor Oranje en Neder land. Na jarenlangen, zwaren arbeid geniet hy een welverdiende rust, gewaardeerd en geliefd door allen, die hem kennen. En waar God dezen vriendelyken gryzen man in zyn hoogen ouderdom gezegend heeft met een helder hoofd en een ruim hart en hem onderscheiden heeft, hem genade en eero schenkende, boven velen van zyn ouderdom, daar verheugen we ons, dat onze Koningin zyn trouwe borst met een eereteeken siert. Deze onderscheiding eerbiedigen we niet slechts, maar wy juichen ze van harte, ja met geestdrift toe. En voorwaar den tweeden ridder, die met vreugde zyn ouderen broeder het saluut brengt, is het een groot voorrecht, dat by onder zoo waardig geleide den kring der ridders mag binnentreden. God zegene den oudsten ridder in onze VereenigiDg! Een gevaar voor Nederland! Het Dagblad voor Den Helder wyst nog eens op het gevaar voor onze bezitting Curasao. Nu de Amerikanen toch de Monroeleer meer en meer op geheel Amerika, niet Noord alleen, en op streken zelfs buiten Amerika gaan toe passen, is het blad ook voor onze West-Indi sche bezitting niet gerust. Wie maar eenigszins op de hoogte is, weet, dat een doorgraving van de landengte van Panama, het in don steek gebleven tweede groote werk van wyien Ferdinand De Lesseps, voor ons land van onberekenbare gevolgen zou zfcjn, omdat dan Curasao, onze West-Indi sche bezitting, ntzaglyk in waarde zou sty- gen, daar het juist in do route zou liggen, door de schopen uit hot nieuwe kanaal te vol gen. Zelfs wanneer het Panama-Kanaal niet, maar het reeds dikwyis besproken Nicaragua- kanaal werd gegraven, in den midden-Ameri* kaanschen Staat van dien naam, naby de grens van Costa-Rica, zou Curasao juist in do route liggen en voor uit den Grooten Oceaan komende schepen het eerste station in de Caraïbische Zee zyn. Het behoeft geen betoog, dat Curasao daar aan zyn opkomst zou te danken hebben en dat een ongekend tydperk van bloei zou in treden, waarvan misschien ook de kleinere eilanden, welke ons toebehooren Aruba, Klein- Curasao, Bonaire, Aves of Vogel-eiland, den weerslag zouden gevoelen. Door de verovering van Portorico, dat de Amerikanen volgens de bladon vast besloten zyn te behouden, zyn zy in de Antillen onze naburen geworden, want in de onmiddoliyke nabyheid van genoemd eiland liggen St.-Mar- tin, Saba en St.-Eustatius, en de ry van do Boven-de-Windsche eilanden volgende, komt men aan Suriname, de ry der Beneden-de- Windsche eilanden volgende aan de groep, waarvan Curasao het grootste uitmaakt. Zou het, nu het nog tyd is, niet wenschelyk, ja noodig zyn, de vraag te stellen: hoe staat het in Suriname en op Curasao met onze ver dedigingswerken? Zoover ons bekend, bestaat de Surinaamsche troepenmacht uit2 compagnieën infante rie en een detachement artillerie, alles te zamen genomen plm. 450 man, inbegrepen staf, personeel van het artillerie-materiëel, genees kundige dienst, enz., terwyi een kleine schoener of een korvet de geheele zeemacht vertegenwoordigt en twee forten de verdedi gingswerken vormen. Dat er geen sprake van kan zyn, dat deze forten aan do tegenwoor dige eischen, voor verdedigingswerken gesteld, voldoeD, zal wel geen betoog behoeven. Wat Curasao aangaat, het is bekend welk een uitmuntende haven dit eiland bezit, een haven, welke naar een binnenmeer leidt en ruim en diep genoeg is om een aanzienlyke vloot van de zwaarste schepen plaats te ver schaffen. De ingang van die haven wordt ver dedigd door vestingwerken van weerszyden, terwyl zy bestreken wordt door het fort Nassau, dat op een heuvel gebouwd is. Een eiland mot zoo'n haven te bezitten, dicht by het eventueel te graven kanaal, zou voor de Amerikanen zooveel waard zyn, dat zy misschien over vele bezwaren van morali teit zouden heenstappen om zich daarvan te verzekeren. Voor ons daarentegon is hot zaak te zorgen, dat wy kunnen behouden wat wy hebben. Curasao moet naar onze bescheiden meening in staat gosteld worden met succes het hoofd te bieden aan „verrassingen", welke van uit Key-West, misschien spoedig van uit nog dichter gelegen punten, Portorico by?." kunnen worden ondernomen. De Zuid-Afri- kaansche republiek leefd9 in vollen vrede met Engeland, toen Jameson's inval plaats had. Iets dergelijks zou door „ondernemende" Amerikanen in de Antillen beproefd kunnen worden. Gr©mengd Nieuws. Er wordt te Beriyn veel beweging gemaakt van een schandaal by het eerste regiment van de ïyfwacbt te Potsdam. Toen het regiqient onlangs op het scbietterrein te Döberitz aan het oefenen was, offerden da jonge officieren den god van het kaartspel,' vooral drie zeer hartstochtolyk, namelyk Alfred, erfprins van Koburg-Gotlia, eerste luitenant, en de tweede luitenants von Götze, een zoon van den bevelhebber van het zevende leger- korps, en von der Planitz. De erfprins verloor 60,000 mark, von Götze al zyn geld. Daar door ontstond twist, want von Götze beschul digde een medespeler van valsch spelen, waarop een uitdaging volgde. De bevelhebber van het regiment, kolonel von Plettenberg, vernaca van het geval en bracht het aan den Keizer over. Hy werd op Wilhelmshöhe ontboden en giog van daar naar Koburg. Het twee gevecht ging niet door, er werd een raad van eer benoemd en de zaak liep aldus af: Von Gótze en von der Planitz kregen een- voudig hun ontslag, en den dag daarop werd vóór het regiment de volgende order voot- gelezen: „Op bevel van den bevelhebber van de divisie krygt Z. K. H. de erfprins van Saksen-Koburg Gotha verlof tot 30 September." Toen de Keizer den 29sten Augustus het eerste regiment van de ïyfwacht schouwde, richtte hy tot de officieren een krasse toespraak. De erfprins is met zyn moeder grootvorst Sergius in Moskou gaan bezo2ken, en zal na zyn terugkomst in het ïyfregiment te Darm stadt worden geplaatst. Zeldzame eerlijkheid. De echfc- genoote van den prefect van politie Blanc verloor dezer dagen haar beurs met 184 fr. Den volgenden morgen ontving zy die terug: een buiten betrekking geraakt hospitaalbe- diende, zekere Dubourg, pas door zyn huis heer wegens wanbetaling uit zfin woning gezet, had haar gevonden. Mevr. Blanc gaf last don man op te sporen, ten einde hem de geheele som te schenken; maar men heeft hem niet kunnen vinden. De Grieksche kolonel Limbritis te Athene kwam dos nachts, toen hy van. een bezoek huiswaarts keerde, een beschonken korporaal tegen, die dreigde hem te zullen aangr(jpon. De kolonel trok zyn revolver, schoot den korporaal dool en stelde zich toen ter beschikking van de militaire justitie. Broedermoord. Twee gebroeders Lacheny, werklieden te Parys, haatten elkan der sedert lang met doodelyken haat waarom is nog niet gebleken. Zaterdagochtend vroeg kwamen zy elkander toevallig tegen en de oudste 6tak den jongeren, gehuwd en vader van drie kinderen, dood. Hy werd onmiJdel ïyk in hechtenis genomen. Wederom een ernstig spoorweg* ongeluk valt thans te vermeldeD. De sneltrein, die eiken avond van Londen naar Manchester gaat en te halfnegen Wellingborough passeert, is in laatstgenoemd station gederailleerd, met het noodlottig gevolg, dat zes menschen het leven verloren, een tiental zwaar en velen licht gekwotst werden. Het ongeluk is veroorzaakt door het spelen van een paar jongens met een kar vol bagage, die op het perron 8tond. Zy deden dat in een oogenblik, waarin de vervoerder der kar een hek moest opensluitende zware kar ontglipte aan hun handen en gleed op de rails. Tyd om die tb tjrwyderen was er niet, want juist kwam de bovengenoemde trein met een snelheid van 80 K.M. per uur het station passeeren. Locomotief en tender werden van de rails geworpen, machinist en stoke» waren dadelyk dood. De wagens werden ge: deelteiyk medegesleept, gedoeltelyk in elkaaf geschoven en men schryft het aan den soliden bouw dezer sneltreinwagens toe, dat het aantal verongelukten betrekkelyk zoo gering is. De wagens begonnen dadelyk vlam to vatten, doch dit kon zóó spoedig gebluscht worden, dat niemand door het vuur is om gekomen. HAARLEMMERMEER. Bevallen: M Van Dijk gob. Commandeur D. G. Kauffman geb. Verheul D. M. Van Staveren geb. Spierings D. A. Meijer geb. Tops voort D. M. Bier geb. Smit D. A. Koelman ^eb. Van Zanten Z.— A. Van Nieuwenhuijzen geb. Spaargaren Z. H- Van Bentheim geb. Elswijk D. A. Perdaan geb. Van der Linden D. Gehuwd: J. Noorman en C. Krijgsman. Ovorlodon: H. J. Pieters 19m. W.Mienia 41 j. A. Jansen 3 w. W. Schoute 58 j. J. G. Kop 55 j. HILLEGOM. Ondertrouwd: J. Vrugt en P. C. De Jong. Getrouwd: A. J. De Buyzer en J. H. Tillema. Bevallen: L. Hellendoorn geb. Bruinenberg Z. M. Maaskant geb. Berbé D. G. Salmon geb. Broers D. M. Van Maris geb. Van Berkel Z. E. G. E. Van der Schoot goh. Roozen D. O v o r 1 e d enC. Vreeken 2 maanden. M, J. Van Til, 21 maanden. NOORD WIJK. Geboren: Jacobus J ohannw en Johanna Maria Z. en D. van J. Janson en M* J. E. Haan. Grietje D. van D. A. Luschen eg A. Barnhoorn- Arie Z. van J. Plug cn C. DO Bruin. Gerardus Z. van P. Van Dam en A, Angusèinus. w;, Overledon: Petrus Augustinus 24 u. wu- lc«D Van Schie 73 j. wedr. van Fijtje Ruigrok.

Historische Kranten, Erfgoed Leiden en Omstreken

Leidsch Dagblad | 1898 | | pagina 6